Woensdag 10 Februari 1915 Antirevolutionair 29' Jaargang NM. 2049 Orgaan voor de Zuidhollanfiscfie est Keeuwsclie Eilanden. lie Oorlog. IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN Diplomatie. UIT DE PERS. BINNENLAND. BUITENLAND. SOMMELSD1JK. Alle stufekerc voor de Kedactle bestemtf, Advertentie» e»s verdere Administratie trsïico toe «e zenden aasi den CJItftever fr Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag, ibonnenaentsprljs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent. Buitenland bij TOOrnitbetaling f 4,50 per jaar Afzonderlijke nummers 5 Cent. SÏ'iTöKTS» lektooa iMieycosasa, Bi© ij AdrertontlSn 10 cent por regel en s maai. Bdoiaate» XO per regel, ij Boekaankondiging Cent per ragai es «aal* j! BienstaanTragen es Biesstaanbiedlngea 50 Cent -par plastb-ig. I Groote letters en vignetten vrorden berekend naar dt» plakte»aimir b- aa S kdvertentiën worden ingewacht tot Dinsaag- ets Vr-jdagmc?^.. 10 e. Door dezen Europeeschen oorlog is de diplomatie neg al over de tong gegaan, wegens haar onbekwaamheid om den oor log te voorkomeD. Is die besehuldiging ge rechtvaardigd Laten we voor den eenvou- digen lezer even zeggen, wat diplomaten zijn. Een diplomaat is een man, die in het internationaal Statenverkeer de belangen van een land heeft te vertegenwoordi gen; zoo'n man is geen kind in de wijs heid want wie in 't in ternationaal staten- ^§/erkeer geplaatst wordt om daar ten be- hoeve van zijn Vaderland raad te geven, te waarschuwen, leiding te geven, moet de wetenschap der rechts- en staatkundige grondregels, beginselen en gebruiken ken nen van zijn eigen Land, maar ook die van 't land, waarin hij geplaatst is. Hij moet een jurist of een kenner der Lands wetten zijn, en ook de kunst verstaan om met andere Hooge Oomes te onderhande len. Hij moet zorgen, dat in alle omstan digheden zijn eigen Vaderland, bij en en na onderhandeling, de mooiste vrucht der saam- spreking plukt. Hij moet zorgen, dat alle andere leden van 't Corps diplomatique d.i. al de diplomaten bezig zijn om in 't be lang van hun eigen land wegen te zoeken om hun Handel uit te breiden, en voor rechten te erlangen voor zijn eigen Land- j .'pnooten, of met 't ocg op Koloniën, Spoor- i', agen en Kanalen, invloed te krijgen voor zijn Keizer, Koning of President: hij moet zorgen alle andere diplomaten in handig heid en slimheid te overtreffenom de grootst mogelijke winst als buit uit den strijd der meeningen en en onderhandelingen weg te dragen tot voordeel, roem en eer van zijn Vaderland: In den ouden tijd kende men geen diplo maten, omdat er toen nog veel te weinig internationale betrekkingen waren. Eerst toen deze menigvuldiger werden en de za ken ingewikkelder, begonnen de Overheden :in andere Landen zulke vertegenwoordigers :aan te stellen. De eerste wereldsche Vorst die overal diplomaten met vaste post hield was Lodewijk de elfde van Frankrijk. De 17e eeuw was de eeuw derFr&nsche diplomatie dat is, helaas! de tijd. toen 't woord vereenzelvigd werd met intrigeeren, in het duister werken, knoeien, omkoopen waarvan de historie weet mee te spreken. Zoo kreeg 't woord diplomaat, dat werke lijk iets moois bedoelt, een allerleeüjkste be- teekenis: een sluwe vos, lagenlegger, een ofgrisser, een gediplomeerde deugniet. La ter is dat veranderd, omdat toen de Konin gen niet meer als in 1600 zeggen konden Ik alleen ben de staat! Toen waren de di plomaten vorstenaanbiddersMaar na de Fransche Revolutie is dit geheel anders geworden, omdat toen 't Volk en 't Parle ment opstond en de Koningen ging contro leeren en dus ook de diplomaten. Na 1789 werd 't Diplomaatschap een zaak des Volks, terwijl 't voorden tijd een per soonlijke zaak des Konings was om hem te doen schitteren. Na 1789 kwam er veel meer wereldverkeer; vrijhdd onder de volken, maar daardoor ook werd de per soonlijke verantwoordelijkheid van een di plomaat kleiner; die grootere volkerenom- gang was een beletsel tegen knoeierijen en truks der diplomaten; zulk geknoei zou gauw aan de groote wereldklok zijn e- hangen en dan daarmee ook in den grond geboord en getorpideerd. Na 1789 is post en telegraaf met reuzenschreden vooruit- gegaan en de instructies voor een diplo maat, d.w.z. meegenomen voorschriften, konden door ééu druk op den telegraa knop in eens worden gewijzigd. Na 1789 is de staatkunde niet meer een hoofdelijke zaak des Vorsten, maar des Parlements, die de kiezers achter en vóór zich heeft en dus uaar de dadeu van Diplomaten een onder zoek Iaat instellen, als de Diplomatennotu- len. de Diplomatenverslagen niet duidelijk genoeg zijn. De Parlementen krijgen tegen woordig hun Blauwboeken met alles eriD, wat de Diplomaat van een land beeft ge daan en nagelaten. Maar toch is de taak van een diplomaat ook tegenwoordig nog zwaar: juist omdat bij onder controle staat Hij moet ervaren zijn in 't staatsrecht van eigen land; in grondige kennis van de partijbeginselen in eigen land en in 't land waar hij geaccre diteerd, of gevestigd is, een grondige ken- nes van de nationale belangen van eigen vaderland, maar ook van die. waarbij heen- gestuurd is, hij moet staau midden in den stroom des geestes, die door zijn eigen tand gaat en waar bij zijn residentie heeft gekregen; hij moet de nationale begeerten kennen, de nationale politiek van verleden en heden kennen; het maatschappelijk leven des Volks kennen en ook kunnen hooien zien en zwijgen, maar ook opmerken en in menscheuharten lezen. Een goed diplomaat is een nienschenkenner. Is een kenner der Volkerenhistorie. Kan geslepen zijn, maar mag nooit, wat do Duitschers noemen das Herz auf der Zunge tragen, d.i,het hart op de tong hebben. (Slot volgt). Lands- of Partijbelang? Mr. Troelstra vorige week in de Tweede Kamer, kón zich onmogelijk „lekker" hebben gevoeld. De Regeering sprak zoo duidelijk! Zij vroeg het vertrouwen der Kamer. Dat ze waarlijk naar 't eenstemmig getui genis van binnen-en buitenlandsche Pers, sinds Augs. j.l. voor wat de oorlogszaken betreft dubbel-en-dwars heeft verdiend. „Vertrouw me nu ook vérder", zei de Re geering. „Ik beloof u, geen man zal ook maar één dag in dienst blijven, als 't niet gebiedend noodzakelijk is!" „Neen", zei mr. Troelstra. „Ik vertrouw u tóch niet". „Gij moet ons in geheime zitting van al les op de hoogte brengen, opdat wij zélf kunnen oordeelen". En dón is 'tgéén vertrouwen meer! Dat nu kón de Regeering niet. „Wij zouden dan", zei min. Cort, „van vertrouwelijke mededeelingen en besprekin gen moeten reppen, die wij niet mededeelen mógen. En wij zouden mededeelingen moe ten verzwijgen in 's Lands belang". Op hoog-ernstigen toon vermaande min. Cort om de positie van ons Land niet te verzwakken door oneenigheid tusschen Re geering en Kamer. Niets mocht echter baten. Mr. Troelstra c.s. stemden tégen, Dat ze daarmee geen votum van wantrou wen bedoelden, was een praatje voor de vaak, een man als mr. Troelstra onwaardig. Neen, de kneep zit elders! Ziehier, wat hij in 't debat zei: „De kiezers, die de soc.-democraten naar de Kamer zonden, zullen niet tevreden zijn met den dooddoener, dat de minister het noodig achtte". Dóór hebt ge mr. Troelstra weer. Altijd wederom de tacticus! In zijn partij steekt een storm op vanwe ge de zoete-jongens-houding, door Partijbe stuur en Kamerclub sinds Aug. j.l, aangeno men. Als nü weer de club voor de hoogst ernstige argumenten van de Regeering ge- bógen had en zónder inlichtingen vóór 't in-dienst-houden der lichtingen had gestemd zou de partij-oppositie hebben gebruld. De Regeering kón en mag in omstandig heden, zóo ernstig als we in een eeuw niet beleefden, géén nader licht ontsteken. De kiezers eischen meer licht „Tot uw dienst", zegt mr. Troelstra. Dat niet-kunnen en niet-mogen van de Regeering is maar larie als mijn kiezers hun zin niet krijgen, stem ik dwars. Lands of partijbelang? (De Drie Provinciën.) Zóó richt de historie. Ver, heel ver ligt 1913 achter ons met zijn feilen verkiezingsstrijd, 't Is ons geen be hoefte er telkens aan te herinneren en voor onze tegenstanders is het niet gewenscht. Maar ais de historiq$,richt en onpartijdige toeschouwers hun indrukken onder woorden brengen, dan zullen we daarop letten, opdat we voor komende dagen feiten en toestanden vastleggen ter nadere overweging. 't Was den 18en December vijf jaar gele den dat de heer A. W. F. Idenburg het be stuur over Ned. Indië overnam van zijn ambts voorganger, den heer J. B. van Heutz. Welnu, het noemen van den naam Idenburg doet onmiddelijk denken aan den verkiezings strijd en aan de minder fraaie rol die menig propagandist van links in die dagen gespeeld heeft. Meer behoeven we er niet van te zeggen. Het was alleen ons plan te wijzen op een uitspraak van de „Javabode", die de opmer king maakt, dat de bereidverklaring van den Gouverneur-Generaal om in deze veelbewo gen tijden op zijn post te blijven in hooge mate waardeering verdient en daaraan toe voegt: „Hoezeer immers wij allen hopen, dat de volkerenkrijg spoedig een einde moge nemen, bestaat daarop op dit oogenblik helaas nog weinig uitzicht. Het stemt der halve tot groote dankbaarheid, dat de heer Idenburg, wiens gade reeds eenige maan den geleden om gezondheidsredenen naar Europa vertrok, aanblijft en wij spreken gaarne de levendige hoop uit, dat spoedig de internationale verhoudingen zich zoo zeer in gunstigen zin mogen wijzigen, dat hij de hem zoo gaarne gegunde rust kan nemen en dat hij het bestuur moge over geven aan een hem waardigen opvolger." Dat is andere taal, dan in 1913 gehoord werd. Een uitspraak, die niet alleen den per soon in kwestie, maar ook den schrijvereert. „Kunnen wij niet beter worden?" zoo vroeg eenmaal een vooraanstaand vrijzinnige. En er was reden voor die verzuchting. Het zou zijn nut kunnen hebben, dat men zich aan die zijde in deze tijden eens met ernst deze vraag stelde. De omstandigheden moesten de vrijzinnigen er wel toe nopen om menige theorie te herzien en menig stand beeld voor eigen voortreffelijkheid omver te werpen. „Zouden ze beter worden N. H. Ct. Verceniging „Liefdadigheidsfonds" 7e Regi ment Infanterie 2e Battaijon 2 Compagnie. De staatscourant van gisteren bevat de Koninklijke Goedkeuring op de Statuten van bovengenoemde Vereeniging en naar aan leiding hiervan een korte uiteenzetting van haar strekking. De Vereeniging stelt zich n.l. ten doel om militairen die tengevolge der mobilisatie on der de wapenen zijn geroepen, en wier za ken door hunne afwezigheid grootendeels zijn achteruitgegaan of verloopen,gedurende en na afloop der mobilisatie, met raad en daad bij te staan en hun zoo mogelijk finan cieel te steunen, opdat zij en hunne gezin nen tengevolge der mobilisatie, niet geheel ten gronde gaan. De vereeniging heeft hier toe geld, ja veel geld noodig, en om dit te verkrijgen heeft zij een bonstelsel ontworpen, dat bij eenige welwillendheid van de zijde van het publiek wel ingang zal vinden. Het stelsel is zoodanig samengesteld, dat de bons ten laste der vereeniging worden uitgegeven ten bedrage van f 0.25, f 0.50 f 1 en f2.50, dus wat grootte betreft voor iede- ren beurs geschikt; deze bons moeten voorts sneeuwbalsgewijs hun weg tot het publiek vinden, waarbij de militairen die zich met de plaatsing ervan belasten nog eenige te gemoetkoming in hun geringe gave vinden, daar een vastgestelde premie ter hunner be schikking wordt gesteld, naar gelang 't te plaatsen bedrag. Afgescheiden van dit bonstelsel houdt de Vereeniging zich nog voor giften en schen kingen aanbevolen, opdat zij en 't liefst zoo spoedig mogelijk, over ruime middelen kan beschikken. De op deze wijze verkregen gelden wor den door de Vereeniging naar gelang der om standigheden en aanvragen belegd en de opbrengst ervan aan hen die 't dringendst hulp behoeven uitgekeerd, onverschillig tot welk Regiment of tot welk wapen zij ook mochten behooren. Zoodoende hoopt de Vereeniging vele le den van de kleine burgerij, die thans ter verdediging van onze onafhankelijkheid on der de wapenen zijn, tengevolge hunner afwezigheid in eigen zaken, voor algeheele ondergang te behoeden. De bons zijn voor bepaalden tijd geldig welker geldigheidsduur, door het bestuur in verband met den duur der mobilisatie kan worden verlengd. De Vereeniging die behal ve de Koninklijke Goedkeuring reeds de sympathie en medewerking van vele militai re en civiele autoriteiten heeft verkregen is op initiatief van den milicien F. W. Blase opgericht, die tevens in het Bestuur als voorzitter zal fungeeren: medebestuurders zijn de miliciens D. J. Soet, secretaris en K. J. Bonus, penningmeester. Genoemde Heeren zijn door hunne positie in de burgermaatschappij op administratief en financieel gebied goed onderlegd, zoodat 't beheer der vereeniging in deskundige han den is. Laat ons hopen dat de pogingen dezer Heeren, die zich geheel belangeloos aan de Vereeniging geven en in hunnen vrijen tijd er al heel wat moeite en opofferingen vooi over hadden, succes moge hebben, zoodat er vele bons zullen worden aangevraagd en giften gezonden, en de vele gezinnen in den lande wier toekomst thans tengevolge der mobilisatie, onzeker en donker is, afdoende kunnen worden geholpen. De Vereeniging is gedurende de mobilisatie en zoolang het 7e Regiment Inf. aan de gren zen vertoeft, gevestigd te Tilburg, alwaar tevens het bestuur zetelt en alle verdere in lichtingen verkrijgbaar zijn en waar ook gaarne giften in ontvangst zullen worden genomen. Wie dus een goede daad voor onze jonge mannen, waarop thans ons aller vertrouwen is gevestigd, wil verrichten, hij drage naar z'n vermogen iets bij in den vorm van een bon of gift, waardoor menig jeugdig huisvader, straks huiswaarts keerende, zoo mogelijk weer datgene aan z'n gezin kan verstrekken, wat hij gaf, toen hij ter verde diging van ons land het moest verlaten. DE TOESTAND is in het westen onveranderd. Slechts het nemen van een loopgraaf door de Engelschen, die de Duitschers later weer hernamen is alles wat te vermelden valt. In het Oosten neemt de strijd in de kar- paten een meer verwoed karakter aan en volgens de berichten trekken de Russen daar terug. Ook in Noord-Polen neemt de strijd in heftigheid toe. Reeds eenige dagen hebben de legers daar „voeling" met elkaar en bei der berichten spreken van talrijke gevechten. De Russen meiden dat zij een, in aller- haast versterkt plaatsje, Skempe in storm namen, maar, alsof de Duitsche legers in Polen hierop gewacht hadden, is de slag aan Brzoera en Rawka, opeens in groote hevig heid begonnen. Is de bedoeling der Russen de aandacht der Duitschers van Warschau af te leiden, Von Hindenburg blijkt zijn eigen gang te gaan. Hij wil de Russen dwingen, al hun aandacht aan de hoofdstad te wijden. En hier en aan de Nida en in de Karpaten is gelijktijdig den aanval met kracht hervat. De slag begon met een groote samentrek king van Duitsche artillerie in de streek van Sochatschew (ten noordoosten van Lowicz) en Bolimof. Onder dekking van dit vuur rukten groote massa's ten aanva! op, die door nieuwe massa's in den rug gesteund werden en begonnen in dichte gelederen te gen de Russische linies op te trekken. Hun verliezen waren zwaar, maar in het district Borzymof slaagden zij erin, zooals kortge leden te La Bassée, een eerste linie van schansen te nemen, waarna zij ongetwijfeld hoopten gewonnen spel te hebben. Er werd echter dadelijk een tegenaanval tegen hen ondernomen en zij werden van het veld ver dreven met verliezen, die geweldig genoemd worden. Meer Jnaar het Zuiden voerden an dere Duitsche troepen een reeks verwoede aanvallen tusschen de bosschen van Mozely en Humin uit, waarbij zij als gewoonlijk door zwaar artillerievuur gesteund werden. De Russen boden aan die aanvallen met goed gevolg tegenstand tot 2 uur 's middags, toen het hevige Duitsche artillerievuur de infan terie in staat schijnt gesteld te hebben, om in een vooruitgeschoven linie van schansen door te dringen, en het dorp Hunim te ver overen. 4000 Russen geraakten krijgsgevangen. Maar daarachter lagen nieuwe Russische versterkingen en weer begon den storm. „De vijand bracht meer dan 14 regimenten in de le linie in het gevecht, zeggen de Rus sen en een groot aantal kanonnen, waarme de hij het vuur dag en nacht onderhield. Een uitermate heftig gevecht had plaats bij het dorp Goemine, waar wij na een bloedig ge vecht van man tegen man de verwoedde aanvallen van den vijand afsloegen." Het schijnt daar te gaan: er op of er on der. Aldoor werpen de Duitschers nieuwe regimenten in den strijd, die blijkbaar ten doel heeft, een bres te slaan in het centrum der Russen. De verliezen moeten aan beide zijden ontzettend zijn. De rivieren zijn dik met ijs bedekthet vriest scherp in Polen. De Russen trachtten aldoor het ijs in schotsen te houden, om een overtocht der Duitschers te voorkomen. Maar de Duitsthers winnen veld. Al gaat het langzaam. Er wordt daar, vlak voor Warschau, met den moed der vertwijfeling gestreden. Aan beide zijden. Aan het Suezkanaal, zijn, gelijk we in ons vorig nummer schreven, de Turken gearri veerd en hebben volgens Reuter met 6000 man voeling gehad met de Engelschen. Nu is het een bericht dat zich kenmerkt van onwaar te zijn, immers Reuter seint, dat ze een brug poogden te slaan over het Kanaal en „men liet ze begaan en liet hen onge hinderd ponton-materiaal op den oever van het Kanaal brengen. Zoodra zij echter be gonnen een brug te slaan, deden de Britsche troepen een aanval, welke uitstekend slaagde. De Turken vluchtten in wanorde en lieten al het bruggenmateriaal in handen der Engel schen. Een aantal Turken verdronken. De Turken deden heden bij daglicht ook een aanval op het front bij El Kantara, doch werden met gemak afgeslagen en verloren 16 dooden en gewonden, terwijl 40 werden krijgsgevangen gemaakt. De verliezen aan Engelsehe zijde waren 3 gewonden." Men laat niet 6000 vijanden maar stilletjes bruggen slaan ont die daarna te vernietigen. Feit is, dat de Turken hun voorhoede bij Suez hebben en dat de Engelschen juist versterking uit Australië kregen. En zoo zal die oude wereld opnieuw het tooneel worden van een bloedigen strijd. De weg naar Egypte, de oevers der Roode Zee, Palestina, ze roepen ai herinningen wak ker. Daar, aan die oevers van die baren eens geëffend tot een pad, zongen Mirjants maag- denreiën. Nu weergalmen die oevers van den oor logskreet voor Allah en den Profeet. In 't land der Pharaonen heerscht nu En geland. En aan de Schelfzee en op den weg naar Egypte wordt gestreden, 't land van Israël, dat eens beefde voor de wonderen Gods, het dreunt en trilt ook nu, maar van den voetstap der regimenten, die vol harts tocht oprukken ten strijde voor de Halve Maan. En in 't Noorden, bij den Ararat, vluchten duizenden Christenen, 150000 zegt een be richt, voor de volgers van den Profeet en de wilde Koerdenstammen. Een onderhoud met den koning van België. Een correspondent van de Associated Press had in het raadhuis van een oud Vlaamsch stadje een onderhoud met koning Albert. De koning was alleen. Een olielamp ver lichtte het sombere vertrek, van waar de koning de hem overgebleven troepen leidt. Hij prees den moed zijner soldaten en zeide ik geloof, dat mijn leger dapper is, maar mijn voik is te democratisch om dezelfde dicipline te hebben als de overige legers van Europa. Gij kunt den moed der Belgen lee- ren kennen, wanneer gij hen op het veld ziet werken, in weerwil van het dreigend gevaar, dat hun have ieder oogenblik tot een puin hoop kan geschoten worden. Daarop schetste de koning hoe zijn troepen door de verovering van 't land en der ves tingen gedemoraliseerd werden, toen zij door het land moesten marcheeren om eerst aan den Yser zich tegen den vijand te kunnen keeren er. diens aanval op Calais te verhin deren, natuurlijk met groote opoffering, die nog vermeerderd werd, toen de dijken moes ten worden doorgestoken en het land onder water gezet. Op één van de verschrikkelijke dagen aan den Yser, ging de koning voort, werden door bestorming en gevechten van dagen aaneen meer dan 700 man uit de loopgraven weg gemaaid. Ik geloof niet te veel te zeggen, als ik beweer, dat ons leger Duinkerken en Calais gered heeft. De koning waarschuwde den correspondent, toen deze verzocht, den slag zelfs te mogen zien, voor het daaraan verbonden gevaar en verhaalde, dat mevrouw Asquith, die voor eenige dagen daar was en

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1915 | | pagina 1