Zaterdag 5 Augustus 1916. 318le Jaargang N°. 2204. voor de Znidliollaudsclie en Keeuwsebe Eilanden. Tweede Blad. li® Oorlog:. 2 Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES Twee Bladen. jW„ BOEKHOVEN, OFFICIÉÉL GEDEELTE. BUITENLAND. Reclames Mededeelingen. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag m Saterdag. Abonnementsprijs per dri© saaanden 6?. p. g. SO Geai bij vooruitbetaling, Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDÏJK. Mvertentiën 10 Cleat per regel en */s per regel, maal. Beelamen Boekaankondiging 5 Cent por regel en */s maal, Bienataanvragea en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing, üroote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraiiate die zij beslaan. Adverteatiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nnr. Alle stnfcken v©®r «Se Mftedaetfe bestemd, Adverteiatlësi eis verdere Admli|lstratle franc® toe te zeilden aan den tJItgever. Dit nnmmer bestaat uit UETG1YB® feSefac® MereouB. Me. 8. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sommelsdijk doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van 21 Juli 1916 is vastgesteld de volgende verordening VERORDENING tot wijziging van de m artikelen 70 en 72 der politie-veror- s'&' dening voor de gemeente Sommels dijk, vastgesteld op 25 September 1903 en gewijzigd bij de verorde ningen van 24 Juli 1911 en 17 Fe bruari 1916. Artikel 1. 1. Artikel 70, 3e lid wordt gelezen als volgt „Wanneer en voor zoover Burgemeester en Wethouders zulks bevelen moeten des Vrij dags 's voormiddags van 9—12 uur de klin kerstraten en goten voor de woningen aan de Voorstraat tot en met den Enkelen en Dubbelen Ring, door de bewoners worden geschrobt en gereinigd, terwijl dit Zaterdags 's voormiddags op den Oost- en Westdijken andere straten der gemeente behoort te ge schieden, alles met dien verstande, dat daar waar overburen zijn, door ieder slechts de helft der straat behoeft te worden geschrobt en gereinigd. Indien-en voor zoover bedoelde straten en goten op genoemde dagen niet worden geschrobt en gereinigd, behooren de de straten en goten op die dagen en uren te worden geveegd." 2. Art. 72 wordt gelezen als volgt „De in artikel 70 genoemde personen zijn verplicht te zorgen dal geen vuil water of andere onreinheid van hunne gebouwen of erven loopt op de straten of wegen der ge meente, terwijl het hun verboden is destra- ten te schrobben en te reinigen op andere dagen en uren, dan in of krachtens deze ver ordening bepaald." Art. 2. V e verordening treedt in werking onmid- del .jk na hare afkondiging. Z j:-.de deze verordening aan de Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van den 23/27 Juli 1916, B n°. 775 (2e A d.) G. S. n°. 61, in afschrift medege- dee! F.n is. hiervan afkondiging geschied, waar hei behoort, den 2 Augustus 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd: J. TIMMERMAN Mz., Lo.-Burgemeester. Iz. GEELHOED, Secretaris. DE TOESTAND. Zooals we reeds enkele weken veronder stelden, zij het dan dat we die niet uitspra ken, is het zoo roemrijk begonnen offensief der geallieerden, tot nogtoe op een jammer lijk fiasco uitgetoopen. Op geen enkel punt geschokt, noemde het een Duitsch overzicht der liniën in 't Westen „Wel is waar hebben onze vijanden op een frontbreedte van ongeveer 28 K.M. een in deuking van het Duitsche front ter diepte van gemiddeld 4 K.M. bereikt, maar zij zullen na de ervaringen van 20, 22, 24 en 30 Juli zelf niet willen beweren dat de Duitsche linie daarom op eenig punt ook maar geschokt is. Het gezamentlijke verlies van onze tegen standers zal dus (zegt dit bericht verder) on geveer 350,000 bedragen, terwijl onze verlie zen, hoe betreurenswaardig ook wat de offers betreft, hiermede in 't geheel niet te •velrge- lijken zijn, Daarbij hebben wij tengevolge van het langzaam voortschrijden van het of- «enaief voldoende tijd gehad, achter onze te genwoordige voorste linies, weder stellingen aan te leggen, die wij tevoren verloren had den. Ook tot op heden valt van het Somme ge bied, niettegenstaande zware bloedige ge vechten niets bijzonders te vermelden. Alleen bij Verdun valt weer een succesje der Duitschers te boeken. Van Berlijn werd heden gemeld, nadat Parijs er reeds op had voorbereid „Rechts van de Maas maakten wij ten W. en ten N.W. van het werk Thiaumont vor deringen. Wij namen het vooruitspringende gedeelte van den berg ten N.O. van het fort Souville en duwden den vijand aanmerkelijk terug in het bergwoud en in het boschje van Lauffée. Aan ongekwetste gevangenen zijn 19 officieren en 923 man binnengebracht, 14 machinegeweren zijn geborgen." 't Lijdt dus tot op heden geen twijfel dat de Duitschers zonder van Verdun zijn troe pen af te nemen, over voldoende reserve beschikt om tot op heden de Britsche armee te bedwingen. Van het Oostfront heeft Duitschland ook geen troepen genomen, dat blijkt uit meer dan een feit. Het is de Duitscher óók daar gelukt den Russen tot staan te brengen en de doorbraak te stoppen. Zij zeg gen zelf, dat het hen gelukt is een stelling in te nemen, die „in de bocht van den Stochol loopt. Dat wil zeggen, dat het front nu een rechte lijn maakt met genoemde rivier en alleen in de bochten is geweken. Zij hebben ook de Oostenrijkers gered en in tegenaanvallen bijna 4000 gevangenen ge maakt. Een der Engelsche oorlogscorresp. schrijft „De Duitschers houden hardnekkig stand, maar er is reden om aan te nemen dat men 't met een achterhoede gevecht te doen heeft, daar de waarnemers in ballons melden dat de weg naar Kowel zwart ziet van de terug trekkende soldaten. Het land is hier zoo vlak als een pannekoek en de Stochod stroomt langzaam en spreidt zich uit door bedden van waterlelies. De moeilijkheden voor den opmarsch zijn haast ongelooflijk. Desniettemin zijn onze troepen op de doorwaadbare plaatsen door de rivier gegaan, waar netten van prikkel draad onder water lagen". De Oostenrijkers meldden o.m.: Ook in Wolhynië heeft de vijand gisteren weder tallooze duizenden soldaten vruchte loos opgeofferd. Zoo zijn bij Zwiniacze, ten Westen en ten N.W. van Luck en aan weers zijden van den spoorweg Sarny-Kowel bloe dig afgeslagen en ook ten Zuiden stormko- lonnes van Stobychwa is de vijand weer teruggedreven. Op een drietal dingen wenschen wij voor heden onder de aandacht der lezers te bren gen le. dat Von Hindenburg, die tot nog toe het bevel voerde van Riga tot de Pripetmoe- rassen, thans met goedvinden der O.-H.-staf als opperbevelhebber over het geheele Oost front is benoemd, 2e. dat de Engelschen klagen over den moeilijken opmarsch der Russen, en 3e. de Oostenrijkers wijzen op de ontzet tende verliezen des vijands. Als geen belangrijk nieuws ons dwingt komen wij hierop vermoedelijk terug in een volgend overzicht. Tusschen Engeland en Noorwegen is het de laatste dagen ook niet alles botertje tot den boom. Ook de kalme Scandinaviërs zijn ontstemd. Zeer ontstemd. En dat niet zonder reden. Het is dan ook een tergend onrecht, waar van het „Groote Eilandenrijk", dat immers in het strijdperk treedt voor de rechten van kleine naties, juist die kleine naties het slacht offer doet zijn. Het blad „Verdensgang", die overigens steeds de Entente goedgezind was, bevatte dezer dagen een heftigen aanval tegen de Engelsche Regeering betreffende het geheel en al tegenhouden van het Amerikaansche meeltransport naar Noorwegen. O.a. schreef het blad „Engeland probeert op alle mogelijke ma nieren Noorwegen uit te hongeren". En „Morgenbladet" uitte zich in deze aan gelegenheden op de volgende wijze: „Duitschland is op het oogenblik op den besten weg, een overwegende positie in te nemen in vele streken van Scandinavië". „Stockholm Dagbladet" van 16 Juli jl. be vat een vergelijking tusschen Engelands houding tegenover Zweden en tegenover Noorwegen en geeft dan tevens eenigevoor ons, Nederlanders, in de tegenwoordige om standigheden alleszins behartenswaardige wenken. In Noorwegen klaagt men er heftig over, dat de Regeering niet genoeg energie heeft, dat er gebrek is aan onbewerkte stoffen voor de nijverheid, in een woord, dat er geen overeenkomst op eerlijke basis is gesloten als tusschen Engeland en Zweden. Dit wordt hieraan toegeschreven, dat de regeering van Noorwegen in den beginne alles maar heeft toegegeven aan Engeland, waardoor er hoe langer hoe minder met zijn rechten gerekend werd, terwijl juist Zweden steeds kalm maar beslist op zijn recht heeft gestaan. Tot slot rest ons nog melding te maken van een Zeppeiin-raid boven Engeland. Het Eng. officieel rapport hierover zegt „Aan den luchtraid namen 6, waarschijn lijk 7 Zeppelins deel, volgens de oogenblik- kelijke mededeelingen werden 60 bommen, meerendeels in dichtbevolkte districten neer geworpen. Een luchtschip werd door onze afweer- kanonnen beschotenhet keerde terug en verdween in den mist." Het Persbureau meldt: „Bij den luchtaan val in den afgeloopen nacht is niemand ge wond of gedood." Het Duitsche bericht luidt; „Verscheiden luchtschip-eskaders hebben in den nacht van 31 Juli op 1 Augustus Lon den en de Oostelijke graafschappen van En geland met succes aangevallen, waarbij op kustwerken, afweerbatterijen en militair be langrijke industrieele inrichtingen rijkelijken met zichtbare resultaten bommen geworpen werden. Aile luchtschepen zijn, ondanks de hevige beschieting, die reeds bij de aankomst door de marine-strijdkrachten begon, onbeschadigd teruggekeerd." Uit Christiania wordt aan de Voss. Ztg. geseind„De bemanning van het op 31 Juli te Bergen aangekomen stoomschip Krossond uit Stavanger, meldt dat terwijl het schip in den nacht van 28 Juli te Huil lag, de stad door een groote Zeppelin bestrooid werd met bommen, die vele personen doodden en ver wondden. Eenige inrichtingen van militaire beteekenis, zoomede fabrieken van wapens en munitie, werden vernield. De veroorzaakte materieele schade loopt in de millioenen. Het luchtschip bombardeerde de stad van zulk een hoogte dat de afweerbatterijen te land absoluut geen uitwerking hadden. Engelsche vliegers konden evenmin iets uitrichten, daar de Zeppelin zoo handig manoeuvreerde, dat geen enkele vlieger op schots afstand boven de Zeppelin kon komen. Na een bombarde ment dat een uur duurde, vloog de Zeppelin Westwaarts en verdween iu dichten nevel de vervolging bleef zonder resultaat. In de haven werden eveneens eenige raakschoten geconstateerd." Natuurlijk valt uit zooveel tegenstrijdigheid onmogelijk conclusie te trekken. We kunnen echter niet aannemen, dat, waar de Zeppelin „60 bommen, meerendeels in dicht bevolkte districten neerwierpen" „niemand gedood of gewond is." Het persbureau Reuter is in dit opzicht niet al te betrouwbaar. Daar zijn be wijzen te over voor. Wei gelooven we dat de Duitscher het bij deze luchtaanval niet laten zal. Immers he denmorgen werd van Ameland geseind dat wederom een 7 k 8-tal luchtschepen Weste lijk stevenden. Misschien dat we, als ons vermoeden waar heid wordt, dit nog wel onder de telegram men kunnen vermelden. Hoe de Engelschen aanvallen. De volgende beschrijving van enkele epi sodes uit den Somme-slag heeft de oorlogs correspondent van de Deutsche Tageszeitung in het Westen opgeteekend uit den mond van Duitsche gewonden. Het vuur van de artillerie was bix geweest. De Engelschen hadden meer zwaar geschut dan ooit te voren en onze mannen beweren, dat zij beter schoten dan vroeger. De voor ste loopgraven waren zoo stuk geschoten, dat de granaatgaten de eenige dekking bo den. Midden in het vuur werden de loop graven zooveel mogelijk hersteld, de granaat gaten met elkaar verbonden. De draadver sperringen boden over het algemeen goeden weerstand tegen de beschieting. De hinder nissen voor de stellingen werden zoo goed mogelijk ongerept gehouden. De Engelschen hadden dit keer een bijzon dere methode toegepast bij hun roffelvuur. Zij beschoten zeer krachtig de tweede en derde stelling, en ploegden de eersten om. In den nacht richtten zij het vuur op de aehter- waartsche verbindingswegen en achter het front gelegen kwartieren. Men was nooit en nergens veilig tegen hun granaten, want zij hadden blijkbaar bijzondere batterijen, die onophoudelijk eiken toenaderingsweg en elke Duitsche stelling bestreken, terwijl tegelijker tijd ander batterijen bepaalde punten onder een vernietigend vuur namen. Onverwacht groot was het aantal zware en zeer zware scheepskanonnen. Men zag, dat de Engelschen nauwkeurig op de hoogte waren van de lig ging van onze stellingen en dat zij het voor al begrepen hadden op de schuilplaatsen, Deze echter hielden zich schitterend en de vlijt, waarmee zij in den langen stellingstrijd gebouwd waren, wordt wel beloond. Tusschen de artillerie-beschietingen blie zen de Engelschen op onregelmatige afstan den gas uit. Men zag de wolken uit de verte aankomen en kon merken, dat de wind niet gunstig was voor de Engelschen. Herhaalde lijk sloeg het gas naar hun eigen linie terug. Dikwijls bleven de wolken midden tusschen de stellingen hangen. Soms echter gingen zij ook naar de Duitsche stellingen en nog verder naar de dorpen achter de linie, door de Fransche burgers bewoond, waar dan de plaatselijke commandant in allerijl gasmas kers liet verdeelen onder de bevolking, zon der echter te kunnen verhinderen, dat ziek tegevallen voorkwamen. De gasaanvallen hadden een verontrusten de uitwerking, maar groote indruk op de Duitschers maakten zij niet. Het was alleen noodzakelijk de gasmaskers bij de hand te hebbeir. Ziekte en enkele gevallen met doo- delijken afloop ten gevolge van het gas zijn alleen voorgekomen, waar de mannen op post en patrouille, niettegenstaande de drin gende waarschuwingen, hun gasmaskers niet voorgedaan hadden. Op den laatsten dag van Juni roffelden de Engelschen nog eens uit alle vuurmonden, dag en nacht onafgebroken op de voorste loopgraven, 's Morgens half acht werd het vuur plotseling verplaatst naar de middelste loopgraaf. Men wist toennu komen ze en bereidden zich hierop voor. De stemming bij onze mannen was niet tegenstaande de beschieting gedurende acht dagen, goed. De draadversperringen waren nog dien eigen morgen hersteld. In enkele schuilplaatsen, waarvan de toegangen stuk geschoten waren, werkte men met koorts- achtigen ijver om de schade te herstellen. Met groote vreugde werd geconstateerd, dat de Engelschen te hooge eischen gesteld had den aan hun geschut. Het vuur was in de laatste dagen niet zoo zuiver meer. In een oogenblik was een ieder op zijn plaats. V/el bestond er bijna geen voorste ïoopgraaf meer, maar hier en daar bood nog een stuk borstwering dekking, en uit de gra naatgaten had men de keus. Een flinke hoop patronen naast zich, stonden zij allen zoo goed als ongedekt, officieren en mannen, allen het geweer in de hand. Als door een tooverslag waren ook eensklaps de machi negeweren uit den grond opgerezen. Maar nog geen bevel tot vuren gegeven. Opeens kwamen de khaki-mannen uit de vijandelijke loopgraven gesprongen. Golf op golf volgde op de eerste gelederen. Zij lie pen in dichte hoopen voorwaarts, heel op hun gemak, alsof zij een wandeling deden. Men liet hen tot ongeveer honderd meter naderen. Toen werdsnelvuurgecommandeerd. „Rustig mikken, geen patroon verknoeien 1" Tak, tak, tak hamerden de machinegeweren uit de gaten onder den grond. De Engelschen vielen in gelederen. Een oogenblik drongen de. achtersten toch voorwaarts, wilden over den wal van dooden en gewonden springen, die steeds hooger werd. Plotseling aarzelden een paar, maakten rechtsomkeert, anderen gingen mee. Een paar bleven als wezenloos staan, niet wetend of zij voorwaarts dan wel terug zouden gaan. Van achteren drongen anderen op, want de Engelsche loopgraven spuwden nog steeds stormgolf op stormgolf. Er ontstond een verschrikkelijke verwarring. Plotseling was er geen houden meer aan. Allen renden achterwaarts naar de beschut ting biedende loopgraven, maar alle vluch tenden vielen. Niet velen kwamen terug. Het veld was bezaaid, van de Engelsche loop graven tot de plaats, waar de eerste wal van lijken zich ophoopte, met dooden, schreeu wende en stuiptrekkende gewonden, De ma chinegeweren zwegen, de loopen van de ge weren waren heet. Nieuwe pratronenmassa's werden aangedragen. Of den Engelschen de lust vergaan was nog een aanval te doen Men behoefde niet lang te wachten op het antwoord. Het too- neel herhaalde zich na eenige minuten. Nu alleen trachtten de Engelschen met lange sprongen den afstand af te leggen tusschen de loopgraven. De vijand kwam enkele pas sen verder dan den lljkenwal. Toen moesten de weinigen, die in leven gebleven waren, terug keeren. Vijf maal trachtten de Engel schen op deze wijze te stormen. Toen gaven zij het op deze plaats op. Vijf maal werden zij neergemaaid. Maar tegen den middag, nadat zij weer vlijtig geroffeld hadden, verplaatsten zij het vuur weer naar achteren en men wachtte op een nieuwen stormaanval. Doch de Engelschen bliezen gas uit, dat als een breede golf aan gekropen kwam. Toen het enkele meters voor onze loopgraven stond, verbaasde men zich er over, dat het nevelgas was. Daar waren de Engelschen reeds. Zacht waren zij dich terbij geslopen. „Snelvuur in de nevelwolk i" De machinegeweren snorden. Men hoorde de gewonden schreeuwen, de gewonden, die men niet zag. Handgranaten werden op goed geluk in de nevelwolk geslingerd. De nevel trok over onze stelling en het kwam tot een woedend gevecht van man tegen man, met bajonet en mes. Men zag geen drie pas voor zich uit, niemand wist wat er naast hem gebeurde. Eindelijk brak de zon door en toen verdween de nevel spoedig. De stelling was in ons bezit gebleven, de Engelschen gingen op de vlucht. Slechts op één punt, waar de posten gevallen waren, had men niet bijtijds gezien, dat de Engelschen achter den nevel kwamen. Daar hadden zij zich in de loop graaf vastgezet, doch werden er met hand granaten uit verdreven. Onmiddellijk werd, na den stormaanyal, uit alle macht gewerkt om de stelling te herstellen. Ook den nacht daarop werd in voortdurend granaat- en gra naatkartetsvuur geschept en gehamerd. Zoo dat tegen den morgen de loopgraven er weer eenigermate fatsoenlijk uit zagen. Onze Som- me-soldaten zijn er zich wel van bewust, da zij iets buitengewoons' gepresteerd hebben met het afslaan van deze geweldige aanval len na acht dagen en nachten roffelvuur. Iedere man heeft dagen lang zonder jslaap, afwisselend tusschen heete gevechten en zwaar verschansingswerk, wonderen verricht. 20 cent per Regel. wordt door 21.000 artsen erkend als het beste versterkingsmiddel voor Zenuwen en Lichaam. Het leven bij Salonikl. Een soldaat van een wielrijders-afdeeling, die te Saloniki gestationneerd is, beschrijft aldus zijn dagelijksch werk „Gisteren Ketste ik 30 mijlen ver op een verkenningstoer. De zonderlinge, veriatenen woeste aanblik van het dal is merkwaardig. Een keer verdwaalden wij op zeker punt en sloegen wij een zijweg in, die naar een dorp liep, om water te halen. Water is bijna nergens te krijgen. In het kamp moeten wij een mijl ver gaan, en dan kunnen wij het water nog maar druppelsgewijze opvangen in een kop en moeten wij het chemisch be handelen om het drinkbaar te maken;koken is niet voldoende. De lieden die in het veld werkten, liepen óf weg óf naar ons toe. Zij hadden nog nooit een flets gezien. Het water in mijn flesch was te heet geworden om te drinken. Einde lijk wees een oude Griek, tot de tanden ge wapend, ons een wel. Op de helling van den heuvel lag een hoopje steenen en van tus schen die steenen uit vloeide een dun straal tje, dat ons het leven redde, en stond een boom, die ons ook welkom was. Om de bron heen stonden een aantal per sonen, die op bijbel9che figuren geleken en hun ezels lagen te rusten. In de diepte trok langs den weg in een waas van hitte en zand een troep kameelen voort. Tusschen de bie zen en de rivier schitterde de meest verlatene, door de zon verbrande bruine vlakte uit, waartegen een half dozijn boomen, die ze versierden, scherp afgeteekend stonden. Een prachtige chaotische berggroep daalde in alle mogelijke hoeken naar de rivier heen. Boven dit alles hing de zoemende, drukkende stilte van een gioote hitte. Het was een beeld dat ik nooit vergeten zal verwonderlijk schilderachtig. Het was de geest van die plaats, de zichtbaar geworden geest van dit onherbergzame, onoverwinnelijke land. Wij vermanden ons en zwoegden terug, 30 K.M. ver. Je moest de Insecten hier eens zien. Als je loopt, stijgt er een zwerm krekels voor je opsommigen zijn ongeveer 10 c.M. lang en schitterend rood. Alle vlinders waarvan ik ooit gehoord heb, komen hier in tallooze menigten voor, en iedere boom en iedere struik is vol insecten, half mot en half kre kel, die hun somber geheimzinnige gezangen brommen of piepen of knarsen. Wij hebben twee merkwaardigheden ge vangen. De een is de buffel-krekel, zoo groot als een rat, maar veel dikker en met een grooten gebogen hoorn, als die van een schorpioen, ais staart. Het dier is donker van kleur, maar gianst bij een bepaalden lichtval als oud goud. Ik geloof dat de Egyptenaren dit dier aanbidden. De andere leeft in een eigenaardig groen gelen struik. De hals is een harde gele stam, en de vleugels zien er precies uit als boom bladeren. Op een handbreeds afstand kun je het niet onderscheiden van de plant waarop

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1916 | | pagina 3