OcMvotr y LI landarts Regisbuig IIORNEMANN ei mins - kpM si Bmiui Bijnier peilt roer BHcolaascaileaoi. M. VERHEUL - ROTTERDAM 11 Kijkt goed naar bat Adres an Haai, SOHREÜDEBI BAKSTEEN Bh"K"'^V?^ERDAM- BLIJDE GEZICHTJES 6. F. GALLBNBAGH'S zungagsschooluitgavi Advertentiën. ATBIilKR PELTERIJEN eerste B8NDERDAB der maand Tabak, Sigaren, Sigaretten, BloileiË mt Van fiicl's Kerstwen, Eerde Hel Hellevoetsluis. Firma J. HAAS. Lijnzaad-Suikerkoekjes merk MVR, WINTERBLOEMEN, PENNEKRASSEN. voor KIPPEN Blouses, Japonnen, Mantels en Mantelcostumes naar maat. Chique coupe, nette afwerking, billijke prijzen, vlugge levering. Stalen op aanvrage franco. A. WATERMAN - VOORSTRAAT - MIDDELHARNIS. ZONDEK TWIJFEL tot vervaardiging van C. VAN SCHELVEN, MIDDELHARNIS. Tel. Into. no. 18. Aanbevelend, nr (hoek Nauwe Murktsteeg.) i Onovertrefbare keuze in van af de goedkoopste tot de fijnste soorten, zeer lage prijzen. Yoor elk stak bo*t bij ons gekocht wordt gegarandeerd. is voortaan de in bet Hotel MEIJER te spten. prima grondstoffen (zuiverheid gegarandeerd) gemakkelijk, zuinig, een lekkernij voor het Vee. FABRIKANT Vertegenwoordiger voor Goeree en Overflakkee den Heer G. ALBLAS MIDDELiHARNIS. WIJF p€t. HORTIN O. Woiksheddeisiaiügttïüii „De Duit', A. WAN DEK STAM, is Hipstraat .No, ÏO, Rotterdam. iHagaziJa „de Mutt". A. WAN i»ISR STAM, een zaak van vertrouwen. Voor het a h. Kerstfeest verschenen Twee en veertig- nieuwe boeken en boekjes DHlJü HONDERD TWEE EN DERTIG catalogus van zoaüagsschooluitgaven, G. F. GALLENBAGH te NIJKERK. valt, waarin Tino luim zag, toen te de deur open deed. Misschien siet de man buiten iets. Misschien ook staart hij, tonder tien ge bonden in tijn verwarring van denkbeelden. Stil sluipt Melie terug naar haar stoel. Ze wenkt ïme naast haar en legt den vinger op den mond, dat te twijgen moet. Zoo fitten de twee susters naast elkaar met dat groote lted tusschen haar in. Af en toe werpen ze 'n verholen blik op den man tegenover hen, die steeds verder weg zakt in zijn stoei, tot tijn oogleden zich gaan sluiten en hij in een sluimering valt. Tiae kijkt haar zuster van teriijde aan hoe heeft de kommer dat gelaat geteekend 1 Wel worden haar, peinst Tme, die 't ook tot de keel toe vól zit. wél worden Me lie thans wateren eens vollen bekers uit gedrukt en schijnt de maat harer tegeuhe- den niet vol te worden Steeds heeter en banger wordt haar het vuur der beproe ving Uiterlijk is zij kalm, onbewogen. Maar Tme, die haar zuTer kent, begrijpt dat se 't uiterste van haar'krachten in spant, om zichzelf meester te blijven, wijl dat móét, voor haar man, vo.r haar kin deren voor hun zaak ze ma? er niet onder bezwijken, heeft ze zichzelf gesug gereerd en zoo houdt, ze 't uit, le vend op haar zenuwen totdat de sterk ste wilsspanning t niet meer houden kan tegen den last des leeds, dat haar drukt en ze, vreest Tine in 'n oorreubiik van plotse linge crisis er voorgoed onder bezwijkt. Melie's droge waahoopsoogen yerradeu wel hoe nameloos ze lijdt onder dit leed I Dolf^ ademhaling wordt zeer regelmatig. Fluisterend durft Malie nu spreken en de eerste vraag der moeder is naar 't kind »Is Cor goed bezorgd Tine knikt van ja, vertelt 'n paar kiei- Bivliegen van den oolijken snuiter, die éren Ménes strakke trekken ontspannen, terwijl ze zucht»üie schat van 'n broekeman l« Dan vraagt Tii-e naar Dolf. Hoe en wanneer t gekomen is. Fluisterend, eentonig, doet Melie haar met horten en stooten 't gansche verhaal. Zaterdagavond is-ie thuisgekomen met acht dagen zakenverlof Je weet, hij was allang de oude niet meer. Zooals-ie thuis kwam wou-ia al naar den winkel, om de boeken bij ta werken, want hij was in de vaste meenicg, dat 't nu fout gaan moest enfin, 'k wist hem er af te brengen en we hebben 's avonds nog prettig ge wandeld en hij was zelfs nog een béétje blij dat-ie acht dagen lang thuis kon zijn 's Zondags zijn we nog even bij den bur gemeester geweest Maandagmorgen al heel vroeg sat-ie op z'n kantoor. Daar heeft hij den ganschen dag doorgewerkt en ik kon 'm met moeite 'n half uur weg krijgen om te eten. 's Avonds moest ik vast naar bed gaan, hij moest nog éven werken, hij sou wel ko men. Hoe laat het toen geworden is, weet ik niet, 'k moet ai vast geslapen hebben, toen hij kwam. Wel weet ik, hoe hij erg onrustig was dien nacht Dinsdag stond-ie erg somber op, zei niets, at haast niet Toen heb 'k 't eerste wat aan 'm gemerkt Ineens keek ie me zoo wonderlijk aan en vroeg; Vrouw, als we es 'n advertentie zetten k Begreep natuurlijk niet waar-ie heen wou: »Ja, zei die 'n adver tentie, dat we voorloopig ophouden met betalen en dat wie nog wat hebben moet na de mobilisatie maar terugkomen moot, dan heb je ook gedurig dat gemier niet aan de deur* 'k Begreep nog niet. wat 't was. 'k Dacht nog aan een rare grap, al kon ik 'r niet bij, hoe-ie aan zoo iets kwam Hij is toen weer naar voren gegaan. Maar Willems heeft me verteld, dat-io dien morgen niets meer uitgevoerd heeft wat zeggen wou: 'n potlood gepunt, wat brieven verlegd of stukgescheurd en zooa' meer maar aan da boeken heeft Wil lems 'm niet, meer bezig gezien. Als die 'm wat vroeg trok-ie de schou ders es op en gaf geen antwoord. Of zei dat het 'ui alles gelijk was, omdat de zaak nu toch op de flesch ging Tegen elven kwam-ie bij me binnen. Hij liet zijn hoofd soo ongewoon hangen en sieepte met z'n beenen 'k vroeg nog of er wat aan scheelde maar hij hoorde 't niet scheen 't wel. Toen tging-ie daar in z'n stoel zitten en keek óf naar buiten óf naar mij, maar zei niets. Nog had ik geen erg in dat 'k Schonk 'm een kop koffie in en toen greep-ie ineens m'n gouden horlogekettinkje, je kent het wel, dat nog van xVIoeder ge weest is Tiae werpt een vluggen blik op haar zuster en mist nu inderdaad die ketting »Nu, hij hield me vast en keek me zo> raar in m'n ooson 'k kreeg net 'n idee over me of dat m'n man, of 't Dolf niet was, of 'n vreemde me gegrepen hal 'k v/as bang voor 'm .en toen bego" - ie me fluisterend te raden, dat ik dat hor loge en die ketting toch moest zien te red den Gedurig kaek-ie schichtig naar de deur „'t Is nu toch alles verloren zei-ie, al les moet verkocht Er is geen redden meer aan misschien dat we nog gence/ overhouden om een draaiorgel te koopen ik draaien Méiie en jij met'tbakje!' En toen lachte die maar 'k hooo dat ik 'm nooit zóó meer lachen hoor 1 'k werd er compleet koud van en toen begon ik te begrijpen Met horten en stooten, al fluisterend tel kens opziende naar Dolf, die snorkend slui mert in zn stoel, heeft Mèlie doorverl 'd, maar nu wordt het haar toch te machtig Plotseling staat ze op. Van emotie schuddend over 't gansche lijf, ijlt ze naar de slaapkamer naast ht-t woonvertrek. Tine volgt haar op den voet. En dan met 'n schreeuw, waarin zich -v het opgeperste leed der vreeselijke uren, die ze heeft doorgemaakt, bntlast, werpt Méiie zich aan den boezem harer zuster en snikt en schreit in den wanhoop haars harten zóó onbetormd, dat Tino, zelf bowogen tot het diepst harer ziel, niets anders kan doen dan haar ondersteunen en met de hand liefkoozend over 't voorhoofd strijken, voch tig van 't klamme zweet. Dolf binnen, verlegde even ziju hoofd. Maar sluimert dan weer rustig door. Als Mélie eindelijk wat tot bedaren komt voiein 't ze haar verhaal. „Hij was niet tevreden voor ik mijn horloge had afgelegd en zóó had wegge borgen. dat gean raensch 't vinden kon dat hij 't tenminste niet meer kon zien Sinds dien tijd werd 't gaande erger. Soms kent-ie my niet eens en dankan-ie lastig zijn. Maar dat gebeurt toch zelden. In den regel krijg ik 'm met een zacht lijntje wel waar ik hem hebben wil en gelukkig slaapt-ie veel. Toen jij kwam was hij op z'n hoogst een uur uit bed. De dokter is er geweest en die vreest dat het vooreerst niet boter wordt die raadt aan 'm naar een gesticht te stu ren hij zou den officier van gezond heid waarschuwen en met hem hierkomen Tine, Ttne had je dat kuunen denken, toea we verleden jaar hier zoo ge zellig bij elkaar zaten, Dolf altijd vol grappen dat 't nu zoo zou zijn?" En de arme, zwaar beproefde vrouw, op een stoel neergevallen, 't hoofd in de handen verbergend, snikt wederom haar rauwe leed uit, waaronder ze bijna be zwijkt. Ook Tine voelt zich ten einde raad. Wat moet hier van komen'? Plotseling flitst haar een psalmregel door de ziel. waarvan ze niet naspeuren kan noch wil, hoe hij opduikt in haar bewust zijn maar die haar wonderlijk sterkt: »'tla Isrels God, die krachten geeft I* Kracht in de zwaarste beproeving I En Tme ziet ineens, dat ze hier een taak heeft die God haar oplegt. UITKIJK. Over zijn hoofd floten de kogels met gie rend geluid door het luchtruim. In de verte donderde het kanon met regelmatige, zenuw schokkende, angstverwekkende tusschenpoo- zen Er werd door die jongemannen geen woord gesproken. De nabijheid van den dood werd te zeer gevoeld. En bij den aanblik van dien Machtigen zwijgt de mensch, in angstig zwij gen, zoo niet een helder Licht de donkere doodsvallei verlicht, weerkaatsend zijn schijn sel tegen de wanden van den gapenden af grond. Zij waren er nog maar enkele uren. Maan den had de ontzettende krijg geduurd. Altijd waren zij in het vaderland gebleven, in een groote garnizoensplaats, in Straatsburg. Tot ook voor hen de ure aanbrak, dat zij naar het front moesten. Zij waren geoefend .zij waren gedrild. Hoeveel loopgraven hadden zij niet aange legd hoeveel dagen en nachten er in vertoefd; hoeveel kogels, „losse flodders" zou de Hol- landsche soldaat zeggen, waren niet rondom hen gevlogen, alles ter oefening? Maar nu was het ontzettende werkelijk heid Naar het front waren zij gestuurd Nu was iedere zenuw gespannen Nu trilde alles aan en in hun lichaam Want de kogels floten Eèn onvoorzich tigheid, heel even hun hoofd boven den rand van de loopgraaf gestoken en zij waren on herroepelijk een kind des doods Dan zou het staan in de Zeitung. Kort, droog, droef, als een aanklacht tegen de zondige menschheiddan zou het staan in de zooveelste verlieslijst„zoon van gesneuveld daar en daar, schot in de her sens, veroorzaakt door vijandelijke kogel; begraven daar en daar Kort, droog, droef, als een aanklacht Fransz Heinz keek naar zijn vizier, of het goed stond. Daarna tuurde hij vóór zich uit, oogenschijnlijk kalm, maar inwendig vol on rust Als er nu eens een kogel „Neen", schudde zijn hoofd energiek. Daaraan moest hij maar niet denken. Want dan was het uit met zijn jong leven, datlachend de toekomst in blikte. Dat was de dood En na den dood was er niets meer Tenminste zoo vertelden hem de geleer den. Hij had het thuis wel anders geleerd, van vader en moeder, die geloofden aan een Godsbestaan en aan een drieéénheid Vader, Zoon en Heilige Geest. Maar hij was in aan raking gekomen met menschen, die daarom lachten, er den spot mee dreven menschen die met den modernen tijd mee gingen, niet zoo bekrompen—achterlijk waren menschen, die dweepten met een Nietsche en zijn vol gelingen, met hun noodlotsleermenschen, die zeidendood is doodje gaat dood als een hond en daarmee uit. Meegesleept was hij in den draaikolk van ongeloof Nu, met den dood voor oogen, gaat hij zijn leven na hoort hij de vermaningen van vader en moeder die beiden gestorven zijn, kortgeleden nog maar en komen de vragen op in zijn jong hart, in overtalrijk aantal, allemaal voor hem nog>--onoplosbaar, Als een kogel hem nu eens doodde, zou het dan werkelijk uit zijn? Zou er geen leven meer zijn na dit leven Als Hoor 1 Wat is dat HoorHet komtHoort ge dat gieren niet door de lucht Hoort ge daar niet het geluid als van een aanvallenden donder Dat is de vijand, die komt Afgeslagen was de vijand. Maar met welke ontzettende verliezen En voor hoelang? Altijd door had de telefoon gerinkeld. De kommandant van de stelling had om verster king verzocht, gesmeekt, geëischt. Maar er kon niemand gemist worden. De gewonden en stervenden werden op gezocht. De verplegers en verpleegsters van het Roode Kruis gingen rond, onhoorbaar vlug. Een lange droeve stoet De avond viel Hoor! Daar kwam weer datzelfde geluid. Fransz Heinsz hoorde dicht in zijn nabijheid de^stem van den bataljonskommandant. Maar was dat dezelfde stem? Was dat de stem van dien kalmen bezadigden majoor, met zijn streng uiterlijk, maar dood-goed hart? Dat was niet de stem van een mensch, Dat was die als van een dier in doodsnood „We worden weer aangevallen. Ik moet dringend versterking hebben. Ik hou het niet vol Het was als een doodskreet De hoornblazer blies alarm. Maar midden in de angstwekkende melodie hield hij op De hoornblazer viel, dood, morsdood Zijn laatste tonen waren geweest een doods- gereutel Als een razende vloog de majoor langs de stellingzijn paard snoof „Jongens, deze aanval nog terugslaan. Dan trekken we langzaam terug." Hij gilde het uit, in angstvertwijfeling Het gelukte met moeite. Toen hoorde Fransz Heinz weer de tele foon rinkinken. Maar die had haar dienst vol bracht. Want hij hoorde den majoor zeggen (en in die stem klonk smart)„Ik verniel de telefoon en trek terug. De telefoon belde af. Hij hoorde het toe stel verbrijzelenhij zag dat de draden wa ren doorgesneden. En werktuigelijk ging hij mee Terug, naar een andere stelling. Maar reeds rinkelde de bel van een in al lerijl aangelegde veldtelefoon. Het bevel kwam, kort, maar dreigend Zij mochten niet naar de andere stelling. Dat was te veel terrein gewonnen geven." Dan maar spoedig een andere gemaakt tusschen die twee in. Ze graven, zij graven zich in op een Kerkhof, Fransz Heinz ziet het met ontzetting Zij waren op een Kerkhof In de donkerte van den nacht, terwijl zoo nu en dan vuurpijlen van den vijand trachten de duisternis te doorboren, werken zij, de stoere werkers Zij versjouwen de steenen .zij graven de kisten op en stapelen ze vóór zich op, met ontzetting op het gelaat Bij al dat werken, dat sjouwen, dal zwoe gen, komen bij Fransz Heinz weer die vragen op Hier liggen dooden zijn ze dood Zijn ze werkelijk dood Leeft hun ziel niet meer .Is dood, dood Voor goed, voor eeuwig dood Stof En anders niet? Er komt een antwoord. Hij ziet het bij het licht van een electrische lamp, die spoedig weer wordt gedoofd. Maar hij heeft het in zijn hoofd en in zijn hart gegrift, wat er stond op dien steen „Ik bed" de Opstanding etrTietT-even". Ik ben de Opstanding en het Leven". Het grijpt hem aan. Die woorden, die steenen, dat kerkhof, den nacht, zij spreken veel, zij spreken met droef-stilzwijgen, ontzaggelijk veel, zij spre ken boekdeelen Het daagt Ook de vijand daagt op Als de middagzon het kerkhof beschijnt, leunt Fransz Heinz tegen den stam van een afgezaagden treurwilg, doodelijk gewond. Zij naderen met een baar Zij leggen hem er op Ër komt een dokter. Hij onderzoekt, vlug, maar vaardig. Haalt de schouders op en wenkt „voor waarts!" Langzaam gaat het voorwaarts. Naar het veldlazaret. Daar buigen de zusters zich over hem heen, met medelijden op het gelaat Daar vinden zij in zijn zakboekje zijn naam. Fransz Heinz t Bij een aanraking komt hij uit zijn ver- dooving. „Zuster, is het waar; „Ik ben de Opstan ding en het Leven vraagt hij met nauwe- lijke hoorbare stem. Zij haalt met minachting de schouders op en mompelt voor zich heen„Hij ijlt." Maar hij ijlt niet. Hij heeft haar minach tende beweging gezien en op zijn gelaat komt onmiskenbaar angst. Hij windt zich op. „Weet dan niemand het Moet ik dan zóó sterven. Neen, dood is niet dood!" schreeuwt hij met stemverheffing. Een andere zuster komt toegeloop en. „Stil, Fransz," sust zij, „stil mijn jongen, je mag je volstrekt niet opwinden. Dat is heel gevaarlijk." Zij verschikt zijn kussenze legt een nieuw compres, maar weer vraagt hij„Is het waar, zuster „Wat, mijn jongen?" „Ik> ben de Opstanding e« het Leven. Is het waar?" Over haar gelaat glijdt een blijde glimlach: „Ja," zegt zij. „Jezus heeft gezegd Ik ben de Opstanding en het Leven." „Verder," dringt hij, „vertel verder." In die blauwe meisjesoogen komen tranen, tranen van meevoelen Zij zietHet einde nadert met rasse schre den. In haar armen neemt zij zijn hoofd, in een plotselinge opwelling van liefde, liefde om Jezus wil Zij vertelt. Zij spreekt met haar lieve zachte stem van Jezus, Die kwam om zon daren zalig te maken. In haar armen, zijn hoofd geleund tegen haar borst, stierf Fransz Heinz, met op de lippen de woorden: „Ik ben de Opstanding en het Leven." H. K. - 27 °/o EIWIT, 10 VET. - Verpakt per 2l/i K.G. 42'/a ets. Verpakt per 5 K.G. 80 ets. Aanbevelend, 9241 Vruchten Limonade, Grenadine, Frambozen, en Appelgelei, Honing, Bessensap, Wijnen, Koek, Biscuits, Suikerwerk, Chocolade, Pepermunt. Alle soorten Kruide niers en Kol. waren. Margarineboter, Plantenboter, Plantanvet, Havermout, Maïzena, Puddingpoeder, Zelfrijzend Bakmeel, Borstelwerk, Waschartlkelen, Zeep, Zeeppoeder, Poetsartikelen, enz. enz. 9399 daar er winkels zijn met zoogenaamd denzelfden klinkenden naam, doch wat daar ge kocht wordt, kan door mij niet worden ingestaan. Het van ouds bekende naast de Firma PEEK en CLOPPENBURG. Bedden vanaf 4.50 tot 30 gulden. Veeren Bedden van 20, 25 tot 90 gulden. Houten Ledikanten vanaf 7.50 tot 27 gulden. Kapok matras, Peluw en 2 Kussens vanaf 20 gulden. Je adres voor Slaapkamermeubelen en Dekens. Alles eigen fabrikaat. Aan koopers boven de 10 gulden 1 Deken cadeau en koo- pers op vertoon dezer advertentie nog een EXTRA CADEAU. ktpstraat «O. Telefoon 51Si. 9158 Goud, Zilver, Pendules, Klokken enz, Daarom wijzen wij onze lezers bij voortduring ep het ten deze sedert 25 jaren zonder eenige reserve aan te bevelen adres van ziet men overal waar onder de jeugd worden uitgedeeld. in den prijs van 5 tot 90 cent. Aan inhoud en uitvoering is weder zeer veel zorg besteed. Met de uit gaven van vorige jaren vormen zij een keurcollectle van niet minder dan nummers, welke alle op de bekende voorwaarden, d. i. bij een bestelling van 25 ex. of voor een bedrag van f 10.—, tegen halven prijs geleverd worden. Bovendien vermeld de catalogus nog gekleurde en zwarte platen, bijbelsche prenten, bouwplaten, kaartjes enz. De ruime sorteering KERSTLIEDEREN werd dif jaar uitgebreid met de verschijning van Ook nu weder zijn voor Hoofden van Zondagsscholen GRATIS ver krijgbaar, op de in den catalogus vermelde voorwaarden, bevattende in vier kloeke deelen een overdruk van de Nieuwe Zon dagsschool uitgaven. Voor nadere bijzonderheden en prijzen raadplege men den nieuwen welke in eiken soliden boekhandel verkrijgbaar is en die ook op aanvrage wordt toegezonden door den uitgever 9622

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1915 | | pagina 2