Zaterdag 9 Januari i915
2if!c Jaargang N". 2040,
Antirevolutionair
Orgaan
Tweede Blad.
2
IN HOC SIGNO VINCES
voor de ZHidhollandsclie en üSeenw§che Eilanden.
He Oorlosr.
FEUILLETON
Geslingerd gerost
W. BOEK HO V EN.
BUITENLAND.
1 wee Bladen.
Oeae Courant verschijnt ©Iken Woensdag «n Zaterdag,
AfeOHBesaeMtspriJs par öria ssaanden fr. p, p. 50 Coat,
Buitenland bij föoruitbetaling f 4,50 pa? jaar
Afzonderlijke ssEssaierg 5 Cent,
uiTOitii -
SOMMELSDIJK.
felefooe ÜBiteïcansisa. Ho. 1.
AdTffirtratUSa 10 esntpsï tegel en */3 saaal, Reelasaea f0 mn regel.
Soeka&tikoiviigiRg i Oent p@? regel es 4/s ®aaI«
BieastaRHTrftge» m BienstaaabieöiBgeïi 50 Oent per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dis m: t«w-en
AdTSrientiëK frordsa ia$awacht tot- Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 ".nr,
fedverteiitléig er® verdere Administratise traste® toe
£en<icia aai? den IJl'tarever
Dit nummer bestaat uit
DE TOESTAND.
i J Meer dan het Oosten of het Westen vraagt
"thans de Kaukasus onze belangstelling.
De Kaukasus is de grens tusschen Rus
land en Turkije.
Bij het begin van den oorlog drongen de
Russen dadelijk door den Kaukasus heen op
Erzeroem aan, maar werden na bloedige ge
vechten teruggedrongen, 80 K.M. aan de
andere zijde van het grensgebergte.
De Turken streden al geruimen tijd op
Russisch gebied.
Drie legers rukten op daar er geen spoor
wegen in dat land zijn, ging het betrekkelijk
langzaam.
Een legerafdeeiing drong langs de kust
tot voor Batoem, de Russische oorlogshaven;
een tweede drong door de midden-Kaukasus
en bezette Ardahgen, waarna een slag be
gon bij Sarikamisj, dicht bij Kars.
Het derde staat bij het meer Wan, waar
de Russen in het voordeel waren.
Maar op het tweede leger kwam het aan,
Want hier begint de Trans-Kaukasische spoor-
fveg, eruhfi* vwifiu.'e ii; w#J w1
nuari a s. met verlof thuis zal zijn
worden houders van spaar- en voor-
9 schotboekjes dringend verzocht, ge-
is durende die datums hunne boekjes in
$te leveren en rente te komen ontvan-
8674
gen en betalen.
•se
ll ET BESTUUR.
tauJ? oveW.mmtk Dec. .1914;.
sloegen twee legerkorpsen, van welke het
eene in zijn geheel, met de korpscomman
danten en drie divisie-chefs aan het hoofd
gevangen genomen werd.
Kleine Turksche detachementen die erin
slaagden zich los te maken, werden krachtig
achtervolgd en vernietigd.
Dat is dus een volledige nederlaag van
het middelste Turkenleger.
Nu kunnen deze berichten wel wat over
dreven zijn, maar een feit van beteekenis is
het.
Met het Oostenrijksch-Hongaarsche leger
staat het in de Karpathen ook niet gunstig.
Niet dat ze verslagen zijn, de Oostenrij
kers, maar gunstig is het daar ook weer niet.
In een oorlog als deze is het met de Rus
evenals met den Duitscher ook gebeurd dat
zij terug moesten, maar de Duitsche gene
raals wisten na den strijd vooral bij de Marne
als eenmaal onze De Ruyter, een meester
lijken terugtocht behoorlijk te dekken, die
in de krijgsgeschiedenis hun meer roem zal
toebrengen dan menige overwinning. En ook
thans, hoe zwaar de druk is, die aan beide
fronten op hun legers wordt uitgeoefend,
bepaalde nederlagen zijn er van hen nog
niet geboekt.
Met de Oostenrijkers is 't anders.
Zoowel tegen de Russen als tegen de
Serviërs zijn ze reeds ettelijke keeren in de
minderheid geweest en hebben ze leelijke
klappen gehad, want aan de strijdvaardigheid
van hun leger niet zal ten goede gekomen
zijn
Of 't hun schuld ook was?
Dat kan geen mensch zeggen.
Een feit is 't, dat Rusland bewezen heeft
te zijn een veel geduchter vijand dan vóór
eenige jaren in den oorlog tegen Japan en
dat het van zijn meerderheid in 't getal alle
gebruik maakt, dat daarvan te wachten is.
Voor den zóóveelsten keer in dezen oorlog
Vaan er nu weer Russische strijdkrachten
n deze zijde van de Karpathen in 't eigen-
vfc gezegde Hongarije.
Het zijn er nog niet véél
Maar de honderden hebben een paar ind
ienen achter zich en wéér dreigt iiet ge-
gyar, dat de Russen de groote Hongaarschc
igvlakte overstroomen met hun ontelbare
mimen en de Kozakken hun paarden laten
'rlizen aan de oevers van den Donau, den
llgader des Rijks.
Het is zoover nog niet
Nog wordt er in en om de Karpathen ge
vochten, maar die strijd heeft niet kunnen
verhinderen, dat Russische troepen op onder
scheiden plaatsen wederom afdalen naar de
vlakte, met als einddoelBoedapest
Wederom hebben de Russen de Boekowina
bezet, bij Roemenië.
Wei merken nu de Oostenrijksche berich
ten op, dat de spoorwegen in de Boekowina
naar West-Galicië voeren en niet naar de
Hongaarsche vlakte.
Maar dit zegt niet zooveel.
't Is de vraag, of de Russen hun troepen,
die in Boekowina optreden, wel per spoor
naar West-Galicië willen sturen. (Trouwens,
als ze naar West-Galicië moesten, had het
geen zin ze Boekowina in te sturen. Zij moe
ten dan immers langs denzelfden weg terug,
waar langs zij gekomen zijn). Waarschijnlijk
schijnt het ons toe dat zij hun offensief recht
streeks in de richting van de Hongaarsche
laagvlakte zullen trachten voort te zetten.
Voorts weet men ook niet in hoeverre de
Russen van de üalicische spoorwegen, die
een smallere spoorwijdte hebben dan de Rus
sische, gebruik kunnen maken.
Maar zc hóéven dat ook niet.
Het uitgestrekte Rusland heeft betrekkelijk
weinig spoorlijnen en het leger zal er wel
op ingericht zijn, om zich ook los van da
sporen voorwaarts te bewegen.
Wij wachten er de berichten van.
Voor de derde maal in dezen oorlog staat
de barometer boven de Karpathen voor de
Oostenrijkers op storm
Evenwel, ze houden nog stand.
En reeds twee malen hebben ze de inge
drongen Russen uit Hongarije geworpen!
in het Noordelijke leger en in Polen, zoo
goed als geen nieuws. Zoo is het ook in het
i Westen.
Trouwens, het weder moet zeer slecht zijn
i en de wegen onbegaanbaar; de grond is pap,
de loopgraven moerassen.
Toch wordt er, zelfs bij de meest ongun
stige weersgesteldheid wel gevochten en met
name het artillerie-gevecht gaat dóór. Ge
vechten vaak, die in vroegere oorlogen tot
uitgebreide beschrijvingen zouden aanleiding
hebben gegeven.
In de tegenwoordige omstandigheden ech
ter nu ïTiillioenenlegers over een front van
honderden kilometers tegenover elkaar liggen,
zijn deze hevige gevechten slechts episoden
in den grooten maandenlang durenden slag
en wordt er in de officieele mededeelingen
O
DOOR
HUGO KINGMANS.
I.
Gelukkig
Het was eenige dagen drukkend warmge-
■weest, zóó warm, dat de Amsterdammers
zich niet konden herinneren ooit zoo'n zo
mer te hebben bijgewoond. Onbarmhartig
zond de zon hare stralen op de asphai-stra-
ten, waar de sproeiwagens den ganschen
dag hun werk verrichtten, gevolgd door de
anders in het-zoeken-en-vinden van guiten
streken zoo bedreven straatjeugd, die nu ver
koeling zocht in de stralen, welke met groote
kracht op den grond gespoten werden.
De moede paarden breed-schoftig, lieten
de koppen hangen, terwijl de voerlieden de
zweepen striemden over hun van-zweet-glan-
zige huid. Met de hoeden in de handen lie
pen de heeren over de straten, sommigen ont
zagen zich zelfs niet, hun jassen uit te trek
ken err ongegeneerd hun hemdsmouwen te
laten zien.
Terwijl de ramen van het groote kantoor
zoo hoog mogelijk open stonden (waardoor
echter geen tochtje kwam, want het was er
niet) zaten de klerken in lange rijen aan hun
lessenaars te mopperen.
„Bah, 't is onuitstaanbaar", riep er één 't
Is of die hitte je verlamt. Ik zit al een half
uur over het grootboek te staren en vorder
niets".
,,'k Wou, dat mijn vacantie haast kwam,"
klaagde een ander. „Pas over veertien dagen
ben ik vrij."
„De mijne begint gelukkig over acht da
gen", zei een derde.
„Ja, jij boft altijd," spijtigde een ander.
Alleen een jonge man, die aan een lesse
naar appart zat te werken zeide niets. Hij
was nog jong, lang van gestalte, die nu
boog over het Journaal, met een gelaat waarop
energie te lezen stond. Dat stalen voorhoofd
verraadde wilskracht. Hij was schoon. Zijn
blonde haar was in het midden gescheiden,
terwijl een weerbarstige lok over het breede
voorhoofd bengelde.
Zijn diep-blauwe oogen keken droefgees
tig rond. Hij scheen inwendig verdriet te
hebben. Anders had hij zooeven wel meege
sproken, toen de klerken over het warme
weer hun opmerkingen lieten hooren.
Want prettiger jovialer vriend (die altijd
zijn kameraden hielp, wien nooit iets te
veel was) dan Albert Nederhuis was er niet.
Hoe gezellig kon hij zitten praten over ver
schillende onderwerpen. Altijd wist hij te
antwoorden, altijd zich door de een of an
dere kwinkslag uit een netelige positie te
redden. Maar nu lukte het niet. Zijn kantoor-
genooten zagen het wel. Ze begrepen wel,
dat er iets broeide.
„He, Albert, zeg je niets. Hoe is't. Wordt
je door de warmte bevangen of heb-je je
spraak verloren."
„Och, 't zal een meissie zijn," spotte een
ander, niet vermoedende dat hij den spijker
op den kop sloeg.
Ja dat was heel de kwestie. Hij had dien
morgen geen lange rijen cijfers voor zich
gezien, maar een ander beeld, het beeld van
het meisje, dat hij liefhad. De liefde was zijn
hart binnengeslopen en had zich van hem
meester gemaakt, hem in- hare ijzeren boeien
omknellende.
Hij had kennis gemaakt met haar broeder
die op 's Rijks verzekeringbank werkte en
zoodoende was hij in aanraking gekomen
met diens familie en had hij een vurige liefde
opgevat voor Emmy, de eenige dochter des
huizes. En die liefde was beantwoord. Dat
merkte hij wel, want als hij binnenkwam
boog zij het hoofdje en haar blos verraadde
maar al te zeer, wat in haar binnenste om
ging.
Maar hij werd teruggehouden, want onom
wonden had zij het bij zijn eerste bezoeken
die hij aflegde, toen over den godsdienst
gesproken werd uitgesproken, dat zij nooit
zou huwen met iemand, die aan het bestaan
van God niet geloofde en die Jezus niet
volgde, zooals de Heilige Schrift dat leert.
En hij was niets, hij geloofde niets, hij
was een godloochenaar. Hij spotte met God
en Godsdienst. Hij gevoelde zich in dien
kring met thuis. En toch, hij kon niet weg-
objven, want hij werd getrokken door haar,
nee5- magneet der Noordpool.
éQ~!en .langen, smartelijken blik, dien zij
p hem wierp, toen hij verklaarde nooit een
slechts zoo even terloops gewag van gemaakt.
Want ze beslissen niets.
Deze gevechten, hoe verwoed ook en hoe
zware verliezen na zich sleepend kunnen geen
beslissing brengen en de door de verschil
lende partijen behaalde partieele successen
hier een loopgraaf, daar een batterij, ver
derop een steunpunt brengen zulk een
beslissing nóóit.
Toch over het geheel genomen schijnt
er wel een verandering te komen in de ziens
wijze der verbondenen en wordt door gene
raal Joffre blijkbaar meer het oog Oostwaarts
gericht.
En 't komt ons voor dat dit niet onbetee-
kend is.
Immers een doorbraak in het Noordoosten
van Frankrijk zou op het verloop van den
strijd van geweldigen invloed zijn, omdat
dan immers de communicaties van het Duit
sche leger zouden worden bedreigd en aidusde
bevrijding van België en Noord-Frankrijk,
gemakkelijker zou worden bereikt, dan door
een orntrekking van de beide vleugels.
Al hadden de „bondgenooten" langs de
Noordzee méér succes, dan nog zouden ze
België weer van stap tot stap moeten her
overen, m.ar bij een „doorbraak" in het
noordoosten van Frankrijk zou slechts een
deel van het Belgische land getroffen worden
en de strijd eerder op Duitsch gebied kun
nen worden overgebracht. En al hoort men
van deze buurt nu ook niet zooveel, dat ge
neraal Joffre hier het krachtigst zal aangrij
pen is zeker niet onwaarschijnlijk. Men zal
goed doen in de legerberichten vooral op te
letten op hetgeen omtrent de krijgsverrich
tingen daar wordt gemeld.
Hoewel, de Duitschers staan vast.
En hen in een front-aanval in 't centrum
van hun stellingen, in de nabijheid van Metz,
de sterkste vesting der wereld te overwinnen,
zou een onevenaard meesterstuk zijn.
VERSPREIDE BERICHTEN.
De correspondent van de Times te Nancy
meldt, dat de berichten door vliegers over
gebracht uit Metz, er op wijzen.dat de Duit
schers op dit deel van het front een nieuwe
actie voorbereiden. Zoowel in Metz als in
Straatsburg trekken zij een groote troepen
macht samen. Verscheiden regimenten die
in het Noorden, bij Dixmuiden en Yperen
hebben gevochten, en waarvan sommige
aldaar groote verliezen hebben geleden
van een was nog maar een vierde over
zijn naar de grensvesting Metz gevoerd
en daar op hun oorspronkelijke sterkte ge
bracht. Voor de stad zijn nieuwe verschan
singen gegraven en er wordt een spoorweg
aangelegd.
Deze spoorweg is mogelijk, zoo niet waar
schijnlijk, bestemd voor het transport van
zwaar geschut naar St. Mihiel over Thiau-
court, en de algemeene indruk is er een van
koortsachtigen haast met een bepaald doel
voor oogen.
Aldus de correspondent van de Times.
Men herinnert zich nog dat er indertijd veel
over de omstandigheid gesproken is, dat de
Duitschers, nadat zij bij St. Mihiel het Maas
fort Camp des Romains hadden veroverd hun
actie tegen de Maaslinie niet voortzetten (ten
gevolge waarvan Tiet front aldaar zoo'n eigen-
aardigen vorm heeft behouden, maar in het
Noordwesten gingen optreden. Men bracht
zulks in verband met de vervanging van von
Moltke als chef van den generalen staf door
von Falkenhayn. Misschien willen zij het ten
slotte toch nog eens tegen de Maaslinie pro-
beeren. Een offensief tegen die linie (veron
dersteld dat het succes heeft) zou tevens
een doorbraak van de Franschen in de zoo
gevaarlijke streek ten Noorden van Verdun
verijdelen. Wij weten echter niet in hoeverre
het bericht van den Engelschen correspon
dent juist is. N. R. Ct.
Het Belgische gezantschap te Parijs be
strijdt in een nota de beschuldiging van
Duitsche zijde, dat België zich reeds voor
de oorlog uitbrak aan den kant van Duitsch-
lands tegenstanders had geschaard en daar
door zelf zijn onzijdigheid had geschonden.
Het gezantschap deelt mede dat de Bel
gische regeering op den dag vóór den inval
dei Duitschers, aan alle overheidsperso
nen bevelen had gezonden om de onzijdig
heid des lands zoo strikt mogelijk te hand
haven en dat deze bevelen stipt zijn opge
volgd.
Enkele uren voor het Duitsche ultimatum
inkwam, is op bevel van den minister van
justitie Carton de Wiart, het dagblad Le Pe
tit Bleu, dat propaganda maakte voor Frank
rijk, in beslag genomen.
De Russen zoo schrijft een oorlogscor
respondent van de Frankf. Ztg. uit Lodz
voet in de kerk te zetten, zal hij nooit ver
geten. Hij gevoelde instinctmatig, dat hij
haar pijn deed, maar hij was koppig en hield
zijne meening vol, dat men even goed een
braaf mensch kon zijn, al dweepte men niet
met den godsdienst. Alle heen-en-weer-ge-
praat hielp niet totdat eindelijk mevrouw zei,
vriendelijk maar toch berispend„Zouden
we maar niet ophouden
En daarbij bleef het.
Eenigen tijd later vertrok-ie.
„Johan, ik vind dat geen vriend voor je.
Hij is een godloochenaar. Breek die vriend
schapsbetrekkingen af, jongen daar kan nooit
iets goeds uit voortkomen."
„Och, moeder, hij is zoo'n prettige jovia
le kerel, zoo onbaatzuchtig als geen. Alles
kun je van hem gedaan krijgen. Alleen op
het punt van den godsdienst is hij niet te
spreken. We hebben er ai zoo dikwijls over
gesproken en tot heden helpt het nog niet
maar ik zal volhouden en heb God gebeden,
mij te helpen. Misschien ben ik wel het mid
del in Gods hand, om hem te bekeeren van
zijn dwaalweg, werkelijk, moeder, er zijn op
de Jongeiings-vereeniging wel vrienden, die
niet zoo broederlijk, zoo niet vijandig, om
gaan met hun medeleden, als hij. En we zijn
dan toch wildvreemd."
„Ja, Johan," antwoordde mevrouw van Ha
mei, „er is altijd kaf onder het koren en dat
zal wel zoo blijven. Maar laten we oppas
sen, jongen en God bidden."
Emmy leed onuitsprekelijk. Zij kampte met
haar liefde voor Jezus en haar liefde voor
hem, over wien zoo even gesproken was.
De vriendschap bleef bestaan, werd hech
ter, inniger.
Alberts moeder zag wel, dat er iets aan
schortte, maar het gesloten karakter van haar
zoon kennende, vroeg zij niets, totdat het
haar te machtig werd en zij zeide
„Moeilijkheden op het kantoor, Albert?"
„Weineen, moe, (hij trachtte opgewekt te
spreken maar merkte wel dat het hem slecht
afging), 't zal de warmte zijn, denk ik."
En zijn hoed opzettende, zeide hij kortaf
„Goedenavond" en vertrok.
,,'k Begrijp niet wat die jongen scheelt,"
mompelde zijn moeder.
Onwillekeurig richtte hij zijn schreden naar
de Lauriergracht, waar Emmy woonde. Een
deur werd opengetrokken en Emmy verscheen.
Hij beefde over zijn geheele lichaam. „Ja,
nu moet het hooge woord er maar uit," dacht
hij. „'t Is toch hopeloos," flitste het door zijn
brein.
Hij verhaastte zijn schreden en was wel
dra aan haar zijde, begon een gesprek over
koetjes en kalfjes, waaruit hij opmaakte, dat
zij naar de zangvereeniging ging, maar eerst
een vriendin af moest halen.
En toen kwam het. Hij vroeg of zij de
zangvereeniging dezen avond niet wilde op
geven, omdat hij haar beslist spreken moest.
Zij voelde het aankomen, bloosde diep en
stemde met een hoorbare zucht toe.
Zij liepen door de straten, waar, nu het
tegen den avond koeler geworden was, druk
geroezemoes heerschte van voetgangers.
Ze bereikten het Vondelpark, waar een stil
plaatsje werd opgezocht.
En toen kwam het wat zij reeds dagen en
weken gewacht had.
Hij beleed, terwijl zij met gebogen hoofd
op de bank zat, haar zijn oprechte liefde. De
woorden stroomden hem over de lippen
Hij zweeg en wachtte in spanning op haar
antwoord.
Zij lichtte het hoofd, zag hem diep ern
stig aan en terwijl zij over het geheele lichaam
beefde,, legde zij nerveus haar handje op zijn
arm en zei, smartvol
„Albert, het kan niet."
„Waarom niet Plots kwam het eruit,
norsch en stug. Maar terstond nam zijn stem
haar sympathiek weeke klank weer aan, als
hij zei„Ik begrijp het wel. Maar, Emmy, is
dat nu zoo'n hinderpaal. Geloof me kind, ik
zal je volstrekt niet hinderen. We kunnen
toch wel gelukkig zijn. Er zijn zooyeel hu
welijken gesloten op deze manier.
„Neen, het is onmogelijk, ik kan het niet
doen o, laten wij heengaan.
„Bemin je me dan niet? Neen je houdt
niet van me anders liet je me zoo niet lij
den. Waarom zeg je dat dan niet? Je be
mind me niet."
„Albert
Er lag een wereld van smart in dat ééne
woord. Verteedert sloeg hij zijn arm om haar
slanke bevende gestalte, wat ze gewillig
toeliet en zei
„Lieveling; waarom kan het dan niet Je
zult het zien, we zullen gelukkig zijn, Em
my, zeg ja
Een diepe zucht steeg uit haar boezem
op en
„Ja, ik bemin je."
„Eindelijk", juichte hijsloeg
de armen
om haar heen en drukte de eerste kus op
haar lippen
II.
Zielelijden.
Als in een droom was Emmy thuisgeko
men.
Gelukkig
Ach, zij meende het. Maar van binnen
sprak een stem die zei, dat dat het ware
geluk toch niet was.
Zij leed onuitsprekelijk.
Zij had zijn brandende kussen gevoeld, het
zalige gevoel van bemind te worden had
haar doorstroomdzij had een oogenblik
haar geluk uitgejubeld, maar zij had geen
vrede.
„Kind, ben je niet naar de zang geweest?
Marie is hier geweest, toen je weg waart."
„'t Was zoo warm. Ik ben er niet geweest,
'k Voel me ziek. Is Johan nog niet thuis?"
Er was pas een nieuwe verzekeringswet
uitgevaardigd en daarom was het op de ver
zekeringsbank zóó druk, dat tot Iaat in den
avond gewerkt werd.
„Neen, nog niet. Maar 't zal niet lang meer
duren. Kind, ga naar bed, als je je ziek ge
voeld," vervolgde zij daarop, toen Emmy
zich willoos liet neervallen op een stoel.
„Ja, moe." En zich vooroverbuigende, drukte
zij een kus op het angstuitdrukkende gelaat
harer moeder, terwijl ze zei
„Maak u niet ongerust, moeke. Morgen is
het beter.
Echter nauwelijks op haar slaapkamer ge
komen, liet zij haar tranen den vrijen loop
en voelde zij het leege weer terugkeeren en
streed zij een inwendigen strijd, geen licht
ziende in haar moeilijke positie.
ïntusschen was mevrouw van Hamel lang
niet gerust gesteld. Het moederoog zietscherp.
Zij begreep zeer goed, dat haar ongesteld
heid maar een voorwendsel was en een oogen
blik smartte het haar dat heur dochter haar
leed niet aan het trouwe moederhart had
uitgestort. Maar dat was maar een oogen
blik. Zij kende haar dochter veel te goed.
Emmy zou morgen wel spreken, als er iets
aan schortte.
„En wat maak-ik me ongerust," stelde zij
zichzelf gerust, ,,'t zal de warmte zijn."
(Wordt vervolgd.)