I
De Srondtrd van ons Volks
karakter in tijden van gevaar.
Zaterdag 1 Mei 1915
30st< Jaargang N°.
Antirevolutionair
Orgaan
voor lie SSuiilliollaiidselie en Meeuw®©!© Kallanden.
Eerste Blad.
JmSm
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
„HET GOUDEN HERT",
OF DEN UITKIJK.
UIT DE PES?S.
%arni»:v
ai-
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag ©n Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden is. p. p. 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling ƒ4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMELSDÏJK.
Advertentiën 10 Cent per regel en 3/s maal.
Reclames SO per regel,
maal.
Pienstaanrragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groots letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dia zij bet laan.
Advertenties worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen '0 uur.
Alle stukken voor «Ie Redactie bestemd, A«!vertentiëi§ «cm verdere Administratie Mrassco foe te Kenden aan «les» l/Si#vver.
Hotel ile§Saiaraot
Gedempte Iloerensteiger 63A; <131?
Rotterdam.
DINERS 60 cent en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
g R, G, F, y. i LEE-Ioonen,
Sïei d®or ieder «anbevoie.ïi .adres,
torttr,
1
li
üiTGBVsa
Telefoon intercosca. Mo.
BoekaankoBdiging 5 Cent per regal ©a */g
eu «uwe?
daling
lieten si
De.antirev, partij staat in deze oorlogs
maanden nog gaaf en ongerept. Hoe dat
leemt? Omdat deze politieke partij een
richting vertegenwoordigt, die rekeuing houdt
jnetdie volkomen harmonieert met den
Vpmdtoon van ons volkskarakter, zooals
dit in der Geuzentijd zijn merk en stempel
ontving. De antirev. partij wil draagster
zijn der eigenschappen onzer vaderen in 't
hoogtepunt van hun lijden en strijdenwil
(maar in verband der nieuwe tijdsb.dee
ling, waarbij die eeuwen zijn voorbijgesneld
in anderen vorm!) wil bezitster zijn der
eigenschappen, die tot aan den Franschen
tijd de steun en hulp en uitredding van
Neerlands Volk zijn geweest.
De overgeërfde eigenschappen eener Na
tie zijn de neerslag van zijn Verledenzijn
hun gekristalliseerde geschiedenisheeft
eens iemand gezegd, en we zijn 't daar
mee eens maar, alsdan onze Vaderen
in 1574 een nationale munt laten slaan;
toen lieten slaan in 't benauwdsto, hardste
_en meest benarde oogenblik van onzewor-
tegen Spaansche Landvoogden toen
slaan een munt waarop de Holland-
sche Maagd is neergezeten, als in een om»
heining, met den vinger wijzende naar de
zonne der gerechtigheid, die boven haar
straalt en 't dan uitroept: »0nse hulpe is
in den Name des Heeren,» zooals 't rand
schrift aanwijst, dan voelt toch een ieder
dat de antiriv. partij het zich een eere re
kent te mogen zijn en te willen ziju erf
genaam van die eigeuschappen, welke door
het verleden zijn geworden een neerslag
van, een samentrekking van al het goede
en deugdelijke en dergelijke dat onze va
deren in hun liefde voor God en Godsdienst
sierde.
De Antirev. partij rekent 't ziek een eere
ea dankt er Hem voor, die de historie
maakte, dat zij als partij mag zijn gekris
talliseerde geschiedenis; met dit onderscheid
dat ze leeft en ontwikkelt, wat kristal niet
doet.
Dat heeft mr, Troelstra ook gevoeld, toen
hij in zijn boek De Wereldoorlog en de S.
D, A. P. op bldz. 130 schreef
En wat de burgerlijk denkende arbei
ders en kleine burgers betreft, zoo is de
tijd, die achter ons ligt, al zeer weinig
geschikt geweest om deze tot de gees
telijke opvattingen der sociaaldemoera-
tie doen naderen.
Niet bij haar hebben zij in deze don
kere tijden troost en opbeuring kénnen
vinden voor 't leed, over hen en de
hunnen gebracht. Hei is de Kerk ge
weest, die hun deze heeft verschaft en
nog nooit zijn de Kerken zóó vol
geweest als in deze dagen.
En nu weten we zeer goed, dat onze
Vaderen niet streden om en overeen zeker
kerkje»hunner was 't veel hooger en
edeler beginsel nl. vrijheid van godsdienst
em te „kerken» waar men wilde d. i. in
de Gereformeerde kerk zoo men die belij
denis was toegedaan óf in de R. Kath,
Kerk, waar men een trouw zoon der Moe
derkerk blijven wilde; maar toch, waar
men dan ook kerkte, men zocht God in
der tijden nood en bij elke gelegenheid,
toen in Alva's dagen en later, waren als
nu, de Kerken vol en de huizen plaatsen
des gebeds en de aanroeping van Zijnen
Naam.
De grondtrek van ons volkskarakter is
nog niet verdwenen. Wel is de goudglans
van de vleugelen. Wel is niet meer do
gansche Natie zoo gestemd, Wel is er
afval.
Liberalisme en Sociaaldemocratie hebben
op dat punt veel kwaad gewrocht en ve
ler harten van de Religie vervreemd. Zoo
dra 't Liberalisme met zijn leuze van Vrij
heid zijn intree deed in de wereld was 't
met de Godsdienstige sympathieën onzes
Volks voor een gedeelte gedaan. Want
die Liberalistische Vrijheid was er geen
om in de allereerste plaats God te kun
nen en te willen dienen op alle terrein des
levens, zooals onze Vaderen die vrijheid
wel opvatteuden, maar hun was de Vrij
heid om door de Rede de openbaring te
bekritiseeren te onderwijzen en te gaan
minachten; om door het zoogenaamde licht
der Rede de «dwaasheid» van 't Evange
lie te belichten, helaas, om te bespotten
wat anders zoo heilig was en is.
Het Liberalisme heeft op 't stuk der re
ligie veel kwaad gewrocht door zijn kri
tiek op 't Woord Gods los te laten, en
door zijn geheele politieke, zoogenaamd
neutraio instellingen van Hooger, Middel
baar en Lager Onderwijs in dienst te stel
len van een beginsel, dat lijnrecht over
stond tegenover 't Bijbelsche n.l. dit be
ginsel, dat ook 't Woord van den leven
den God aan menschelijke kritiek en ver
werping mocht worden blootgesteld. Toen
begon de afval.
Zooals Da Costa het zei:
Neen, Luthers vrijheidszin was de Uwe niet.
[Gij sticht
Een ander werk en op een anderen grond.
[De Kennis
Ontworteld aan 't Geloof, werd trots, werd
[heiligschennis.
Een andre geest stuwt thans de stoute ra-
[dren voort!
't Is geen doorvorschen meer, maar richten
[van 't Woord
Des Heeren God gedaagd ter vierschaar van
[de Rede.
Zijn waarheid, veil gesteld voor ingebeeldèn
[vrede
Of wijsheid uit 't stof. 't Is heldendeugd en
[kracht.
Gepredikt aan de ziel, die naar vergeving
[smacht.
't Is uit 't Christendom den Christus weg
genomen.
En 't Socialisme is nog konsekwenter
opgetreden. Onder de leuze Godsdienst is
Privaatzaak werd nochthans een haat te
gen de Kerk gezaaid, die de bitterste vrucht
heeft gedragen voor Land en Volk; een ontaar
ding en verwildering; een bespotting, uitflui
ting van Kerk en Altaar; priester en predi
kant; een verachting van den «zwartrok»
en zijn prediking.
Door L'beralisme en Sociaaldemokratio
is de religie van haar eerezetel in den Lande
afgeworpen totdat in deze oorlogs
dagen weer 't oog geslagen werd naar den
bijkans meer onbekenden God en weer ge
knield werd voor 't bijna vergeten Altaar.
Uit de diepte kwam 't weer op, dat re
ligieuss gevoel; en kwam 't uit, dat de
grondtrek van 't Nederlandsche Volkska
rakter nog niet verleren was gegaan, 't
Was als met den verloren gulden onder
den modder en 't slijk van Sociaaldemo
cratie en Liberalisme was 't KoniDginne-
hoofd onzichtbaar; vuil en bespat; maar
de man, die hem vond, veegde den modder
er af en wreef hem nog eens goed en zie
daar de Koninginne „kop" atond er
weer in luister en schoonheid. Men zag de
Direct nabij de Hoofdsteeg,
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 10595, Aanbevelend,
oude beeltenis weer van Haar, die ons
hoofd is en wie lief te hebben en te die
nen ons aller lust is.
De Grondtrek van ons Volkskarakter!
Door deze oorlogstoestanden de lijn nog
scherper ingraveerd! En dat 't voortaan
blijve
Met al hun schoone woorden
Met al hun stout geschreeuw
Zij zullen ons niet hebben
De goden dezer eeuw.
Tenzij 't woord des zwijgers
Moedwillig werd verzaakt
'kHeb met den Heer der Heeren
Een Vast Verbond gemaakt.
Of zijn 't sombrer tijden
Die God voor ons bewaart
Nog donkrer lotsbcdeeling
Waarvoor wij zijn gespaard
Gij zult ons toch niet hebben
Gij goden van den tijd
Wij blijven ook bij 't zinken
Der Vaadren God gewijd
Is 't gecu cerc, geen voorrecht, drager
van zulke beginselon te z'juV De Antirev.
partij mag zich gelukkig achten dattewe-
zer.
XXXVIII.
't Was leeg op 't dorpsplein
In de verte, tegen de boomen bij de
smidse, staan een paar kleuters, onder den
leerplichtsleeftijd nog, maar lastige woel
waters thuis, die men dan ook met vreugde
al voor dag en dauw in de klompjes steekt
en 't plein opstuurt «loopen speulen.»
Ze staan nu schuchter van verre.
Vingers in den mond, de rugjes stijf
tegen de knoeststammen gedrukt, kijken
ze verbaasd naar dat vreemde, ronkende,
stampende monster, dat onder vreeselijk
hoorngeblaas zoo straks 't plein opscho f
en met een zwaai voor 't schoolhuis stil
stond.
Handen op den rug beent kalm de veldwach
ter dwars het plein over. Maar hij kijkt
scherp den langen landweg af, zoodat het
duidelijk blijkt, hoe hij hier is in de uit-
oefgning van zijn ambtsplicht en niet uit
ongepaste nieuwsgierigheid.
Verder is het leeg op 't plein
Een enkelen keer komt schichtig 't hoofd
van een boerenknecht of werkmeid om den
hoek gluren, om even te loeren of 't»ding«
nog niet wegrijdt, maar een bestraffenden
blik van den veldwachter is voldoende, om
hen het ong paste van hun handelwijs te
doen inzien en hen weer haastig binnens
huis te dom verdwijnen.
't Is doodstil op en over 't dorpsplein.
Een hond, die keffend tegen de schen
ding van het dorpsrecht opkwam wijl een
auto hier wel doorreed, maar nooit stil
hield, werd door den sjampetter naar zijn
baas gejaagd't klinkend gehamer ginds
in de smidse hield op, de zwengel van de
pleinpomp hangt stil niets wordt ge
hoord, nu ook de motor is stopgezet, dan
gedempt geloei uit de stallen, verwijderd
gehinnik van een paard en het kwinke-
leeren der vogelen in de biaderlooze tak
ken, waar de morgenzon nog zoo lekker
koesterend en stovend doorheen zeeft,
zij, de vogelen, die God gemaakt heeft,
kunnen het niet helpen dat het nog oorlog
is en het menschdom door eigen schuld
zucht en schreitzij moeten zingen,
zooals God hun den drang er toe schiep
in het hart!
Een deur knarst nu op haar hengsel.
'n Vrouwengestalte, zwaar in 't zwart,
doet een stap naar buiten, kijkt even naar
de lucht, loenst sehuw rechts en links het
dorpsplein rond en wenkt den chauffeur.
Zacht stelt ze den man 'n vraag.
«Alles is in orde, zooals u 't geschreven
had, dameJa, de zuster wacht bui
ten het dorp die kan naast mij
vóórop zitten ja, zekerze heeft er
zich op gekleed.»
«Dus wij zien niets van haar?»
"Absoluut niet! 'kHeb het vóórgordijn
dicht gedaan en goed vastgemaakt
mijnheer kan er onmogelijk iets van mer
ken, dat er iemand naast mij zitu
gaat er zc-ker laatst in, nietwaar? Dan
vindt u boven uw hoofd 'n knopje van 'n
electrische schel, om mij te waarschuwen
en daar vlak bij 't begin van een spreek
buis, zoodat u onder 't rijden door elk
cogenblik, al3 't noodig is, met ons spre
ken kunt,»
«Goed dan is alles in orde!»
Uit de gang klinkt een mannenstem:
"Vrouw gaan we nu?»
Haastig stapt de dame naar binnen.
Even later komt ze weer te voorschijn
met haar man aan den arm.
'n Gróote, zware, grofbeenige man.
Maar wonderlijk in zijn bewegingen
Eerst kon hij niet over den drempel
komen. Zoekend vorschten zijn oogen, tas
tend schuurden zijn voeten langs den grond,
hij lichtte ze op en trok ze weer terug,
tot zijn vrouw hem met lieve, sussende
woordjes den moed suggereerde, om met
hoog beeuzwaaien op do stoep te stappen.
Daar wil hij eerst geen voet verder.
't Helle morgenlicht verschrikt hem.
Ziju vrouw nam de voorzorg, om dade
lijk de deur achter hem te sluiten, maar
met zijn rug duwt de groote man er legen
als een schuw dier zich angstig wegdrukt
tegen den wand zijner kooi.
Weer brengt zij sussend hem tot kalmte.
«Kom, man! werkelijk er is niemand!
Ze zijn immers allen naar hun werk!»
Rechts en links gluurt, hij heen
De chauffeur heeft intusschen 't portier
wijd opengezwaaid en staat, als noodigeDd
naast zijn karos, de knop nog in de kind.
Plotseling rukt de man zich los.
Met een vaartje stuift hij op de auto toe.
wringt zijn reuzig lichaam er in, kruipt
zooveel mogelijk weg in 't van-de-handsche
hoekje en lacht zijn vrouw, die 'm nakomt
toe, als 'n kleine jongen die schik heeft
over geslaagd kinderlistje
Haastig wordt 't portier dichtgeslagen.
De dame doet snel de gordijnen voor de
raampjes, dat 't half duister wordt iu de
goedgesloten auto, de chauffeur geeft con
tact, draait aan 't stuurmet sierlijk ge
zwaai koerste de «tuf» rakelings langs de
vele boomen op 't dorpsplein en vliegt dan
in snelle vaart den verren landweg af.
Nu komen ze bij groepen te voorschijn.
De smid met 't schootsvel voor, de
moeders-uit-het-volk in muts en nachtjak,
werkrok en omslagdoek, de kinderen groot
en klein, oud boertje met slap schudkopje,
de vrachtrijder met z'n zoon, zelfs de
steedsche «coiffeur», die al zoo vroeg z'n
hooge boord en wit ambtsgewaad draagt
de dorpspleinbevolking au grand
complet
Ze hebben alles gezien en gehoord.
Maar zonder afspraak, uiting van natuur
lijke beschaafdheid en fijnen tact, hebben
ze er niet aan gedacht om den ongelukkige
die daar wegreed, zijn laatste oogenblikken
op 't dorp nog te bemoeilijken door hun
ongepaste nieuwsgierigheid.
Nu praten ze even ernstig na.
«Ja, die oorlog heeft wat op z'n gewe
ten zegt in 't eind oud boerken, als het
iaatste stofwolkje ginds achter de boomen
verdween.
En allen knikken dat 't waar is.
Hij is ook 'n slachtoffer, meester, die
daar weggereden was.
n Goed man, 'n best «onderwijzer»aller
vriend
Maar altijd wat erg opgewonden. Dat
was zoo z'n natuur, 't zat iu z'n bloed.
En de nuchtere boeren hadden wel eens
goedig gesmoesd onder malkaar, als mees
ter 'n hooggestemd loflied zong op de be
schavingde «cultuur», den «vooruitgang»,
de «internationale verhouding», over de
scheone toekomst weggelegd voor de ge
slachten, die na hen komen zouden
't Ging hun, te hoog en te ver!
Maar op de jeugd merkten ze al
gauw hadden die verheven ideeën geen
vat. Die keef en stoeide en vocht nog net
als zij hadden gedaan en leerden driemaal
zooveel als zij bij den vorigen, ouden
m'sieu och, ze mochten meester
graag en z'n wonderlijke idealen slikten ze
op den koop toe
Doch hem waren ze heilige ernst.
Zij waren z'n geloof, z'n religie, de s?rond
van zijn wereldbeschouwing, z'n houp voor
de toekomst, zij verzoenden hem met ver
driet en tegenspoed, hij bouwde er co als
een rots
Toen kwam de oorlog
Met z'n verwoestingen, z'n vernietigug
van al 's mans heerlijke idealen.
En toen hield hij niets meer over.
't Werd 'n chaos in zijn ziel, 't werd
een hopelooze warboel in z'n brein
nachten zat hij op en las van al diename-
lóoze ellende over 't menschdom u1'go-
stort hij vond geen steun meer v o"
zijn denken en toen kwam de nacv:
van zinsverbijstering en was in zijn i.sre
donkerheid nog 'n verkwikking, want lij
bracht de rust der vergetelheid in de ge
martelde ziel.
Measchenschuw werd hij hopeloos
krankzinnigongeneeslijk ziek van
geest
Nu, vandaag brengen ze 'in weg.
Slachtoffer alleen van den krijg
UITKIJK
In afwachting.
In de „Maasbode" vinden wij het volgende
bericht
Omtrent het torpedeeren van het s.s.
„Katwijk" is, naar men ons mededeelt, nog
vastgesteld, dat drie personen, behoorende
tot de bemanning van het lichtschip „Maas"
n.l. J. Joostema en G. Veënema, uit Maas
sluis, én V. de jonge, uit Vlaardingen,ver
klaard hebben dat zij op den betreffenden
dag Engelsche duikbooten in de nabijheid
van het lichtschip gezien hebbende En
gelsche vlag is duidelijk met een zeekijker
herkend.
Hiermede wordt de bewering, dat alleen
Duitsche duikbooten zich in deze wateren
ophielden, weersproken.
Natuurlijk denkt niemand er over om op
grond hiervan een dier Engelsche duikbooten
te gaat verdenken.
't Eenige, waar we op wijzen willen is,
dat we, na de rondborstige verklaring der
Duitsche regeering, nu eerst rustig hebben
af te wachten het resultaat van het onder
zoek, dat ongetwijfeld reeds met kracht be
gonnen is.
r*. dèn ctaek,!#'ya Riij-
teP,kyyiir ---1.7-
Kan het? vraagt de Graafschapper in een
artikel dat we met volle instemming over
nemen
Kan het?
De oorlog moet weg!
De wereldvrede zal komen, hier op deze
aarde, in de huidige bedeeling^p-^^>
Zoo spreken menschen^^^^üchfenlVtó
die zich met afgnjzei^p^
schuwelijkheden van
ten vervoeren dl Oïlu,#
reldvrede. Nee rij
niet. 't ls wran hide.,.^
zich verleictjer. Jifge." Z<
in vredesft^/fe Jgjj-
van de re^Vr |;^r;
kan bre clr v
menscK.nd X?.
is inJep tm-
men"kn^fc H
aan (jesfft fUyd de J. Sen
oorlo'sn h; '"i-v c.-}E Jjo"-
blijfs'le gc -.it,ev Toet^ iÏÜcade' "fv t
schaaf .inade, Beg§g't*'f£ i
veredel zijn P dOUD^alm, S^nic^
gemeene zal weg. .c, -oetsarWf
zijn op aarde. jz^Or 't
---—7-
i iu..
pZi',or-r,rL
dipoj.i- v
fbtl
Zoo spreekt de a
zijn afgod heeft aar'au,
Maar zoo spresntzaglij#
bij het Heilige Wen. HeUo>»._
Zoo spreekt niet°r en iljfP
dorvenheid van het m
ietpeMj
jL
1 rn f
het
I
-«M;
03W.irV 7*
nood 'Ha
L L