Woensdag 80 Augustus 1916. 81st*. Jaargang W\ 2211. voor de Znidhollaiidsclie en Zeeuwselie Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN. 31 Augustus, 1880-1916, U8T DË PERS. Deze Courant verschgnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden ff. p. p. 50 Gent by vooruitbetaling, Buitenland by vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDUK. Advertentiën 10 Gent per regel en s/s maal. Reclames SO per regel. Boekaankondiging 5 Gent per regel en */s maal, Dienstaanrragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatsing. fSrsoto letters en vignetten worden berekend naar de plaatsrnimte die gij beslaan. Advertentiën worden ingewaaht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nut. Aflle slakken voor de MedseSJe besüeeici, Advertentlën en verdere Administratie franco toe te zeaideii aan den tJityever. Bïïö-EvnB •STelef®®» Interesnaai. Mo. S. Koningin bij de gratie Gods. Er is maar éen Souvereine Maclit in hemel en op aarde. Zij is die van God den HeereSouverein over Staat, Maat schappij en Kerk. Hij is de eenige Op perhoogheid, boven Wien niemand is, uit Wien alle creatuur levensbestaan heeft, door Wien alle schepsel zich be weegt en leeft, en tot Wien alle 't ge schapene zijn denken, willen en hande len richten moet. Aan menschen heeft die alleen Sou vereine God ambten gegeven. Die gaf Hij vóór den zondeval en die gaf Hij daarna. Vóór Edens droeve toestand intrad, was Adam, zoo goed als Eva èu profeet èn priester èn koning maar de ver houding tot den Hoogsten Souverein was een andere dan na den Zondeval. Adam kon Koning, in 't Paradijs Ko ning zijn, omdat hij een goed profeet en een goed priester was, die Zijnen God als profeet recht kendedie Zijnen God als priester van harte liefhad en telken oogenblik in zijn gedachte, wil woord en daad aan zijn God offeran den van lof en dank toebracht zich hem wijdde met al zijn gaven en weel derige Paradijstalenten. En omdat nu Adam zoo'n ware profeet was en geen valsche! zoo'n reine priester was en geen onreinedaarom ook mocht en kon hij, waar hoofd en hart in orde waren, tevens koning zijn, die heersch- te onder God over 't geschapene Zijner handen. I En wel is de Zonde tusschenbeide getreden, maar nog heeft een meusch een hoofd en een hart en een arbeid naar buiten; en daarom is eenmensch nu nog profeet, nog priester nog ko ning. Die ambten verliest hij nooit. Die ambten blijven in den hemel, want Jo hannes zag op Patmos (Openb. 4 4) rondom den troon vierentwintig tronen en daarop de vierentwintig ouderlingen met gouden kronen op hunne hoofden vertegenwoordigende de uitverkorenen des Ouden en des Nieuwen Testaments en hij hoorde die 24 ouderlingen zingen (Op. 5:9): »Gij, o Lamhebt ons onzen God gemaakt tot Koningen en prieste- ren en wij zullen als koningen heer- schen op aarde. Nog is ieder mensch een koning, maar door de zonde staat hij onder een hoo- ger Koning en deze weer onder den Hoogsten Souverein. Zoodan uit den souvereinen God vloeien de ambten voort. Ook 't Koningschap onder de menschen, zooals 't zich na den val openbaarde als instrument om een volk te regeeren. Want al is ieder mensch nog koning hij is een koning met een zondig hart en met een zon dige daad. En om die stoutigheden van den mensch-koning tegen te gaan, en ze te straffen, om zoo 't uitbrekend kwaad van die millioenen koninkjes te temperen, daarom schonk God in zijn algemeene goedertierendheid aan alle Landen, waar die koninkjes zich ge vestigd hebben een Hoofd, dat wij in Nederland Onze Koningin Wilhelmina noemen. Zij is onze Koningin om onzer zon den wil. Waren er geen zonden, Zij was er ook niet. Ja, ze zou dan als ieder mensch een Koning zijn met macht maar ze was 't niet over 6 millioen inwoners. En zij is er om te volbrengen, wat onze Geloofsbelijdenis zegt in art. 36 Wij gelooven, dat onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid des meueebeUjken geslachts, Koningm, Prinsen en Overheden verordend heeft willende dal de wereld geregeerd worde door wetten en politie opdat de on- gebondenheid der menschen bedwongen worde en het alles met goede ordinan tie toega. Tot dat einde heeft Hij de Overheid het zwaard in handen gege ven tot straffe der boozen en bescher ming der vromen dat wij een gerust en stil leven leiden in alle godzalig heid en eerbaarheid. Maar wij van onze zijde zijn verplicht ons den Overheden te onderwer pen, schattingen te betalen, hun eer en eerbied toe te dragen en hun ge hoorzaam te zijn in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord. -y- Zóó denkt de Antirevolutionair, als 31 Augs. nadert. Dan verjaart er niet alleen een Hooge Vrouwniet alleen een Beschermvrouwe van Stichtingen! niet alleen een milde Geefster aan armen en gebrekkigen niet alleen een moeder van een jeugdig zaad. Maar dan ver jaart een Koningin. Bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden. Bij Zijn ge nade Ons gegeven, opdat we een stil en gerust leven leiden zouden. En voor haar smeeken we dan ook wijsheid om ons dat geruste leven te kunnen geven. Spare Hij Haar nog vele jaren met haar man en kind en moe der, en late de eenmaal uitgesproken woorden door een harer Vaderen, ook steeds de Hare zijn Een Oranje kan nooit te veel voor zijn volk doen. En in dezen oorlogstijd vinde ook Zij den troost bij hem, van Wien eenmaal de Vader des Vaderlands sprak :'k heb met den Heer der Heeren een vast ver bond gemaakt. Schoolkwestie te Oostvoorne. Biijüciiü de Ploeg, socialistisch orgaan op Voorne en Putten is er te Oostvoorne schoolkwestie gerezen over de benoeming van een nieuw hoofd. Tal van adressanten willen een Hoofd met akte Fratsenmaar de Burgemeester en de Raad schijnen de eerste onderwijzer te begeeren tot hoofd, evenals de Schoolopziener. Deze eerste on derwijzer heeft geen acte Fransch. Maar de Burgemeester en de Schoolopziener zagen daar geen beswaar in, omdat er onderwij zers genoeg sijn met acte Fransch. Al heeft dus 't Hoofd die acte niet, dat vermindert gansch niet 't peil der school: zoo redeneeren Burgemeester, Schoolopzie ner en Raadsleden. Tegen deze beschouwing komt een schrij ver in de Ploeg op. Een strijd tusschen Adressanten en de Overheid met den School opziener. We zouden den toestand beter moeten kennen om een volledig oordeel te vellen, maar ons dunkt, gelezen de argumenten van De Pioeg, dat 't ongelijk niet aan de zijde des Burgemeesters is. Als er aan die Op. School een onderwijzer wordt benoemd met hoofdacte en acte Fransch, wat staat dan de benoeming van den eersten onderwijzer tot Hoofd in den weg? De Ploeg zegt: die eerste onderwijzer is onbekwaam; als hij hoofd wordt, daalt 't peil van 't onderwijs. Maar waarom wilde Schoolopziener dan dien man tot hoofd doen benoemen Is de Schoolopz ener, dan zoo'n tobber dat hij ook een tobber tot hoofd aan beveelt? Het wil er bij ons niet in. De Ploeg is dunkt ons te zwatttillend in doze zaak. Raadsverkiezing te Hetlevoetsluis. Door 't vertrek van den heer v. d. Bo- venkamp is er een vacature in den Raad. Waar deze overwegend Links is, zal de An- tirev. partij zeer zeker geen poging onbe proefd laten om naar een Raadszetel te dingen. We hopen zeer spoedig te hooren hoe actief de Autirev. Kiesv. optreedt, met welken candidaat ze uitkomt en hoegroote of zwakke hoop ze heeft op viotorie. Wat? Een Antirevolutionaire.Kievereenig'ngwerkt te harder, naarmate de kans op niet winnen grooter is. Ook in den Raad van Hellevoet meet 't Aotirev. beginsel worden beladen. De S.D.AP heeft er den heer Schlosser eenmaal gebracht; en de ijver van die men schen moet ons ten voorbeeld zijn. 't I3 onze plicht om bij elke vacature zoo flink te werken als kan. Daarom! mannen van Helvoet: op je post! en flink aangepakt Aan Ds. IJzerman te Geervliet. Do. E.lsL,d.iabocla wordt gedrukt en uit gegeven bij M. J Witte te Rotterdam. Deze man geeft ook uit >de Hoekscha Waard* aa dit blad is een overdruk van de Eilan- landenbode met een bijblad. Zie nu toch eens, wat schandaal! wat profanie Ia de Eilandenbode is 't le artikel een meditatieeen tekstverklaring.over Ps. 40 9a. Ik heb lust, o mijn God, om uw wel behagen te doen; door J. IJ. te G. J. IJ. te G. zal wel sijn ds. Johannis IJzerman te Geervliet. In de Hoeksche Waard staat die tekst verklaring ook over »dien lust van David om Gods welbehagen te doen", en dan in 't bijblad: 1 Advt, over Geheime ziekte, ongere geldheden en vertraging in ieder gestel. Ook per brief te bespreken. 1 Advt. over idem en een prijscourant a 10 cent. 1 Advt. over Mej. A. H. planeetkun- dige, geeft raad in duistere zaken, spi ritisme, ongeregeldheden en vertraging in ieder gestel. 1 Advt. over Mej. B., werkt als pla- neetkundige, geeft raad in duistere zaken, spiritisme en afgebroken liefde, ziekte enz. Per brief. 1 Advt. Mevr. A. in hygiënische arti kelen. 1 Advt. Mej. L. aan 't geëerd publiek van Nieuw- en Oud-Beierland', grootste en allergunstigst bekend staande helder ziende juffrouw. 1 Advt. »Voor de vrouw". Hygiënische artikelen. Da. IJzerman? Vioekt u uw tekst niet met dese 7 adver tenties die ia éénzelfde nommer staan. U, dommee weet 't misschien niet eens, hoe op zoo'n wijs Uw tekst ten hoon en spot en ter profanie wordt. Ik heb lust o Godom uw welbehagen te doen. En daar staan de dames van Rot terdam. Voor u. In al dat welbehagen doen als planeetleester en met hygiënische arti kelen. Ds. IJzerman, weet u dit? U gruwt er self van, niet waar? Ons yolk. Wij eindigden ons vorig overzicht, dat we niet eer gerust kunnen zijn, voor in ons leger komt de geest van Gustaaf Wasa en de Redder van Zweden, en van Cromwel, wiens rondkoppen „in plaats van te brassen en te spelen, baden; in plaats van woeste en on tuchtige soldatenliederen psalmen aanhieven die zich als strijders Gods beschouwden en er hun hoogste eere in stelden tot behoud van 't protestantisme zich zware ontberingen op te leggen." Maar ook ons volk, dat onder de kleine staten nog altoos de eerste plaats inneemt, dank zij onze ligging, ons roemrijk verleden, onze koloniën, onze trek tot zelfstandigheid en huiselijkheid en niet 't minst de kracht van 't Calvinisme, ook ons volk mag zich- zelven wel eens herzien in zulke ernstige dagen, als we thans beleven. In een artikel over „Religie en Cultuur" geeft de Standaard ons behartigenswaardige wenken. Vooraf geeft ze een toelichting, waarom ze de beide vreemde woorden be zigt en niet de woordengodsdienst en be schaving Zeer zeker beide woorden van vreemde herkomst, maar het min verheffende feit ligt er dan ook toe, dat de inniger opvatting van ons leven voor God ons niet van onze eigen voorouders, maar vooral uit Genève, en later van de Réfugiés, is toegekomenzelfs zou men beste zeggen kunnen van de Reveil. En „Van beschaving te gewagen, waar geduld werd op vooruitgang van onze men- schelijke samenleving, was een zoo jammer lijk oppervlakkige manier van de zaak te bezien en deed zoo droef gevoelen, hoe er de practijk van de heeren tegenover die van het volk in verheerlijkt werd, dat we aan dit aristocratisch uitdenksel allengs het burger recht ontnemen moesten. Beschaving wees op afgezaagd natuurhout, waar de oneffen heden af moesten. Cultuur daarentegen op nog levend hout, dat uit zijn wortel opwies." Godsdienst is een woord, dat öf enkel for meel op den liturgischen dienst öf wettisch op het leven naar de wet doelt, en brengt niet het intiemer saamleven met onzen God tot uitdrukking iets wat het woord Religie juist wel doet. Wie dieper leeft en dieper ziet, geeft aan het Fransche woord Religie boven Gods dienst en aan het Duitsche woord Cultuur boven Beschaving de voorkeur! En aan deze woorden hebben we juist be hoefte om te kunnen toetsen de stemming, waarin 't volk gedurende deze ernstige dagen verkeert. Van beide zijden toch wordt tegenover den Oorlog 't heil gezocht in wat het in nerlijk wezen van het volk sterken kan, en die innerlijke sterking kan niet anders gezocht dan öf in een inniger gemeenschap met den Heilige, of in een krachtiger uit komen van wat er edels schuilt in onze menschelijke natuur. Het steunen op de Cultuur is ongenoeg zaam alleen een teruggaan op de Religie kan doel treffen. In den loop der historie is, iii rijk na rijk, gedurig een eigen en telkens weer een andere cultuur opgekomen, de eene cultuur na de andere zonk weer in en schoot te kort en ook in de cultuur die thans den toon aangeeft, zijn de voortee kenen van inzinking en uitslijting reeds voor het grijpen. Dc Cultuur is niet een doorgaande vorm van menschelijke ont wikkeling, maar een steeds varieerende (afwisselende-veranderende) gestalte van 't zich verheffend menschelijk saamleven. Dit wordt vervolgens uit de geschiedenis bewezen. De jongste opgravingen bij Tigris en Eufraat, en hooger op, brengen steeds meer aan 't licht, hoe rijk de Cultuur was, die eens in Assyrië en Babyion bloeide. Daarna brengt de historie ons het rijke verhaal van wat gebloeid heeft in Indië en Perzië. En zelfs China, en het vroeger heidensche Ame rika, boeit door wat van de nu onderge gane Cultuur in alle deze streken ter on zer kennisse kwam. En ook voorzoover men met deze Aziatische en Amerikaansche Cultuur .minder bekend is, bezit toch schier een ieder er heugenis van, hoe oudtijds in Griekenland een Cultuur opbloeide, die ons nog verbaast, en vooral hoe, door de Griek- sche cultuur gesteund, in het Romeinsche Keizerrijk drie eeuwen lang een Cultuur geschitterd heeft, waarvan Pompeji's bouw vallen nu nog het schaduwbeeld te aan schouwen geven. Toch is ten slotte zelfs die hoogstaande Grieksche en Romeinsche Cultuur bijna geheel in verwoesting on dergegaan. De Volksverhuizing gaf er den doodsteek aan. Daarop volgde de ontwik keling van hooge geestelijke kracht in de de Cultuur der Middeleeuwen. En bleek deze al spoedig te eenzijdig te zijn, in de 16e eeuw ging heel Europa van uit dit eng hartige in de breeder ontplooiing over, en zoo voltooide zich allengs de Cultuur, waar we nog steeds in roemden, tot thans al meer ook deze Cultuur verbleekt in haar gelaat, en teekenen van inzinkingen verval begint te vertoonen, die ernstige bezorgheid wek ten voor wat ons te wachten staat, vooral nu Azië weer naar voren dringt. Dit nu levert ons het bewijs, dat de Cul tuur, hoe hoog ook te waardeeren, nooit de leidende macht in den steeds voortgaanden loop van het leven der volken kan zijn. De Cultuur wortelt daarvoor te weinig diep, kleeft te veel aan den uitwendigen vorm en dringt in het innerlijk van ons menschelijk zielsbestaan te weinig. De Cultuur verrijkt, ze verzoet en ze siert het leven, maar ze sterkt ons het levensbloed niet, waardoor de klop van ons menschelijk hart beheerscht wordt. Al dat vastklampen van de edele, hooge Cultuur geeft niet, wantzoo vervolgt de St De Wortel van het leven der mensch- heid (en ook van ieder mensch) ligt die per. Ons innerlijk besef moet teruggaan op Hem, die ons beide èn het leven èn de Cultuur in dat leven geschonken heeft. Vandaar dat ook nu de Cultuur verlegen staat, en alleen de Religie ons redden en verrijken kan. En is er terugkeer tot de Religie, gedu rende den nog steeds voortwoekerenden oor log merkbaar? Is er inkeer? Om deze vraag te beantwoorden zegt ze moet de bevolking van alle land in 4 soorten onderscheiden worden. In de eerste plaats zijn er waarachtig geloovi- gen, zij 't al kerkelijk verschillend ingedeeld. In de tweede plaats heeft men te reke nen met hen, die, dank zij de gemeene gratie zeker algemeen overgeleverd geloof aanhielden, met name inzake Gods voor zienig bestel en zeker daarmee aamhangen- de tradities. In de derde plaats vindt men een klasse, die zich bij voorkeur als mo dern aandient, en met alle traditie brak, meest subjectief aangelegd is en op wijs gierige declaratiën drijft. En eindelijk zijn er koelbloedig onverschilligen, die diep voor Mammon knielen en steeds azen op zin genot, dat Mammon uitdeelt. Deze laatste klasse blijft uiteraard buiten beschouwing. Waarvan geestelijke aandoening sprake is, telt de aanbidder van Mammon, de zoeker van het zingenot, dc volbloed materialist niet mede. Bij de drie cerstgenoeniden daarentegen d.i. bij de waarachtig geloovigen, bij de ge woonweg godsdienstige lieden, en bij de modernen, komt daarom van terugkeer, van inkeer sprake, omdat alle drie wel door een religieuze gedachte worden geleid, maar in de praktijk in het volgen van die gedachte te kort schieten en dit zeiven erkennen. Dit toont de St. dan aan, door te wijzen op het geen bij deze menschen plaats heeft in hoog ernstige toestanden van hun persoon lijk. huiselijk of nationaal leven; in dagen van cholera-epidemiën, 1846 en 1866. Iets hiervan nu is ook in Augustus 1914 over heel Europa, en zoo ook ten onzent gezien. Van geloovige zijde schreef men aanstonds uren des gebeds uit. De practi- caal godsdienstigen gingen op eens weer ter kerk. En dc modernen sloegen een ern- stlgen blik op wat ze gebeuren zagen. Er was in alle drie deze kringen zekere geeste lijke verheffing, een waarneembare verhoo ging van tevensernst, een meer aanbiddend vragen naar Hem, in wiens hand onze adem is. De duur der dagen bracht echter al spoe dig merkelijk onderscheid tusschen deze dïic categorieën. Nog geen half jaar waren wc aan dc ootlogsgeruchlen gewend, of de aandacht der modernen was weer ge heel afgeleid naar de maatschappelijke en internationale vraagstukken die om oplos sing vroegen, en de dieper religieuse toon, die een oogenblik ook bij hen te beluiste ren was geweest, klonk weer heel als van ouds. En evenzoo ging het met volgers der Gemeene Gratie. Al spoedig gewenden ook dezen zich aan den oorlogstoestand en keerden tot haar gewone levensmanie ren terug. En de eenige kring, waarin 't gebed en de aanbidding aanhield, was, zoo hier te lande als elders, de groep der bezielde ge leiders. In dien kring gevoelde men wat kon te gebeuren staan, en onderging er de bewerking van in zijn gemoed. Zelf kan gezegd, dat toen nu pas bij den oorlog de watersnood kwam, eerst hier, en toen in Indië, deze ernstige stemming nog verdiept werd. Zelfs zeker voorgevoel van de vol einding en van Jezus wederkomst bleef velen niet vreemd. De weergaloos ernstige toestand, waarin Europa verkeert, heeft slechts even en voor een oogenblik de geesten voor God ont roerd en tot Hooger opgeleid. Spel en dans ging weer even onbesuisd door als vroeger. Wat bij Carré, onder officiersleiding, aan onze soldaten te zien en te hooren werd gegeven, was een schande. De schouwburg gaf weer stukken van het laagste kaliber. Op meetings en bij lezingen hoorde men weer stellingen bepleiten, die even rechtstreeks als voor heen tegen den Almachtige ingingen. Op sociëteiten en in herbergen werd het weder het onbehaaglijk gekeuvel en de laaghar tige spot van weleer. De Pers bleef bij het gebeuren der dingen, en vroeg ntet naar hooger bedoelen. Juist in dezer dagen ging de klink van den eed af. Over het onge huwd samenleven van man en vrouw voerde zelf Mr. Van Houten een betoog, dat op een pleidooi geleek. Kortom, uit al breeder kring verdween al spoedig de indruk van ernst, die in Augustus 1914 een oogenblik de geesten aangreep. En zonder overdrij ving mag gezegd, dat van een terugkeer tot de Religie, een inkeer, die in deze burgerlijke samenleving het ideaal weer over de vaak zoo onheilige werkelijkheid deed zegevieren, al spoedig geen sprake meer bleek te zijn. En dan eindigd het artikel met dit ern stige slot: Zooveel ziet men voor oogen dat 't bleef en blijven zal, zooals 't was in de dagen toen de zondvloed kwam. Bij de nadering ook van dien vloed, zou men gezegd heb*

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1916 | | pagina 1