voor de Znidhollandsclie en Zeeuwselie Eilanden.
De Oorlog.
Woensdag 19 Januari 1916
Antirevolutionair
308te Jaargang N#. 2147
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN.
SOMMELSDIJK.
Straatdeunen.
BINNENLAND
BUITENLAND.
OFFICIËEL GEDEELTE
Deze Courant versahgnt elkea WoenMsg en Saterdag*
Abonaenaentsprljs per drie maanden fr. p. p. 50 C@at.
gtaitealand by vooruitbetaling f 4,50 per Jaar»
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Velefoe» IsiieB'eöSBffi!!. Sle.
Alle stukken voor de üedaefle Dessen»#, AdTertenilën en verdere Administratie trane* toe te ^endeis tma den uisgever.
I Dat wantrouwen van zijn eigen vrinden 1
INRICHTINGEN
vminrim
AévwtenÜëa 10 seat per regsi en E/s maal, Beelamea SO per regel,
ij Boekaankosdigfsg 8 Goat per sragsl en Vs ssaal.
BieastwanTrngeM BfonstaanfeïediBgea 50 Gent per plaatsing,
Groote letters m vignette® words® berekend naar de plaatsruimte dis »ij baalaei
Advertentlën worden ingewaofat tot Dinsdag;- sa Vrijdagmorgen 10 anr.
»De taal is het volk en in het lied, de
bloem der taal, openbaart zich het duide
lijkst het karakter der Natie. Wat 't ge
moed van een volk vervult en beweegt,
zijn verlangen en streven, zijn liefde, zijn
leed en zijn lust, uiten zich het welspre
kendst en meest onomwonden in zijn poë
zie. Want de Muzen zijn openhartig van
natuur. Zij laten zich te zeer beheerschen
door 't gevoel, om berekenend of huichelach
tig te kunnen zijn. Is dit in 't algemeen
,\vaar, in 't bijzonder geldt het van het
<-'ed, dat op aller lippen leeft, omdat het
weerklank in aller harten heeft gevonden.
Geen macht ter wereld, die eenig poëtisch
gewrocht stempelen kan tot een volkslied,
als de gedachte, die er in wordt uitgespro
ken; het gevoel, waarvan 't de drager is,
niet waariijk die der Natie rijn.* Aldus
een schrijver uit vroeger dagen.
Maar dan stak de Oude Tijd inzake de
Volksliederen gunstig tegenover den onzen af.
In onzen tijd is er van een Volkszang geen
sprake meer. En wie op onze Christelijke
feestdagen niet doof is (ware hij 't maar
op zulke tijden I), hoort nooit en nergens
langs de straat een volkszang, die alle
burgers en burgeressen kennen, maar een
wirwar van geluiden en een gekrijsch van
woorden, dat zoo onhebbelijk is, dat men
zoo gauw mogelijk het helsch lawaai ont
vlucht en de schorre kelen liefst zoover
mogelijk achter zich laat,
Er zijn pogingen in 't werk gesteld en
men gaat er mee vooit, op prijzenswaar
dige wijze, om de liederlijke straatdeunen
er uit te krijgen en een publieken volks
zang in te voeren, maar bedriegen ons de
teekenen niet, dan zal 't een op rotsen
ploegen zijn. 't Blijven straatdeunen wat
men hoort en zelfs BaGhus helpt een handje
om 't krassen en krijschen te bevorderen.
In Oude Tijd was de toestand anders.
En dat we nu allerlei straatdeunen hooren,
zelfs liederlijke, heeft zijn redenen.
In Ouden Tijd was de Natie meer één
dan nü; de afstand der standen was zoo
groot niet als thans; de Edelman vond
wel degelijk behagen in de blijdschap van
den poorter en als er een dans en zang
gehouden werd, stond de Edelman er niet
maar bij te schouderschokken en te spot
ten, maar hij deed zelf mee.
En omdat hij meedeed, was 't lied ook
veel kuiseher dan tegenwoordig.
Tegenwoordig danst en zingt de hoogere
stand bij byn piano en zijn viool's bin
nenkamers en voelt een afstand tusschen
zich en het lagere volk. De hoogere stand
begeert andere liederen dan 't volk en
helaas, het volk begeert andere liederen
dan de beschaafde klassen. Maar zoo was
't in Ouden Tijd niet. De liederen toen wa
ren gemeengoed van allenvoor den Edel
man en Patriciër niet te kunstig en voor
den man des Volks niet te ruw: daarom
was er in den Ouden Tijd werkelijk volks
zang en waren er liederen genoeg om man*
nen en vrouwen, jongens en meisjes ten
allen tijde op te wekken tot den zaDg,
Maar de Drukpers bedierf die goede toe
standen.
De Volksdichtkunst kreeg door haar een
geduchten knauw, omdat de Pers aan de
wetenschap vleugelen verleende en een
klove ging graven tusschen de standen.
Door de Pers kwam er boekentaal; en de
volkstaal bleef in haar simpele eenvoud
buiten de studeerkamer. De taal werd een
voorwerp van studie en de man uit 't volk
voelde zich met die nieuwe taal niet meer
op zijn gemak. De afstand tusschen spreek-
en boekentaal werd al grooter. En de be
schaafden vroegen naar ware echte, hoo
gere poëzie; die alleen voldeed hen; maar
de mindere standen konden door mindere
ontwikkeling de vlucht der hooge poëzie
niet volgen en vielen, als reactie, in de
lagere. Niet meer wat verhief, veredelde;
maar wat verlaagdewat grof, ruw en soms
onbeschoft was, werd de keus van de keel.
De oude volkspoëzie was kunstpoëzie
geworden voor de nette standen en de ont
wikkelden; en ze werd kunstloos knoei
werk, gerijmel, met de kenbare bedoeling
om de lagere hartstochten te prikkelen voor
de mindere standen.
De stem des dichters bereikt het volk
in algemeenen zin niet meer en gansch niet
meer, nu er ook in 't godsdienstige leven
geen verheffing gezien wordt onder onze
jeugd en jongelingsschap. Men schaamt
zich zelfs niet meer de onkieschheid iu
eenig lied goed te doen uitkomen, zelf op
dat meest onkiesche werd en wordt de
klemtoon gelegd: dat is de hoofdzaak iu
't gezang langs de straat. Men heeft zijn
schaamte uitgeschud, omdat zelfs een gods
dienstig vernis hen onbehagelijk is. Naakt
en bloot moet de werkelijkheid door 't lied
naar voren komen.
Maar er is nog een andere reden, dat de
straatdeunen er zoo ingaan. Niet alleen dat
de eenheid der Natie verloren is gegaan
meer dan vroeger; niet alleen dat door do
Pers aan de kunstpoëzie stof werd gege
ven en oorzaak om de volkspoëzie te gaan
onderdrukkenniet alleen, dat 't godsdien
stig leven onder 't jonge geslacht kwijnt;
maar ook deze reden is er: er wordt thuis
te weinig gezongen. Een psalmja dat mag
wel, maar een lied. Men krijgt haast de
stuipen als een kind een schoolversje thuis
zingt. Neen 1 geen geestelijke liedekens, maar
psalmen en nog eens psalmen en weer eens
een psalm. En dat voor knapen en jonge
menschen, die den ernst der psalmen en
haar zielewaarde nog in de verste verte
niet volkomen doorgronden.
Zijn we dan tegen 't zingen van psal
men? 't Zij verre. In elk Chr. gezin wor
den ze gezongen: man met vrouw en kin
deren.
Maar men moet de kinderen opwekken
ook geestelijke liedekens te zingen. Ook
»wereldsche« liederen, mits niet afbrekend
voor 't geestelijk kinderlevenmits opbou
wend voor hart en verstand.
In onze gezinnen wordt te weinig ge
zongen.
En wat men zingt bevordert voor 't jeug
dig hart den sanglust niet. Elk leven heeft
zijn eischen. Ook 't bruisend leven der jeugd.
Eu daarom in de huisgezinnen naast den
psalm het wereldseks* lied, dat hoofd en
hart opbouwen en verkwikken kan.
En wanneer dat gebeurt, zullen de jon
gelui zich gaan schamen om walgelijke
deunen op de lippen te nemen. Ze hebben
't immers thuis anders geleerd.
En dien weg moet 't op. In huis veel
zingen. Psalmen en geestelijke en >wereld-
sche« liederen, die verheffen en verkwikken.
Daarom ook: overal Zangscholen* en
beoefening van de Muziek. En niet minder:
een bede om opwekkingvan godsdienstig leven
waardoor een beslag gelegd wordt op 't
jeugdig gemoed. Meer eenheid in 't gezang.
Meer toenadering ook op dat punt tusschen de
standen. Meer schuchterheid voor 't ruwe;
meer verlangen naar 't gekuischte. School
en Kerk en Gezin moeten hier samenwerken,
Stormschade.
De vaart is voor 't Kabinet niet gelukkig
geweest in de laatste maanden. En ware
't niet dat Minister Gort aan de Kamer
had voorgezongen »We gaan nog niet
naar huis, in lange niet, in lange niet
waarmee hij bedoelde Wat er gebeurt, dat
gebeurt, maar wij blijven aan, zelfs bij de
felste oppositie van Links en Rechts dan
was 't Kabinet of minstens 3 zijner leden
al gekegeld. Maar nu zitten de heeren nog
in de Kajuit of wandelen kalmpjes over 't
dek kapitein en eerste en tweede stuur
man 't rookt na den storm rustig den
zeemanspijp. Het scheepje der Regeering
heeft stormschade beloopen 't moet geka-
lifaterd worden en op de helling voor nieuwe
stoompijpen. Maar de bemanning is gered.
De premier had kwade oogenblikken bij
de Lijkverbranding. Men kent de kwestie.
Art. 1 der Begrafeniswet schrijft voor dat
de lijken moeten begraven worden maar
wie er begraven moet, staat er niet in dat
artikel. Wordt er dus niet begraven, dan
is er toch geen schuldige en gestraft wordt
er niet. W 1 de familie hetlijk laten staan
geen enkel rechter kan er iets tegen doen.
Welnu zei Cort en ook minister Ort (Jus
titie »als ik niet moet begraven, mag ik
verbranden 't lijk dat daar boven aarde*
staat.
Waar schuilt de fout in deze rodeneering
HierinAls de begrafeniswet niet zegt,
wis begraven moetdan moet dj Minister
zorgen, dat er in dat Art. 1 wel ingevoegd
wordt wie de begravers sullen zijn. Dan
moet hij niet zeggen men behoeft niet te
begraven omdat er geen overtreders zijn of
genoemd worden; maar ditDe wet schrijft
begraven voor, en waar er een leemte is
(nl. er zijn geen begravers tot verantwoor
ding te roepon) daar zal ik die leemte aan
vullen, want begraven zal en moet er worden
Zoo sprak de Minister eehter niet. Hij
liet de begrafeniswet onaangeroerd en gaf
door de fout in Art. 1 dier wet, aan de
Lijkverbranders 't recht om hun doode naar
de verbrandplaats te brengen.
Dat debat, tusschen hem en rechts is hij
absoluut verloren. Hij bleek niet opgewas
sen tegen de Rechtsehe argumenten; trou
wens een kind kan dat debat begrijpen. Is
de Begrafeniswet volledig, goed I maar maak
ze dan ia ordeschrijf vóór wie begraven
moet; en als er dan in Nederland toch nog
menschen zijn, die niet willen begraven,
maar hun doode willen laten verbranden
in orde: dan moet er een nieuwe wet ko
men om die Lijkverbranders een wettelijk
recht te gevenmaar zooals 't nu gaat is
't langs oneerlijke slinksche wegen; door
een fout in Art 1 die de Minister niet
weg wil nemen.
Geslagen en met geeselen gekastijd: of
om in 't beeld te blijven: door oen zware
stortzee op 't dek gesmakt, werd de Mi
nister van Oorlog. Van Links en Rechts
brak men de leiding afzoo, dat hij ten slotte
verklaarde: Als ik 't niet goed doe, stuur
je me maar wegstem mijn begrooting
maar af, waarop Lohman ernstig, hoogs!
ernstig (want de toestand werd kritiek)
antwoordde Excellentie, wij nemen de be
grooting aan, zooals ze daar ligt maar U
moet daar geen bewijs in zien, dat we U
vertrouwen en Uw leiding ambitieeren.
Kolossaal I wat een strop I Wat fatale
miskenning Toch zit deze Minister van
Oorlog nog in de kajuit en rookt er zijn
zeemanspijp 1 Maar rijn hartje zal bonzen,
dag in, dag uit en Lohraans woorden zul
len hem, als hij nog eergevoel heeft, ach
tervolgen van 't achterdek naar 't voor
dek.
De zieke Minister van Kolonieen Men
kent de treurige historie. De Indische School-
subsidie voor de zendingscholen was aan
de orde Van Links wordt de Minister
daarover fel bestookt. De Minister krijgt
een flauwte. De Minister wordt weggedra
gen. Dr. Scheurer helpt den patient aan
water en eau de Cologne. Mr. Fock rijdt
hem met een vlugge taxi naar zijn woning.
Minister hard geschokt in zijn zenuwgestel!
Die drommelsche Subsidie-kwestie. Daarbij
nog 't échec bij de Djambitaak: destaats-
exploitatie aanvaard en de Koninklijke
Maatschappij niet op die olievelden toege
laten. Plus nog de begrooting van Suriame
En nu is da Miuister nog ziek. Maar zijn
familie is bij hem dat helpt een beetje.
Zullen we nu nog spreken over Posiuma
en zijn echec bij aanneming der motie
Teenstra, om geen vee meer af te maken
Over Treub met zijn ouderdomsrede en zijn
haast brutaaloptreden tegen de Tweede
Kamer; met zijn: Als je mijn zin niet doet
ga ik weg Als 't geen oorlog ware, en
geen mobilisatietijd, dan zaten de Minis
ters er allen niet meer. Maar Cort gaat nog
niet naar huis 1 in lange niet 1 dat is zijn
leus. Nochtans vreezen we heel gauw voor
ongelukken. Er zullen er wel een paar over
boord vallen.
Ingemetselde waterfornuizen.
19 December 1914 is tot stand gekomen
de wet op de Raden van Beroep voor de di
recte belastingen, welke wet door middel
van het door haar geregelde cassatieberoep
den weg heeft geopend tot eenheid van recht
spraak.
Uitspraken van Raden van Beroep worden
dus thans niet meer tot richtsnoer genomen
zoodat b.v. in ons eiland ingemetselde wa
terfornuizen niet meer voor de ,personeele
belasting worden vrijgelaten daar de Hooge
Raad reeds bij arrest van 20 Mei 1902 heeft
beslist, dat een gemetseld fornuis, waaruit
warmte overgaat op het daarop geplaatste
water en in de omringende ruimte, zich be
vindende in een waschhok volgens de wet
belast is als eene haardstede.
Men gelieve hiervan bij de invulling van
het beschrijvingsbiljet nota te nemen.
DE TOESTAND.
Op bijna alle oorlogsfronten heerscht zoo
genaamd rust. Het eenige nieuws wat nog te
melden zou zijn is afkomstig van den Balkan.
De bondgenooten hebben Korfoe, een
Grieksch eiland, bezet. En dat, niettegen
staande de Jonische eilandengroep, waartoe
ook Korfoe behoort bij verdrag van 14 Januari
1863 gesloten tusschen Oostenrijk, Engeland,
Duitschland en Rusland, tot neutraal gebied
verklaard werd.
Als België dus.
Wat Engeland en Frankrijk om het hardste
hebben verweten aan Duitschland, gaan zij
nu zelf doen.
Italië houdt zich nog stil. Het heeft zich
vrijwillig in het schuitje gezet en moest mee
varen, maar prettig vindt hij de bezetting
van dat eiland niet. 't Is steeds Italie's ideaal
geweest om van de Adriatische Zee een Ita-
liaansche binnenzee te maken en daar gaat
het op deze manier hoe langer hoe minder
op lijken.
Omtrent de ontscheping van troepen seint
Reuter, van uit Parijs:
Omtrent de ontscheping van Fransche
troepen op Korfoe, wien was opgedragen de
aankomst van Servische troepen voor te be
reiden, wordt het volgende medegedeeld. De
ontscheping is ordelijk en snel verloopen en
strekt hun, die ze uitvoerden, tot groote eer.
Den lln dezer om één uur in den morgen
waarschuwde de Fransche consul de Griek-
sche overheidspersonen op het eiland, die
zich tevreden stelden met een mondeling en
zuiver vormelijk protest. Zooals men weet
was het geenszins te doen om een bezetting,
zelfs niet een tijdelijke, van het eiland, maar
slechts om van het eiland gebruik te maken.
Om twee uur verschijnt ons eskader. De
Fransche consul wacht het op de kade af
met gidsen en auto's. Het ontschepen der
troepen begint een uur later. Het eerst ont
scheepte detachement bezet terstond het te
legraafkantoor en neemt de twee door onzen
consul aangewezen agenten gevangen, van
wie de eene voorzitter is van den Duitsehen
spionnage-dienst. Inmiddels is ook de ont
scheping voltooid van paarden en materiaal.
De geheele verrichting is om elf uur in den
ochtend afgeloopen. Terstond maakten de
kruisers en pantserschepen, onder wier be
scherming de ontscheping heeft plaats gehad,
zich voor het vertrek gereed, 's Avonds wa
ren de Fransche soldaten ondergebracht in
de nieuwe kazernes. De bevolking, die om
trent onze bedoelingen geheel gerustgesteld
was, bereidde hun een sympathieke ontvangst.
De aankomst van een konvooi graan deed
de aanwezigheid der Fransche troepen nog
te meer waardeeren. De heldhaftige regimen
ten van koning Peter zullen zich op Korfoe
goed kunnen herstellen. Binnen enkele dagen
zal alles gereed zijn om hen te ontvangen.
Het tweede Balkannieuws bepaalde zich
tot een oeversucces van de Oostenrijksche
troepen op Montenegro.
Fransche kanonniers bedienden bij de Lowt-
sen de artillerie en toch moesten ze wijken,
dat gaf vreugde in Weenen. En thans is ook
de hoofdstad van Montenegro door de cen-
tralen genomen.
Dat was te verwachten, want de Lowtsen
beheerschte Cettinje.
Toen de Oostenrijkers dien berg hadden,
konden ze met hun kanonnen de hoofdstad
onder vuur nemen.
En zoo zijn er dan thans: „Drie konin
gen in ballingschap"van België, van Servië
en van Montenegro
Den verslagen vijand vervolgend, seint ons
Weenen, hebben onze troepen gisteren met
hun zuidelijken vleugel Spizza bezet.
Te Cettinje hebben wij 154 kanonnen van
verschillend kaliber, 10,000 geweren, 10 ma
chinegeweren en veel munitie en oorlogs
materiaal buit gemaakt.
Het aantal stukken geschut, buit gemaakt
in de gevechten om den Lowtsen, is tot 45
gestegen. Het aantal gisteren aangebrachte
gevangenen bedraagt 300.
Ten zuiden van Berene, waar de vijand
nog hardnekkigen tegenstand biedt, hebben
onze bataljons schansen op de Gradina in
stormloop genomen.
Montenegro is thans van de zee afgesne
den en het kleine, maar dappere leger is, nu
de Oostenrijkers ook uit het oosten oprukken,
menschelijkerwijs gesproken, als verloren te
beschouwen.
Omtrent Saloniki nog geen nieuws.
Wèl weten Italiaansche bladen te vertellen,
dat sinds enkele dagen de troepen der „cen-
tralen" in beweging gekomen zijnDuitsche
en Oostenrijksche, maar ook Bulgaarsche en
Turksche.
Niets is echter nog zeker.
Mógelijk is het wel.
Immers èn de aanval op Servië èn nu pas
weer die op den Lowtsen bleef tot het laatst
toe voor de „bondgenooten" verborgen.
Als de „centralen" 'tnu werkelijk op Sa
loniki hebben gemunt, zullen ze wel weer
hun maatregelen zoo geheim mogelijk heb
ben genomen.
Afwachten is dus zaak:
welke gevaar, schade of hinder kunnen
veroorzaken.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Sommelsdijk, brengen ter openbare kennis,
dat ter Gemeentesecretarie ter inzage ligt
een verzoek met bijlagen van J. C. Smit,
Spekslager alhier, om vergunning tot het
oprichten van eene slachtplaats achter zijne
woning aan den Oostdijk, op het perceel ka
dastraal bekend in sectie B, no. 2365.
Op Maandag, den 31 Januari 1916, des voor
middags te 11 uren, zal ten gemeentehuize
gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit
verzoek in te brengen en deze mondeling en
schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij, die bezwaren
hebben, kunnen gedurende drie dagen, vóór
het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie
der Gemeente kennis nemen van de ter zake
ingekomen schrifturen.
Sommelsdijk, 17 Januari 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester.
Iz. GEELHOED.J. BOUMAN.
Nederlandsche Hulp aan de Krijgsgevange
nen van alle Oorlogvoerende Staten.
Onder patronaat van
Baronesse Melvil van Lynden. Grootmees-
teresse van H. M. de Koningin.
Mevrouw De Beaufort, Grootmeesteresse
van H. Af. de Koningin-Moeder.
Mevrouw Cort van der Linden.
Mevrouw Loudon, Penningmeesteresse.
Baronesse Sweerts de Landas Wyborghu
Mevrouw Van Karnebeek.
Baronesse de Smet van Alphen.
Mej. Thorbecke, Secretaresse