voor do Zuidhollandsclie en Zeeuwsclie Eilanden.
lie dorlo^.
Woensdag 27 October 1915.
3Ö! Jaargang N° 2123
A n tirevo
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
De Antithese.
LAND- EN TUINBOUW.
BUITENLAND.
Deae Ccnrant verschijnt alken Woensdag an Zaterdag.
Abonnementsprijs par drie maanden fr. p. p. 50 Oent.
Buitenland bij rooraitbetaliög f 4,50 per jear.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Mvertentiërs 10 Cent per regsl en ï/s «§a&L Beelames 20 per regel.
Boek aankondiging 5 Cent por regel en maai,
Blenstaanyragen en Dienstaanbiedingen 50 Oent per plaatsing,
©ïooéa letters es vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sg bfcslaanu
Adverientiën worden ingewacht tot Dinsdag- ea Vrijdagmorgen 10 '«nr.
DE TOESTAND.
0ÏTGKYBB
SOMMELSDIJK.
felefeon Interen*
Si®. S.
Alle stukken voor «Se fitetiaette bestemd, Advertentiën en verdere Administratie traoeu toe ie aendei» attii den tuitjrever.
-A
Vt
II.
In de dagen van Tborbecke, toen dr.
Kuyper nog nauwelijks genoemd en gekend
werd, was er dus reeds een politieke anti
these, die in Democratie tegen Conserva
tisme rich openbaarde. Een strijd waarin
Groen van Prinsteren stond aan de rijde
der Democratie, hoewel hij nochtans beider
uitgangspunt en grondbeginsel dag in dag
uit bestreed. Waat die twee richtingen
aren in den wortel één: beide waren
't loten van den Vrijheidsboombeide
stonden op den grondslag der Fransche
Revolutie; bc-ide waren aanhangers der
Volkssouvereiniteit en niet van de Souve-
reiniteit Gods. Maar hoewel in wortel een,
waren 't tooh bij den op- en uitgroei twee
takken.
Groen hamerde er dagelijks op, dat er
een andere scheidingslijn was; dat er in
de politiek nog een oude, christelijke idee
bestond, die iu hare practische toepassing
op staatkundig en maatschappelijk gebied
leer onvoldoende gepredikt werd, maar die
nochtans recht, volkomen reeht had om ge-
noord te worden en ook te worden toege
past. En wel veinsden de liberale politici
Groen niet te begrijpenwilden ie hem niet
begrijpen; vonden ie lijn denkbeelden in
feïrei opsichten dwaas, verward, onprao-
Pisch, ontoepasselijk, warhoofdig maar ie
konden toch niet verhinderen, dat er juist
onder de geloovigen hoe langs hoe meer
voorstanders kwamen van Groen's antithese.
De schoolkwestie opende ïelf3 van den
minst ontwikkelde de oogen, dat gij als
geloovigen toch andere inrichten hadden
dan de conservatieven met de democraten
openbaarden. Ze voelden 't, dat er door dien
Schoolstrijd een antithese wakker werd en
wakker was, waarin Gods Naam Godseere,
Gods geboden in verdrukking kwamec. De
meer ontwikkelden sagen natuurlijk nog
verder dan de Lagere School en begrepen
heel goed, dat de strijd om die School maar
één enkel puntje was vau die antithese.
Zij zagen heel goed in, dat die antithese
ook gold het Middelbaar en Hooger Onder
wijs en vandaar dat reeds in 1878 tegen
over de Staatsuniversiteit gestioht werd de
nu nog bestaande Vrije Universiteit. Zij sagen
't heel goed in dat 'thier een strijd gold tus
schen Rationalisme eenersijds en Christelijke
Religie in haar gansche, volle beteekenis, an
derzijds een strijd van de oppermaoht der
Rede tegenover de Oppermacht Gods èn op
't terrein van 't onderwijs, maar ook op
alle levensterrein van Maatschappij en Staat.
De meer ontwikkelden zagen die antithese
in de Kiesrechtkwestie zagen die in de
Sociale Kwestie; in de Kerkelijke kwestie. Ja
toen de oogen open gingen, zag men overal
.kwestie's". Vroeger had men maar zoo
stillekens voortgeleefd en alleen een School
dwang bespeurd en men had zijn eigen
Christelijke Sokooi naast de openbare ge
sticht om zijns kinderen wilmaar toen de
oogen hselemaal opengingen zag men, dat
niet alleen de School in geding was, maar
ook de Kerk, ook de sociale verhoudingen,
ook de vraagstukken van Gszag en Koning
schap; van Vrijheid en Onderdaan; van
Tweede Kamer en Ministerschap in hunne
verhouding tot de Kroon; ook de vraag
stukken van Recht en Orde en Zedelijkheid
op publiek terrein't werden nu .kwesties",
waar men vroeger zoo maar goedig en on
kundig ,wat versokii" had opgemerkt.
Men voelde wel dat er een scbeidiDg was,
naar welbewust dat er een diepe klove
lag tusschen de twee deelen des Volks:
neen, dat sag men eerst later, toen èn de
liberale Democraten met hun Conservatie
ven hoe laegs zoo driester gingen optreden.
En vandaar ook, dat al dat gefluister
van .verschiloverging in een welbewust
stellen der kwestie, Ea die kwestie was
deze, dat èn in de School, èn in zake 't
Gezin, èn inzake 't Kiesrecht, de Defensie,
de Ktoon, de Zedelijkheid, de Rechtspraak,
het Sociale leven, een aEder, een vlak tegen
overgesteld standpunt moest worden inge
nomen dan de Rationalisten, de Liberalen
van alle soort, dit deden.
't Bestaan der antithese (en ze bestond
al eeuwen!) werd men nu weer in deze 19e
en 20ste eeuw helder bewust en wilde men
ook op alle terrein gaan toepassen, 't Ratio
nalisme; de leer, dat de rede alléén zeggen
schap had op staatkundig en maatschappe
lijk terrein, moest afgebroken; maar opge
bouwd de leer, dat er een Godsopenbaring
was waaraan elke Rede, eens ieders Rsde, die
van Koningin en Onderdaandie van Kroon
en Minister; die van Patroon en Knecht
zich te onderwerpen had.
De Religie weer in eerel Gods Woord
weer in volle praktijk overal, in alle ge
ledingen des Volks, in hoogere en lagere
kringen, in wet en verordening, in daad
en woord.
Theocratie of Autonomiedat is de leus,
schreef in 1870 mr. van Houten reeds;
maar zoover keken niet alle liberale politici
Theocratie; dat is: God erkennen! Auto
nomie; dat is; Zich self erkennen! Van
Houten zag de Antithese zeer goed. En Groen
noemde ze: Souvereiniteit Gods tegenover
Folfcssouvereiniteit, dat is: God de Heer-
scher tegenover een Volkswil, die van God
niet weten wil. Eu in onze dagen spreekt
men vanRede tegenover Openbaring, hoe
wel d-.t niet heel precies is uitgedrukt,
omdat de Christen ook zijn Rede gebruikt
en niet enkel de Openbaring
(Slot volgt)
Vervolging ingesteld.
Er gaan geruchten, dat de Regeering de
onderteekenaars van 't manifest vóór
Dienstweigering vervolgen zal, dat de rijks
ambtenaren, onderteekenaars, ontslag zul
len krijgen en zeer strenge maatregelen
voor de anderen zuilen volgen. In theorie
zeggen we: die menschen zijn hoogst
schuldig; want ale eens aan hun oproep
ware gehoor gegeven, en als hun theorie
van: »De wapens neer! De wapens weg!
Insubordinatie allerwegeU ware opge
volgd over de heele linie, aan de grenzen,
op de forten, in de kampementen in ons
zeestrand, ja in heel onze legerorganisatie,
dan ware ons Vaderland ten doode opge
schreven; we konden onze neutraliteit niet
meer handhaven en de vijand rondom ons
zou onze grenzen onmiddellijk bezetten tot
afweer van gevaar in zijn flanken. Dat de
soldaten niet aan dien oproep hebben ge
hoor gegeven, is wat andersmaar 't stuk,
't manifest is er niets te minder om't is
en blijft een oproep tot insubordinatie en
bracht de onafhankelijkheid van ons land
in t allergrootste gevaar. Als de brand
stichter zijn doel niet bereikt, en zijn
petroleumkan hem uit de hand is gevallen,
omdat hij zich scherp verwondde aan een
in een balk geslagen spijker, hij is en blijft
een brandstichter, al kwam er geen onheil.
Als we dus voor clementie pleiten, voor
genade, dan is 't niet op grond der theorie,
maar op dat der practische uitwerking, die
nihil was en afstuitte op 't gezond ver
stand onzer miliciens en hunne bewust
heid, dat in dagen vau spanning en nog
altijd durend oorlogsgevaar de persoonlijke
consjentie zwichten moet voor de algemee-
ne belangen. Niemand in ons leger heeft
naar den oproep geluisterd ieder doet nog
sijs plicht en 't heele manifest is een mis
lukking, Waar dus èn 't manifest uitge
geven werd door consjentiebezwaar tegen
bloedvergieten (tnet nochtans ontzettende
gevolgen, als 't opgevolgd was!) èn waar
de opvolging is achterwege gebleven door
de miliciens overal, zouden we de Regee
ring willen vragen Handel zachtkens
met dezen jongeling, met Absalom", maar
houd uw oogen open en waakt!
Mocht er wéér een manifest verschijnen
van deze gewetensbezwaarden: grijpt dan
in 1 ze weten nu, doordat de Justitie er
zich reeds mee bemoeit, dat de R geering
't niet duldt, dat 't gezag der officieren
wordt ondermijnd en 't nationaal belang in
gevaar komt, en gaan ze door to manifes
teeren, dat dan de gevangenis ze wacht
Maar voorloopig late de Regeering ze
met rust om hunner gewetenswille. Want
we zijn ook voor consjentieonderdrukking
zeer huiverig. Nochtans: 't persoonlijk in
zicht moet bij 't nationale belang achter
staan. Dit houde ieder bezwaarde in 't oog.
Ook onze natie is een schepping Gods, die
we niet mogen laten vertrappen door eigen
inzichten te ruilen voor wat Hij eischt nl.
hare handhaving!
Suikerbietenkoppen en -bladeren voor de
voeding en voor bemesting.
In No. 4 van de Verslagen en Mededee-
lingen van de Directie v. d. Landbouw komt
een Rapport voor, handelende over de waarde
van suikerbietenkoppen en-bladeren als vee
voeder en voor bemesting. Dit Rapport is
van de Commissie, welke 20 April 1911 tot
een onderzoek dienaangaande is benoemd
door het Hoofdbestuur van de Zeeuwsche
Landbouw-Maatschappij. Een alleszins be
langrijk rapport, waarvan de inhoud gekend
dient te worden door alle bietenverbouwers.
Dezen raden wij aan No. 4 der Verslagen
tegen postwissel van f 0,36 aan te vragen
bij Gebr. J. en H. van Langenhuysen te 's
Gravenhage.
De resultaten van de onderzoekingen der
Commissie zijn neergelegd in een 70-tal blad
zijden.
Slechts het allervoornaamste, wat voor de
praktijk van het meeste belangis, kunnen we
daarom in de volgende regelen aanstippen
Vroeger werd de waarde van de koppen
en bladeren van de suikerbiet niet zeer hoog
geschat. In de laatste jaren worden ze echter
als voeder meer gewaardeerd. Over het ge
heel genomen is onder de practische land
bouwers de kennis omtrent opbrengsten, voe
der- en bemestingswaarde, beste wijze van
voederen en bewaren van dit belangrijke af
valproduct van den suikerbietenverbouw zeer
gering. Het is ook volkomen waar, dat het
niet altijd mogelijk is aan de koppen en bla
deren de aandacht te schenken, die men op
grond van theoretische overwegingen aanbe
veelt. De bietenoogst valt in een betrekkelijk
ongunstig jaargetijde. Dikwijls heeft men in
dien tijd veel regen. De oogst van eene zeer
groote oppervlakte moet in een betrekkelijk
korten tijd worden besteld. Dikwijls heeft
men alle beschikbare krachten van paarden
en menschen noodig om den oogst tijdig af te
doen. Bij het delven heeft men soms geen
tijd om bijzondere zorg aan bladeren en kop
pen te besteden. Bij nat weer en bij vorst
vooral gaan deze tamelijk spoedig tot be
derf over. Daarbij komt nog, dat na den bie
tenoogst geploegd en gezaaid moet worden
en veelal pulp vervoerd.
Lang niet altijd echter zijn die bezwaren
zoo groot, dat daardoor de geringe aandacht
gerechtvaardigd zou worden, die dikwijls aan
de koppen en bladeren geschonken wordt.
Het groen vervoeren van dit afvalproduct
is, wanneer dat mogelijk is, zeker het voor-
deeligst. De kosten daaraan verbonden, zijn
het geringst, de verteerbaarheid is het grootst
en de verliezen door gisting en rotting zijn
van weinig beteekenls. Ook komt het in het
bedrijf meestal zeer van pas. De bietenoogst
duurt gewoonlijk van einde September tot
ongeveer einde November. In de bouwstre-
ken is er dan veelal op de weiden niet veel
gras meer en wat er nog is, is dikwijls zeer
noodig voor de paarden. In vele gevallen,
waarin ook op de nieuwe en oude klaver voor
het rundvee weinig voedsel meer te vinden
is, heeft men aan de koppen en bladeren
groote behoefte. Bovendien stellen deze in
staat tot laat in den herfst aan het melkvee
groen voeder te geven, wat daarvan, in een
tijd van hooge boterprijzen, zeer ten goede
komt.
Betreffende rantsoenen met versche bieten
koppen en bladeren zegt het Rapport
vindt men in het handboek van Kellnerhet
volgende
Bij voorkeur geeft men het aan volwassen
runderen. Aan melkvee niet meer dan j/j
van het totale rantsoen. Mest- enarbeidsos-
sen kan men wat meer geven. Naast koppen
en bladeren geve men steeds hooi en stroo.
Emil Pott schrijft het volgende
Van bladeren zonder koppen mag men niet
meer dan 20 K.G. per 1000 K.G. levend ge
wicht geven. Van bladeren en koppen kan
men als de koppen ten minste niet te klein
zijn, gaan tot 50 K.G. per 1000 K.G. levend
gewicht. Voor hoogdrachtige koeien is dit
voedsel minder gewenscht.
Voor melkkoeien met een levend gewicht
van 600 K.G. en een melkopbrengst van 12
K.G. per dag is een goed rantsoen:
4 K.G. weidehooi, '/i K.G. tarwekaf, 4/i K.G.
haverkaf, 1 K.G. grondnotenkoek en 40 K.G.
bietenkoppen en bladeren.
Voor varkens aan het begin der mestpe-
riode per 50 K.G. levend gewicht
7 K.G. koppen en bladeren, 350 gram erw-
tenmeel, 500 gram maismeel en 500 gram
gerstemeel.
Uit boven aangehaalde rantsoenen blijkt
wel, dat bietenkoppen en -bladeren in staat
stellen (met geringe kosten een ruime voe
ding te verstrekken. En in de praktijk doet
men het meestal nog goedkooper door eene
nog meer eenzijdige koppen- en bladeren-
voeding. De sterke overdrijving in dit opzicht
is noch economisch, noch met 'toog op de
gezondheid der dieren wenschelijk. Wel blijkt,
dat men zonder bezwaar veel grootere rant
soenen kan verstrekken, dan in de werken
over de veevoeding wordt aanbevolen.
Vooral ook in verband met de resultaten,
die Muller en Wendt bij hunne onderzoe
kingen verkregen, moet bij de voedering van
bietenkoppen en -bladeren het volgende wor
den aangeraden:
1. Wees voorzichtig met het voederen der
koppen en bladeren, die 's morgens in den
dauw geoogst zijn of wanneer het nat weer
is. Deze zullen in sterkere mate diarrhee
veroorzaken dan de droog geoogste.
2. Wanneer het bedrijf zulks toelaat, moet
worden aanbevolen de bieten bij droog weer
te rooien en dan nog zooveel mogelijk mid
den op den dag. Daarna Iaat men de blade
ren niet langer dan strikt noodzakelijk op
het land blijven. In kleine bedrijven, waar
het niet aan werkkrachten ontbreekt, zal het
soms mogelijk zijn koppen en bladeren voor
het vervoederen in dunne lagen over gras-
of klaverland uit te spreiden. In die bedrij
ven, waar de bietencultuur erg uitgebreid is,
zal men zich veelal niet aan deze voor
schriften kunnen houden. In die gevallen,
waarin het mogelijk is daarmede rekening te
houden, zal men er echter zeer zeker de
goede gevolgen van waardeeren.
3. Vooral na een zeer drogen zomer en
herfst moet men met het voederen der koppen
en bladeren voorzichtig zijn. Dan toch kun
nen vergiftigingsverschijnselen zeer gemak
kelijk optreden. Wanneer men eene geleide
lijke stijging van het rantsoen kan toepassen,
is er gelegenheid eene eventueele schadelijke
werking te constateeren vóór deze noodlottig
wordt voor de betrokken dieren.
4. Bijvoederen van wat hooi of stroo is
zeer aan te raden.
5. Bijvoederen van krijt moet zeer worden
ontraden. Door proeven werd bewezen, dat
krijt ongunstig werkt en, vooral wanneer de
bladeren zeer vuil zijn, de diarrhee nog ver
ergert.
6. Ten slotte nog ditgeef eiken dag eene
kleine hoeveelheid phosphorzure kalk. Voor
melkkoeien is 20 tot 45 gram voldoende.
Eene grootere gift werkt ongunstig op de
melkproductie.
Over het oogsten der koppen zegt het
rapport o. m.
Bij voorkeur moeten de koppen op eene
grasvlakte worden uitgestort in hoopen, die
hoogstens 1 M. breed en 0,50 0,75 M. hoog
zijn. Velen bevelen nog smallere hoopen aan
met eene hoogte van hoogstens 30 5 40 cM.
Ook is het aan te raden de hoopen éénmaal
per maand om te zetten. Maakt men de
hoopen te zwaar, dan treedt spoedige schim
melvorming op en men krijgt belangrijke
voederverliezen. De hoopen mogen, zoolang
het niet vriest, niet worden afgedekt. Alleen
bij strenge vorst is eene tijdelijke geringe
stroobedekking, vooral aan de windzijde,
aan te bevelen. Een landbouwer op Zuid-
Beveland maakte drie hoopen, die resp. 1,
1,25 en 1,60 M. hoog waren. De eerste hoop
was rond, de anderen waren spits afgewerkt.
In den eersten en den tweeden hoop was
na 50 en 60 dagen geen schimmelvorming
opgetreden. In den derden hoop waren de
koppen reeds na 40 dagen een weinig be
schimmeld; ze waren vrij droog en niet ge
groeid. In de volgende 20 dagen verergerde
dit sterk. Hij trekt de conclusie, dat de kop
pen niet dik mogen liggen en dat doordrin
gen van regen in de hoopen wat bij rond
afwerken beter geschiedt eer goed dan
kwaad doet. De ervaring leert ook, dat,
vooral in droge najaren, schimmelvorming
gemakkelijk optreedt. Dat beschimmelen en
zacht worden der koppen met groote ver
liezen gepaard gaan, hebben onderzoekingen
aan het Proefstation aangetoond. Het gehalte
aan zetmeelachtige stoffen en suiker bleek
sterk achteruitgegaan.C. B.
In Servië is het nu al zoover, dat er geen
onderscheid meer is tusschen leger en bur
gerij. Gelijk bij ons in den oorlog tegen
Spanje vecht ook daar alles mee, man of
vrouw, grijsaard of kind. Waarvan weer het
gevolg is, dat de oorlog op een allerbloe-
digste wijze wordt gevoerd. De Duitsch-
Oostenrijksche troepen die nu een 15-tal K.M.
ten Zuiden van de Donau staan ondervinden
het en erkennen eerlijk dat de Serviërs
vechten met den moed der wanhoop.
't Blijft er voor hun „voet voor voet" voor
waarts gaan.
We zouden haast zeggen dit kan ook niet
anders.
Gelijk we reeds vroeger schreven is Servië
en bergland bij uitnemendheidzóó woest,
dat groote troepenbewegingen slechts moge
lijk zijn door de dalen der belangrijkste
rivieren. Vandaar dat de Morava, een rivier
die van Uakup naar Semendria loopt, dus in
de lengte door Servië, de ruggegraat van
dit land wordt genoemd.
De hoofdmachten der invallende legers,
zullen zich dus door die dalen trachten voort
te bewegen, terwijl kleinere afdeelingen de
tusschen die dalen Jiggende bergen moeten
veroveren.
Een leger kan dus niet zooals in België
in eens snel oprukken, maar alleen na goede
voorbereiding, de verovering van de groote
dalen kunnen ook groote gebeurtenissen el
kander snel opvolgen.
Nochtans gaat het er den Duitscher goed.
Hun laatste berichten luidden dat het leger
van generaal Rövess ten oosten van de
Loetsjawitsja der Serviërs weer verder in
Zuidelijke richting heeft teruggeworpen.
Het leger van Gallwitz heeft bij Palanka
(30 K.M. ten Z. van Semendria) den zuide
lijken oever van de Jasenitsa, meer naar het
Oosten toe de linie Rapinats ten N. van
Petrowats (aan de Mlawa ten Z.O. van Pos-
jarewats) Ranowats tegen soms zeer hard-
nekkigen tegenstand van de Serviërs bereikt.
Het groote aantal door onze troepen begra
ven Serviërs geeft een aanwijzing hoe zwaar
de verliezen van den vijand zijn.
Bij Orsowa (vlak bij de Roemeensche grens)
zijn wij den Donau overgetrokken. De hoogte
van de Slawa Bezija is genomen. Drie offi
cieren en 70 man zijn gevangen genomen.
Het leger van Bojadjef heeft bij Prahowo
(aan den Donau ten N.O. van Negotien)een
Russische munitie-opslagplaats buitgemaakt
en halfweg Tsajetsar en Knjazewats den
westelijken oever van de Timok bezet.
De Bulgaren zijn echter gelukkiger in hun
operatie's. Zij rukken volgens hun eigen zeg
gen „bliksemsnel" vooruit.
Natuurlijk is dat wel wat overdreven.
Evenwel op de plaatsen lettend, die zij be
zetten blijkt toch waarheid, dat hun opmarsch
daar zeer voorspoedig gaat.
Wat nu nader beschouwd ook weer geen
wonder is. De Bulgaar en Serviër zijn
elkander bekend, uit vorige oorlogen, terwijl
landsgesteldheid vrijwel overeen komt. De
Bulgaren vallen hoofdzakelijk met twee legers
aan. Het eene dat zich waaiervormig uitspreidt
dringt geheel in den Noordwesthoek van
Bulgarije Servië binnen, en veroverde vol
gens de laatste berichten de vesting Negotiën,
dicht langs de Roemeensche grens. Rekenen
we nu met het feit dat de Duitschers bij
deze grens de Donau overgetrokken zijn
zie hierboven den is hier de toeleg vrij
duidelijk. Terwijl de noorderlegers de Serven
terugwerpen, moeten de Bulgaren dezen hoek
van Servië vermeesteren en aldus de hoofd
macht der Serven tusschen twee fronten sa
mendringen om zoo mogelijk daar ineens met
hen af te rekenen.
Het tweede Bulgaarsche leger valt onder
wijl in N euw-Servië en het begeerde Mace
donië. Die aanval vordert daar, zooals we hier
boven reeds schreven en waar we nog eens op
terugkomen, bliksemsnel, wat voornamelijk,
dit ter aanvulling, öök nog te danken is, dat
de Macedonische bevolking de Bulgaren als
bevrijders beschouwt. Maar deze aanval kan
voor de Serven zeer noodlottig worden,
want het deelt Servië in tweeën, snijdt tevens
hun hoofdmacht van Saloniki van de hulp
der entente-troepen af. Feitelijk is hun