voor de Zaidhollaiidsclic en Heeuwselte Eilanden. Woensdag 24 November 1915. 30sle Jaargang N°. 2131 Antirevolutionair Orgaan lie Oorlog. IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN, Antirevolutionair en Vrou wenkiesrecht. KAMEROVERZICHT. BUITENLAND. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p 50 Cent. Buitenland bij voomitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentiëa 10 Cent par- regel en %js maal. Beclames SO per regal Soekaankondiging 5 Oeat per regel en 4/s Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent par plaatsing. ©roote letters m vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worde» ingewaoht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nar. Alle stokken voor de Redactie bestemd, Advertentiëis en verdere Administratie ürr&He® toe se zenden «aan deia Steever. ÜITÖIYEB felefoois Mtereossaï». Mo. S. (Slot.) Dat de Liberale Regeeringeu 't Kiesrecht uitbreidden van 1848 af, was niet onze grief; maar dat hun Kiesstelsel dat nood zakelijk maakt; dat ze om aan hun slecht uitgangspunt inzake Kiesrecht te ontkomen jaar in jaar uit verplicht waren 't aan te hooren: Liberale Regeering I doe weer open de deur, de nieuwe kiezer staat er voor Het liberale uitgangspunt deugde niet, pen ze in 1848 dat Kiesrecht in de euwe grondwet zetteden. Eu eenmaal aan dat uitgangspunt vastgeklonken, en geen plan hebbende om de grondwet zoo gauw te wijzigen, bleef men dus voortgaan in de afgebakende lijn, steeds de grenzen en klassen en uitsluitend wijzigend. De Antirevolutionairen echter, zich van harte vereenigend met de opgeheven uitslui tingen en blij, dat de kiesdeur nu eindelijk sinds 1848 wagenwijd openstaat, blijft nochtans 't Liberale uitgangspunt betreu ren. De Wetgever van die dagen stond op 't standpunt van de vrijheid van 't indi vidu. Nog iets van den ouden revolution airen zuurdeesem uit de dagen der Fransche Revolutie was hem eigen. Vrijheid en nog eens vrijheid 1 Vrijheid in handel en wandel Vrijheid in de Kerkl Vrijheid in de Maat schappij I Vrijheid in den Staat 1 En die 9*Vat zelf een vereeniging van individuen, die naar hun aller vrijheid, en krachtens hun deelgenootschap aan dat Staatsge- nootschap, aan die Staatsgemeenschap, ook evenveel zeggenschap hadden. En die zeg genschap ontleenden ze aan hun mensoh- heid. De mensch was vrij en had eigea gezag en macht. Niemand kon den mensch binden tot gehoorzaamheid, geen God noch meester, hij wasniemands knecht, niemands onderdaan en erkende geen gezag boven zich. Maar toch! al theeriseerde en filoso feerde men zóó over den mensch, feit was: de mensch stond gebonden aan den Staats- wil. En *1 weer theoriseerde en filosofeerde men; Als wij, Vrije menschen, van een God en een meester onafhankelijk zijn en absoluut eigen baas, dan is die Staatswil en die Staatsmacht en die Staatsbestuur der voor ons een onding, tenzij wij zelf dat onding willen. En wij willen dat onding, dien ons beheerschenden Staatswil, die ons beheerschende Staatsmacht, dien Koning-Keizer-Staatsbestuurder! Wij willen hem, dat onvrije onding! Wij aanvaarden dat alles op conditie, dat wff de baas en hff de ambtenaar is. Hij of Zij; Koning over ons! ja, maar Koning-Ambtenaar Aan ons, de vrije burgers het wezen der machtAan hemden schijn De Staat opgebouwd met individuen, en die individuen de baas! en die indivi duen kiezen de Kamerleden en deze con troleoren onzen Koninklijken Ambtenaar, of hij 't Ambtenaarschap als knecht des Volks en knecht der Volksvertegenwoordi ging (zij hij dan ook terwille van orna ment en pronk met «Zijne, Hare Majesteit" tóegesproken) wel goed vervult. 't Heele volksstemrecht, omdat 't Heele Volk regeert! En 't Heele Volk regeert door Zijn Volksvertegenwoordiging. De Koning is Ambtenaar-Pronkjuweel kostende mil- lioen jaarlijks aan onderhoud, misbaar eiken dag, maar nu eenmaal aanwezig, en dus geduld en verdragen en gedoogd. Dit revolutionaire standpunt van men- schelijke zelfmacbt en overdracht van macht en Koninklijk Ambtenaarschap leidde tot een Algemeen Stemrechtidee, waarvan de Antirevolutionair een vijand is. Zoo'n machtspositie heeft een kiezer niet, om zelfs, onderdaan zijnde, zich in zijn ver watenheid als heérscher voor te doen, en van zijn God en Koningin, die Meesters Zijn, onderdanen te maken. Daarom: weg met zoo'n kiesrecht en er een ander voor in de plaats! 't Gezinshoofd moest kiezer worden, om dat daarin een organische gedachte lag. De Staat wordt uit gezinnen gebouwd en zal door gezin en gezinsleven voortbe staan. Voor den individu volgens liberaal sy steem kwam een organisme in de plaats, We willen nu geen woord verspillen aan de flauwe opmerkingen, die we over dat organisch kiesrecht soms in liberale kranten vinden. Maar onze partij zal bij de aanstaande Grondwetsherziening zeker wel probeeren om haar formuleering van dat organisch kiesrecht nog in Art. 80 op genomen te krijgen. Want we zijn met de redaette ervan sinds jaren kant en klaar. Aan de antirev. kiesv. is eenige jaren ge leden een schema toegezonden, waarin gevraagd werd een antwoord op deze vragen 6. Hoe zou art. 80 der Grondwet kunnen geformuleerd worden? 7. Welke zouden de kenteekeien moeten zijn voor 't begrip: Gezins hoofd? En de Deputatenverg. gaf dit antwoord: Art. 80 kon luiden: De leden der Tweede KameT worden rechtstreeks gekozen door de meerderjarige ingezetenen, tevens Neder landers, die hetzij de door de Kieswet te bepalen kenteekenen van gezinshoofd be zitten, hetzij in het bezit zijn van een door de kieswet aan te wijzen getuig schrift van met goed gevolg afgelegd exa men, dat toegang geeft tot eenig ambt bediening, betrekking of tot 't optreden in eenig beroep of bedrijf, (mits diploma aan slechts mannen. Wat waren die kenteekenen van ge zinshoofd: Drie in aantal, le dat nun in 't vorig jaar vóór 15 Eebr. gewoond hebbe in een huis, in een gedeelte van een huis, op een schip, waarover men krachtens overeenkomst of aanstelling, beschikking hebbe gehad, 2, dat men gedurende dien tijd bij zich had inwonen een of meer per sonen, die, tenzij in dienstbetrekking bij hem zijnde, niet inwoonden volgens over eenkomst,' 3, dat men krachtens wet, overeenkomst of aanstelling over de in 2 bedoelde personen bezeten hebben huis houdelijk gezag. Wat is daarvan de korte inhoud dus Dat huisvaders kiezers zijn en dat t vrou wenkiesrecht in beginsel wordt ingevoerd voor die vrouwen, ivelke weduwen zijn. Of die weduwen, al zijn zij 't hoofd van een gezin, zelf zullen stemmen, is door onze Deputatenverg. voor zoover ons be kend is, nog niet beslist. Het stemrecht der weduwe kan ook door haar oudsten zoon wel uitgebracht worden. Op de ver gadering van Ingelanden van eiken polder behoeft de boerin-weduwe zelf niet te verschijnen om te stemmen. Door opdracht stemt ze. Maar hoe de regeling verder zal zijn, blijft trouwens aan den Wetgever overgelaten. De Antirev. partij staat niet vijandig tegen 't Vrouwenkiesrecht als zoodanig, mits da vrouw ia hoofd des gezim en dus als Vertegenwoordigster optreedt ook van haar kinderen. Door den dood des maas rust de Gezinstaak op haar eu zij is 't die al de gevolgen der Wetgeving voor zich en haar Gezin dragen moet. Bij de behandeling in de Kamer der Be lastingwetten, Sociale Wetten aangaande arbeidsduur en arbeidsloon, pensioen en ziekenfonds, werkeloosheid en invaliditeit, arbeidscontract voor haar en haar kinderen, woningtoestanden en gezondheidsdienst treedt zy in de rechten haars gestorven mans. Of zij nu zelf gaat stemmen of een ander voor haar, raakt de kwestie niet dat is maar vorm. Doch het wezen blijve. Eu wat de diploma's betreft, ook hierin openbaart zich in kiem 't organisch kies recht. Waar de Antirev. partij gaarne een Vertegenwoordiging zag van de Maatschap pelijke organen n.l. Kerk, School, Fabriek wezen, Landbouwstand, Scheepvaart enz. daar wenscht ze 't kiesrecht te verkenen aan de voormannen, om alvast een begin te hebben. En dat zijn meest gediplomeer den. De vrouwelijke gediplomeerden blijven uitgesloten; in dat geval geen vrouwen kiesrecht. 't Kiesrecht kome aan de vrouw, mits weduwe, hoofd des gezins. En voor 't overige: alleen en uitsluitend mannen- kiesrecht. In 't voorloopig Verslag over de Staatsbegrooting der Eerste Kamer, Janu ari '14 lozen we: Wat 't kiesrecht betreft, zoo vond de toekenning van het kiesrecht aan vrou- wen, die aan 't hoofd staan van een gezin, en aan ongehuwde vrouwen, die aan bepaalde eischen voldoen, verde diging. Het door ons gecursiveerde is zeer waar schijnlijk gezegd door mannen der Rech terzijde. Wie 't andere wenschte n!. >de ongehuwde vrouw* is natuurlijk ons on bekend. Maar dat zal dunkt ons niet door een man van Rechts »verdedigd« zijn. Ook in de Eerste Kamer dusvrouwenkiesrecht allereerst voor de weduwe, die bij den dood haar3 ai&as Gezinshoofd is. STANDJE UITGEDEELD. Het was verdiend voor de heeren sijbe- laars. De Voorzitter gaf ze een standje, dat ze de Nationale zaak, d. w. z. den heer Voor zitter, maar lieten wachten en dat er zoo doende kostelijke uren verloren gingen. Dus dat ze voortaan beter op moesten passen en voor 's Lands zaken moesten zorgen. Of 't helpen zal't Beste middel was KORTEN OP DER TRAKTEMENT, voor elke Vergadering, die de heeren mist ten f 10,— boete. Maar dan zouden ze er wel zijn. Want geen beter remedie dan ze in de beurs te treffen. DECENTRALISATIE. WONINGTOESTANDEN. GEZONDHEIDSDIENST. De heeren Fock en Mendels gaven uiting aan wat in 't V. V. gezegd was. De verbe teringen, die in de laatste jaren voor de in- landsche bevolking zijn aangebracht, kwamen in een veel te langzaam tempo tot stand. Men had hierbij in de eerste plaats op het oog de belangen der volksgezondheid en der volkshuisvesting. Er was wel wat gedaan aan den aanleg van waterleidingen, maar er moest meer gebeuren. Mendels wees er o.a. ook op, dat op Java op 250,000 verlossingen maar één vroedvrouw was. Bij de pestbestrijding was ook gebleken, hoe ellendig vele inlandsche woningen waren. En men betreurde het, dat voor de verbete ring der woningtoestanden minder was uit getrokken dan verleden jaar. Waterafvoer, rioleering en draineering wa ren hoogstnoodzakelijk. Voor een en ander was aanleiding om den Minister op te wekken fiinker optreden der locale raden. Maar 't scheen met de uitvoering der decentralisatiewet wat te hokken; en aan de locale raden werd, naar 't scheen, geen genoegzame steun ver leend door de Regeering. Het in Indië zich openbarend streven naar autonomie en zelf bestuur behoorde door de Centrale Regeering zooveel mogelijk gesteund te worden. Ook werd aanbevolen om de finantieele positie dier locale raden die thans bijna geheel af hankelijk zijn van den finantieelen steun der Regeering te versterken opdat ze op hun terrein meer konden doen en meer verbete ringen konden aanbrengen dan nu geschiedde. Indië was de MELKKOE, voor Europeesche groot-industrie en groote Maatschappijen, die de productiviteit van den bodem exploiteerden voor eigen portemonnee. De groote winsten kwamen niet in handen van de Indiërs, maar van Europeanen. En voor de toenemende bevolking moest de grond meer productief gemaakt worden. ONDERWIJS EN ZENDING. De Zendingsscholen kwamen weer op de proppen en de subsidies. Te meer omdat de heer De Meesters beweerde, dat de Minister van meening veranderdin zijn oogen van meening verslechterd was. De heer Colijn had in de Eerste Kamer (1914) een motie ingediend in zake het verleenen van vrijstel ling der verplichting om 't godsdienstonder wijs te volgen. Toen had de Minister den heer Colijn geen gelijk gegeven, maar gezegd: „Wanneer de Regeering aan de Zending, die er op uit is propaganda te maken voor haar belijdenis, subsidie toekent voor door haar gegeven onderwijs, dan moet de Regeer ing de voorwaarde stellen, dat degenen, die van een deel van dat onderwijs geen gebruik willen maken, omdat zij dat niet kunnen om des gewetens wil, daarvan vrijgesteld worden. De Kamer kan dus gereedelijk bevroeden, hoe ik tegenover de motie van den heer Colijn sta." En nu was de Minister veranderd. Hoor slechts de heer De Meester over deze kwestie, waar al zooveel over gepraat is en geschre ven, dat we zijn woorden geheel zullen af drukken „Verder heeft toen de Minister in de Eerste Kamer gezegd dat, hoewel hij niet zeker wist of de ordonnantie, deze zaak regelende, reeds was afgekondigd, in elk geval de Koningin de vereischte machtiging reeds had verleend, dat vroeger reeds was gebleken, dat allen het in zake de' bedoelde vrijstelling eens waren en ook bij de rechterzijde hiertegen geen bezwaar bestond, terwijl in elk geval, indien de afkondiging der ordonnantie reeds had plaats gehad, er niets meer aan te doen zou zijn. Aangezien evenwel verluidde, dat die ordonnantie zelfs nu nog niet was afge kondigd, heeft men begrijpelijkerwijs in de afdeelingen dezer Kamer gevraagd, hoe het met de zaak stond. Terwijl nu de heer Colijn niet had aange drongen op een beslissing in den zin door hem bedoeld, maar gezegt hadlaat dit onder werp rusten zoolang het zoogenaamd bestand duurt, is ons thans uit de Memorie van Ant woord gebleken, dat de Minister een beslis sing heeft genomen, en dat die beslissing zelfs verder gaat dan de heer Colijn had durven hopen en verwachten. Want niet alleen dat nu ten deze aan de besturen van bijzonder gesubsidieerde scholen volkomen vrijheid is gegeven in de plaatsen, waar in de behoefte aan onderwijs als op die scholen gegeven wordt naar het oordeel van den Gouverneur-Generaal voldoende wordt voor zien door een of meer gelijkstandige scholen, waar het onderwijs niet op godsdienstigen grondslag rust, niet alleen dat dus daarvoor in een onlangs afgekondigde ordonnantie is bepaald: daar behoeft geen vrijstelling te worden gegeven, maar bovendien zijn nu vrijgesteld de scholen op godsdienstigen grondslag die 1 Augustus 1915 subsidie uit 's lands kas genoten, ik lees dit immers goed; het moet toch niet conjunctief, maar disjunc- tief gelezen wordendat men öf aan de een of aan de andere voorwaarde heeft te vol doen. Zoo ja, dan volgt hieruit, dat de Minis ter, die ten vorigen jare zich op de gewe tensvrijheid beriep, nu heeft medegewerkt tot het tot stand komen van een regeling waarbij, ook als er geen andere school be staat op de plaats waar een groep inlanders woont, waar dus de inlandsche kinderen zijn aangewezen op het onderwijs op de bijzon dere gesubsidieerde school, omdat er geen andere is, de ouders voor de keuze gesteld worden om öf hun kinderen geen onderwijs te doen geven öf ze met het onderwijs op de bijzondere school ook het godsdienston derwijs te doen genieten. Dit is nu juist de aantasting van de ge wetensvrijheid waartegen de Minister ten vorigen jare opkwam. Ik voor mij zou dit onderwerp niet ter sprake hebben gebracht, indien ons ten antwoord was gegeven dat alleen voor de scholen, op bladz. 7 der Me morie van Antwoord, onder letter a bedoeld, de vrijstelling was verleend. Ik vind inderdaad, dat, indien er naast een gesubsidieerde bij zondere school een school bestaat die wij hier een neutrale school zouden noemen, de bijzondere school geheel vrij kan worden ge laten en men kan zeggenwie daar niet gaan wil, kan gaan op die andere school. Maar indien, zooals wellicht op honderden zoo niet duizenden plaatsen in indië het ge val is, er geen andere school is dan de con- fessioneele of de Roomsch-Katholieke dan aan de ouders te zeggenNu zult gij ook het godsdienstonderwijs op die school door de kinderen laten volgen, op straffe dat gij anders geheel van onderwijs verstoken zult zijn ik begrijp niet dat deze Minister in die regeling heeft kunnen toestemmen. Daar den Minister in de Eerste Kamer van de rechter zijde niet anders was gevraagd danstel de regeling uit, en van de zijde van den heer Colijn vooral was aangedrongen op de vrij stelling sub a, begrijp ik niet, dat nu de Minister heeft willen toestemmen in een regeling, volgens welke alle op 1 Augustus 1915 bestaande gesubsidieerde bijzondere scholen vrijstelling van de verplichting tot bijwoning van het godsdienstonderwijs niet behoeven te verleenen. In dien tusschentijd (van Februari tot Augustus) konden nog ver schillende scholen worden opgericht, en voor die alle zal dus volkomen vrijheid bestaan om de vrijstelling te weigeren. De vrijheid van richting voor de bijzondere school wil ik niet aantasten. Ik werk in de staatscom missie voor het onderwijs met overtuiging mede om de richting van het bijzonder on derwijs vrij te laten, maar hier geldt het een land waar de verplichting, dat er overal zal zijn „openbaar onderwijs" in de Grondwet is voorgeschreven. In een land waar dat niet het geval is, in indië, waar men op vele plaatsen alleen gesubsidieerde bijzondere scholen heeft, ligt de zaak anders. Als men daar verordentalle kinderen kunnen niet naar school gaan, tenzij zij ook het gods dienstonderwijs volgenalleen scholen na 1 Augustus 1915 opgericht zullen verplicht zijn vrijstelling te moeten geven, als deze door de ouders wordt gevraagd dan be grijp ik niet, hoe de Minister in zoo'n rege ling heeft kunnen toestemmen, ik teeken daar protest tegen aan en zeg, dat ik het eens ben met wat de Minister in Februari van dit jaar zeide: om der consciëntie wille ware dit niet geoorloofd". DE TOESTAND. Zoo nadert het einde van Servië snel. Dat is op te maken uit de slagveldberichten, het is te zien op de kaart en men voelt het in de internationale spanning. De Entente heeft, veel te Iaat, zich gehaast wat ze kon, om nog een hulplegertje te zen den, hopend dat Mackenzen op ongedachte moeilijkheden zou stuiten, maar het baatte niet meer. Hoogstens zijn de Bulgaren ver hinderd eerder naar Monastir op te rukken, maar Fransche en Engelsche troepen hebben geen één Servische vrouw of kind zelfs kun nen helpen. Wat nu in Servie en Macedonië wordt aanschouwd is, van Entente-standpunt be schouwd, wel het jammeriijkste wat in de zen oorlog is gebeurd. Het Servische volk opeengedrongen om Novi Bazar en Mitrowitza, tienduizenden vluchtelingen zeulen door de modderdalen op Mitrowitza toe, aan de grootste ellende ten prooi; het Servenleger staat ontmoedigd, van wapenen en munitie zoogoed als be roofd, opeengedrongen. Rondom dondert het kanon, in rook en vlammen hullen zich de bergen en onafzien bare drommen krijgers overstroomen het land. Waarheen? Naar Montenegro? De En gelsche berichten geven nu toe dat het een wanhoopsdaad zou zijn. Dat landje zit op gepropt met vluchtelingen die omkomen van gebrekwant Montenegro heeft geen voedsel. Naar Noord-Albanie dan? Maar de Alba- neezen worden slechts met moeite in bedwang gehouden, om zich op de Serven te werpen. Het is een onbeschrijfelijke ellende. De hulp van Italië over Durazzo, de ver halen der Engelsche bladen over het prach tig en onverzwakt ontkomen van het Ser venleger, enz. enz. Al dat moois vervliegt in rook. De gezanten der Entente vluchten van de eene stad in de andere, ook in Macedonië. De Bulgaren naderen met steeds grooter macht de Grieksche grenzen. Deze snelle ineenstorting van alle plannen verwart de Entente-regeeringen. Italië en Rusland steken nog geen hand uit, maar En geland en Frankrijk zien met vreeze naar het Oosten.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1915 | | pagina 1