Zaterdag II Maart 1916
'Antirevolutionair
81le Jaargang N° 2163.
Orgaan
Toor de Zuidliollandsche en Zeenw§che Eilanden.
Eerste Blad.
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
De Soevereiniteit Gods in
den Staat.
„HIT tiOUDEN HEET".
i 10. F. i LEê-Moossb.
OP DEI UITKIJK.
Gedempte Boerensteller ©3A, 63B
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag ea Zaterdag.
Aboimementsprija per drie Kaanden ft. p. p, 50 CmL
Buitenland bij vooruitbetaling ƒ4,50 psr jaar,
Afzonderlijke nummers 5 Cento
SOMMFJ iSDÏJK.
VelelMw Intereoaam. W®.
- «lyerteaEiëiö 10 öeas par ea ss&ai Rselasees 20 ptx regel.
Ssöfe&MikOïïdigiBg S Öaai per regai es 4/s staal.
Blénstsanvragen m Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote loiters ea vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die ze beslsaa
4dverteutiëll worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen aar,
-%üe wisor de ifteiiaeMe
AdverieijfetBém eerdere AdSHisistssratt-fte toe te renden »«ass den
Een der Politieke dogma's der Aotirev.
partij is de erkenning van God Almachtig
als de bron van alle Staatkundig gezag.
Zeer zeker, belijdt de Antirevolutionair dat
Goddelijk gezag op alle terrein des levens.
Er is geen plaats op aarde, waar God de
ïeere niet is. Hij is de Schepper en Onder
houder; de Eigenaar en absolute Bezitter
van alles wat leeft en zich beweegt; Hij
regeert en bestuurt alle leven en dood in
het persoonlijke levenin dat der individuen,
der Volkenia godsdienst, wetenschap, on
derwijs en opvoedinglandbouw en handel,
scheepvaart, oorlog en vrede. Eu omdat
Hij de Schepper is, is Hij ook de Eigenaar
heeft Hij ook de macht en het recht om
te beslissen, hoe het geschapene zich zal
hebben te openbaren. Is Hij de bron van
alle Gezag, die beslist, hoe de mensch zich
op deze Aarde Hem zal dienen, en Hem
ter eere zal leven. Tevens tot opbouw van
het Scheppingswerk, zoowel in materieelen
als in geestelijken zin.
Hij is de Koning der Koningen en de
Heer der Heeren in Staat en Kerk, in
^V.uisgezin en School; ja overal. Ea Zijn
wet is de wet. Eu elke menschelijke wet
moet in overeenstemming zijn met Zijn wil
en bevel.
Alle Gezag is uit Hem. Boven Hem is
niemamd. Onder Hem alles en een iegelijk.
Het gezag onder menschen daalt van Hem
af. Het gezag in het politieke leven is door
Hem den Vorsten en Vorstinnen opgelegd,
en deze Vorsten leggen hun of haar gezag
weer in den Naam van God op het volk
door de burgerlijke wet, die in de Tweede
Kamer door samenwerking met den Vorst
tot staRd komt.
Het Staatsgezag, het Landsvaderlijk ge
zag, het monarchaal gezag, de Koninklijke
macht, hoe ge het ook noemen wil ea onder
wat gedaante dat Gezag of die Macht ook
optreedt: Allo Gezag is uit God. Hij is de
bron, de eenige bron, waaruit Overheid en
Volk putten moet om zelf gezag onder Hem
te kunnen oefenen.
De Koningin is Koningin bij de genade
Gods.
De koopman in zijn winkel is koopman
bij de gratie Gods.
De onderwijzer in zijn school is onder
wijzer bij de gratie Gods.
En welke levenskring er ook moge be
staan; een ieder heeft te betuigen: ik, bij
de genade van den Hoogsten God, eenig
en alleen verantwoordelijk voor al mijn
daden aan Hem.
In onzen Nederlandschen staat straalt
Gods souvereiniteit af op de Koningin. »Door
Mij regeeren de Koningen», is Zijn Woord,
En tot 't volk luidt 't: «Geef den Keizer,
wat des Keizers is, en Gode, wat Gods is."
Tot het volk is 't: Vreest God en eert den
Koning. Tot het volk is hetWie zich te
gen de Macht verzet, verzet zich tegen God
want zij, de Overheid, is Gods dienaresse,
dragende 't zwaard, als zinnebeeld harer
macht en van haar Hecht.
Hiermee, met dit antirevolutionaire dog
ma; met deze politieke leerstelling staan
we lijnrecht tegenover de Socialistische en
Anarchistische belijdenis, dat in de Staat
kunde de Soevereiniteit berust bij 't volk;
bij het Volk in zijn meerderheid; bij de helft
plus één. Eu nog te sterker tegenover de
Socialistische dwaalleer, alsof dan nog maar
alleen de arbeiders, de proletariërs datheele
Volk warea en de rest onwaardige lanter
fanters en niets-nutters, die uitgeroeid moe
ten worden, uit deze maatschappij.
M^ar hiermee, met dit dogma, staan we
ook lijnrecht tegenover de liberale en con
servatieve partijen van alle soort, die God
in 't Staatsrecht niet willen erkennen; en
dan ook loochenen, dat door t bestel Gods
in de historie van ons Nederlandsche volk
in ISIS de soevereiniteit aan koning Wil
lem is opgedragen. Voor hen is t: Koning
Willem I, koning bij de gratie des Volks;
toen in 1813. na Fransche onderdrukking,
één van zins tn wille, 't Koningschap te
herstellen door een Oranje te nenoemea.
De Soevereiniteit van Oranje worstelt voor
den Antirevolutionair in de soevereiniteit
Gods, die Wi leai I riep tot den troonen
deze stond en alle Oranjes na hem staan
in volle verantwoordelijkheid met hun per
soonlijke Regeenngsdaden voor Ham, uit
Wien en door Wien ea tot Wien se hebben
te leven ea te regeeren.
Met den Socialist, die 't Volk als Regent
aanvaardt over 't Volk gaan we niet mee.
Ook niet met den Vrijzinnige, die met den
Socialist van God niets weten wil op 't
politiek terrein en dus ook van de Soeve
reiniteit Gods in 't Oranjehuis niets hooren
wil.
God is de bron van 't poiitieke gezag.
Geen mensch. Hij aileen is da Opperbestuur
der. Dat is ons houvast.
Daarom wijzen we dat huidige geroep
van liberale en socialistische zijde om te
buigen voor den Volkswil af. We willen
absoluut niet geregeerd worden door de
Helft plus een. We willen absoluut niet er
kennen, dat als de stembus voor de eene
of andere partij, hetzij Rechts of Links een
meerderheid heeft, nu die Rechtsche of Link-
fcche meerderheid de baas zou zijn in 'tVa-
deriand. Maar dit erkennen we wel: Als
door God Almachtig, die ook de stembus
in zijn hand heeft, en ook die stembiljetten
regelt met al de gevolgen van »winnen« of
verliezen» de beslissing is gemaakt door
Zijn Goddelijke wil; en als Rechtsaf Links
aan 't roer zijn gekomen, dan heeft die
zelfde God het reeht als Soeverein, om te
eischen. dat én Koningin én Kamermeer
derheid samen ons wetten geeft, die Zijn
Woord niet krachteloos maken, maar bij 't
licht van dat Woerd bezien worden, voor
zoover ten minste het Hem behaagd heeft,
over zekere vraagstukken, in dat Woord
licht te ontsteken. De Bijbel is geen Wet
boek met zoo en zooveel artikelen voor dit
of dat politieke of sociale onderwerp.
We buigen niet en nooit voorden Volks
wil. Zelfs niet voor een Koningin.
We buigen op politiek terrein, op alle
terrein alleen voor God, en voor alle Ge
zag, dat Hem in zijn »God is God» erkect.
Tot de Wet en de Getuigenis! dat is 't
standpunt der Anti's.
En bukken alleen voor de meerderheid
der 2a Kamer ia haar besluiten en weiten,
als 't blijkt, dat die besluiten de Soeverei
niteit Gods niet aanranden, noch Hem van
zijn zetel halen, noch Zijn Woord krachte
loos maken onder 't Volk. Noch voor een
onwaardig Gezag der Koningin, noch voor
de „helft plus een" buigen we: we buigen
alleen voor den Hoogen God.
Gij zult Gode meer gehoorzaam zijn dan
de menschen.
Maar buigen voor de S. D. A. P„ die
zegt, dat de proletariërs 't Volk zijn, en dat
üntei ÉftrsiatirsMi!
IHraoi nabij de Hoofdssseg.
Ifeöi&ierdiasga.
ÜiNiüRb 60 osaï en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 10595. Aanbevelend,
SleS door leder aanbevolen adres.
zij te beslissen hebben over den Staat; voor
dien leugen bukken we nooit. Grooter leu
gen is er nooit bepleit.
De Statenbus en Pinksteren.
Ais we ons niet vergissen is het vlak
na Pinksteren Statendag. AhAls dan over
ons Flakkt esche Volk ook eens uitgegoten
werd die Geest van Eendracht, die de dis
cipelen ervoeren in den Tempel. Als dan
met de herinnering di r Teekenea van
Wind en Vuur en Taal ook eens op ons
Eiland was die Geest der gebeden, die 't
welzijn der Natie ook bij de Stembus neer
legde voor den Trooa Gods, die alleeu in
staat is de harten te bewerken tot een
goeden uitslag. Fel, alies wijst er op; fel
zal de strijd zijn. 't Socialisme en 't Radi
calisme, los als ze zijn van den Allerhoog
ste, turen nu al met vlammend oog naar
een nederlaag der Rechtsche beginselen.
God de Heere uit 't Staatsrecht uit; uit de
Natie uit; uit de Kerk uit; uit de School
uituit 't gezin uit. Dat is in den diepsteo
grond hun aller leuze en wensch. Breken
met God op elk terrein des levens, dat is
hun politiek oogmerk. Zijn Woord wegl
Zijn Waarheid weg ea leven naar eigen
vondsten van hart en verstand: dat is hun
ideaal.
Maar als in 't Fiakkeesche Volk maar
iets mag leven van dien Geest, die op 't
Pinksterfeest werd uitgestort, dan gaan we
aiet blijdschap den geweldigen strijd te ge-
moet. Als God vóór ons ia, wie zal dan
tegen ons zijn: Niemand en Niets.
Maar dan moet er meer zijn dan een
Strijdgeest. Een hoogere gedachte n.l. om
geïnspireerd door den Geest, niets te be-
geeren, dan om kloeke getuigen te mogen
zijn van en voor den Christus. Dat waren
de discipelen. Zij schaamden zich Zijn Zaak
en Zijn naam niet en voor niemand.
Ais zoo de Pinksterdag eens werd inge
zet en als hij zoo eens doorwerkte.
Oude Tonge en Schooldag.
Vau den Voorz. der Antirev, Kiesv. kre
gen we, naar aanleiding van ons hoofd
artikel, een aanmoedigend schrijven, dat ze
onze pogingen tot een Fiakkeesche School
dag, naar hun krachten aldaar, gaarne fi-
nantieel wilden steunen.
Bravomijn broeders, die hier de eersten
sijtl Dank voor uw toezegging. Wie volgt
met geldelijke bijdragen Als we f 100 heb
ben staan we er roijaal voor. Er zijn schat
ten verdiend op Fiakkee, is er dan geen
f 100 bij mekaar te krijgen voor een school
dag; voor de zaak des Heeren. Want 't
Christelijk onderwijs is een onderdeel van
Gods Koninkrijk en de bevordering daar
van met zijn geld moet ons volk op Fiak-
kee een eere zijn. Rentmeesters zijn we
maar van ons geld, in dienst voor Gods
Naam en Zaak. En wie de jeugd heeft, heeft
de toekomst. Ons geld moet ia dienst staan
van de propaganda van elk beginsel dat
'theil vau onze kinderen zoekt; den voor
uitgang vau ons eiland in geestelijken ar
beid en geestelijke kracht.
De kinderen zijn 't plantsoen der kerk;
zij moeten eenmaal onze ledige plaatsen
innemen in de kerk, in Staat en de Maat
schappij. Voor die kinderen leven wij. Daar
gaat ons hart naar uit, omdat zij staan
in 't voorportaal des levens. Maar uit dat
voorportaal moeten zij 't leven in. Doch
hoe Met keniiis van den God des hemels
Of zonder? Met kennis van den Curistus
of zonder? Met kennis van eisch tot we
dergeboorte en bekeering of zonder? Ea
daarom om onzer kinderen wil. vragen we
geld? Want op zoo'n Schooldag steunen
ea sterken we elkaar worden we nog meer
gefundeerd ia t bewustzijn dat onze kin
deren m hun opvoeding de opgang of on
dergang onzer Natie zijn. Met Bod is 't
gewonnen. Zonder God alles verloren. Ook
voor ons volk.
>Als 't zóó doorgaatzei hij aar
zelend, zoakeud naar 'n krachtig woord.
«Nu moedigde ik hem aan.
«Dan kunnen se er staks de Zuiderzee
wel mee droog maken!» vulde hij aan, zijn
gedachten onwillekeurig assimileerend met
een der vragen-van-den-dag.
Waar het gesprek over giog?
Over de komende examens voor onder
wijzer en onderwijzeres en de aangifte als
leerling voor kweek- en normaalscholen.
Mijn gesprekgenoot wilde mij aantoonen,
dat het de plicht der Pers was, er met groote
kracht op aan te dringen de opleiding enkele
jaren geheel stop te zetten opdat het even
wicht tusschen vraag en aanbod eerst eens
wierd hersteld.
Nu, dat doe ik vanzelf niét.
De opleiding is geen machine, die men
eens stil zet. en over zekeren tijd weer aan
de gang maakt, naar welgevallen. Boven
dien, gesteld eens dat de normaallessen, zeg
m twee jaar, geen nieuwe leerlingen aan
namen, de kweekscholen, die geheel van en
voor de apleiding bestaan, zouden uiteraard
niet mee kiinnen doen en als niet alles
meehielp, kwam van zulk een maatregel
toch niets.
Laat ons ook hierin nuchter blijven!
Maar dan ook op deu voorgrond stellen
dat het evenmin aangaat maar steeds op
den ouden voet te blijven voortfokken, maar
aldoor elk jaar idem zóóveel honderd nieuwe
exompiarea de «markt» te drukken, te doea
of met alles normaal is.
Want de misstand wordt te groot.
Ettelijke brieven, die mij den laatsten
tijd op dit onderwerp wezen, artikelen ook
in enkele schoolbladen, doen duidelijk zien
dat de kwestie moet besproken worden.
Schoolbladen behoorea tot de vakpers.
«Bet» publiek leest ze niet.
En daarom kau ik mij geheel vereeuigen
met diegenen onder mijn correspondenten,
welke meenen dat ook buiten die vakpers
de kwestie de aandacht verdient.
Hoe toch is vaak de toestand?
n Jong mensch slaagt voor z'n acte.
Hij is den konmg te rijk; op vierjarigen
harden arbeid is thans de kroon gezet.
't Méést verheugd het hem dat hij nu
voor zichzelf zorgen kan. Want een zeer
groot procent der kweekelingen, zoo ver
nemen we van vele zijden, komt uit de
arbeidersklasse of uit den kleinen midden
stand. Voor zulke menschen is het alreeds
een heeie opoffering, als zij tot z'n acht
tiende jaar hun zoon den kost en kleeren
moeten geven, voor boeken moeten zorgen
énz
't Jongmensch kan nu gaan «ver-
dienen».
E.lasie welk een ontnuchtering 1
Diep medelijden krijgt men als van hier
en ginds de voorbeelden worden genoemd.
Hier iemand, die drie jaren geleden zija
acte haalde en nog geen vaste aanstelling
heeft verworven. Daar een, die al twee
honderd brieven-van-sollicitatie schreef
zonder succes. Gmds iemand die alle mo
gelijke karweitjes opknapt, waarmee maar
enkele stuivers te verdienen zijn, om toch
zijn ouders maar iets te verlichten.
En nu is het nog «mobilisatie»!
Er zijn heel wat «tijdelijk» aangestelden
in betrekking. Maar als nu straks de exa
mens weer ettelijke honderden doorlaten en
't mocht eens zoover komen, dat het leger
huiswaarts keert ja dan zou men met
wat overcompleet is straks de Zuiderzee
kunnen droogmaken, gelijk het, wat bitter,
tegen mij werd gezegd.
Het is waarlijk geen kleinigheid.
Da toestand van jaren terug, toen de
schoolbesturen letterlijk vochten om de pae-
dagogen van 18 jaar met allerlei lokaas
aan hun school te verbinden weaschenwe
niet terug.
Maar zooals 't nü gaat wekt het almee
onze ernstige bezorgdheid.
Wat zegt men van dit voorbeeld:
'n Jong mensch met zeer goeden aanleg
is geslaagd en heeft twee jaar lang hier en
ginds een tijdelijke aanstelling. Hij is er
dus niet het ergst aan toe!
Maar zijn ouders hebben 't krap; hij wil
niet op hun schrale beurs teren en tracht
met zijn ongeregelde verdiensten in zijn
onderhoud te voorzien.
Dat lukt hem ook zoowat
maar van verdere stadie, in de beste jaren
zijns levens, studie voor hoofdacte voor
talen, waarvoor dan ook er komt niéts
van. Dat kost alles weer géld, en dat
verdient hij niet nóg een poos zoo door
sukkelen en de fat gaat er uit! t wordt
een min of meer .verongelukt mensch.
Veel leeds wordt verkropt verbeten, alleen
in heel intiemen kring uitgeklaagd, dat van
dezen misstand het gevolg is.
Nu is daar direct geen afdoende verbe
tering in aan brengen. Wie reeds 1 en 2
jaar geslaagd is, maar niet aan den slag
komen kan en toch 'n helder hoofd en 'n
paar rappe handen heeft kan ik geen be
teren raad geven dan dezen: leg boord en
manchetten af. ga het leven in en zie nu
nóg een andere loopbaan in te slaau! Al
zoudt, ge dan als kruideniersbediende de
buurten af fietsen moeten géén eerlijke
aibeid ia op zichzélf vernederend en aan
pientere, spierkrachtige jongelui in de kracht
van hun bestaan, wil de maatschappij nog-
wel vaak be; oef te hebben.
De ouden deden 't nog zoo gek niet!
Die lieten vaak wie 'n vak van studie
koos tevens een ambacht leeren: als Paulus
geen gemeente had, die voor zijn nooddruft
zorgde, dan verhuurde hij zich als tenten
maker.
Hat meisje-actehaalsier is dan ookfsite-
lijk in heel wat betere conditie dan de
jongen.
Zij leert er de «handwerken» bij. Weet
wat van huishouden af. Kan, als se niet
geplaatst wordt,, gemakkelijker een anderen
kant uit dan de jongen dit kan. Die heeft
echter meer wilskracht en ausdauer. Ea ais
ge dan 19 of 20 jaar sijt en 't wil maar
niet lukken en uw spieren spannen zich, uw
bloed tinteld door uw lijf wacht en
zeur dan niet langer, laat ge dan 30 jaar
zija eer ge in een nieuwe carrière uw hoog
tepunt hebt bereikt, wat nood: ge trouwt
dau zooveel later en ge hebt, als God u
gezond iaat na de dertig nog een menschen-
leven voor u.
Maar nu 't begin van da kwestie.
Want ieder begrijpt: als we bijven door
gaan met de e kweekerij, zooals het de
laatste tien jaar is geschied, dan bljlt het
«te veel» de markt drukken.
Hier ligt ean taak voor de ouders.
Die moeten zich driemaal bedenkeneer
sij de eerstvolgende jaren een zoon of doch
ter laten opleiden voor de onder wij teraacte.
Let wel: ik zeg niet dat zij 'miet moeten
doen. Maar aileen dan, als hij of zij een
zeer bijzonderen aanleg heeft. In tijd van
tekort neemt men ieder van wien men denkt:
Hij zou er misschien wel kunnen komen!
Nü is het slechts de tijd voor de waarlijk-
vlugsten, voor de élite onder degenen die
in de termen vallen. En dan moet men voor
hen zien te krijgen de beste opleiding.
Dan pas is de risico 't geringst.
Is dan de «markt» gedrukt dan weten
zulke vlugge koppen met weinig hulp en
veel wilskracht veel lichter iets anders te
bereiken dau Jan Middelmaticus.
Wie echter een «gewone» jongen heeft
en géén middelen om 't wat uit te zingen,
die doet dat is mijn vaste meening
de eerste jaren veel beter, als hij hem een
fl nk ambacht leeren laat, bij een boer
stuurt of iets van dien aard.
Ook de opleiding kan iets doen.
Het ls van de opleiders toch te veel ge
vergd, en 't ligt ook niet op hun weg om
de ouders de opleiding kras te gaan afra
den. 't Is ook niet noodig, want het publiek
begint zelfs reeds wat angstvallig te wor
den.
Ook zou 't niet verstandig zijn, de toe
lating veel zwaarder te maken. Een examen
op 14 jarigen leeftijd afgenomen, beslist nog
zoo weinig!
Maar wel zou ik heeren opleiders beschei*