m Tweede Blad. 91e Oorlog. Zaterdag 28 November 1914, No.2028 Twee Bladen. LAND- EN TUINBOUW. BINNENLAND. BUITENLAND. IN HOC SKrNO WSES Dit nummer bestaat uit .LilJ ui - ->. De Varkensmesterij. De voedernood der laatste weken heeft reeds groote schade toegebracht aan de var kensmesterij. 't Is vooral in de zandstreken, waar de boer dit heeft gevoeld, als gevolg van schaarschte, neen, gebrek aan voeder middelen, terwijl bovendien de eigen rogge werd ontnomen voor menschelijk gebruik. Lang heeft het geduurd eer de eerste maïs door de Regeering aan de verschillende aan- koopvereenigingen door middel van het Cen traal Bureau werd geleverd; de kwaliteit was van vele partijen minderwaardig of zelfs slecht, de prijs hooger, van de Mixed mais aanmerkelijk hooger, dan van de onteigende rogge. De Regeering schijnt al haar best te doen om den veehouder-varkensfokker ook verder te helpen, maar afdoende is de hulp tot heden bij lange niet. Hoe is het vooruit zicht? Men weet het niet! Zal er in de volgende weken en maanden, indien de oorlogstoestand aanhoudt, veevoe der in voldoende hoeveelheid, niet alleen mais, maar ook andere voedermiddelen, van behoorlijke hoedanigheid en tegen billijken prijs, worden aangevoerd? Voor den var- kensmester en fokker vooral een belangrijke vraag. Blijft deze toestand bestendigd, dan wacht den boer een moeilijke tijd, die te veel van zijn financiëele krachten vordert. Groote voederuitgaven zal hij zich moeten getroosten, zoodat hij op een eenigszinsloo- nende mesterij al heel weinig hoop kan heb ben, te minder, waar de prijzen van vleesch en spek zoo zeer veranderlijk, zoo weinig stabiel, zijn. Geen wonder, dat menigeen, 't zij wegens voeder- of geldgebrek, 't zij om dat hij de toekomst niet vertrouwde, het var-; kensmesten er aan heeft gegeven of althans belangrijk heeft ingekrompen. In sommige streken waren de jonge biggen den laatsten tijd voor een appel en een ei te koop, men hoorde zelfs, dat deze diertjes werden dood gedrukt of verdronken. 't Is zeer te hopen, dat te bevoegder plaat se deze toestand met ernst onder de oogen wordt gezien, anders zal aan den zandboer een onberekenbare schade worden toegebracht niet alleen, maar ook de burgerij zal straks door de belangrijke stijging der vleesch-en spekprijzen er niet weinig door getroffen worden. Van alle kanten zijn de laatste da gen de boeren in actie gekomen en hebben den betrokken Minister en den Commissaris sen der Koningin hun klachten en grieven doen toekomen. De vorige week vergaderde de Afd. Gelderland van de Vereeniging van koopers onder A.H.V. (Algemeene Handels- voorwaarden) en denzelfden dag kwamen ruim een 30-tal afgevaardigden van verschillende aankoopvereenigingen in Gelderland bijeen, 't Regende klachten over den toestand. De onteigening der rogge werd door allen ge billijkt, maar men voelde zich door de Re- geeringsmaatregelen ,te zeer geschaad en te kort gedaan. In de laatstgenoemde vergade ring, geleid door den heer Joh. Obbink te Aalten, werd met algemeede stemmen be sloten bij den Minister te bepleiten: een vol doenden aanvoer van goedkooper veevoeder, waardoor de varkensmesterij en fokkerij in stand kan blijven, en vleesch en spek billijk in prijs; dit laatste moet men niet trachten te verkrijgen door het sluiten der grenzen voor den uitvoer. Voorts moet niet alleen bij den boer, maar ook jbij den handelaar de rogge in beslag worden genomen, waar zich toch het verschijnsel voordoet, dat door den handel rogge wordt aangeboden tegen eén lageren dan door de Regeering vastge- Steldeh prijs. Consequent zal het zijn ook den uitvoer van roggebrood te verbieden. Zeer werd geklaagd over de ongelijkheid der toepassing van de onteigeningsvoorschriften. Niet overal geschiedde de onteigening ge lijkt die, waar dit later geschiedde, verkeer de men in gunstiger conditie. Tot de boeren zelf werd van meer dan één zijde hét ver wijt gericht, dat zij (althans velen hunner) niet hun geheele rogge-hoeveelheid hadden opgegeven, b.v. maar 10 inplaats van 50H.L. Eén nieuwe opgave onder strenger toezicht achtte men noodig, dan zou blijken, dat de rógge-vobrraad veel grooter was, en zou dus meer dan '/i H.L. per hoofd (tot 1 Aug. *15) ten gebruike kunnen worden toegestaan. Behalve den burgemeesters en den boeren zelf betroffen de verwijten en grieven ook den bakkers. „Geen beter varkensmesters thans dan de bakkers"1, werd gezegd, „die een deel van het roggemeel voor hun vee bestemmen." Men hoopte, dat de Minister maatregelen zou treffen om dergelijke prak tijken onmogelijk te maken, 't zij door toe te passen controle of verbod, geheel of ge deeltelijk, om vee te houden. Men sprak ook van de hooge en ongelijke broodprijzen, die variëerende van 5 tot zelfs 7 cent (te Nijmegen) per lj2 K.G. Men wilde den brood prijs zöó gesteld zien, dat hij (per Kilo) niet ver boven den roggeprijs zou zijn: in nor- male Bjden was hij daar beneden. Een Commissie, bestaande uit een paar der afgevaardigden, en een paar leden van de Vereeniging van koopers onder A.H. V., zouden de klachten aan den Minister en de Commissaris der Koningin kenbaar maken. C. B. Een nieuw boek voor en over onzen tijd. Naar wij vernemen is bij den uitgever J. H. Kok. te Kampen ter perse, om spoedig te ver- r^werk vertalinS van een hoogst belang- Philip Mauro, een bekend rechtsgeleerde te New-Vork, die op lateren leeftijd tot bekeering kwam, heeft sindsdien zijn bloeiende praktijk vaarwel gezegd en heeft enkele Theologische werken geschreven, die zeer bijzonder de aandacht trokken en de verwondering van alle Theologen gaande maakte. Onder die werken is er een, waarvan dit in bijzondere mate kan worden gezegd. Dit boek is het resultaat van een bestudeering der groote godsdienstige en sociale bewegingen van on zen tijd, die naar zijne meening allen tegen elkaar ingingen en elk een ander doel najaag den. Tot zijn groote verbazing vond hij dat al die bewegingen hoe schijnbaar hetero geen één en het zelfde einddoel beoog den, en nader kwamen, evenals langs aller lei lijnen de treinen van de meest verschil lende kanten in één Centraal-station elkaar ontmoeten. Het groote doel van al die rich tingen en stroomingen is de verheffiing, ja de vergoding van den mensch. Het resultaat van zijn onderzoek legde Mauro neer in zijn werk: „The number of man" dat nu in onze taal zai verschijnen onder den titel„666. Hei getal des menschen". Een titel ontieend aan Openb. 13 18. In dit boek bespreekt Mauro de profetieën der Heilige Schrift aangaande de laatste da gen den godsdienst (d.i. den dienst van een of anderen „god"); Zakendoen; de komende „Kerk der menschheid"„Een groote gods- dienstig-sociale-industrieele-vereeniging Oude en nieuwe „godgeleerdheid,,„De in eenstorting van het Christendom"; „Mo dernisme" „De nieuwe richting in de Roomsch Catholieke Kerk"„Het komende Catholis- me" „Spiritisme" „Hypnotisme" „Handel en nijverheid" „Monopolie en trusts" „Pa nieken"; „Socialisme"; „Kapitalisme"„Plu tocratie" „Vrije huwelijk"„Zionisme" „De afgoden der laatste dagen"; „Wetenschap" „Sterrenkunde" „Aardkunde" „Geld" Evo lutie" „Het uiterste Intellectualisme" „Den l/ebermensch d.i. den persoonlijken Antichrist wiens komst voor de deur staat". Het boek verscheen in 1909; en is dus schijnbaar betrekkelijk oud. De lezer zal er zich echter over verbazen hoever dit boek in 1909 zijn tijd vooruit was. In zijn „Besluit" komen geheele bladzijden voor, waarvan men niet beter wetende, denken zou dat ze ge schreven waren onder den indruk van den thans woedendeu wereldoorlog. Zóó precies beschrijvsn ze wat nu gebeurt. Ook wie het niet in alles met den schrijver eens is, zal bij aandachtige lezing erkennen dat Mauro's scherp verstand, geheiligd door een ootmoe dig geloof, bij zijn onderzoek rijkelijk be straald werd door het licht van Gods Geest, die hem den ondergrond der dingen deed zien, gelijk X-stralen door huid, vleesch en pezen heen het gebeente laten aanschouwen. Wie bij Gods Woord onzen tijd wil leeren verstaan moet zich, zoodra het verschijnt, dit boek aanschaffen en het aandachtig lezen. Vorm en stijl zijn zóó dat er geen „geleerd heid" noodig is om het te verstaan. De waar heid mag diep zijn, maar troebel is ze nooit. DE TOESTAND in België is tot op heden onveranderd. Beide legers houden hun stellingen en was het niet dat een Engelsch Escader zoo nu en dan voor Zeebrugge kwam, om daar te trachten de Duitsche operatiebasis voor zijn onderzeeërs te bestoken, dan was er. niets te doen. Verwoeder gaat het er in het Oosten. Daar wordt fel gestreden. Een Russisch leger is Oost-Pruisen binnen gevallen en wordt daar boven de Mazurische meeren door de Duitschers tegengehouden. Rechts en links van de Weichsel rukten de Russen op Silezië aan, maar werden door von Hindenberg daar vandaan gedrongen. Dit was een belangrijk punt. De Duitschers drongen met geweld het Russische leger achteruit en trachtte het te omsingelen. De Rus echter kreeg versterkingen uit Warschau waarop de Duitschers gedeeltelijk terugmoesten. Deze kregen op hun beurt weer verster kingen en het blijkt volgens de laatste be richten dat zij geslaagd zijn om de Rus daar te omsingelen. Immers daarvan seint men ons Het Duitsche hoofdkwartier deelt mede dat de uitslag van den slag bij LodzLowix onder Generaal Mackenzen op een groote overwinning is uitgeloopen. Vele Russen zijn gesneuveld, 40.000 krijgs gevangen gemaakt en niet minder dan 70 kanonnen,160 ammunitiewagens, 156 machine geweren viel in Dnitsche handen. Ook werden nog 30 kanonnen onbruikbaar gemaakt. Deze overwinning kan van veel invloed zijn op de overige legers daar, wat de tijd leeren zal. Volgens onze bescheiden meening staat de Rus er op heden slecht bij. Van Zuid-Afrika komen belangrijke be richten uit brieven die de censor zijn ont snapt. De N. Cour. publiceert o. a. uil een brief het volgende: „Einde September hield de goede Oom Christiaan een rede te Potchefstroom en werd er schandelijk behandeld door de Engelschen, met rotte eieren gegooid, enz. Ook dat kon op een sterke, pittige natuur als van De Wet niet zonder uitwerking blijven. Even later hield Beyers een toespraak te Pretoria, waar de jingo's en hun plebs al even ruw optra den en zelfs de banden van B.'s auto stuk- sneden. Bovendien was Beyers zijn leven niet zeker. In Johannesburg, het gruwelnest, de plek ook der heetste jingo bladen, ver toonde hij zich liefst niet. (De enquêtte om trent het doodschieten van De la Rey werd te Johannesburg gehouden, doch Beyers wilde daar zijn getuigenis niet afleggen, wel te PretoriaBeyer's advocaat, B. van Hees ver klaarde onomwonden, dat zijn cliënt zijn leven te Johannesburg niet veilig achtte". Voorts deelt de briefschrijver mede dat de toon der Engelsche bladen onverdraagzaam is en zeer prikkelend werkt. De treinenloop staat ongeveer stil. „Het opstaan van Beyers c.s. bleef een diep geheim. Toevallig hoorde ik het Zondag j.l. 25 October van éen prominent niet-Afri kaner. Eerst Maandag deelde de regeering eenige feiten aan de pers medeDe Wet had een trein genomen bij Reitz, nog wel een trein vol soldaten der verdedigingsmacht. Hoe de eens zoo beroemde treinenvanger dat gelapt heeft zonder bloedstorten wordt niet vermeld. Wel, dat het stadje Heilbron geno men was en ambtenaren gearresteerd. Beyers opereerde in de Transvaal en wel in Lich- tenburg. Nog wist een dame, die Zaterdag 24 Octo ber hier uit Pretoria aankwam, te vertellen, dat de heer Wolmarans (lid van den Senaat, (onze Eerste Kamer), met een commando van 8000 man gereed stond „om uit te trekken". Nog deelde me een trein-postmeester mede, dat Pietersburg in Transvaal opgestaan was. Vooral te Pretoria heerschen sedert Zon dag scherpe krijgswetbepalingenzoo mag bv. niemand een paard, fiets of kar verkoo- pen zonder permit van den plaatscommandant; niemand mag meer dan 4 menschen in zijn huis ontvangen, een gesprek in 't gezin plus 5 wordt reeds als vergadering beschouwd. De brief eindigt: Ik zie de toekomst donker in. Of de rebellie zal slagen moet de toekomst leeren. Aan wat de couranten over de rebellie schrijven hecht ik niet veel waarde. Zij schrijven toch meest op gezag. In en bij Turkije is het ook niet malsch. In den Kausasus opereeren drie strijdmach ten, waarvan twee Russische en een Turksche. De Turken beschikten daar over 300.000 man. De Russen naderden Armenië door het mid den van den Kaukasus en langs Noord-Per- zië, waar zij eenige voordeelen schijnen te behalen, maar toch door de Turken worden gehouden. De Turken dringen langs de zee Rusland binnen maar werden hierin bemoeilijkt volgens Russche belichten, door de vloot op de Zwarte Zee. De Engelschen landden in de Perzische Golf en trekken op de Euphraat aan. Het aantal Turksche gewonden, dat nu het gevecht van den 17en, naar Basra is ge bracht, wordt jdoor de Engelschen op ^2000 geschat. Dan moet daar nog al hevig zijn gestre den en 't zou ons zeer verwonderen wan neer de Engelschen dan slechts eenige ge wonden tellen. In elk geval is het nog niet duidelijk wat de Engelsehen daar willen. De Turken zijn het Suez-kanaal genaderd en hebben met de Engelsche voorposten gevechlen geleverd. De Turken berichten: „In den strijd, die plaats had tusschen Ka- tassa en Kertebe, beide dertig kilometer ten Oosten van het kanaal gelegen, en bij Kou- tara, aan het kanaal zelf, zijn de Engelschen commandant Wilson, en een luitenant en vele soldaten gevallen. Zeer veel soldaten werden gewond en tamelijk veel gevangen genomen. De Engelsche troepen trokken in wanorde lijke vlucht terug. Engelsche kameelrijders en de zich bij de voorposten bevindende gen darmen, die tot nu toe in Engelschen dienst waren, gaven zich over." En Reuter seint„Een klein voorposten gevecht had plaats in Egypte tusschen den vijand en het Bikanir-kameelkorps. Het laat ste vocht goed en doode een aantal vijan den. Onze verliezen bedragen dertien vermis ten." Het belangrijke van het feit ligt niet zoo zeer in het gevecht, als wel daarin, dat de Turksche strijdmacht bij het Suezkanaal staat. Men dient bij al die gevechten wel in het oog te houden, dat 't daar geheel aan spoor wegen ontbreekt, waardoor snelle troepen verplaatsing zooals in het Westen niet kan plaats hebben. Hoe het nu met de strijd aan het Suez kanaal gaan zal, is moeilijk te zeggen. Wel vormt het ongeveer 100 M. breedeen 9 M. diepe kanaal een natuurlijke barriëre, welke Egypte beschermt tegen een vijand die niet beschikt over een sterke kracht aan infanterie en artillerie, wel kunnen oorlogs schepen door Engeland (dat er genoeg heeft) op verschillende punten in het kanaal ge- stationneerd worden om de verdediging te steunen, maar zoo het overschrijden van het kanaal van het oosten uit niet gemakke lijk zal zijn, het schijnt evenmin een lichte taak een vele tientallen kilometers lang kunst werk dat midden door de woestijn loopt, te gen beschadiging te vrijwaren. En indien zwermen Turksche ruiterij 's nachts op ver schillende punten tegelijk aanvallen, dan moet het hun niet zeer moeilijk vallen, den water weg hier en daar onbruikbaar te maken. Over een voldoende troepenmacht om den vijand in de Sinaïtische woestijn tegemoet te gaan en hem te verslaan, schijnt de En- gelsch-Egyptische overheid vooralsnog niet te beschikken. Anders hadden ze hem het voortrukken tot bij het Kanaal wel belet. En nu is het nog maar een begin daar. Immers, de heiligen oorlog is afgekondigd en de tientallen millioenen muzelmannen worden opgeroepen deel te nemen aan den strijd. Daar kan Engeland en Rusland plezier van hebben. Uit Konstantinopel wordt van 26 November geseind De Sjeich ul Islam heeft een lange procla matie uitgevaardigd, waarin o.m. het volgende staat te lezen Rusland heeft zich in dert huidigen Euro- peeschen oorlog vereenigd met Engeland en Frankrijk, die miljoenen Mohammedanen on derdrukken. Deze groep van usurpators, die zich triple entente noemt, heeft in de laatste eeuw alle islamitische volken van Indië, Midden-Azië en van een groot deel van Afrika, van hun onafhankelijkheid en vrijheid beroofd en hebben ook dezen oorlog ontketend. Hun vurigste schichten zijn gericht op het hart van de Mohammedaansche natie. De proclamatie zegt|JvervoIgens, dat de Chalif, om de heilige plaatsen van den Islam en de heilige steden Jeruzalem, Nedzjef en Kerbela voor iederen aanval te beschutten, de Mohammedanen tot den heiligen oorlog heeft opgeroepen. In de proclamatie wordt verder verklaard Het Kalifaat riep alle Turksche onderdanen van 20 tot 45 jaar onder de wapenen. Alle geloovige muzelmannen hebben bevel ge kregen aan den grooten heiligen oorlog deel te nemen. Daarom moeten alle mohamme danen, die leven onder de tyrannie van de genoemde regeeringen, zoowel in de Krim als in Kasan, Toerkestan, Boekhara, Chiwa, Britsch-Indië, China, Afghanistan, Perzië, Afrika of ook in andere werelddeelen naar de mate van hun krachten aan den heiligen oorlog deelnemen. Zij moeten dit doen om een eind te maken aan het treurspel, dat is uitgelokt door het sturen van moham medaansche onderdanen van de vijandelijke mogendheden naar't bloedigste oorlogsterrein, waar zij tegen den Kalief en diens bondge- nooten moeten vechten. De Mohammedanen moeten zich alle offers getroosten. De proclamatie eindigt met een gloeiende oproep, gericht tot alle Mohammedanen, om hun plicht te doen. Na de overgave van de Noord-Oostelijke forten van Antwerpen. Een bijzondere medewerker schrijft aan de N. R. Ct. Men zal zich herinneren dat de Noordoos telijk gelegen forten van de Antwerpsche vesting, t. w. de forten van Schooten, Bras- schaet, Stabroek, zonder verdediging aan de Duitschers zijn overgelaten, en dat de man schappen der bezetting met hunne officieren eenvoudig over de Nederlandsche grens zijn gekomen. Over dit feit heeft de Nederland sche pers toen bevreemding uitgesproken en enkele bladen hebben het zelfs niet kunnen billijken. Ook koning Albert en zijn generale staf moeten er verstóord over zijn geweest, want enkele dagen geleden zijn bij Konin klijk besluit aan de verantwoordelijke offi cieren hunne militaire eereteekens ontnomen daar zij de Nederlandsche grens zijn over gegaan, zonder er door den vijand toe ge dwongen te zijn. Het feit dezer overgave is, van zuiver militair standpunt gezien, niet zeer schitterend maar op grond van hetgeen ik over het gebeurde weet ben ik overtuigd, dat deze officieren geenszins bij gebrek aan moed aldus hebben gehandeld, maar in om standigheden en na overwegingen welke naar alle waarschijnlijkheid hunne militaire posi tie te zijner tijd weer volledig goed kunnen maken. Immers bij de onderhandelingen welke tusschen generaal von Beseier en de verte genwoordigers van de Burgerlijke overheid der stad Antwerpen, op den dag dat de Duit sche troepen hun intocht in de stad hielden zijn gevoerd, is als uitdrukkelijke voorwaarde voor een staking van het bombardement der stad Antwerpen, door Von Beseier, deeisch gesteld dat de nog overblijvende forten zich vooraleer 24 uur waren verstreken, zouden overgeven. Liever dan deze forten met ver lies van manschappen in te nemen, zou hij de stad in gruizel leggen. Deze boodschap werd door den heer Franck aan de comman danten der forten bij nacht overgebracht, en tevens werd hun in overweging gegeven of het aannemelijk was een stad als Antwerpen geheel op te offeren, wanneer althans geen enkel militair voordeel door het verzet te verkrijgen zou zijn. En dat dit laatste het geval was, schijnt geen twijfel te lijden. Het Belgische leger was weggetrokken, de stad ingenomen, de overblijvende forten konden slechts weinige uren aan het zwaar geschut weerstand bieden. Voorwaar een zeer pijn lijke alternatief voor de verantwoordelijke bevelvoerders, welke daarenboven van iedere gemeenschap met het oppercommando van de stelling Antwerpen reeds waren afgesne den. En zij hebben gemeend, hun forten te moeten prijsgeven, na ze zooveel mogelijk te hebben onbruikbaar gemaakt. Een der com mandanten, kapitein Hans, bevelhebber over het fort Brasschaet, heeft zich met zijn fort in de lucht laten vliegen. Het geval, waarin deze officieren zich heb ben bevonden, is wel een van de pijnlijkste waarin een officier kan worden geplaatst. De oorlog onder den grond. Een soldaat uit Colmar meldde den 28sten October uit Noord-Frankrijk„Dezer dagen zal ik wel het IJzeren Kruis krijgen. Ik wil je in het kort meedeelen hoe dat gekomen is. Wij waren met de paarden in een kolen mijn ondergebracht. Plotseling hoorden wij in een mijn vlakbij een helsch spektakel. Wij rukten tegen de mijn op, waarin juist eenige Franschen verdwenen. Er meldden zich nu met een luitenant en een betaalmeester zes man aan, om in de mijn af te dalen. Dus klommen wij met z'n achten met lantarens in de diepte, stel je voor, 450 M. diep. In mijn geheele leven heb ik niet zoo gezwee- ten. Wij waren pikzwart, door en door nat en zagen er uit als duivels. Ik dacht dat ik het bijna niet te boven zou komen. Wat heb ik naar lucht gesmaktEindelijk kwamen wij beneden aan, waar de lui zich verstopt hadden, Maar wij vonden hen gauw. Toen wij op hen aan stormden, staken zij de han den omhoog en gaven zich dadelijk over. Het waren er 35. Schieten kon je daar in de diepte niet, daar anders de gassen in brand geraakt zouden zijn. Nu gingen wij weer naar boven naar de versche lucht, waar wij onze beschermelingen afleverden. Daar be neden waren ook veel paarden, die na drie dagen met den ophaalbak boven gebracht werden Om Dixmuiden. De „Nordd. Algem. Zeit." bevat het vol gende verhaal van een gewonden strijder van hetgeen hij voor Dixmuiden beleefde Wij groeven ons in en sliepen een paar uur. Dagen lang reeds, dag en nacht, hadden wij bij kletterenden regen in natte loopgra ven gelegen en van koude gerild, zonder te kunnen slapen. Dezen nacht ging het ons niet beter. Wij waren bij het voortrukkken in de duisternis dikwijls tot de heupen in het water gekomen. Om drie uur 's nachts kwam het bevel tot den aanval. Nauw aaneengesloten schoof de enorme linie zich voort naar een spoorweg- dijk, waarachter op "een K. M. afstand het dorp lag. Heel stil bewoog de enorme linie zich voort over de boomlooze vlakte, door de drassige greppels en naderde den spoor dijk, die 500 M. voor ons uit als een zwarte schaduw zichtbaar werd. Nog 300 M. gin gen wij vooruit. Een breede sloot hield ons tegen en het duurde tien minuten voor het front aan den anderen kant hersteld was. Nog 200 M. Plotseling begint het bij de te genpartij te weerlichten. Het knettert en fluit, sist en spat. Duizend flitsende vlam metjes zien wij op de hoogte van den dijk. Machinegeweren ratelen. Van voorwaarts komen geen sprake meerGaan liggen!" Plat liggen we op het ongedekte veld. De spaden worden voor den dag gehaald. Een ieder graaft zoo hard hij kan. Ik had geen spade en groef dus maar met mijn handen. Duim voor duim trek ik de taaie gaszoden uit. Mijn linkerbuurman valt dood naast mij neder. Ik neem zijn spade. Een slag. Mijn helm wordt bijna van den riem getrokken. Een kogel is door de punt gegaan. Ik graaf nog sneller, want het begint te schemeren. Een kogel slaat door mijn ransel. Eindelijk geloof ik, dat ik diep genoeg ben. De ran sel krijgt nog een kogel. Rechts van mij graaf ik een klein gat en leg hem daarin, zoo dat hij er nog uit komt kijken. Onmiddelijk wordt hij nog eenmaal geraakt. De spoor- wegdijk spuwt vuur. „Ha 1 zij zitten ook op de dakenDan nog maar dieper graven. Zoo liggen wij van zes uur 's morgens en wachten op onze artillerie. Eindelijk, om twaaf uur, zien wij de eerste granaten in het dorp inslaan. Tegen vier uur was het dorp, een puinhoop, de kerktoren een ruïne. Maar de dijk spuwde nog steeds zijn hagel van lood, zooals tevoren. Wee dengene, die het hoofd ophief. Plotseling wordt de aar de naast mij uit elkaar gescheurd. Een kra kende slag. Mijn ransel met zijn inhoud vliegt in duizend stukken door de lucht en mijn rechtervoet krijgt een slag, alsof iemand er met een ijzeren stang op geslagen had. Ik ruik een brandlucht. En als ik mij omkeer, zie ik een rookend stuk van mijn ransel naast mij liggen. Als een egel rol ik mij weer in mijn kuil. In mijn voet had ik geen gevoel meer. Ik voelde alleen, dat bloed door mijn broekspijp liep. Rechts en links is een gat in mijn schoen, waar uit bloed druppelt. Ik kijk om. Rechts van mij liggen vijf man dood. Volkomen verbrijzeld. Waar de ransel gelegen had, is een ontzaggelijk gat. Bij het vallen van den nacht begon de pijn. Ik rolde als een ton terug en viel In een kleine kuil, waar ik adem schepte. De kogels floten vroolijk over mij heen en ver der rollend kwam ik aan de sloot van 's mor gens. Ik stak het linkerbeen in het water en kwam tot aan mijn heup er in. Voor zichtig trok ik het rechterbeen na en liet mij voorover vallen. Met de armen bereikte ik juist den anderen oever en kwam eruit. Ik rolde verder en begon langzamerhand op een leemton te gelijken. De volgende grep pel was drassig. Toen ik er doorheen ge kropen was, zat ik vol modder. De volgende was droog. Daarin bleef ik liggen. Nog steeds zongen de projectielen hun onwelluidend lied. Ik sneed mijn schoenen open, trok de kousen uit en verbond mij met mijn pakje verbandwatten. Eindelijk hoorde ik stemmen. Op mijn geroep, kwamen drie mannen van een ander regiment aankruipen. Een gespte mijn band los en zoo droegen mij de dap peren, zonder te letten op de ontelbare ko gels, die rondom ons floten, naar een stuk geschoten stal en legden mij op stroo. Ik had geen drogen draad aan het lijf, mijn voet deed hevige pijn en ik kon niet slapen. Rillend van de koude bracht ik den nacht er door met eenige padden te bevechten, die steeds weer een poging deden in mijn gezicht te springen. Om vijf uur kwam God dank een troep voorbij, die in reserve ge legen had. Twee man droegen mij op hun geweren een eindje terug, maar moesten mij toen weer in een greppel laten liggen, want het gevecht was weer begonnen. De greppel houdende, sleepte ik mij voort tot aan een weg. Twee uur later kwamen er een paar hospitaalsoldaten voorbij met een baar. Deze brachten mij naar de verbandplaats en van daar weer verder in een ezelkkarretje naar de hoofdverzamelplaats. Daar trof ik onzen officier van gezondheid, die in vredestijd specialiieit voor kinderziekten te Berlijn is. Hij gaf mij direct rooden wijn en propte mij eten in. In 36 upr had ik niets gehad. Nu lig ik hier in Biebrich reeds sedert acht da gen in bed, heb echter geen pijn, ofschoon mijn been verbrijzeld is Engelsch slagschip vergaan. BERLIJN, 24 Nov. Niet officieel. Volgens hier ontvangen berichten is de Engelsche super-Dreadnought „Audacios" op 28 of 29 October aan de noordkust van Ierland op een mijn geloopen en gezonken. BERLIJN, 24 Nov. „National Tidendt" in Stockholm schrijft: Een Zweedsche stoom boot, die op 21 October samen met de „Olympic" New-York verliet, kreeg den 22- sten October aan de lersche kust een groot Engelsch slagschip in zicht, dat stil lag en klaarblijkelijk in nood verkeerde. Op ver langen van het oorlogsschip nam de „Olym pic" 250 man van de uit 600 tot 800 koppen bestaande bemanning over. De rest werd door eenige andere oorlogsschepen overge nomen, die ter hulpe gesneld waren. Zooals verluidde was het schip 's morgens op een mijn geloopen of door een torpedo van een Duitsche duikboot getroffen geworden. Ove rigens werd door een kennisgeving aan de passagiers der „Olympic" verboden in En geland iets uit te laten over het gebeurde. De „Olympic" trachtte nog het oorlogsschip, dat sterk slagzij had, op sleeptouw te ne men, maar dat bleek alras onmogelijk te zijn, te oordeelen naar hetgeen de passagiers later te hooren kregen, zonk het schip spoe dig daarop in de diepte weg. De 250 matro zen werden op een nabij Belfast telegrafisch opgeroepen schip overgebracht. Een Duitsche torpedoboot vergaan. KOPENHAGEN, 23 Nov. De Deensche stoomboot „Anglo-Dane" kwam in den af- geloopen nacht ter hoogte van Falsterbo (Zweden in aanvaring met een Duitsche tor pedoboot, die zwaar werd beschadigd. Twee zwaargewonde matrozen van de torpedo boot werden aan boord van de stoomboot gebracht. Een van hen stierf tijdens de reis naar Kopenhagen, de andere stierf kort na aankomst hier. Bijzonderheden ontbreken. VERSPREIDE BERICHTEN. Een correspondent van de Times in Noord- Frankrijk vertelt een staaltje van koelbloe digheid van een Fransch artillerie-officier. Deze had het bevel over een batterij 7.5 c. M.-kanonnen. De Duitschers hadden zich er op ingeschoten, maar de Franschen konden de plaats van 't Duitsche geschut dat hen geweidig bestookte, niet ontdekken. De stel ling begon onhoudbaar te worden en er was al bevel gegeven om de batterij op een an dere plaats te stellen, toen een Duitsche gra naat vóór de Fransche batterij neerkwam zonder te ontploffen. De officier beval zijn mannen te blijven waar ze waren, stapte kalm op de granaat af en onderzocht het projectiel. Het was ingesteld om op 5600 meter te ontploffen. De officier gaf order op 6000 meter te schieten en spoedig was het Duitsche geschut tot zwijgen gebracht. Een correspondent van de Times in het Nauw van Calais vestigt de aandacht op het handige gebruik dat de Duitschers van met een snelvuurkanonnetje gewapende motor fietsen maken. Zulke fietsen zijn veel ge makkelijker te hanteeren dan de gepantser de auto's, waarvan de bondgenooten zich veelal bedienen. Een goed motorfietsrijder en artillsrist kan in enkele minuten met een van die fietsen ontzaglijk veel kwaad doen. Zoodra hij het punt, waar hij aan wil vallen bereikt, stapt hij af en brengt het snelvuur kanon in stelling. Is hij voor zijn taak bere kend, dan kan hij een patrouille of een konvooi teisteren en weer opstijgen en met een snelheid van 90 K.M. wegrijden voorde aangevallenen goed weten wat er gebeurt. Op zijn terugtocht is hij dan slechts een klein doel in vergelijking met de groote flank van een auto.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 3