Zaterdag 5 Juni 1015.
30*te Jaargang N°. 2082.
1
voor de Zuidliolïandsclie en Zeeuwsclte Eilanden.
Eerste Blad.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHO VEN.
SOMMELSD1JK.
R. C. F. T. i LEE-Ioom
Deze Courant verschgnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cefit.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
ifzonderlijke nummers 5 Cent.
MverÉeatiëa 10 centps? rsgel ea */j saai, Reclasaes 80 per regel,
j Boekaankondiging 5 Cent per regel en Va
DienstasnvrsgeM en Dienstaanbiedingen 50 Oent per plaatsing.
Ij Grooto letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
j Advertentiëil worden iagewaoht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen tO ast?.
%lle stukken voor de Kteduciie bestemd, Advertenties! eia verdere Administratie trasie© toe te «enden easu
V Buitengewoon gezant.
Hotel Restaurant
„HET GOUDEN HERT",
Gedempte Doereusteiger 63A, 630
lEotterdam.
DINERS 60 cent en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
liet
mm
OP DEN UITKIJK.
BIJENTEELT»
X
UITG-SVSB
Telefoon Intereomm. Mo. 1.
Uitgeven
25-Jarig jubile# van den Chr. Nat.
Werkmansbond.
Hoe is die Bond ontstaan? In de Kerk
bode deelt Ds, Ten Kate (Ned. Herv. pre
dikant aldaar) er dit van mee:
In de dagen der doleantie was hier
een Vereeniging tot behoud der Herv. Kerk
opgericht, en een tak daarvan was de Werk-
mansvereeniging tot behoud der Herv.
Kerk. Na de doleantie, toen de kerkelijke
wateren weer tot rust waren gekomen,
voelden enkele leden van deze vereeni
ging, dat de Herv. werklieden wel wat
meer voor elkaar zouden kunnen zijn
en doen. Het waren C. L. Birkhoff en
W. A. Genneken, die, met krachtigen
steun van de toenmalige predikanten Dr.
De Visser, thans eere-voorzitter van den
Chr. Nat. Werkmansbond, en Dr. Muller,
thans rustend Hoogleeraar, den Chr. Werk
mansbond stichtten voor leden der Herv.
Kerk, die Jezus Christus belijden als
den Heiland der wereld, de bewerker van
's menschen eeuwig, maar ook tijdelijk
geluk
De Bond bedoelde het stoffelijk wel
zijn der leden te behartigen, door het
stichten van weduwen- en pensioenfond
sen, alsmede door in dagen van ziekte
en werkeloosheid elkaar te steunen. Ook
voor de verstandelijke, zedelijke en gees
telijke ontwikkeling wilde men werkzaam
zijn door samenkomsten, lezingen en
dergelijke. Dit program is trouw uitge
voerd. Wel ondervond men teleurstellin
gen, doordat het fonds voor weduwen en
pensionneering der leden niet zooveel
kon uitkeeren als men eerst had ge
hoopt, maar deze fondsen komen toch
velen ten goede en leveren het bewijs
dat het particulier initiatief ook onder
werklieden meer vermag, dan velen wel
denken. Het is de eere van den Chr.
Werkmansbond, dat hij het algemeen
hunkeren naar de staatsruif niet deelt
en het schoone beginsel huldigt van
.selfhulp*, waardoor de volkskracht in
zoo hoogte mate wordt gestaald.
Zooals te denken is, had de Bond met
wantrouwen en tegenstand te strijden:
soms toonde men zelfs heftige vijand
schap, maar hulp van God gekregen heb
bende, staat hij tot op dezen dag.
Hij neemt, van den aanvang af, slechts
leden van de Ned. Herv. Kerk op, en dit
niet uit kerkisme, maar om. door onder
linge kerkelijke verdeeldheid en twist, niet
de krachten te verbrokkelen en den bloei
te verhinderen. Ook laat hij zich niet in
met 't partijwezen in onze gemeente, be
halve dat hij Christelijk wil blijven in
den hutorisch-bijbelschen zin van het
woord.
Met de eigenlijke politieke partijen be
moeit hij zich ook niet. Hij wil alleen op
maatschappelijk gebied werkzaam zijn. en
neemt gaarne aan wat hem goed voorkomt,
onverschillig van welke partij nieuwe
sociale voorstellen afkomstig zijn.
Op 't oogenblik telt ze 166 afdeelingen
en 14000 leden. Eere-voorzitter is Dr. de
Visser, 't wel bekende Kamerlid. Geklaagd
wordt door de leden, dat de predikanten
te weinig tijd hebben om zich metdeRott.
afdeeling in 't bijzonder te bemoeien. Trou
wens, Ds. Ten Kate heeft ook gelijk a's hij
schrijft: Eén mensch gaat maar één gang;
en de meeste wijken zijn 2 tot 3 maal zoo
groot als vroeger eu allerlei takken van
arbeid zijn er, waarbij een dominee te pas
komt, of te pas gebracht wordt. Hij schrijf t-
en dat is ontmoedigd: Geen enkel Rotter,
damsch predikant kan al zijn werk afdoen.
En natuurlijk, dat hierdoor ook de afdeeling
van den Werkmansbond schade onder lijdt.
Zegene de Heere dien Bond voorts en
bekrachtige Hij hem tot goeden socialen
arbeid.
De «Protestantsche* ijveraars van 1913,
schieten hun doel voorbij, nu ze mikken op
dit Kabinet, waar een buitengewoon gezant
bij den Pauselijken Stoel zal worden inge
steld. Reeds 't artikel des betreffende wijst
er op. Er staat:
Aan de 2de afdeeling van hoofdstuks
.der Staatsbegrooting voor 't dienstjaar
1915 wordt toegevoegd een nieuw artikel
7 bis, luidende: Bezoldiging, reis-en ver
blijfkosten en verdere uitgaven van een
tijdelijke «en bijzondere zending bij den
Pauselijken Stoel aangestelden buitenge
woon gezant en gevolmachtigd Minister
f 12000.
En de Mem v. Toelichting geeft de vol
gende nadere verklaring:
De rol, waartoe Nederland, in 't bij
zonder sedert een twintigtal jaren is ge
roepen geweest, brengt mede, dat niets,
dat op' 't gebied van internationale ver
standhouding wordt overdacht, der Re
geering onverschillig mag zijn; het is
aldus voor haar reeds nu van belang in
geregelde voeling te zijn met een mid
delpunt van waar later, bij de beëindi
ging van den strijd, gewichtige invloed
kan uitgaan.
In dien gedachtegang is de ondergetee-
kende (Min. v. Buit. Zaken) tot de over
tuiging gekomen, dat 't wenschelijk is
in dit tijdsgewricht een Vertegenwoordi
ger bij 't Vaticaan te bezitten.
In verband met 't beoogde diel zal de
zending een tijdelijk en bijzonder karak
ter dragen.
Iemand heeft eens gezegd: .Geef meèèu
letter schrift en ik kan je ter dood laten
veroordeelen»maar waarlijk, de .Prote-
stautsche< ijveraars zouden een moord be
gaan op één enkel woord. Er staat tij
delijk en bijzonder* karakter, en daar fan-
taseeren ze nu van eeuwigdurend en al
gemeen ze maken zonder eenigen grcnd
in der eigen brein een tegenstelling, waar
geen letter van juist is.
We hebben de Mem. v, Toel. tegelooven,
zooals ze daar ligt, en er geen venijn uit
te zuigen, zooals die >Protestantsche< pro
pagandisten dat kunnen.
De Min. v. oorlog schreeef hierover 't vol
gende
De regeling van de verloven voor den
hooibouw en andereu te gelijker tijdnood-
zakelijken veldarbeid komt neer op het
volgende.
Alle ónder de wapenen zijnde dienstplich
tigen zoowel landbouwers als landarbeiders
die meenen, dat hunne tijdelijke tegenwoor
digheid onmisbaar is voor het doen slagen
van den hooibouw of den veldarbeid, waar
bij zij zijn betrokken, richten daartoe eene
korte, duidelijke aanvrage, onder opgave
van hun adres, aan het landbouw-bemid
delingsbureau van de provincie, waarin hun
ne woonplaats is gelegen. De adressen van
de bemiddelingsbureu's zijn op last van den
Minister van Oorlog aan alle ouderdeelen
van het leger bekend gemaakt. Het bemid
delingsbureau onderzoekt zelf of doet ter
plaatse een onderzoek instellen, of inder
daad de aanwezigheid van den dienstplich
tige dringend noodig moet worden geacht.
In bevestigend geval adviseert het bemid
delingsbureau tot het verleenen van een
buitengewoon verlof van een zeker aantal
dagen, al of niet te verdeelen over meer
dan één periode.
De commandant van het onderdeel, waar
bij de betrokken dienstplichtige is ingedeeld,
overlegt met deren over het meest ge-
wenschte tijdstip van het verlof, hetwelk
dan, zoowel da belangen van den dienst, en
anderen dit eenigsz ns toelaten, op dat tijd
stip (of die tijdstippen) wordt verleend.
Door den Minister van Oorlog zijn geen
bepaalde voorwaarden, zooals bijv. omtrent
groote van den te bewerken grond, maxi
mum aantal verlofdagen enz. gesteld. Al
leen is aan bemiddelingsbureau's met den
meesten nadruk te kennen gegeven, dat
het onderzoek naar de bepaalde noodzake
lijkheid van het toe te kennen verlof met
de meeste nauwgezetheid en onpartijdig
heid moet worden ingesteld, en dat er met
ernst tegen moet worden gewaakt, dat
meer verlof wordt voorgesteld dan drin
gend noodzakelijk wordt geacht. Dit laat
ste niet alleen met het oog op de belan
gen van den dienstdoch vooral ook in
het belang van de dienstplichtigen zelf, die,
Direct nabij de Hoofdsteeg,
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 10595. Aanbevelend,
co
door ieder aanbevolen adres.
door het overvragen van anderen, zelf te
kort zouden komen.
Anderzijds is door den Minister van Oor
log tot den Opperbevelhebber van land-en
zeemacht het verzoek gericht, om ind en
bij sommige onderdeelen het aantal van de
hierbedoelde buitengewone verloven te groot
mocht zijn, om deze, zonder schade voor
den dienst, te kunnen verleenen, hieraan
zoo eenig3zins mogelijk te gemoet te ko
men door tijdelijke versterking van die on
derdeelen uit andere, die minder zwaarbe
last zijn, dan wel door tijdelijke aanvul
ling vau troepen uit de depots.
De maatregelen, welke getroffen zijn ter
zake van de behandeling van de verlofs-
aanvragen, zoowel door de bemiddelings
bureau's als door de miltaire commandan
ten, geven grond voor de verwachting, dat
de buitergewone verloven, al kunnen zij
uit den aard der zaak niet alle op denzelf-
deu tijd worden genoten, tijdig eu zooveel
mogelijk overeenkomstig den wenseh van
de betrokkenen zullen worden verleend.
XLIII,
.Vader, doe het niét!* raadt zijn vrouw
met angst in haar stem.
Besluiteloos kijkt de boer haar aan.
Buiten, na den bangen eindeloozen win
ter, ging 't zomeren nu. De vruchtboomen
in den bogerd vlak bij huis staan wit van
bloesem't jong vee in 't kampje er ach
ter dolt door 't frissche gras, is zat vau
ongekende lenteweeldede vogels vliegen
rusteloos af en aan, om 't nest klaar te
krijgen alles getuigt er van nieuw leven,
van lenteblijdschap, van zonneglans en zo-
merzegen.
De mensch alleen, somber, zwijgt.
Want hij leeft in oorlogsland
En onophoudelijk boemen de doffe sla
gen van 't kanon, 'n paar uur verder, aan
't front.
't Bleef daar weken lang rustig.
Eiken dag een korte kanonnade, ter her-
ionering, dat 't er nog oorlog was
en dan werd het weer stil en 't landvolk
was er min of mter aan gewend, zoodat
het stil voortging met zijn arbeid ploeg
de en zaaide »op hoop van zegen*
of er geoogst zou worden. Eén alleen
was er die 't wist.
Doch nu werd 't weer meenens, ginds
bij den horizon, aan 't front
Dag aan dag warcrf de bataillons voor-
bijgemarcheerd, 't scheen wel of de troe
pen opwiesen in 's vijands land als de
aren op het veld.
Rusteloos davert het kanon.
't Zijn nu niet meer enkele losse uitbars
tingen, maar uren lang dreunt de grond
eu schudden de muren eu rinkelt het vens
terglas eu als 't éven ophoudt, dan is 't
angstig-stil, als 't zijn kan bij 'n onweers
bui, vlak vóór 'n zwaien knetterslag.
Zwijgend hoorden man en vrouw 'taan.
Verteerd door éénzelfde vree3
Daarginds, geen drie uren ver, dat we
ten ze, staat 't leger van hun koning, en
daar is hij ook bij, Lambert, hun jongste
zoon .als hij nog leeft
Nu, al die maanden hebben ze niets van
hem gehoord.
In October, 't laatst hebben ze hem ge
zien, toen hij voorbijtoog met 's konings
leger, den grooten steenweg langs, naar
't Zuiden Twee dagen later kwam de vij
and, die hier hèèrscht, al die maanden lang,
en die lange vreeseüjke vuurlijn
scheid thans de ouders van hun zoon.
Thans dreunt daar weer 't kanon
En al het peinzen en tobben van man
en vrouw is over hun zoon, die daarginds
óók staat in die hel van vuur als
hij nog leeft wie weetrust hij reeds
lang in de reuzengraven, zooals zij ze hier
óók kennen achter het front, met hun hon
derden kruisen en duizenden namen
Al den dag pijnigt hen de angst voor
hun zoon en 's nachts, als het kanon hen
wakker schrikt, staat hij voor hen, de lange,
blonde jongen, bleek, de lippen opeenge-
perst, zooals ze hem zagen toen hij, voor
bijtrekkend, afscheid van hen nam.
Eenzaam leven ze hier voort.
Doende hun dageiijksch werk op 'tland,
bij 't vee, ze moeten immers leven 1 'n En
kel woord van ontzetting slechts wisselen
ze, als de donder van 't geschut nog weer
heviger wordt, als ze zich afvragen hoe
een menschenkind het in zulk vuur uithou
den kan .als ondanks maandenlange
teleurstelling de hoop nog weer éven op-
gloort, dat de vijand deinzen moet en los
laten wat hij vast heeft met ijzeren greep.
Maar thans pleiten ze druk van ja en
neen de vijand kwam en heeft wagen en
paard van hen opgeëischt, om zijn gewon
den te vervoeren, vlak achter het front
weg, een paar uur hoogerop, waar'tgroote
hospitaal is ingericht.
.Vader, doe het niet!* vraagt met ster
ken drang de vrouw. «Je hóéft immers niet
mee I Laat ze paard en wagen maar ne
men en zie wat er van k .mt
Maar de boor staat eu weifelt.
Als hijzelf niet gaat eu me t, dan zal
een vreemde het doen hu hij heeft hart
voor zijn paard, 't eenige dat ze hem ge
laten hebben voor den arbeid op 't veld.
En daarbij, 'n .stille kracht* trekt hem
ginds heen, vlak bij 't front, dichter bij 't
middelpunt van al die ellende, waar de
strijd woedt, waar aan de andere zijde
zijn zoon staat .als hij nog leeft
't Is dwaasheid, dat weet hijeen gor
del van vuur en staal, van dood en ver
derf, scheid de beide legers maar hoe
dwaas dan ook, de gedachte laat hem niet
los, dat hij daar dan toch zooveel dichter
zijn zal bij zijn zoon
.Laat mij gaan, moeder 'k Beu immers
tegen den avond weerom
't Zware, Vlaamsche paard voor den wa
gen, rijdt hij naar de aangegeven plaats:
n hoeve kort bij 't front waar de Jgewon-
den, zóó van 't slagveld opgeraapt, wor
den heengevoerd, om te worden verbonden,
geschiftwaar de oorlogsoogst wordt in
gezameld
Harder nog dreunen hier de donderslagen
van het geschut.
't Is hier 't land-der-verlatenheid 1
De meeste inwoners zijn gevluchtschuw
kijkt 'n enkele, die bleef om deur en ven
ster, als hij 't geknars van den wagen
hoort, verwonderd iemand te zien, die niet
in uniform steekt, bevreesd hem nakijkend,
als hij zijn weg voortzet naar 't front.
Eindelijk is de hoeve bereikt.
'n Groote Roode-kruis-vlag staat hoog
boven den nok geplant.
De weg, de oprijlaan, het gras
alles is hier geteekend met bloeddroppels,
sporen, vlekken, lange dikke regels van
bloed bloed van menschen kort
geleden nog hier langs vervoerd ge
wonden, dooden
De voerman bindt zijn paard vast.
Hij moet nog wat wachten, wordt hem
gezegd. Mét 'n uurken kan hij zijn «vracht*
krijgen voorloopig verbonden gekwesten,
die naar 't hoofdhospitaal, 'n paar uur die
per 't land in, moeten worden vervoerd.
Wachtend loopt hij nu den hof rond.
Van de oorspronkelijke bewoners en hun
bedrijf is hier niets meer te zien.
Hij loopt langs de muren en telkens als
'n deur of raam opengaat dringt een eigen
aardig straf-zurige hospitaallucht naar
buiten, die hem walging wekt.
Kreten klinken uit 't binnenste der hoeve.
Noodgeschrei van uiterste pijn
Eu 't hart krimpt den armen landman
saam, als hij denkt aan al de ellende die
daar geleden wordt, waar de doctoren rus
teloos met hun scherpe instrumenten knip
pen, boren, zagen, kerven in vleesoh en ge
beente, om de menschenwrakken nog te
redden, die hier bij gansche ladingen tege
lijk worden binnengebracht.
Voor velen is 't tóch nog te laat.
Als de oude boer bij de deur van de
paardestal komt, ziet hij hoe ze daar van
binnenuit regelmatig de lijken aangeven, of
't koeken waren voor 't vee 1 ordelijk
worden ze afgeteld en opgetast in den
grooien bolderwagen, die ze naar 't oor
logskerkhof rijdenjjzal, ginds achterwaarts,
daar m de laagte bij Lindenhouvel
Gruwend wendt de oude zich af
Mocht hij nu maar spoedig wegrijden
van deze plaats der verschrikking, hij
had dan tenminste de troostende gedachte,
dat zijn paard levenden trekt en ze brengt
uaar 't oord, waar huu leven kan worden
behouden of verlengd 1
Zoo drentelt hij weer naar voren,
'n Wagen met hooge wanden komt juist
uit de richting der loopgraven .„angaredeu.
Mannen komen aangeloopen met groote
zakken bloed droppelt en snaait door de
naden van den Dodem in groote plassen
op den grond.
Hoe 't hem ook stuit de oude man
móét dichterbij komen zien
Zien, wat in die zakken gaat
'n Arm, 'u voet, 'n been, 'n verminkte
schedel, lappen, stukken menscheavleesch,
alles druipend van bloou geen men
schen geen lijken opgeraapte
stukken en brunkeu van wat nog dezen
morgen gezonde mannen waren
Eensklaps geeft de oude eeu gil.
Paa d ew agen en alles iaat hij in den
steea eu o,U een bezetene snelt hij weg-
voor tijn leven is zijn gee.-t bezwaard, var
zwakt gekrenkt door dit moment
Hij heeft >dea oorlog* gezien 1
UITKIJK.
In dit artikeltje willen we het hebben over
de wasmot, een gevaarlijken vijand onzer
bijen, die den imker veel schade kan berok
kenen. Men heeft er twee soorten van: de
groote en de kleine. De voorvleugels var.
het mannetje der groote wasmot zijn grijs
grauw, als het ware bestoven; aan den ach
terrand vindt men donkerpurperen vlekken.
De achtervleugels zijn aan den wortel lich
ter, naar den rand meer grauwgrijs. De
voorvleugels van het wijfje zijn donkergrijs
met purperen schubbetjes hier en daar; de
achtervleugels zijn grijswit. Het wijfje is groo-
ter dan het mannetje en heeft een dunne
legboor. De rups dezer mot, welke in vol
wassen staat 31;2 cM. lang is, is ivoorkleurig.
De kop en twee groote vlekken op 't voor
borststuk zijn kastanjebruin; tusschen die
twee vlekken loopt een witte lijn. De borst-
pooten zijn wit en met bruingeel afgezet.
Op den tweeden en den derden lichaamsring
staan geelachtige wratjes met lichtgele haren.
De volgende leden dragen wratjes zonder
haren. De laatste ring is op de rugzijde licht
bruin.
We gaven deze eenigszins uitvoerige be
schrijving, opdat de imker een zijner ergste
vijanden zal kunnen kennen.
Einde Mei, in Juni en de volgende maan
den tot en met September, vliegt de vlinder
op en om de korven met het doel, daar haar
eieren binnen te krijgen. Wei houden de
bijen de wacht en vallen de mot, indien zij
deze bemerken, woedend aan, maar bewaking
van het vlieggat is niet voldoende, ook door
andere, kleine openingen kan de mot binnen
sluipen. Past bij lossen bouw bv. het deksel
niet precies op het bovenste der raampjes,
dan geeft dit aan de wasmot'--;,' '<^.ns om
binnen te komen. Geluktd',1 0J^');?3m
binnen te dringen, dan gaei A p TT-J-en
zoo dicht mogelijk leger;;".'f
steekt haar dunne legboc- -
kan, in de reet'tusschen X C&frh' de
en schuift daar haar eiereg.,et ;-Du..D,:
maden, die daar al spoedig^u IHf
weten dan wel verder binne,s"*'Jb'^ 5 -ö"
vreten in de honigraten gangen,
der worden, naarmate de made grooter v,
ten laatste kan er wel een pijpesteel in,-
Gewoonlijk leven de maden in 't binnen
der raten; maar toch komt het ook \y v
dat zij den buitenkant daarvan met spi-
overdekken, gelijk ze ook haar gangen m
spinsel bekleeden. Op die manier kan het
gebeuren, dat zelfs een stok, die rijk is aan
honig, toch te gronde gaat, doordat al de
honigcellen oversponnen zijn. In zoo erge
mate kan dit alleen dan zijn, als de maden
in groot getal voorkomen, hetgeen men kan
bemerken ten eerste aan een zeer onaange-