Illil ilüjj PLAATSELIJK NIEUWS. I -1. 1 l:pi I Hip 1 Hf i,v -é. 1i i j M IvJ it a 1 scher zijn, door heel België, zoo hij rampen wil voorkomen. Rustige burgers hebben op dit oogenbllk niets te vreezen, zoo zij zich aan scherpe echter op sommige plaatsen minder scherpe maatregelen onderwerpen. Wel ondervin den ze soms onaangenaamheden, zooals de inbeslagname van een fiets) ook mij trof in het Land van Waes in de omstreken van Sint-Nicolaas deze ramp, doch een Haupt- mann, dien ik mijn pas liet zien, beval den wreveligen Duitschen onderofficier, die mij dit koopje leverde, mij ongemoeid te laten I). En als men niet in het bezit van een pas of van een door de Kommandatur in één der hoofdsteden uitgereikten Schein is, volgt stel lig aanhouding (gelijk ik zag bij een nog jongen Belg, die de arme kerel I bleek zag van angst en vermoeidheid en niet ten onrechte|een langdurige ballingschap vreesde). Wat mij in de verschillende Belgische ste den trof Een opvallend groot aantal krach tige, weerbare mannen. Dat waren de niet- dienstplichtigen. Maar ik heb niet kunnen be grijpen, dat deze mannen, die in de dorpen en langs de wegen de estaminets en in de steden de talrijke café's vulden of zonder werk niets anders deden dan den Dutsch aan te gapen en naar de militaire bewegin gen te zien ik heb niet kunnen begrij pen, dat deze mannen in de ure des gevaars niet toegesneld zijn, om mee hun land te verdedigen. Heeft Ceulemans den Belg misschien man- lijker gedacht dan hij is? Op de vraag is het, wat de soldaten in het Belgische leger betreft, niet moeilijk een ontkennend antwoord te geven. Zij hebhen op vele plaatsen als leeuwen gevochten, wat mij herhaaldelijk door ooggetuigen werd ver zekerd. Maar aan de hoogere leiding, werd er dan bij gezegd, haperde veel. Vele Bel gische officieren wisten niet wat vechten was of waren de eersten, die voor den dich ten Duitschen kogelregen terugweken Er is reeds veel over de verwoeste steden en dorpen van België geschreven. Veel is er door de Duitschers verwoest, maar veel ook door de .Belgen zelf. 't Zij ze dit voor hunne verdediging moesten doen, 't zij ze zulks deden, om den vijand alle steun en dekking te ontnemen. Vele malen gebeurde het mij, dat men mijn aandacht op een stuk grond vestigde en dan zeide„Dat was volgde de naam van een dorp of stad). Ja, dat was! Want van veel plaatsen is over een groote uitgestrektheid niets meer overig. Zelfs zou ik het niet geweten heb ben, dat hier eens tal van huizen hadden gestaan, zoo men mij dit niet had gezegd. En nu zag ik hetde huizen, omvergehaald of omvergeschoten, waren met den grond gelijk gemaakt. Zelfs ook had men de stee- nen wijd uitgespreid, zoodat er van de door de geïllustreerde pers zoo bekend geworden puinhöopen niets was te bespeuren. En over de steen-woestenijen zag ik vrou wen en meisjes dwalen, die bukten, alsof ze naar nog maar één bekend voorwerp zoch ten. Het was een uitzicht vol diepe aandoen lijkheid. D&At toch hadden ze uren van lief derijkheid gesmaakt, daar hadden ze met een lach hun kinderen in hun dartel jeugd-spel gevolgd en nu niets meergeen plaats zelfs, om op te zitten. Maar wat zegt de verwoesting van een heel dorp, van een gansche stad, van uitge strekte landstreken zelfs bij het verlies van één menschenleven En hoe ontelbaar vele menschenlevens heeft het Belgische volk niet te betreuren 1 Dat zeggen de talrijke groote en kleine graven, waarin de dapperen zijn neergelegd, nadat ze hun krijgsmakkers een laatsten groet hadden opgedragen voor vrouw en kinderen. Soms is het alleen een aardheu- vel, die de plaats aanwijst, waar deze Vlaam- sche maar ook Waalsche leeuwen rusten elders zijn twee ruwe houten haastig tot een kruis ineengeslagen en niet zelden ziet men over dat kruis den hoed van den verslagene waaraan een klein briefje is vastgehecht, waarop met haastige letters de naam is ge schreven. Voorbij Mechelen was ik getuige van een diep ontroerend tooneel. Achter een mageren struik was een graf gedolven en daarin lag, blijkens de enkele kleedingstukken, die door de wapenbroeders van den gevallene over het graf waren ge spreid, een karabinier. Over het graf stonden twee vrouwen gebo gen een oude en een jonge. Ze schreiden en baden. Waren het de echtgenoote en de moeder misschien Ik weet het niet. Ik heb het niet willen vragen. Hun smart was te groot, dan dat ik die mocht ontwijden met mijn nieuwsgierigheid. Maar ik heb het niet kunnen vragen ook omdat ik iets van het groote leed gevoelde, dat over deze in zwa- ren rouw gekleede vrouwen gekomen was... Arm België 1 Dat moet ieder zeggen, die thans het on gelukkige land ziet. Dat zelfs zegt ook de Duitscher 1 Velen, zoowel soldaten als officieren met wie ik sprak, drukten hun medelijden met land en bewoners uit. Ja, niet alleen het Duit- sche leger ook het Duitsche volk, gevoelt de tragiek van de wereldgebeurtenissen der laat ste maandenin Serajewo werd een moord gepleegd en België wordt verwoest Duitschland beschouwt België niet als een vijandig land. De Belgen hoorde ik zeggen, zijn misleid door hun regeering, die met En geland een militaire overeenkomst heeft ge maakt (ik had meer dan eens gelegenheid, om op te merken, dat onder de Belgen nu niet meer hieraan getwijfeld wordt, alleen, zeggen ze, dat naar hnn overtuiging ook een militaire overeenkomst tusschen Duitschland en België is getroffen tegen Frankrijk en En geland. Sterk is onder het Belgische volk nu nog de overtuiging, dat, zoo Frankrijk de grenzen had geschonden, Frankrijk de vijand zou zijn geweesl. De Duitschers beklagen Belgiëze bekla gen zelfs ook Frankrijk. Dat land, gelooven ze, heeft den oorlog niet gewild. Wie dan voor de Duitschers de vijanden zijn De Russen en de Ehgelschen, de laatsten gooral Meer dan eens hoorde ik aan de van het zuidelijk of westelijk oorlogsterrein terugkee- rende troepen vragenHebt ge ook Englan- der gevangen En ik heb oogenschijnlijk kalme Duitsche officieren zien opspringen van blijdschap, toen ze het heuglijk nieuws hoorden: „zweihundert Englander!" „Wij moeten met Frankrijk een verbond sluiten, als de oorlog voorbij is", zei mij een officier. „Tegen wie?" vroeg ik. Een oogenbiik zag hij mij toen verwonderd aan. Maar daarop, misschien bedenkend, dat ik Hollander was, verklaarde hij zich nader: „Wel, tegen Engeland natuurlijk Aan enkele Duitschers heb ik gevraagd, hoe zij over den afloop van den oorlog dach ten. Soms antwoordden ze mij schouder-op halend. Maar ook meer dan eons hoorde ik met zelfbewustheid en vertrouwen uitspre ken „Duitschland zal het en moet het winnen!" Dat waren de optimisten ongetwijfeld. Maar wat een onbegrijpelijke optimisme bij mannen die misschien slechts nog maar enkele uren te voren tevergeeefs tegen den vijand waren ingestormd Een van ernstige wonden herstellend offi cier zei met nadruk „Oer vier weken zijn wij in Engeland Wij hebben nog millioenen soldaten, die niet in het vuur zijn geweest, die in de garnizoenen thuis zijn gebleven. Maar die zullen nu ko men En dan zullen de Engelschen zien,,wie ze zich tot vijand hebben gemaakt ik geloofde, de waarheid dezer beweringen in twijfel te moeten trekken. Doch de Duit scher herhaalde „Ge zult het zien En toen ik een dag later met een militai ren trein waarin gewonden naar Duitschland werden overgebracht, de reis meemaakte, heb ik lange, lange treinen gezien, vol zingende opgewekte jonge soldaten. En achter volgden dan onderscheidene open wagens, waarop nieuwe kanonnen waren geladen. Op die stuk ken zaten het was een heldere maar koude Octobernacht lustig zingend de bewakers. Als ze ons bij een station passeerden weer klonken over en weer enthousiaste uitroepen. „Hurrah t" werd er geroepen en de vraag werd gedaan Wohin kameraden En dan klonk van wagen tot wagen het vertrouwende„Lieb Vaterland magst ruhig sein Ik heb inderdaad een overweldigenden in druk ontvangen van het Duitsche leger en zijn organisatie. Het is groot, het is ontzag wekkend. iAngs heel den langen spoorweg in België zoowel als in Duitschland stonden de wachtposten soms in groepen soms ge heel alleen. Zij hielden trouw de wacht te gen een immer mogelijke beschadiging van den weg. Ieder wist, wat hij te doen had. En ieder deed, wat hem opgedragen was. Ik heb in een Duitsche stad een soldaat van den Landsturm gesproken. Op zijn scha- ko zag ik een kruis en daarop las ikFiir König und Vaterland. Toen lachte de man, en ik bemerkte al spoedig, dat hij tot de partij behoorde, die het Koningsschap niet bijster welgezind is. Maar die man, die principiëele tegenstan der van den Koning zou en wilde zijn plich doen. Waar het Vaterland hem riep, daar wilde hij gehoorzamendaar wilde hij er voor strijden en sterven ook, als het moest, Kaiserstadt in Deutschen landen Lijdst du ein zur krönungsschau Folg dem ruf nun deines Kaisers Treu durch not und tot zum Krieg. Zoo staat er, even buiten het Hauptbahn- hof te Aken, met groote, van verre zichtbare letters boven het Kriegerdenkmal, dat ter her innering aan den Fransch-'Duitschen Oorlog van 1870, dit jaar is verrezen, De Duitschers inderdaad, zij hebben den oproep van hunnen Keizer gehoord en zij zijn bereid hem te volgen, hem getrouw te blij ven in nood en dood. Het zijn mannen van ijzerze hebben een vast doel voor oogen ên dat streven ze na; en ze zullen het bereiken, omdat ze het willen. Zóó is de indruk, dien men van het Duit sche leger krijgt. Het gevoel van onoverwin nelijkheid, dat dezen soldaten bezielt, maakt zich van den beschouwer meester en de klan ken van het „Lieb Vaterland, magst ruhig sein!" krijgen dan ook meer dan gewone be- teekenis. Ik weet niet of Duitschland uit dezen Groo- ten Oorlog overwinnend te voorschijn zal treden, 'k Zag noch het Fransch-Engelsch- Belgisch leger noch dat der Russen. Men heeft het kunnen lezen, dat de tegen Duitsch land verbondenen ook prachtig en sterk zijn georganiseerd, dat hun legers in aantal man schappen verre dat der Duitschers overtreffen. Maar Duitschland is een tegenstander, die te land en ter zee geducht is. Te land! Wat de landgenooten den Bel gische officieren verwijten, lafheid, kan niet van den Duitscher worden gezegd. Van den allereenvoudigsten soldaat tot General-Feld- marschall is iedereen bezield met de begeerte de overwinning te behalen. En het IJzeren Kruis, dat ik op de borst van officieren zoo wel als van soldaten za'g, bewijst, dat ze met moed den zwaren kamp voeren. Ja, dat IJzeren KruisIedere Duitscher haakt naar zijn bezit. En die dit teeken van heldenmoed heeft verworven, wordt bewon derd. Op onze lange spoorreis stegen wij op één der stations een oogenbiik uit. Een bij Meche len gewonde infanterist en sinds bezitter van het IJzeren Kruis, die, door een vriend on dersteund, de Wartesaal bereiken kon, was er weldra omringd door tal van mak kers, die naar zijn wedervaren vroegen. En zelfs ook een Oberst en een Oberst-leutnant en andere officieren kwamen luisteren naar zijn verhaal. Ik heb toen eenige minuten lang het ge laat van een reeds grijzen Hauptmann kun nen bestudeeren. Hij had het ijzeren Kruis niet. En nu was het inderdaad vermakelijk, om te zien hoe tegelijk bewondering voor den jongen, naar schatting twee-en-twintig jarigen held en jalouzie om den voorrang kampten Ook ter zee toont Duitschland een niet te onderschatten tegenstander te zijn. Duikboo- ten wagen zich tot in het Kanaal, dat En geland beheerschtEn wat is Karl von Mul ler, de commandant van de „Emden" niet een manDe „De Wet van den Oceaan" noemen hem de Britten reeds, de Britten, die hun lied „Brittania rules te waves" zoo gaarne aanheffen Ik was in Duitschland, toen daar de jong ste daad van de „Emden" bekend werd. Duitsche militairen zoowel als burgers ver drongen zich om de bulletins. En dan knik ten ze elkander toe en lachten en noemden Von Muller „ein Teufelskerl" Welk zal het lot zijn van België na den oor log? Dat vragen tegenwoordig velen zich af. En men spreekt de vrees uit, dat België blijft Duitschland overwinnaar zal worden ge annexeerd. Dit geloof ik echter niet. Het zal vooreerst een politieke onmogelijkheid zijn en twee- dens zou er zoo verzekerden onderschei dene Belgen mij een nimmer eindigende opstand uitbreken. Het laatste gelaten voor wat het zij uit een politiek oogpunt zal Duitschland, zelfs al wilde het dit, België niet behouden. Het sluiten van den vrede zou immers op dit punt afstuiten. Echter, wel opmerkelijk is het, dat de Duit schers het Fransche woord Louvain en het Vlaamsche Leuven hebben vervangen door het Duitsch Löwen, En de reiziger, die te Luik aankomt, leest er niet meer Liége of Luik maar Hauptbahnhof Liittich Duitschers zelf evenwel gelooven niet, dat het „üeutschland über alles" ook voor Bel gië zal gelden. Immers noodgedwongen vech ten ze slechts tegen België Nog een enkele mededeeling, en dan meen ik, dat ik hier over mijn reis door het bezette gebied verder kan zwijgen. Bij Luik zag ik een trein mij voorbijtrek ken, onafzienbaar lang, getrokken door twee en opgeduwd door weer twee andere reus achtige Duitsche locomotieven. Het was een Hospital-zug een trein voor zwaar gewonden, die naar het Zuiden ver trok. Een welwillende Duitsche officier, die niet moede werd mij telkens inlichtingen te ver strekken, vertelde mij, dat ieder waggon voorzien is van twaalf bedden. Een telefoon verbindt alle wagens met die van den kabi net-arts. Voorts hebben de zusters en de apotheker afzonderlijke wagens en is er een operatiekeuken- en heitz-wagen, welke laat ste in staat is'heel den langen trein te ver warmen. Zóó vertrekken er iederen dag 12 treinen naar de oorlogsvelden en telkens komen die, volgeladen, weer terug. Het zijn niet alleen de Duitsche gewonden, die men aldus van een zekeren dood tracht te redden, maar ook Engelschen en Franschen en Indiërs en Afri kaners. Blij was ik, toen ik weer in ons eigen land terug was. Een gevoel van rust, van veilig heid maakte zich van mij meester, toen de laatste Duitsche uniform uit mijn oogen ver dween. Toch had ik het behoudens de ontmoe ting met dien fiets inbeslagnefnenden on derofficier goed getroffenmijn pas ge viseerd door het Duitsche Consulaat te Rot terdam, had inderdahd wonderen gedaan de meest stugge trekken zag ik ontspannen, als hun bezitter tot de overtuiging kwam, dat ik een Hollander was maar de strenge be waking der wegendie blinkende, scherp gepunte bajonetten; de mogelijkheid, dat een wat al te haastig schutter u lichaam voor een schietschijf zal gebruiken dat alles geeft zelfs een vredelievenden Hollander een onrustig gevoel. Maar blij vooral was ik, toen ik zekerheid had, dat men mij 's Donderdags in Belgen- land vertelde, onwaarheid was geweest. Engeland, zoo zei men mij, heeft aan Hol land een Ultimatum op zeer korten termijn gestuurd en de oorlog staat op het punt van uit te breken. Ik zei het niet te gelooven, Maar toch als het eens waar was, bepeinsde ik En hoewel ik rustig mijn reis voortzette, vervolg de mij toch de gedachte aan de ongewenschte mogelijkheid, dat ook Holland in den Groo- ten Oorlog gewikkeld zou worden. Nederland is gelukkig nog vrij gebleven van de verschrikkingen van den huidigen oor log 1 Hopen we, dat het zoo blijve. Het einde van de Emden. Bij de eenzame Keeling- of Koces-eilanden in den Indischen Oceaan heeft de kleine, dap pere Emden, de „de Wet van de zee", die in haar kortstondige oorlogsloopbaan haar vijanden niet alleen schrik maar ook bewon dering afdwong, het noodlot, dat wel onaf wendbaar leek, sedert zoovele snelle kruisers der bondgenooten jacht op haar maakten, ach terhaald. Bij de uitoefening van een vijan delijke daad in de territoriale wateren van een Engelsche bezitting is zij, al vechtende, ten onder gegaan. De Koces-eilanden zijn een archipel van 20 eilanden op 12" Z.B. en 96° 80' O.L. Zij beslaan te zamen slecht een oppervlak te van 22 vierkante kilometers. Het zijn zeer weinig boven den zeespiegel uit stekende koraal-atollen, die met eentallooze menigte kokospalmen bedekt zijn. De eilan den staan onder den Engelschen gouverneur van de Straits' Settlements en tellen een kleine 600 inwoners, van wie ongeveer 400 inboorlingen zijn. Sedert 1901 hebben zij een kabelverbinding met Europa en Australië en in den lateren tijd ook een station voor dra- delooze telegrafie gekregen. Op dien kabel en dat station had de Emden het ditmaal voorzien. Op het oogenbiik dat zij een lan dingsdivisie aan wal had gebracht, om beide te vernielen, ontdekte de Australische pant- serdekkruiser Sydney, een nieuw schip van 5700 ton, een snelheid van 25'/2 mijl en 8 kanonnen van 15.2 c.M. haar en dwong haar tot een gevecht. De Emden had slechts een waterverplaatsing van 3650 ton, een snelheid van 24 mijl en een wapening van 12 stuk ken van 10.5 c.M. Ontkomen kon zij nieten haar artillerie kon niet tegen de Engelsche op. Haar vuur is echter niet geheel zonder uitwerking gebleven, zooals de verliezen aan Engelschen kant bewijzen. De Emden behoorde oorspronkelijk tot het smaldeel van Kiao-tsjou. In plaats van zich, daar door de Japanners te laten opsluiten- ging zij in het begin van den oorlog op kaap vaart uit en deed voor het eerst van zich hooren in de wateren van de Oostkust van Engelsth-Indië, waar zij tusschen 10 en 15 September 6 stoomschepen in den grond boorde. Vandaar zuidwaats koersende, bracht zij tusschen 23 en 29 Septemher weer 4 stoomschepen tot zinken en behield een vijf de. Zij stoomde westwaarts door tot in de wateren van de MUadiven en Lakkadiven en vernielde daar tusschen 15 en 19 Octo ber 5 stoomschepen en behield er weereen. Langs de Maladiven keerde de Emden door 't zuidelijk gedeelte van den Indischen Oceaan terug. Den 16den October had zij den eer sten tegenslag, toen de kruiser Yarmouth, twee van haar kolenschepen ten W. van Su matra buit maakte. Maar zij nam hiervoor wraak door op te stoomen naar Penang, op het schiereiland van Malakka, en daar in den avond van 28 October, met een vierden schoorsteen op om zich onkenbaar te maken den Russischen kruiser Sjemtsjoeg onver hoeds te torpedeeren en den Franschen tor pedo-jager Mousquet daarna hetzelfde lotte doen ondergaan. Van kolen had zij zich tel kens uit de buitgemaakte schepen overvloe dig kunnen voorzien, maar met haar artille rie-munitie moesl zij zuinig omspringen en dus gebruikte zij voor dezen aanval torpe do's. Na dien tijd was de Emden zoek ge weest, tot zij Maandagochtend bij de Kee- ling-eilanden opdook en daar ontdekt werd. Een groot gedeelte van haar bemanning schijnt met het schip naar den bodem van de zee te zijn gegaan. De Engelschen zeiven, die zooveel van haar te lijden hebben gehad, hebben 'van haren commandant kapitein-ter-zee von Mül- ler getuigd, dat hij zich, behalve een voort varend, ook een ridderlijk officier had be toond, die de door hem gevangen gemaakte vijanden uitstekend behandelde. Over Zuld-Afrika is nog altijd niet het noodige licht opge gaan. De Reutertelegrammen zijn zoo vaag dat daaruit geen goed overzicht is samen le stellen. De N. Crt. ontving een schrijven uit Pre toria waarin het volgende voortkomt, dat nog al afwijkt van de Reuterlezing. Er gebeuren hier wonderlijke dingen, doch ik vind het maar het sekuurste er hier maar geen melding van te maken, want wij staan hier onder de „hou-jou-bek-wet", de Afri- kaansche vertaling van de „Pease Preservon- tion Act." In de buitendistricten is ook niet vele enthousiasme om tegen de Duitschers ten strijde te trekken men is klaarblijkelijk de jongste Z.A. oorlog nog niet vergeten. Men neemt wel moties van vertrouwen aan, doch daar blijft het bij. Sommigen geven zich, vol gens de bladen, als vrijwilliger, doch als puntje bij paalje komt, trekken zij zich terug. De oorlog met Duitsch Zuidwest is tot nu toe maar bedroevend gegaan. Eerst een groot spoorwegongeluk, waar heel wat gedood en gewond werden. Toen de bedanking van generaal Beyers en denzelfden dag het dood schieten in Johannisburg van generaal De la Rey. Een paar weken geleden het gevangen nemen door de Duitschers van twee detache- menent onder generaal Lukin van de Unie- Vededigingsmacht en nu weer het overloo- pen van kolonel Maritz met zijn officieren en manschappen naar de Duitschers. Als het zoo doorgaat zie ik er van komen dat men Duitsch-Zuidwest nooit krijgt. Men hoort al beweren dat Botha om soldaten van En geland gevraagd heeft, doch Engeland zal zijn mannetjes zelf wel kunnen gebruiken. Zaterdagavond (17 October) hebben eeni ge Afrikaausche vereenigingen alhier de ge boortedag van wijlen pres. Kruger in het Operahuis herdacht, waar zang en muziek gegeven zou worden, en een geschiedkundig overzicht zou gegeven worden door gene raal Beyers. Het moet een ware janboel daar geweest zijn. Toen generaal Beyers op het tooneel verscheen heeft het Janhagel hem van de Galerij met rotte eieren gegooid. Er waren daar (op de galerij) wel een paar honderd Engelschen tegenwoordig en slechts een 30-tal Afrikaners die de reuk er van gekregen hadden dat zij iets in hun schild voerden. Een hevige vechtpartij volgde, doch binnen een kwartier tijds waren er onder de Engelschen heel wat bebloede gezichten. Een groote Engelsche vlag moet door de Afri kaners in flarden gescheurd zijn. De Engelschen waren spoedig van de Ga lerij gejaagd en geslagen. Toen de avond ten einde was, en generaal Beyers in zijn motor wilde stappen, begonnen de Engel schen met klippen enz., te gooien om Beyers te treffen, doch hij was omgeven door een heel commando flinke Afrikaners. De bladen, zelfs niet de Volksstem, maken geen melding van deze avond. In Pretoria is alles nog rustig; hoe het in de andere deelen der Unie is, kan ik u niet melden, de bladen publiceeren daarvan niets. De sensor zal hun dat wel verbieden. Heel duidelijk blijkt uit dezen brief het mis leidende van de Reuter-berichten over den toestand daar. Wat die briefschrijver mededeelt over de stemming te Pretoria en de gebeurtenissen bij de Kruger-herdenking werpt op het ver zet van Beyers en de Wet tegen de regee ring van Botha wel een heel ander licht dan de telegrammen die over de Britsche kabels ons bereiken. De nadere berichten van Reu ter toonen aan dat de eerste beslist onjuist zijn geweest en daarom is twijfel aan wat dat agentschap nu meldt niet ongegrond. De laatste mededeelingen maken melding van drie legers „opstandelingen". Een commando opstandelingen is bij Bloem hof in Westelijk Transvaal den spoorweg in Zuidelijke richting overgetrokken. Een andere groote strijdmacht, slecht uit gerust en naar verluidt, aangevoerd door Kemp, trekt langs de valei van de Graet Staets-rivier naar het district Vrijburg, waar schijnlijk met het doel Duitsch-Zuid-West- Afrika te bereiken. Kolonel Albert, met een strijdmacht der Unie, trekt van den Vrijstaat uit in dezelfde richting. Een derde afdeeling opstandelingen, onder Conroy, heeft een brug over de Sand-rivier te Virginia opgeblazen, terwijl De Wet met groote strijdmacht den spoorweg in de na bijheid van Eindley verwoestte. Een afdeeling opstandelingen is Harrismith binnengetrokken en heeft deze stad gedeel telijk geplunderd. Gevochten wordt er ook, maar zeer ver wonderlijk. De regeeringstroepen lijden geen verliezen. De Boeren wel b.v. 4 dooden en 500 gewonden. Dat wekt verbazing. Maar iemand die de zaak meent te begrij pen maakte de opmerking„De Engelschen willen de Boeren niet al te erg straffen. Daar om schieten ze met halve kracht!' VERSPREIDE BERICHTEN. Men meldt uit Aardenburg: De Duitschers hebben verscheidene brug gen langs de wegen, die naar Zeeuwsch- Vlaanderen leiden, doen springen. Het springen van de brug bij St. Laureyns was hier dui delijk hoorbaar. Bij de hoofdbruggen, die gedeeltelijk on bruikbaar zijn gemaakt, zijn wachten geplaatst. Omtrent een spoorwegongeluk te Luik, waarbij een kapitein der 30.5 c.M. Oosten- rijksch-Hongaarsche motorbattërijen het leven liet, is het volgende aan een brief van een der officieren aan zijn ouders te Sarajewo ontleend, die gisteren in de Bosnische Post was opgenomen. „Voor twee dagen kwamen wij naar Keulen om eens goed uit te rusten. Na de overgaaf van Antwerpen hadden wij daaraan ook in derdaad behoefte, en buitendien moesten onze motoren en ook onze kleeren eens goed worden nagekeken. De trein, waarmee wij reisden, was zeer lang; de heele batterij met munitie,benzine, enz., juist 50 goederenwagens. Even voor Luik daalt de weg over een afstand van 7 K.M., en daar bleek het, dat de remmen voor deze belasting te zwak waren. Steeds harder liep onze trein, en met een razende snelheid liepen wij in 't holle van den nacht het was ongeveer half vier het station binnen en op een anderen trein, die daar stond. De schok was geweldig. De twee eerste rijtuigen, waarin de officieren zaten, werden hoog op getild, waarbij zij hun raderen verloren en omgekeerd weer neergesmakt, en in deze afschuwelijke stelling werden wij nog een eindje voortgesleept, totdat onze locomotief eindelijk vastzat. Bizonderheden van de ont zettende tafereelen, die toen volgden, zal ik maar niet schilderen. God heeft ons gered. Toen alle manschappen uit de wagens waren, verzamelde onze bevelhebber allen om zich, en terwijl hij zijn pet afnam, beval hij „Gebed". En met weemoed baden wij een Onze Vader voor onzen armen batterij-kommandant en een dankzegging voor onze wonderbaarlijke redding. De vijandelijke kogels en granaat kartetsen heb ik nooit erg gevonden, maar God behoede mij voor zoo een ongeluk, als wij hier beleefden." Een ïngelschman, die getuige is geweest van den aanslag in October op de lucht- schiploods te Dusseldorf, deelt aan de Times mede, dat de in de loods liggende Zeppelin geheel vernield is en dat 4 officieren gedood en verscheidene gewond zijn door de ont ploffing van het gas. MIDDELHARN1S. Koninklijk Bezoek te Mid- delharnis. Vrijdag '6 Nov. bezocht Z, K. H. Prins der Nederlanden, Middelharnis, ten einde het hospitaal van het Ned. Roode Kruis gevestigd in de Ambachtsschool te inspec- teeren en tevens een demonstratie bij te wo nen van de opsporing, behandeling en vervoer van gewonden bij het leger te velde. Om lO'/a uur arriveerde Z. K. H. vergezeld van zijn adjudant Jhr. Bakker, Jhr. van Loon van den Johanniterorde en Luitenant ter zee Bijl de Vroe aan het Havenhoofd van Middelharnis waar de hooge gast den Burgemeester U. J. Mijs en Dr. de Vries-Reilingh, respectievelijk als Voorzitter en Secretaris der Roode Kruis afd. werden afgehaald waarna het gezelschap te groot voor de Koninklijke auto daarne vens plaats nam in de auto van den Heer J. C. de Gast te Soininetsdijk welke deze voor dien dag welwillend ter beschikking had ge steld. Nu werd naar de Ambachtsschool ge reden welke alleen tot model hospitaal was ingericht maar waarvan een gedeelte tevens in een kleed was gestoken geschikt de hooge bezoeker waardig te ontvangen. Van het gebouw wapperde de Roode Kiuis- vlag. Op de Directeurskamer waren aanwe zig en werden aan Z. K. H. voorgesteld de Heeren C. Kolff, A.Cz. Dr. Mulder van Stel lendam heide Bestuursleden van de Roode Kruis afd. en den Directeur der school den Heer Chr. F. 1 lossen welke tevens op ver zoek van Z. K. H. met één zijner speurhon den de opsporing van gewonden te velde zou detnoustreeren. Nadat de Heeren aan Z. K. H. waren voorgesteld werd een rondgang gemaakt door de verschillende afdeelingen welke als model dienden van de inrichting zooals zij zou wezen ingericht en gebruikt worden zoodra eventueel ons land ook in den oorlog zou worden betrokken, achtereen volgens werden bezocht de ontvangzaal voor gewonden waar tevens, alles de opsporings dienst en het vervoer van gewonden betref fende waren ondergebracht met de heeren A. Sprong, A. van Zetten, L. Doornhein, L. Meijer, J. H. Beversluis, D. J. Beversluis, J. v. d. Hoek, uit de cursus. Eerste hulp hij Ongelukken als dragers. De operatie-zaal annex .donkere kamer met alles wat daartoe en daarin behoort, Maga zijn voor verbandstoffen met degelijke voor raad. Prepareukamer met comfoorten en ketels tot uitkoken van instrumenten, goed enz. en in directe verbinding met dit geheel het Bureau van den Geneeskundigen dienst weltór'. geheel door de gemeenschappelijke zorgen'1 van Dr. de Vries-Reilingh, Directeur en Per soneel der school tot een model-inrichting op sanitair gebied was herschapen. Vervolgens werd een bezoek gebracht aan de ziekenzaal welke in zijn lichte vroolijke kleuren, zijn witte ledikanten, kraakzindelijke bedden en alles wat door de goede zorgen van zuster Verburg met Mevrouw de Vries- Reilingh zoo keurig was gegarandeerd bijna tot ziekliggen uitnoodigende. Nadat Z. K. H. bijzondere tevredenheid over het geïnspecteerde had uitgesproken, bezocht Z. K. H. ook nog de in een afd, van de Ambachtschool ondergebrachte'Belgische vluchtelingen met wie Z. K. H. zich eenige oogenblikken onderhield. Nu werd gewandeld naar terreinen waar den Heer Chr. F. Hossen met zijn Speurhond Bob voor Z. K. H. domonstreerde, de op sporing van gewonden in vlak terrein,"ruigte en bosch. De weg er heen, zoowel als de toegangswegen waren reeds geruimen tijd te voren door Militairen afgezet. De opsporing van gewonde militairen ging hoewel het terrein veel moeilijker was vlot in zijn werk, onberispelijk en aanhoudend overleidde Bob zijn opgespoorde in dichte dekking soms weggekropen gewonden tot dat zijn geleider ter plaatse was'aangekomen en de dragers gesignaleerd, de vondst was aangewezen om hun arbeid te beginnen. Daarbij gaven de dragers in samenwerking met beide genoemde doktoren, bewonderings- waardige staaltjes van handigheid in ver- bandleggen en vervoer in moeilijk terrein. Een en ander interesseerde Z. K. H. zooda nig dat hij de opsporing gedurende een uur door alles hier volgde om tot slot zijn hooge tevredenheid over de praktische demonstra tie uit te spreken. Daarna bracht Z. K. H. per auto een be zoek aan de Wed. Jansen te Stellendam de weduwe van de kranige kapitein der Red dingsboot bekend uit de ramp met de Berlin aan den Hoek van Holland. Tot slot vereenigde Burgemeester U. J. Mijs en Echtgenoote, Z. K. H. met gevolg aan een prima verzorgde lunch ten zijnen huize waarbij ook de Heeren Kolff, de Vries- Reiling, Mulder en Hossen aanzaten. Om 4 uur vertrok Z. K. H. naar de resi dentie. Door de politie is tegen L. D. proces verbaal opgemaakt wegens het los laten loopen van een voor het publiek gevaarlijken hond. Mej. S. Beversluis is geslaagd voor het examen vrije- en orde-oefeningen. Met het oog op de lange winteravon den worden de lezers van dit blad er wêêr op gewezen huisvlijt werk te verrichten. Eene aangename bezigheid toch is het voor jonge mannen niet het minst, als ook jonge doch ters om een of ander knutselwerk te ver vaardigen voorde mogelijkehuisvlijttentoon- stelling in 1915 van cartonnage, houtsnijwerk en allerlei andere voorwerpen. Het bestuur van den Volksbond zal gaarne zoo noodig geldelijken steun verleenen. STAD AAN 'T HARINGVLIET. In deze week viel van een schipper, die hier suiker bieten lag te laden, een 3-jarig kind in het ruim. Dadelijk werd geneeskundige hulp ont boden, die echter geene inwendige kneuzin gen constateerde. Tegen W. is proces-verbaal opgemaakt, wegens overtreding der Jachtwet. DEN BOMMEL. Bij K. B. van 30 October 1914 is deze gemeente een buitengewoon subsidie van f 1700 verleend. Ten einde de door den oorlog zoo zwaar getröffen mosselen visschers eenigszins te gemoet te komen heeft de Burgemeester mos- 1 selen doen komen als proef voor de vluch- teling' I van I is als Allen broodt bij del het st zanieli door i tairen men handr DIR een 2 land nog 1 ME Oud-J schou sloott op W dat lotinf drijfs 1915,. ter h ST Maas mist, door fisch woor op is Met levoe uit dat ter 00 mislt nach doch were opge der 01 gasb hier dure oe t HE den Vrije gega uitst .ter i M Aili' beta verg derv uitg gev lees op- alle E het pen een een sch van 191 is me de lijk be£ de ten ore bei vai zie tar me de ste dei Ai OVi me te* eei of ee wc or ste de do ee br he ga ke he sic de til ve w vc kc A g< al m

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 4