Zaterdag 31 Juli 1915 SO*1® Jaargang N°„ 2098, 1 Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidliollandsclie eii Keeiiwsche Eilanden. Eerste Blad. IN HOC SIGNO VINCES Achterblijven. 1 B. C. F. t. I. LEE-fioom LAND- EN TUINBOUW. Deae Courant verschijnt eiken Weeas&ag sa Zaterdag. Abonnementsprijs por drie «aasden fr. p. p. 50 C©»t. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nsmaiers 5 Cent. W. BOEKHOVEN. SOMMELSD1JK. Bienstaanvragei en Cienstsanbiedingen 50 öent per plaatsing. AiSe gtukkeiB voor «Ie itetii&ei.se bestemd, Advertentlën en verdere Adoiinlsiraïie iranco toe te sesitfea s&e® de?a Uitgever. OP DEN UITKIJK. Motel Mestauraiit „HET GOUDEN HERT", Gedempte Boerensteller 63A, 63B Direct nabij de Hoofdateeg, Rotterdam. DINERS 60 cent en hooger. LOGIES MET ONTBIJT Het door ieder aanbevolen adre». Ü1TÖ3TBE felefeoa lastere®*®*. Ma. 8. j: Adverlentiln 10 sent per regel en */j maal, Eeelame» SO per regel. Boekaankondiging 5 öent per regel en 4/s «aai. I Srocte letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat^ Advertentiën worden ingewacht tor Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Er bestaat een innige oorzakelijke be trekking tussehen geestesontwikkeling en stoffelijke welvaart, Een betrekking, die niet alleen individu, den enkelen persoon geldt, maar evenzeer een Natie. En na den oorlog zal 't blijken, hoe in den verwoeden wedloop der Volken om nieuwe afzet markten, nieuwe takken van bestaan, ver- eclie bronnen van leven de minder ont wikkelde volken achterblijven. Gewisiu gewone tijden heeft de Volks ontwikkeling; de geestelijke kracht van een Volk al grooten invloed op sijn economisch en sociaal bestaanop zijn welvaart of armoe; op zijn verheffing als landbouw- of industriëele staat öf zijn langzaam weg kwijnen uit de rij der natiën van den voor uitgang. Maar nu zoo'n oorlog als thans gevoerd wordt, zal 't nog veel meer blijken. 't Is in 't gewone menschenleven altijd zóó. Twee menschen lijden gelijken druk: er is brand geweestoverstrooming; zware krankte van oudera of kinderen spotgoed- koope marktprijzenlage daggelden en zoo veel meer, als er invloed oefenen kan op iemands neersinking. En toch, de een komt er vlugger bovenop dan de ander. Gods zegen, zegt ge. Zeer zeker, we zouden dien niet gaarne uitschakelen, want aan Gods zegen is 't al gelegenmaar Gods zegen werkt ook door da middelen, en als de eene een blik in de toekomst heeft en de andere is te dom of te bekrompen van in zicht om één stap vooruit te ziende er varing leert, dat de eerste vooruitgaat en de ander achteraan komt. Je komt op de rivier met twee riemen au aen zeil gauwer vooruit, dan zonder zeil. Al houden we dus den zegen Gods met beide handen vast: omdat Zijn zegen ge bonden is aan de middelen én omdat een flinke geestesontwikkeling één dier midde len is, mag gezegd: als twee leven in ge lijken druk voor eenige jaren, blijft hij achter, wiens verstandelijke inzichten het kleinst zijD, De domste boeren oogsten nog niet de meeste vruchten. Maar rondom ons zien we, dat alle boeren, die met den modernen tijd op landbouwgebied meelevenzichtbaar in landbouworganisaties; coöperaties; kunst meststoffen; draineering en wat dies meer zij: dat 't hen allen goed gaat. Er zal altijd verschil blijven bestaan tussehen den een en den ander bij gelijke ontwikkeling de woorden .zegen*, .risico*, »geluk«, meevaller* zijn uit geen woordenboek te schrappen: ze blijven altijd houden hun recht van bestaan. Maar in 't algemeen de zaak bekeken: achterblijven doet hij, die den minsten kijk op de dingen heeft, die voor hem broodkwesties zijn. 't is zoo zelfs met een heele Natie. De nemarken leed in 1880 verschrikkelijk van de daling der graanprijzen. Maar binnen weinige jaren was 't er finaal bovenop. Door welken ecomischen krachttoer? Heel eenvoudig, door zich op de veeteelt toe te gaan leggen. Hoe kon die verandering zoo plotseling, *oo gunstige; ja schitterende gevolgen heb ben Omdat Denemarken een hoogstaande be volking heeft, die op haar Volksuniversi teiten jaren en jaren lang getraind was in flleilti kunde en kennis. En omdat ze nu voorbereid waren, ging de naderende ma laise van achterblijven hen stillekens voorbij. Zóó pakten ze aan, dat de boteruitvoer van 1881 tot 1890 (de slechte jaren van graan prijzen I) steeg van 18| millioen pond tot ruim 70 millioen per jaar. Die snelle productie wijziging kan alleen bij zulk een volk voorkomen, dat bij een zekere mate van intellegentie of geestes kracht ook een fliuken graad van alge- meene ontwikkeling had bereikt. En o wee! na den oorlog! dat volk, dat achterlijk is in zijn landbouw en industrie, handel en scheepvaart, veeteelt en zuivel bereiding. Want na den oorlog zal met snellen pas de schade des oorlogs worden ingehaald. Ei is zooveel milliarden achats verloren gegaan de belastingen zullen zoo stijgen; de nieuwe begrootingen zoo rijzen, dat 't een jagen en jachten zal worden om geld binnen te krijgen. Werken, zwoegen, handelen, stoomen: vooruit! vooruit! van 's morgens vroeg tot 's avond laat. En achterblijven zal 't minst ontwikkelde volk. Italië zal achterblijven bij Frankrijk. Frankrijk bij Duitschland, En nu rekenen we nog niet met een anderen factor: het Neo-Mathusianisme, het beruchte Twee- Kinder-stelsel. Want dat is ook een reden om achter te blijven; de Franschmau zelf heeft daar al soo lang over geklaagd. Zelfs nu in den oorlog klaagt en kermt hij: Had den we maar meer dan twee kinderen, dan hadden we meer soldaten en dan waren we Duitschland de baas. En de geestelijke ontwikkeling van een volk en- zijn Kinderstelsel zijn oorzaken, dat na den oorlog ook in Europa vreemde dingen zullen gezien en gehoord worden. Waar zal Italië zijn oorlogsschuld en rente van rnoet6n betalen? 't Wordt nu door Engeland geholpen aan gelden en leeningen; maar leeningen moeten afgelost worden en er moet rente zijn: maar er is geen rentebetaling mogelijkgeen aflossing mogelijk, als er geen verdiensten zijn. Al leen bij hooge vlucht van handel en indu strie, bij veel geld verdienen der bevolking kan aan reDte en aflossiDg gedacht worden- Achterblijven zal meer dan één Land na dezen oorlog. Maandenlang waren ze samen geweest. Uit hetzelfde dorp afkomstig, kameraden van de schoolbanken af, tegelijk iDgedeeld bij dezelfde compagnie, hadden ze samen indertijd hun eerste dienstjaren volbracht en nu de oorlog hen uit 't rustig dorpken naar, óver de grens geroepen had, waren de schoolkameraden van voorheen wapen broeders geworden in dezen bangen tijd. Dubbele broederschap omstrengelde hen. Beiden hadden ze zusters, Wilhelm en Heinrich, speelnooten van der jeugd af, .zueters*, die hen plaagden, in 't ootje namen of ook weer in 'n bui van vrouwe lijke grilligheid verwenden en bedierven met allerlei oplettendheden en vleierij, waar door onervaren jongelingen soo licht in hun ijdelheid worden gestreeld. Altijd waren ze »best* met elkaar. Niets had ooit verwijdering gebracht. De twee gezinnen gingen als al moe derskinderen met elkaar om en menigmaal bleek over-en-weer, dat 'n vriend die nabij is veel méér waard is, dan een broeder in 't vreemde land of in verre streken. Zoo werd het 'n kruis-verloving. Wilhelm vroeg en verkreeg Heinrich's zusters woord, en omgekeerd en was de Oorlog niet tussehen beide gekomen, ze zouden er dit voorjaar een kruis-huwe- lijk van hebben gemaakt en zoo nieuwe, onverbrekelijke banden over de oude heen geslagen hebben f 1.25, f 1.50 en f 1.75 Tel. No. 10595. Aanbevelend, Wreed had de Oorlog de schoone bloe men der Hope in hunnen hof verwoest 1 Toch werden zij nog gezegend. De dood had hén nog gespaard. Wilhelm had een paar weken in 't hos pitaal gelegen, om te genezen van de won den, hem geslagen door de splinters van een granaat, die al te dichtbij ontplofte. Heinrich had 'n keer 'n schampschot aan den schouder gehad. Maar dat was ook al geweest. Zij waren .ijzervreters* geworden, ge hard in 't oorlogsleven, gewend aan de oorlogsgevaren, wier zenuwen zelfs tegen worden opgehaald; hij heeft zich gehaast, om den brief nog klaar te krijgen. »'t Kon de laatste es zijn!* Pijnlijk-verbaasd keek Wilhelm op. »Ja, dat is eiken keer zoo*, zei hij wei felend, >de dood wenkt ieder uur, vooral als je daar in de voorste loopgraven ligt maar we zijn al zoo v&ak gespaard heb je dan nu bizondere redenen, om te denken dat 't voor 't laatst zou zijn?* Neerslachtig schudde Heinrich 't hoofd. »'n Voorgevoel anders niet!* >Dat bedriegt! Stoor je er niet aan je hebt net zooveel kans als anders net zooveel als ik of wie dan ook, dat je ook nu den dans weer ontspringt.* Maar Heinrich, twijfelmoedig en mismoe dig haalde zijn schouders op en dien zelfden nacht reeds was zijn vrees in volle zwaarte óver hem gekomen! Ia de vuurlinie stond het critiek. De voorste loopgraaf was door den vij and in een schitterenden stormloop geno men en de >kamaraden* waren genoodzaakt geweest een 40 meter achterwaarts in nieuwe loopgraven terug te trekken uitgenomen het hooge procent, dat zich gevangen had moeten geven, dood was of lag te zieltogen op den bodem der pas verloren schacht. Maar de vijand mocht haar niet honden,... HET ZUIDELIJK GEVECHTSFRONT. -Gedurende de laatste dagen deden de Italianen op verschillende punten met sterke legermachten aanvallen en gingen op enkele plaatsen vooruit. Van Oostenrijksche zijde worden deze vooruitgangen erkend, doch soms wordt er bij gevoegd, dat de Italianen, voor hunne tegenaanvalen weer moesten wijken. In ieder geval zal dit offensief medebrengen dat de Oostenrijkers niet te veel troepen aan het Itaiiaansche front kunnen onttrekken om deel te nemen aan het offensief in Oost-Galicië en Polen. het verschrikkelijke .trommelvuur* waren bestand en gestaald geworden. Ondanks duizend ontberingen in den re gel opgeruimd en vol goeden moed. Zoo tallooze malen waren ze al in gevaar des doods geweest, 't gevaar is Jn hun oogen zoo gewóón geworden, zooiets dat altijd weer langs hen heen gaat, dat ze er niet meer op letten, dat het nauwelijks in hun denken meer meetelt. De brieven en kleine oorlogspakketten van .thuis* waren de glanspunten in hun overigens vrij eentonig bestaan. Tal van kleinigheden, tussehen meer intieme zinnen heengestroo;d bizondeiheden over 't dorp en de beide familiën, vertellen ze over-en- weer uit eikaars brieven. Vriend, broeder en metgezel waren ze elkander, al de da gen van dezen langen, bangen krijg. Thans is Wilhelm alleen gebleven 't Laatst, dat bij met Heinrich gespreken had, was vier dagen geleden, in de kelders van een oud, platgeschoten stadje, even achter 't front, waar de moegestreden be zetting der loopgraven op bepaalde tijden zich terugtrok om uit te rusten, zich te reinigen, uit te slapen en weer op kracht te komen. Zij hadden daar acht dagen gelegen. Straks moesten ze weer in de vuurlinie, zoodra de avond viel. Rustig zaten ze nog een uurtje te pra ten, de een op 'n stoel, de ander op 'n ledige ton en tegen zijn gewoonte was Heinrich stil geweest en melancholiek, 'n Gesloten brief lag naast hem. 'n Brief aan Wilhelm's zuster: straks sou de correspondentie voor de veldpost Aanstonds worden de versch gekomne troepen in 't vuur gezonden, om de pas verloren loopgraaf te hernemen. Zij gaan in de kaken des doods! Het knettert en ratelt uit vele geweren, de kogels vlie gen aan alle zijden, ijlings door den vijand aangevoerde mitrailleuses strooien doode- lijke kogelbundels over de gansche vlakte des velds Het gaat niet, het kan zoo niet 't Sein tot terugtrekken wordt gegeven. Helaasslechts een deel der aanvallers keert schuivend, zich achter elke terreinplooi dekkend in de beveiligende tweede loop graaf terug. Nu is 't of de hel losbarst! 's Vijands kanonnen, ver achterwaarts geplaatst, maar bewonderenswaardig ge richt, zetten het achtergelegen terrein onder een waren vuurval, waar geen ver dere reserve doordringen kan. Wilhelm keerde ongedeerd te ug. Heinrich ligt bij de gevallenen En als de dag aanbreekt, ziet zijn vriend, slechts 15 meter vóór zich tussehen de zandzakken in, zijn zielloos overschot lig gen. Dat duurt zoo drie dagen lang. Dagen van voortdurend levensgevaar, van aanhoudend vechten. Wat even boven den grond uitkomt wordt dadelijk neerge schoten handbomraen vliegen over en weer, mijnen en tegenmijnen worden gegraven. Den derden nacht wordt het iéts minder. .Mag ik nu gaan?* vraagt Wiihelm. .Probeer het dan*, bromt zijn kapitein. Voorzichtig hijscht hij zich nu naar bo ven, Zijn lichaam onhoorbaar rekkend en strekkend, schuift hij als een worm voort over den grond. Zetten lichtraketten den omtrek in vlam, dan ligt bij stil, uitgestrekt, zélf een lijk. Elke granatenkuil is hem een welkome dekking. Twee uur doet hij over 15 meter. Dan begint hij voorzichtig met schop en handen den grond om 't lijk zijns vriends weg te werken. Na nogmaals twee uur gevaarlijken arbeid is het werk voltooid, 't Lijk ligt onder de aarde zijn vriend en broeder heeft dan tenminste een eerlijk graf in den vreemden grond Even ligt hij stil op de versche aarde denkt aan Heinrich, aan zijn zuster thuis, aan het voor eeuwig verwoeste geluk aan den dood, die ook hém dagelijks omringt En dan werkt hij zich terug naar de zijnen, bedroefd en geschokt om zijn vriend en broeder: tóch dankbaar dat hij hem den laatsten dienst bewijzen mocht. Want vélen gaan er in oorlogstijd naar hun .eeuwig huis* I UITKIJK. De nieuwe Roggeoogst. De roggebouw is in vollen gang. Vóór een paar maanden was de verwachting omtrent den oogst slecht, men vreesde al, dat het zou gaan als verleden jaar, toen vele akkers niet meer opbrachten dan een schepel H.L.) per vim, maar 't blijkt nu, dat het zaadbe schot niet tegenvalt; stroo komt er echter weinig. 't Mooiste is nu voor den boer, dat zijn rogge niet wordt onteigend, dat hij vrij is, wat hij missen kan, te verkoopen, en verder de rogge voor zijn gezin, en in mate ook voor zijn vee, mag gebruiken. In mate! Als men zich nu daar maar aan houdt en niet denkt: Ik heb ze, dus ik gebruik ze; wie maakt mij straks wat? Ongetwijfeld zullen er zoo zijn: menschen, die geen verantwoor delijkheidsgevoel hebben en alleen maar aan zich zelf denken. Zijn er velen zoo, dan blij ven de Regeeringsmaatregelen straks niet uit, en moeten de goedwilligen, die naar des Mi nisters raad hebben geluisterd, door de kwa den lijden. Wij hadden dan ook liever gezien, dat de Minister althans een deel der rogge had doen reserveeren; dat hij b.v. aan de boeren de verplichting had opgelegd een vierde hunner rogge tot Februari, een achtste tot Mei ter beschikking te houden. Met dien maatregel hadden ook de landbouwers tevreden kun nen zijn en was de zekerheid verkregen, dat in den komenden winter en in het volgend voorjaar rogge tegen den door den Minister te stellen prijs verkrijgbaar zou zijn. Dan zou tevens aan den handel de gelegen heid benomen zijn om al te zeer zijn slag te slaan. Wij lezen nu reeds, dat hier en daar de kooplui het platte land afloopen om de rogge op te koopen. Naar verondersteld mag worden met de bedoeling om straks, als er schaarste komt, goede winsten „oorlogs winsten" te maken. Ook wil men den boer diets maken, dat hij heel geen rogge mag vervoederen en ze moet verkoopen. In het „Weekblad voor de Gemeenten Dieren en Doesburg" van 24 Juli komt onder,, Binnenland" een ongeteekend stukje voor, waarin de mededeeling, dat voor- loopig op den roggeoogst geen beslag zal worden gelegd. Maar dan volgen in ernstigen, waarschuwenden toon misleidende woorden, met schuine, opvallende letter gedrukt, als: „Mag de rogge als varkensvoeder gebruikt worden „Neen „De goede rogge moet verkocht worden Verkoop Uw rogge. Koop maïs in de plaats." „Maak een goede prijs voor uw rogge..." Verkoop dus de rogge direct na het dor- schen." Welken indruk krijgt Ge, lezer? Zou hier niet de vos de passie preeken Wij raden althansboer pas op je ganzen (in dit geval je rogge) 't Zou jammer zijn, als de groothandel zich van een groot deel der rogge wist meester te maken dan werden èn de bakkers èn het roggebroodetend publiek èn de boeren ge dupeerd, terwijl de handelaar in zijn vuistje lachte, want hij verdiende. Misschien dat er alsnog maatregelen kunnen worden getroffen, waardoor dat wordt voorkomen. In ieder gevalLandbouwers, laat u niet wijs maken, dat Ge van Uw eigen rogge niet moogt gebruiken, en dat Gij het verstandigst zoudt doen met ze maar dadelijk aan den eersten den besten koopman, die bij U komt, over te doen, hoe goed die man het ook met ij mocht meenen.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1915 | | pagina 1