roor de Zuldliollandsche en Zeeuwsche Heilanden. Zaterdag 1 Januari 1916 An tirevoair 30sl® Jaargang N°. 2142 Orgaan Eerste Blad. m IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN. „HET GOUDEN HEET Deze Contant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent* Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 pet iaat. Afzonderlijke nummers 5 Cent. frireivsa SOMMELSDIJK. feSetooB btereonn. Ko. 9. AdverésatiëH 10 csnt pst tegel en s/s maal, Beelamea 80 pet regeL Boekaankondiging S Cent pet tegel en 4/s saaal. UienstaanvrsgeH en BienstaanMedingen 50 Gent pet plaatsing. ©roots lettere en vignetten r» orden berekend naar de plaatsruimte dis aij baalaai i Advortentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 aar. Alle stukken v©©r «ie Retfaetle föestemei, Advertentlën en eerdere Administratie traite© t©e te zeitiseu aaia des® Uitgever. Stroopt zijn loof af (NIEUWJAAR.) Dat de wereldmonarch, dat Ne- bukadnezar zijn wereldheerschappij in dien benauwenden droom zag tanen, wordt door elke uitdruk king in dat 14de vers, met klem toon, bevestigd. Want zoo staat er Een heilige kwam af van den hemel Roepende met kracht: Houwt dien boom af. Kapt zijn takken af. Stroopt zijn loof af. Verstrooit zijn vrucht. 'Dat de dieren van onder hem wegz werven. Dat de vogelen vluchten van zijn takken. En dat de koning beefde, was de natuurlijkste zaak der wereld. Want Babel was een prachtige stad. Wat kunst en Oostersche weelde maar uitdenken kon, was aan muren en poorten en perken en hangende tuinen, aan watervallen en wandel plaatsen, met reuzenbedragen be steed. Babel bestond eerst uit een oude stad, aan de Oostzijde van den Eufraat. Nebukadnezar bouw de er een nieuwe stad bij aan den Westkant. Muren met 100 kope ren poortenmuren zoo dik, dat er wagens over redenmuren en ga lerijen met boomen en perken en waterpartijen er boven op. Cen trum van Oostersche macht. Van den wereldvorst. Houwt dien boom af! Kapt zijn takken af! Stroopt zijn loof af! Waar is nu dat trotsche Babel 't Is alles ruïne. De dieren der woestijnen hebben er hun holen. Arenden en gieren plukken er elkaar. De leeuw jaagt er den jak hals na. Geen menschelijk vernuft is in staat geweest de oude heer lijkheid in die valleien des doods en die oorden van wildernis te doen terugkeeren. De Babylonische we reldmonarchie is verslonden en de brute dierenheerschappij zwaait er haar afschrikwekkenden scepter, 'tls woestijnleven! Houwt dien boom af! Kapt zijn takken af! Stroopt zijn loof af! 't Zal alles als een kleed verouden. Niets kanhierzijnstandbehouden. Wat uit stof is neemt een end, Door den tijd, die alles schendt. Met dat benauwende van Nebu kadnezar met die droeve aankon diging van boomen, die afgehouwen zullen wordenvan takken, die ge kapt; van loof, dat zal afgestroopt worden; van vruchten, die ver strooid; van dieren, die wegz wer ven van vogelen, die vluchten zoo gaan we de nieuwe toekomst tegen. Maar de stam blijft, zelfs ook na den allerlaatsten wereldbrand, wanneer de aarde zal omgekeerd wordendan zal die stam in nieuwe aarde opschieten en sappen uit ge- heiligden grond opzuigen, maar van dien stam zal geen uitbottende tak of loof ooit meer worden af gestroopt Dat is bij't Nieuwe jaar 't eenige lichtpunt. Donkere toekomst. Nog oorlog. Dreigender gevaar meer clan ooit voor ons Vaderland. Nog steeds krakende takken. Nog steeds bla deren, die vielen en vallen. Onder gang. Neerslag. Verlies van natiën Stukken van Koninkrijken en Kei zerrijken afgekapt. Heerlijk loof afgestroopt. Jong, edel loof. Groen loof, waarop de levenszon zoo vriendelijk straalde. Loof, dat scha duw wierp op ouders en gezin nen, op zusters en beminden. Groen lenteloof! Ook herfstloof, dat reeds grauwde en vergeelde, 't Wordt maar afgestrooptEn het loof valt op de aarde. De regen bezoedelt het. Bloed bezoedelt het. De sneeuw bezoedelt het. De modder bezoedelt het, 't mooie, frissche, glinsterend, zoo glanzig fleurend loof. En is het loof gestroopt, clan gaat de boom kwijnen. Kaal, naar, koud zonder weelde, armoedig, als staken, die hun magere botten om hoog steken als in wintergewaad. Ze kunnen slechts beven, maar nooit ruischen, zooals de boomen met loot dat kunnen, als de wind er in blaast, neendat kunnen die enge botten niet. Ze wijzen naar de hoogte met hun schrale, spichtige punten om de lucht nijdig te door steken maar vruchten dragen, vogeltjes herbergen, dat kunnen ze niet. Donkere toekomst. Veel afge stroopt loof. Boomen met staken als scherpe botten. o God! Schenk zegen aan Ne derland. Bewaar ons LandHakt toch uit genade geen takken at. Bewaar 't nationale loofDat de vogelen niet vluchten. En ons eiland, bescherm zijn in- woneren! Zijn scholen en kerken. Zijn landouwen en weiden. Zijn vee en schuren. Zijn volk en Over heid. En geef onze Pers de sympathie der broederen. Stroopt ook dat 1 :>of niet af, al zijn 't maar weinige, kleine blaclerkens! Geef loof en vruchtVeel loof, nog veel meer vrucht UIT DE PERS. Motel Restaurant Gedempte Soerensteiger 63A, 63B I&oiterdaatt. DINERS 60 cent en hoöger. LOGIES MET ONTBIJT 1 i 0, F. L LEE-Ioonen. Het door ieder «aiïbevoien adres. PENNEKRASSEN GEMENGD NIEUWS. ijl Daniël 4: 14. T ractaten-schennis. Onder dit opschrift bespreekt „De Neder lander" het weghalen der postverzendingen door de Engelschen van Nederlandsche schepen. Zij schrijft Wederkeerig is dus, nog wel in een zeer recent tractaat, overeengekomen dat de brie venpost, zelfs al werd die aangrtroffen op vijandelijke schepen, onschendbaar zal zijn. Het wereldverkeer moet, voor zoover het per brief geschiedt, geheel buiten den oor log blijven. Dat kleine stukje van „een vrije zee" is door alle beschaafde naties geëer biedigd. Maar Engeland zet dat eenvoudig ter zijde. Het neemt de brievenmalen in be slag, natuurlijk om den inhoud te onder lij Direct nabjj de Hoo'dsteeg, f 1.25, f 1.50 en f 1.75 Tel No. 10595» Aanbevelend, zoeken, niet om na te gaan of de malen contrabande bevatten, want daarvoor is toch geen inbeslagneming noodig. Het doet dat, terwijl het schip zich „op zee" bevindtniet bv. in een Engelsche haven. Hoe is zulk eene handeling te verdedi gen Hoe kan een land, dat geheel de wereld in beweging bracht toen Duitsch- land het tractaat van 1839 schond, dat beweert op te komen voor de „rechten der kleine naties", beweert te strijden voor het recht, zich zoodanige rechtschennis ver oorloven Dat de bepalingen betreffende hetSuez- kanaal niet worden nageleefd, nu dat Ka naal wordt of dreigt te worden aan gevallen, en dus in staat van verdediging moet worden gesteld, is blijkbaar oorlogs- noodzaakhet raakt een geval waarop het Suez-tractaat kennelijk niet het oog heeft. Maar hier geldt het een geval waarvoor juist het tractaat is gemaakt! Het lijkt ons onmogelijk, dat de Engelsche Regeering bij deze, naar ons voorkomt onverdedigbare, rechtschennis volhardt. Zij zou, dit doende, haar recht van spre ken op het gebied van het recht ten eenen- male hebben verloren. „'t Is een kind van d'r moeder". Beteekenisvol had de dokter hem aange zien, lichtelijk de schouders opgehaald en gezegd, „'t is een kind van d'r moeder." Marie's vader wist nu genoeg. Hij besefte dat haar lot was bezegeld. Onwillekeurig vouwde hij de handen samen, keek naar bo ven, als wilde hij het overgeven in de han den van God, die alleen kan heelen gesla gen wonden Geslagen wonden Sinds hij heftig tot haar gesproken had over wat hij femelarij geliefde te noemen; sinds Jan haar bijna ruw van zich had ge- stooten, was ruim twee jaar verloopen, zij hadden elkaar nog geschreven, maar lang zamerhand werden zijn brieven zeldzamer daar hij bemerkte, dat de hare ernstiger werden; dat haar luchthartige vroolijkheid veranderd was in stillen levensernst Dat kon hij niet verdragen. Dat was vurige kolen op zijn hoofd laden. Dat doet zijn geweten luid spreken omdat hij een andere opvoeding heeft gehad, hij iets anders belijdt, dan hij in zijn jeugd aan moeders knie (omdat zijn moeder reeds vroeg gestorven was) en op de Christelijke school geleerd heeft Hij verhard, tot hij gegrepen wordt I Zeldzamer werden zijn brieven zij corres pondeerden piet meer, zij leed door zijn stil zwijgendheid, want onverminderd was haar liefde voor hem. Zichtbaar vermagerde zij. Haar vader was voor de tweede maal ge huwd. Vol liefde had Marie haar tweede moeder verwelkomd. Tusschen die twee was meer ontstaan dan sympathie. Zij hield van haar dochter van het stil ernstige meisje, van wie zij vroeger wel gehoord had, dat het zoo lichtzinnig voortleefde. Tusschen die twee ontstond vertrouwelijkheid. Alles, alles biechte Marie op. Ze verheelde niets. Ze vertelde van haar verhouding tot Jan Volders hoe zij vrij met elkaar wensch- ten om te gaan; hoe zijn moeder daartegen had geageerd met volle kracht met een be roep op den Bijbel en op Godhoe het haar speet zoo te hebben geleefd, maar ook, hoe zij nu vrede had met God. Bij dat alles echter kon zij Jan niet verge ten. Zij gevoelde dat het haar roeping was, hem te wijzen op zijn gaan op verkeerde paden Haar lichaamskracht werd gesloopt. Droog was haar kuch; op haar wangen, die met den dag invielen, vertoonden zich twee verraderlijke vlekjes. De dokter werd gehaald. Die schreef voor rust in de open lucht versterkend voedsel; geen emotie volle oogenblikkenkalm be daard; uiterst-regelmatig leven. Niettegenstaande zorgvuldige verpleging; trots de kosten voor haar gemaakt, vloog zij achteruit Tot ten slotte de dokter tot haar vader zei„'t Is een kind van d'r moeder." Toen wist de man genoeg Tering I Hij zag liggen zijn geduldige vrouw, lang zaam wegkwijnend, vaarwel zeggend haar aardsch bestaan En nu zijn dochter hetzelfde Hij hield de hand voor zijn oogen, vol diepe smart. Er kwamen koortsen; ijlkoortsen, waarin zij almaar riep om Jan. Hij kon maar niet begrijpen wie Jan was tot zijn vrouw het hem vertelde. „Wat moeten wij doen vroeg zij. „Afwachten tot zij bij kennis is en er dan over spreken met haar", antwoordde hij be slist. Toen dat oogenblik gekomen was, spraken zij er over. Hij wilde hem schrijven. Maar als of zij opzag hem te ontmoeten, weigerde zij en smeekte het hem niet te doen. Maar dan kwam weer op in haar de gedachte, dat hij toch mocht komen. Zoo streed zij een tweestrijd Terzelfder tijd, dat in het buitenhuisje droefheid heerschte, was er bij een moeder in de nabijgelegen stad vreugde. Vreugde, omdat haar gebed was verhoord Jan had het gezocht bij zijn lichtzinnige kameradenin schouwburgen, bioscopen, cafe's chantants. Hij dacht vrede te heb ben. Maar inwendig was het onrust. Altijd zag hij voor zich het beeld van Marie. Langzamerhand ging hij begrijpen haar zielstoestand. Hij ging 's avonds niet meer met zijn ka meraden uit, maar bleef thuis. Nam den Bijbel ter hand. Met vreugde merkte zijn moeder het op. In haar ziel steeg een dankgebed omhoog tot den levenden God, die haar zoon had gegrepen en tot staan gebracht, voor hij ver der kon hollen op het verkeerde pad. Zij waagde het hem eens te spreken over Marie. Toen ging hij biechten; vertellen, dat haar beeld hem onophoudelijk vervolgdedat hoe wel zij spottend altijd hadden gezegd, dat zij los waren van elkaar hij toch van haar hielddat zij in lang niet geschreven had den, omdat hij opgehouden had het te doen; dat hij niets van haar wist. De post bracht een brief. Van haar woonplaats Geschreven door onbekende hand. Hij was van haar vader, die meedeelde hoe de zaken stondendat Marie in haar koortsen steeds om hem riep. Moeder en zoon gevoelden dat hij erheen moest gaan. Instinctmatig gevoelde haar moeder, dat de stevige jonge man, die daar het erf op stapte, Jan moest zijn. Zij liet hem binnenverwelkomde hem vriendelijk en koesterde geen wrok. Dat ver zachte zijn komst. Met neergeslagen oogen was-ie gegaan, schuldbewust als-ie zich voelde Marie was bij kennis. Met een korte vreugde kreet werd hij begroet. Zij werden alleen gelaten en niemand dan God alleen, weet wat er tusschen die twee is verhandeld. Zeker is dat hij haar nu geregeld bezocht aan haar ziekbed, dat op den langen duur haar sterfbed werd. Langzaam, met bijna onvasten tred volg den zij de baar naar het kerkhof. Dof vielen de schoppen aarde. Zij zongen „Gelijk het gras is ons korstondig leven." Zij konden zingen Er was reden. Om te juichenWant zij ging heen naar de plaats waar geen tranen meer zullen zijn. Als een schrijnend-schroeien in zijn hart voelde Jan nog zijn spelen met haar vroeger. H. K. Doodslag. De 22-jarige C. C. de V. vrouw van P. van D. te Wageningen woonachtig waar haar man als milicien-soldaat in gar nizoen is, bracht de Kerstdagen bij hare ou ders in de Banketstraat te Rotterdam door. Zaterdagavond [omstreeks [11 ure stond zij met haar broeders en zusters voor de deur van het ouderlijk huis te praten, toen er twee huzaren van het 4e regiment, gede tacheerd bij den etappendienst op Wouden- steyn voorbij kwamen. Een dezer huzaren, A. V. genaamd, wilde het jonge vrouwtje dat hij te voren nimmer gezien of gesproken had, beetpakken. Zij ontsnapte aan zijn greep liep de ouderlijke woning binnen en sloeg de deur achter zich dicht waarop de huzaar met zijn vuisten aan het slaan ging. Eenige oogenblikken later in de meening dat de huzaren nu wel vertrokken zouden zijn, deed juffrouw van D. de straatdeur weder open en kwam naar buiten. Maar zij waren er nog en de huzaar A. V. liep nu op haar af en stak haar, zonder dat er iets vooraf ging, in koelen bloede zijn knipmes tot het heft in den rug. Wankelend liep zij eenige passen verder de straat in en zakte ineen. Door burgers opgenomen en binnengebracht in een café op den hoek van de Banketstraat en Prinsenstraat, kon dr. P. H. G. de Ridder wiens hulp men inriep, slechts den dood con- stateeren. De metaaldraaier K. T. de V. die zijn aan gevallen zuster, waarmede hij voor de deur had staan praten, te hulp kwam, werd om die rede door den tweeden huzaar B. H. B. met een mes in den rechterschouder gestoken. Hij is niet ernstig gewond. Beide huzaren namen de vlucht, doch wer den, door burgers achtervolgd, op den Goud- schensingel gegrepen, aan de politie over geleverd en naar het bureau in de Meerman straat gebracht. Daar trachtte de huzaar A. V. het bebloede mes, waarmede hij den doo- delijken steek toebracht, in een zandbak te werpen, doch het werd opgemerkt en het mes in beslag genomen. Ook de huzaar B. H. B. werd in het bezit van een mes gevon den, dat eveneens in beslag genomen is. De huzaren zijn vervolgens naar het po litiebureau in de Lange Torenstraat gebracht, waar de commissaris van politie, de heer M. B. van der Hoeven bijgestaan door den inspecteur, den heer W. van Nooten, Zon dagnacht de aangehoudenen en een twaalftal personen, die zich als getuigen opgaven, in verhoor heeft genomen. De huzaar A. V. ontkent den steek te hebben toegebracht, doch de getuigen legden alle pertinente ver klaringen af. Het lijk van de vermoorde vrouw is naar het ziekenhuis op den Coolsingel gebracht voor de gerechtelijke schouwing en de beide huzaren zijn door den commissaris van po litie, den heer Van der Hoeven, ter beschik king van de militaire autoriteit gesteld, na dat de garnizoenscommandant en de audi teur-militair met het voorgevallene in kennis waren gesteld. De huzaren waren eenigszins onder den invloed van gebruikten drank. Onder den draad door. Men schrijft uit Baarle-Nassau aan het D. v. N.-B. Op het Gemeentehuis alhier bevinden zich eenige voorwerpen, die gediend hebben om menschen onder de doodende electrische draden heen te helpen. Ze zijn in deze Ge meente in beslag genomen, doch de eigenaar is gevlogen en komt niet terug om ze te halen. Het voornaamste is een bankje, dat van boven een diepe gleuf heeft, bekleed met een laag rubber, die isoleerend werkt. Dit bankje wordt onder tegen den ondersten draad geschoven, en twee aan scharnieren draaiende pooten worden aan de onderzijde recht gezet. Het geheel vertoont dan een tun neltje, dat goed een persoon kan doorlaten. Deze gaat op den rug liggen en schuift zich dan door het tunneltje heen. Raakt hij aan het hout, dan kan dit geen kwaad, daar de doodende stroom door de rubberlaag in de gleuf wordt geïsoleerd. Verder waren bij de verzameling een paar stevige rnbberhandschoenen, waarschijnlijk om den draad aan te grijpen, tangen en an dere werktuigen. De inbraak te Utrecht. Men meldt ons uit Amsterdam Men herinnert zich de inbraak te Utrecht, welke in den nacht van 2 op 3 December j.l. in den Goudsmidswinkel der firma Mander- sloot aan de Oude Gracht heeft plaats gehad. Eveneens, dat de daders zeer spoedig door de Amsterdamsche recherche werden gepakt en het ontvreemde goud werd in beslag ge nomen. Achteraf is echter bij het nagaan der boe ken gebleken, dat nog een groote hoeveelheid wordt vermist o.a. een zestiental broches, 67 gouden ringen en zes gouden ringen met diamanten, 2 gouden broches met diamanten, 11 gouden colliers, 7 paar gouden oorknopjes, benevens een aantal kleinere gouden en zil veren sieraden. Het zwakke geslacht. Twee agenten van politie hebben Zondagnacht te Amsterdam een 17-jarige jongevrouw aangehouden die op den Zeedijk met een dolkmes een schip per in den arm en een militair in den nek zoodanig had verwond, dat beide mannen zich in het Binnengasthuis hebben doen ver binden.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1916 | | pagina 1