Illil
ilüjj
PLAATSELIJK NIEUWS.
I
-1.
1
l:pi
I Hip
1 Hf i,v
-é. 1i
i j
M
IvJ
it
a 1
scher zijn, door heel België, zoo hij rampen
wil voorkomen.
Rustige burgers hebben op dit oogenbllk
niets te vreezen, zoo zij zich aan scherpe
echter op sommige plaatsen minder scherpe
maatregelen onderwerpen. Wel ondervin
den ze soms onaangenaamheden, zooals de
inbeslagname van een fiets) ook mij trof in
het Land van Waes in de omstreken van
Sint-Nicolaas deze ramp, doch een Haupt-
mann, dien ik mijn pas liet zien, beval den
wreveligen Duitschen onderofficier, die mij
dit koopje leverde, mij ongemoeid te laten I).
En als men niet in het bezit van een pas of
van een door de Kommandatur in één der
hoofdsteden uitgereikten Schein is, volgt stel
lig aanhouding (gelijk ik zag bij een nog
jongen Belg, die de arme kerel I bleek
zag van angst en vermoeidheid en niet ten
onrechte|een langdurige ballingschap vreesde).
Wat mij in de verschillende Belgische ste
den trof Een opvallend groot aantal krach
tige, weerbare mannen. Dat waren de niet-
dienstplichtigen. Maar ik heb niet kunnen be
grijpen, dat deze mannen, die in de dorpen
en langs de wegen de estaminets en in de
steden de talrijke café's vulden of zonder
werk niets anders deden dan den Dutsch
aan te gapen en naar de militaire bewegin
gen te zien ik heb niet kunnen begrij
pen, dat deze mannen in de ure des gevaars
niet toegesneld zijn, om mee hun land te
verdedigen.
Heeft Ceulemans den Belg misschien man-
lijker gedacht dan hij is?
Op de vraag is het, wat de soldaten in
het Belgische leger betreft, niet moeilijk een
ontkennend antwoord te geven. Zij hebhen
op vele plaatsen als leeuwen gevochten, wat
mij herhaaldelijk door ooggetuigen werd ver
zekerd. Maar aan de hoogere leiding, werd
er dan bij gezegd, haperde veel. Vele Bel
gische officieren wisten niet wat vechten
was of waren de eersten, die voor den dich
ten Duitschen kogelregen terugweken
Er is reeds veel over de verwoeste steden
en dorpen van België geschreven.
Veel is er door de Duitschers verwoest,
maar veel ook door de .Belgen zelf. 't Zij ze
dit voor hunne verdediging moesten doen,
't zij ze zulks deden, om den vijand alle steun
en dekking te ontnemen.
Vele malen gebeurde het mij, dat men mijn
aandacht op een stuk grond vestigde en dan
zeide„Dat was volgde de naam van
een dorp of stad).
Ja, dat was! Want van veel plaatsen is
over een groote uitgestrektheid niets meer
overig. Zelfs zou ik het niet geweten heb
ben, dat hier eens tal van huizen hadden
gestaan, zoo men mij dit niet had gezegd.
En nu zag ik hetde huizen, omvergehaald
of omvergeschoten, waren met den grond
gelijk gemaakt. Zelfs ook had men de stee-
nen wijd uitgespreid, zoodat er van de door
de geïllustreerde pers zoo bekend geworden
puinhöopen niets was te bespeuren.
En over de steen-woestenijen zag ik vrou
wen en meisjes dwalen, die bukten, alsof ze
naar nog maar één bekend voorwerp zoch
ten. Het was een uitzicht vol diepe aandoen
lijkheid. D&At toch hadden ze uren van lief
derijkheid gesmaakt, daar hadden ze met een
lach hun kinderen in hun dartel jeugd-spel
gevolgd en nu niets meergeen plaats
zelfs, om op te zitten.
Maar wat zegt de verwoesting van een
heel dorp, van een gansche stad, van uitge
strekte landstreken zelfs bij het verlies van
één menschenleven En hoe ontelbaar vele
menschenlevens heeft het Belgische volk niet
te betreuren 1 Dat zeggen de talrijke groote
en kleine graven, waarin de dapperen zijn
neergelegd, nadat ze hun krijgsmakkers een
laatsten groet hadden opgedragen voor vrouw
en kinderen. Soms is het alleen een aardheu-
vel, die de plaats aanwijst, waar deze Vlaam-
sche maar ook Waalsche leeuwen rusten
elders zijn twee ruwe houten haastig tot een
kruis ineengeslagen en niet zelden ziet men
over dat kruis den hoed van den verslagene
waaraan een klein briefje is vastgehecht,
waarop met haastige letters de naam is ge
schreven.
Voorbij Mechelen was ik getuige van een
diep ontroerend tooneel.
Achter een mageren struik was een graf
gedolven en daarin lag, blijkens de enkele
kleedingstukken, die door de wapenbroeders
van den gevallene over het graf waren ge
spreid, een karabinier.
Over het graf stonden twee vrouwen gebo
gen een oude en een jonge. Ze schreiden
en baden. Waren het de echtgenoote en de
moeder misschien Ik weet het niet. Ik heb
het niet willen vragen. Hun smart was te
groot, dan dat ik die mocht ontwijden met
mijn nieuwsgierigheid. Maar ik heb het niet
kunnen vragen ook omdat ik iets van het
groote leed gevoelde, dat over deze in zwa-
ren rouw gekleede vrouwen gekomen was...
Arm België 1
Dat moet ieder zeggen, die thans het on
gelukkige land ziet. Dat zelfs zegt ook de
Duitscher 1
Velen, zoowel soldaten als officieren met
wie ik sprak, drukten hun medelijden met
land en bewoners uit. Ja, niet alleen het Duit-
sche leger ook het Duitsche volk, gevoelt de
tragiek van de wereldgebeurtenissen der laat
ste maandenin Serajewo werd een moord
gepleegd en België wordt verwoest
Duitschland beschouwt België niet als een
vijandig land. De Belgen hoorde ik zeggen,
zijn misleid door hun regeering, die met En
geland een militaire overeenkomst heeft ge
maakt (ik had meer dan eens gelegenheid,
om op te merken, dat onder de Belgen nu
niet meer hieraan getwijfeld wordt, alleen,
zeggen ze, dat naar hnn overtuiging ook een
militaire overeenkomst tusschen Duitschland
en België is getroffen tegen Frankrijk en En
geland. Sterk is onder het Belgische volk nu
nog de overtuiging, dat, zoo Frankrijk
de grenzen had geschonden, Frankrijk de
vijand zou zijn geweesl.
De Duitschers beklagen Belgiëze bekla
gen zelfs ook Frankrijk. Dat land, gelooven
ze, heeft den oorlog niet gewild.
Wie dan voor de Duitschers de vijanden
zijn
De Russen en de Ehgelschen, de laatsten
gooral
Meer dan eens hoorde ik aan de van het
zuidelijk of westelijk oorlogsterrein terugkee-
rende troepen vragenHebt ge ook Englan-
der gevangen En ik heb oogenschijnlijk
kalme Duitsche officieren zien opspringen
van blijdschap, toen ze het heuglijk nieuws
hoorden: „zweihundert Englander!"
„Wij moeten met Frankrijk een verbond
sluiten, als de oorlog voorbij is", zei mij een
officier.
„Tegen wie?" vroeg ik.
Een oogenbiik zag hij mij toen verwonderd
aan. Maar daarop, misschien bedenkend, dat
ik Hollander was, verklaarde hij zich nader:
„Wel, tegen Engeland natuurlijk
Aan enkele Duitschers heb ik gevraagd,
hoe zij over den afloop van den oorlog dach
ten. Soms antwoordden ze mij schouder-op
halend. Maar ook meer dan eons hoorde ik
met zelfbewustheid en vertrouwen uitspre
ken
„Duitschland zal het en moet het winnen!"
Dat waren de optimisten ongetwijfeld. Maar
wat een onbegrijpelijke optimisme bij mannen
die misschien slechts nog maar enkele uren
te voren tevergeeefs tegen den vijand waren
ingestormd
Een van ernstige wonden herstellend offi
cier zei met nadruk
„Oer vier weken zijn wij in Engeland
Wij hebben nog millioenen soldaten, die niet
in het vuur zijn geweest, die in de garnizoenen
thuis zijn gebleven. Maar die zullen nu ko
men En dan zullen de Engelschen zien,,wie
ze zich tot vijand hebben gemaakt
ik geloofde, de waarheid dezer beweringen
in twijfel te moeten trekken. Doch de Duit
scher herhaalde „Ge zult het zien
En toen ik een dag later met een militai
ren trein waarin gewonden naar Duitschland
werden overgebracht, de reis meemaakte, heb
ik lange, lange treinen gezien, vol zingende
opgewekte jonge soldaten. En achter volgden
dan onderscheidene open wagens, waarop
nieuwe kanonnen waren geladen. Op die stuk
ken zaten het was een heldere maar koude
Octobernacht lustig zingend de bewakers.
Als ze ons bij een station passeerden weer
klonken over en weer enthousiaste uitroepen.
„Hurrah t" werd er geroepen en
de vraag werd gedaan Wohin kameraden
En dan klonk van wagen tot wagen het
vertrouwende„Lieb Vaterland magst ruhig
sein
Ik heb inderdaad een overweldigenden in
druk ontvangen van het Duitsche leger en
zijn organisatie. Het is groot, het is ontzag
wekkend. iAngs heel den langen spoorweg
in België zoowel als in Duitschland stonden
de wachtposten soms in groepen soms ge
heel alleen. Zij hielden trouw de wacht te
gen een immer mogelijke beschadiging van
den weg. Ieder wist, wat hij te doen had.
En ieder deed, wat hem opgedragen was.
Ik heb in een Duitsche stad een soldaat
van den Landsturm gesproken. Op zijn scha-
ko zag ik een kruis en daarop las ikFiir
König und Vaterland.
Toen lachte de man, en ik bemerkte al
spoedig, dat hij tot de partij behoorde, die
het Koningsschap niet bijster welgezind is.
Maar die man, die principiëele tegenstan
der van den Koning zou en wilde zijn plich
doen. Waar het Vaterland hem riep, daar
wilde hij gehoorzamendaar wilde hij er
voor strijden en sterven ook, als het moest,
Kaiserstadt in Deutschen landen
Lijdst du ein zur krönungsschau
Folg dem ruf nun deines Kaisers
Treu durch not und tot zum Krieg.
Zoo staat er, even buiten het Hauptbahn-
hof te Aken, met groote, van verre zichtbare
letters boven het Kriegerdenkmal, dat ter her
innering aan den Fransch-'Duitschen Oorlog
van 1870, dit jaar is verrezen,
De Duitschers inderdaad, zij hebben den
oproep van hunnen Keizer gehoord en zij zijn
bereid hem te volgen, hem getrouw te blij
ven in nood en dood.
Het zijn mannen van ijzerze hebben een
vast doel voor oogen ên dat streven ze na;
en ze zullen het bereiken, omdat ze het willen.
Zóó is de indruk, dien men van het Duit
sche leger krijgt. Het gevoel van onoverwin
nelijkheid, dat dezen soldaten bezielt, maakt
zich van den beschouwer meester en de klan
ken van het „Lieb Vaterland, magst ruhig
sein!" krijgen dan ook meer dan gewone be-
teekenis.
Ik weet niet of Duitschland uit dezen Groo-
ten Oorlog overwinnend te voorschijn zal
treden, 'k Zag noch het Fransch-Engelsch-
Belgisch leger noch dat der Russen. Men
heeft het kunnen lezen, dat de tegen Duitsch
land verbondenen ook prachtig en sterk zijn
georganiseerd, dat hun legers in aantal man
schappen verre dat der Duitschers overtreffen.
Maar Duitschland is een tegenstander, die
te land en ter zee geducht is.
Te land! Wat de landgenooten den Bel
gische officieren verwijten, lafheid, kan niet
van den Duitscher worden gezegd. Van den
allereenvoudigsten soldaat tot General-Feld-
marschall is iedereen bezield met de begeerte
de overwinning te behalen. En het IJzeren
Kruis, dat ik op de borst van officieren zoo
wel als van soldaten za'g, bewijst, dat ze
met moed den zwaren kamp voeren.
Ja, dat IJzeren KruisIedere Duitscher
haakt naar zijn bezit. En die dit teeken van
heldenmoed heeft verworven, wordt bewon
derd.
Op onze lange spoorreis stegen wij op één
der stations een oogenbiik uit. Een bij Meche
len gewonde infanterist en sinds bezitter van
het IJzeren Kruis, die, door een vriend on
dersteund, de Wartesaal bereiken kon,
was er weldra omringd door tal van mak
kers, die naar zijn wedervaren vroegen. En
zelfs ook een Oberst en een Oberst-leutnant
en andere officieren kwamen luisteren naar
zijn verhaal.
Ik heb toen eenige minuten lang het ge
laat van een reeds grijzen Hauptmann kun
nen bestudeeren. Hij had het ijzeren Kruis
niet. En nu was het inderdaad vermakelijk,
om te zien hoe tegelijk bewondering voor
den jongen, naar schatting twee-en-twintig
jarigen held en jalouzie om den voorrang
kampten
Ook ter zee toont Duitschland een niet te
onderschatten tegenstander te zijn. Duikboo-
ten wagen zich tot in het Kanaal, dat En
geland beheerschtEn wat is Karl von Mul
ler, de commandant van de „Emden" niet
een manDe „De Wet van den Oceaan"
noemen hem de Britten reeds, de Britten,
die hun lied „Brittania rules te waves" zoo
gaarne aanheffen
Ik was in Duitschland, toen daar de jong
ste daad van de „Emden" bekend werd.
Duitsche militairen zoowel als burgers ver
drongen zich om de bulletins. En dan knik
ten ze elkander toe en lachten en noemden
Von Muller „ein Teufelskerl"
Welk zal het lot zijn van België na den oor
log?
Dat vragen tegenwoordig velen zich af. En
men spreekt de vrees uit, dat België blijft
Duitschland overwinnaar zal worden ge
annexeerd.
Dit geloof ik echter niet. Het zal vooreerst
een politieke onmogelijkheid zijn en twee-
dens zou er zoo verzekerden onderschei
dene Belgen mij een nimmer eindigende
opstand uitbreken.
Het laatste gelaten voor wat het zij uit
een politiek oogpunt zal Duitschland, zelfs
al wilde het dit, België niet behouden. Het
sluiten van den vrede zou immers op dit
punt afstuiten.
Echter, wel opmerkelijk is het, dat de Duit
schers het Fransche woord Louvain en het
Vlaamsche Leuven hebben vervangen door
het Duitsch Löwen, En de reiziger, die te
Luik aankomt, leest er niet meer Liége of
Luik maar Hauptbahnhof Liittich
Duitschers zelf evenwel gelooven niet, dat
het „üeutschland über alles" ook voor Bel
gië zal gelden. Immers noodgedwongen vech
ten ze slechts tegen België
Nog een enkele mededeeling, en dan meen
ik, dat ik hier over mijn reis door het bezette
gebied verder kan zwijgen.
Bij Luik zag ik een trein mij voorbijtrek
ken, onafzienbaar lang, getrokken door twee
en opgeduwd door weer twee andere reus
achtige Duitsche locomotieven.
Het was een Hospital-zug een trein voor
zwaar gewonden, die naar het Zuiden ver
trok.
Een welwillende Duitsche officier, die niet
moede werd mij telkens inlichtingen te ver
strekken, vertelde mij, dat ieder waggon
voorzien is van twaalf bedden. Een telefoon
verbindt alle wagens met die van den kabi
net-arts. Voorts hebben de zusters en de
apotheker afzonderlijke wagens en is er een
operatiekeuken- en heitz-wagen, welke laat
ste in staat is'heel den langen trein te ver
warmen.
Zóó vertrekken er iederen dag 12 treinen
naar de oorlogsvelden en telkens komen die,
volgeladen, weer terug. Het zijn niet alleen
de Duitsche gewonden, die men aldus van
een zekeren dood tracht te redden, maar ook
Engelschen en Franschen en Indiërs en Afri
kaners.
Blij was ik, toen ik weer in ons eigen land
terug was. Een gevoel van rust, van veilig
heid maakte zich van mij meester, toen de
laatste Duitsche uniform uit mijn oogen ver
dween.
Toch had ik het behoudens de ontmoe
ting met dien fiets inbeslagnefnenden on
derofficier goed getroffenmijn pas ge
viseerd door het Duitsche Consulaat te Rot
terdam, had inderdahd wonderen gedaan de
meest stugge trekken zag ik ontspannen, als
hun bezitter tot de overtuiging kwam, dat
ik een Hollander was maar de strenge be
waking der wegendie blinkende, scherp
gepunte bajonetten; de mogelijkheid, dat een
wat al te haastig schutter u lichaam voor
een schietschijf zal gebruiken dat alles
geeft zelfs een vredelievenden Hollander een
onrustig gevoel.
Maar blij vooral was ik, toen ik zekerheid
had, dat men mij 's Donderdags in Belgen-
land vertelde, onwaarheid was geweest.
Engeland, zoo zei men mij, heeft aan Hol
land een Ultimatum op zeer korten termijn
gestuurd en de oorlog staat op het punt
van uit te breken.
Ik zei het niet te gelooven, Maar toch
als het eens waar was, bepeinsde ik En
hoewel ik rustig mijn reis voortzette, vervolg
de mij toch de gedachte aan de ongewenschte
mogelijkheid, dat ook Holland in den Groo-
ten Oorlog gewikkeld zou worden.
Nederland is gelukkig nog vrij gebleven
van de verschrikkingen van den huidigen oor
log 1
Hopen we, dat het zoo blijve.
Het einde van de Emden.
Bij de eenzame Keeling- of Koces-eilanden
in den Indischen Oceaan heeft de kleine, dap
pere Emden, de „de Wet van de zee", die
in haar kortstondige oorlogsloopbaan haar
vijanden niet alleen schrik maar ook bewon
dering afdwong, het noodlot, dat wel onaf
wendbaar leek, sedert zoovele snelle kruisers
der bondgenooten jacht op haar maakten, ach
terhaald. Bij de uitoefening van een vijan
delijke daad in de territoriale wateren van
een Engelsche bezitting is zij, al vechtende,
ten onder gegaan.
De Koces-eilanden zijn een archipel van
20 eilanden op 12" Z.B. en 96° 80' O.L. Zij
beslaan te zamen slecht een oppervlak
te van 22 vierkante kilometers. Het zijn
zeer weinig boven den zeespiegel uit
stekende koraal-atollen, die met eentallooze
menigte kokospalmen bedekt zijn. De eilan
den staan onder den Engelschen gouverneur
van de Straits' Settlements en tellen een
kleine 600 inwoners, van wie ongeveer 400
inboorlingen zijn. Sedert 1901 hebben zij een
kabelverbinding met Europa en Australië en
in den lateren tijd ook een station voor dra-
delooze telegrafie gekregen. Op dien kabel
en dat station had de Emden het ditmaal
voorzien. Op het oogenbiik dat zij een lan
dingsdivisie aan wal had gebracht, om beide
te vernielen, ontdekte de Australische pant-
serdekkruiser Sydney, een nieuw schip van
5700 ton, een snelheid van 25'/2 mijl en 8
kanonnen van 15.2 c.M. haar en dwong haar
tot een gevecht. De Emden had slechts een
waterverplaatsing van 3650 ton, een snelheid
van 24 mijl en een wapening van 12 stuk
ken van 10.5 c.M. Ontkomen kon zij nieten
haar artillerie kon niet tegen de Engelsche
op. Haar vuur is echter niet geheel zonder
uitwerking gebleven, zooals de verliezen
aan Engelschen kant bewijzen.
De Emden behoorde oorspronkelijk tot het
smaldeel van Kiao-tsjou. In plaats van zich,
daar door de Japanners te laten opsluiten-
ging zij in het begin van den oorlog op kaap
vaart uit en deed voor het eerst van zich
hooren in de wateren van de Oostkust van
Engelsth-Indië, waar zij tusschen 10 en
15 September 6 stoomschepen in den grond
boorde. Vandaar zuidwaats koersende, bracht
zij tusschen 23 en 29 Septemher weer 4
stoomschepen tot zinken en behield een vijf
de. Zij stoomde westwaarts door tot in de
wateren van de MUadiven en Lakkadiven
en vernielde daar tusschen 15 en 19 Octo
ber 5 stoomschepen en behield er weereen.
Langs de Maladiven keerde de Emden door
't zuidelijk gedeelte van den Indischen Oceaan
terug. Den 16den October had zij den eer
sten tegenslag, toen de kruiser Yarmouth,
twee van haar kolenschepen ten W. van Su
matra buit maakte. Maar zij nam hiervoor
wraak door op te stoomen naar Penang, op
het schiereiland van Malakka, en daar in
den avond van 28 October, met een vierden
schoorsteen op om zich onkenbaar te maken
den Russischen kruiser Sjemtsjoeg onver
hoeds te torpedeeren en den Franschen tor
pedo-jager Mousquet daarna hetzelfde lotte
doen ondergaan. Van kolen had zij zich tel
kens uit de buitgemaakte schepen overvloe
dig kunnen voorzien, maar met haar artille
rie-munitie moesl zij zuinig omspringen en
dus gebruikte zij voor dezen aanval torpe
do's. Na dien tijd was de Emden zoek ge
weest, tot zij Maandagochtend bij de Kee-
ling-eilanden opdook en daar ontdekt werd.
Een groot gedeelte van haar bemanning
schijnt met het schip naar den bodem van
de zee te zijn gegaan.
De Engelschen zeiven, die zooveel van
haar te lijden hebben gehad, hebben 'van
haren commandant kapitein-ter-zee von Mül-
ler getuigd, dat hij zich, behalve een voort
varend, ook een ridderlijk officier had be
toond, die de door hem gevangen gemaakte
vijanden uitstekend behandelde.
Over Zuld-Afrika
is nog altijd niet het noodige licht opge
gaan. De Reutertelegrammen zijn zoo vaag
dat daaruit geen goed overzicht is samen le
stellen.
De N. Crt. ontving een schrijven uit Pre
toria waarin het volgende voortkomt, dat nog
al afwijkt van de Reuterlezing.
Er gebeuren hier wonderlijke dingen, doch
ik vind het maar het sekuurste er hier maar
geen melding van te maken, want wij staan
hier onder de „hou-jou-bek-wet", de Afri-
kaansche vertaling van de „Pease Preservon-
tion Act." In de buitendistricten is ook niet
vele enthousiasme om tegen de Duitschers ten
strijde te trekken men is klaarblijkelijk de
jongste Z.A. oorlog nog niet vergeten. Men
neemt wel moties van vertrouwen aan, doch
daar blijft het bij. Sommigen geven zich, vol
gens de bladen, als vrijwilliger, doch als
puntje bij paalje komt, trekken zij zich terug.
De oorlog met Duitsch Zuidwest is tot nu
toe maar bedroevend gegaan. Eerst een groot
spoorwegongeluk, waar heel wat gedood en
gewond werden. Toen de bedanking van
generaal Beyers en denzelfden dag het dood
schieten in Johannisburg van generaal De la
Rey. Een paar weken geleden het gevangen
nemen door de Duitschers van twee detache-
menent onder generaal Lukin van de Unie-
Vededigingsmacht en nu weer het overloo-
pen van kolonel Maritz met zijn officieren
en manschappen naar de Duitschers. Als het
zoo doorgaat zie ik er van komen dat
men Duitsch-Zuidwest nooit krijgt. Men hoort
al beweren dat Botha om soldaten van En
geland gevraagd heeft, doch Engeland zal
zijn mannetjes zelf wel kunnen gebruiken.
Zaterdagavond (17 October) hebben eeni
ge Afrikaausche vereenigingen alhier de ge
boortedag van wijlen pres. Kruger in het
Operahuis herdacht, waar zang en muziek
gegeven zou worden, en een geschiedkundig
overzicht zou gegeven worden door gene
raal Beyers. Het moet een ware janboel daar
geweest zijn. Toen generaal Beyers op het
tooneel verscheen heeft het Janhagel hem van
de Galerij met rotte eieren gegooid.
Er waren daar (op de galerij) wel een
paar honderd Engelschen tegenwoordig en
slechts een 30-tal Afrikaners die de reuk er
van gekregen hadden dat zij iets in hun schild
voerden. Een hevige vechtpartij volgde, doch
binnen een kwartier tijds waren er onder de
Engelschen heel wat bebloede gezichten. Een
groote Engelsche vlag moet door de Afri
kaners in flarden gescheurd zijn.
De Engelschen waren spoedig van de Ga
lerij gejaagd en geslagen. Toen de avond
ten einde was, en generaal Beyers in zijn
motor wilde stappen, begonnen de Engel
schen met klippen enz., te gooien om Beyers
te treffen, doch hij was omgeven door een
heel commando flinke Afrikaners. De bladen,
zelfs niet de Volksstem, maken geen melding
van deze avond.
In Pretoria is alles nog rustig; hoe het
in de andere deelen der Unie is, kan ik u
niet melden, de bladen publiceeren daarvan
niets. De sensor zal hun dat wel verbieden.
Heel duidelijk blijkt uit dezen brief het mis
leidende van de Reuter-berichten over den
toestand daar.
Wat die briefschrijver mededeelt over de
stemming te Pretoria en de gebeurtenissen
bij de Kruger-herdenking werpt op het ver
zet van Beyers en de Wet tegen de regee
ring van Botha wel een heel ander licht dan
de telegrammen die over de Britsche kabels
ons bereiken. De nadere berichten van Reu
ter toonen aan dat de eerste beslist onjuist
zijn geweest en daarom is twijfel aan wat
dat agentschap nu meldt niet ongegrond.
De laatste mededeelingen maken melding
van drie legers „opstandelingen".
Een commando opstandelingen is bij Bloem
hof in Westelijk Transvaal den spoorweg in
Zuidelijke richting overgetrokken.
Een andere groote strijdmacht, slecht uit
gerust en naar verluidt, aangevoerd door
Kemp, trekt langs de valei van de Graet
Staets-rivier naar het district Vrijburg, waar
schijnlijk met het doel Duitsch-Zuid-West-
Afrika te bereiken. Kolonel Albert, met een
strijdmacht der Unie, trekt van den Vrijstaat
uit in dezelfde richting.
Een derde afdeeling opstandelingen, onder
Conroy, heeft een brug over de Sand-rivier
te Virginia opgeblazen, terwijl De Wet met
groote strijdmacht den spoorweg in de na
bijheid van Eindley verwoestte.
Een afdeeling opstandelingen is Harrismith
binnengetrokken en heeft deze stad gedeel
telijk geplunderd.
Gevochten wordt er ook, maar zeer ver
wonderlijk. De regeeringstroepen lijden geen
verliezen. De Boeren wel b.v. 4 dooden en
500 gewonden. Dat wekt verbazing.
Maar iemand die de zaak meent te begrij
pen maakte de opmerking„De Engelschen
willen de Boeren niet al te erg straffen. Daar
om schieten ze met halve kracht!'
VERSPREIDE BERICHTEN.
Men meldt uit Aardenburg:
De Duitschers hebben verscheidene brug
gen langs de wegen, die naar Zeeuwsch-
Vlaanderen leiden, doen springen. Het springen
van de brug bij St. Laureyns was hier dui
delijk hoorbaar.
Bij de hoofdbruggen, die gedeeltelijk on
bruikbaar zijn gemaakt, zijn wachten geplaatst.
Omtrent een spoorwegongeluk te Luik,
waarbij een kapitein der 30.5 c.M. Oosten-
rijksch-Hongaarsche motorbattërijen het leven
liet, is het volgende aan een brief van een
der officieren aan zijn ouders te Sarajewo
ontleend, die gisteren in de Bosnische Post
was opgenomen.
„Voor twee dagen kwamen wij naar Keulen
om eens goed uit te rusten. Na de overgaaf
van Antwerpen hadden wij daaraan ook in
derdaad behoefte, en buitendien moesten onze
motoren en ook onze kleeren eens goed
worden nagekeken.
De trein, waarmee wij reisden, was zeer
lang; de heele batterij met munitie,benzine,
enz., juist 50 goederenwagens. Even voor
Luik daalt de weg over een afstand van 7
K.M., en daar bleek het, dat de remmen voor
deze belasting te zwak waren. Steeds harder
liep onze trein, en met een razende snelheid
liepen wij in 't holle van den nacht het
was ongeveer half vier het station binnen
en op een anderen trein, die daar stond. De
schok was geweldig. De twee eerste rijtuigen,
waarin de officieren zaten, werden hoog op
getild, waarbij zij hun raderen verloren en
omgekeerd weer neergesmakt, en in deze
afschuwelijke stelling werden wij nog een
eindje voortgesleept, totdat onze locomotief
eindelijk vastzat. Bizonderheden van de ont
zettende tafereelen, die toen volgden, zal ik
maar niet schilderen. God heeft ons gered.
Toen alle manschappen uit de wagens waren,
verzamelde onze bevelhebber allen om zich,
en terwijl hij zijn pet afnam, beval hij „Gebed".
En met weemoed baden wij een Onze Vader
voor onzen armen batterij-kommandant en
een dankzegging voor onze wonderbaarlijke
redding. De vijandelijke kogels en granaat
kartetsen heb ik nooit erg gevonden, maar
God behoede mij voor zoo een ongeluk, als
wij hier beleefden."
Een ïngelschman, die getuige is geweest
van den aanslag in October op de lucht-
schiploods te Dusseldorf, deelt aan de Times
mede, dat de in de loods liggende Zeppelin
geheel vernield is en dat 4 officieren gedood
en verscheidene gewond zijn door de ont
ploffing van het gas.
MIDDELHARN1S. Koninklijk Bezoek te Mid-
delharnis. Vrijdag '6 Nov. bezocht Z, K. H.
Prins der Nederlanden, Middelharnis, ten
einde het hospitaal van het Ned. Roode Kruis
gevestigd in de Ambachtsschool te inspec-
teeren en tevens een demonstratie bij te wo
nen van de opsporing, behandeling en vervoer
van gewonden bij het leger te velde. Om lO'/a
uur arriveerde Z. K. H. vergezeld van zijn
adjudant Jhr. Bakker, Jhr. van Loon van den
Johanniterorde en Luitenant ter zee Bijl de
Vroe aan het Havenhoofd van Middelharnis
waar de hooge gast den Burgemeester U. J.
Mijs en Dr. de Vries-Reilingh, respectievelijk
als Voorzitter en Secretaris der Roode Kruis
afd. werden afgehaald waarna het gezelschap
te groot voor de Koninklijke auto daarne
vens plaats nam in de auto van den Heer
J. C. de Gast te Soininetsdijk welke deze voor
dien dag welwillend ter beschikking had ge
steld. Nu werd naar de Ambachtsschool ge
reden welke alleen tot model hospitaal was
ingericht maar waarvan een gedeelte tevens
in een kleed was gestoken geschikt de hooge
bezoeker waardig te ontvangen.
Van het gebouw wapperde de Roode Kiuis-
vlag. Op de Directeurskamer waren aanwe
zig en werden aan Z. K. H. voorgesteld de
Heeren C. Kolff, A.Cz. Dr. Mulder van Stel
lendam heide Bestuursleden van de Roode
Kruis afd. en den Directeur der school den
Heer Chr. F. 1 lossen welke tevens op ver
zoek van Z. K. H. met één zijner speurhon
den de opsporing van gewonden te velde
zou detnoustreeren. Nadat de Heeren aan Z.
K. H. waren voorgesteld werd een rondgang
gemaakt door de verschillende afdeelingen
welke als model dienden van de inrichting
zooals zij zou wezen ingericht en gebruikt
worden zoodra eventueel ons land ook in
den oorlog zou worden betrokken, achtereen
volgens werden bezocht de ontvangzaal voor
gewonden waar tevens, alles de opsporings
dienst en het vervoer van gewonden betref
fende waren ondergebracht met de heeren
A. Sprong, A. van Zetten, L. Doornhein, L.
Meijer, J. H. Beversluis, D. J. Beversluis, J.
v. d. Hoek, uit de cursus. Eerste hulp hij
Ongelukken als dragers.
De operatie-zaal annex .donkere kamer met
alles wat daartoe en daarin behoort, Maga
zijn voor verbandstoffen met degelijke voor
raad.
Prepareukamer met comfoorten en ketels
tot uitkoken van instrumenten, goed enz. en
in directe verbinding met dit geheel het
Bureau van den Geneeskundigen dienst weltór'.
geheel door de gemeenschappelijke zorgen'1
van Dr. de Vries-Reilingh, Directeur en Per
soneel der school tot een model-inrichting
op sanitair gebied was herschapen.
Vervolgens werd een bezoek gebracht aan
de ziekenzaal welke in zijn lichte vroolijke
kleuren, zijn witte ledikanten, kraakzindelijke
bedden en alles wat door de goede zorgen
van zuster Verburg met Mevrouw de Vries-
Reilingh zoo keurig was gegarandeerd bijna
tot ziekliggen uitnoodigende.
Nadat Z. K. H. bijzondere tevredenheid
over het geïnspecteerde had uitgesproken,
bezocht Z. K. H. ook nog de in een afd, van
de Ambachtschool ondergebrachte'Belgische
vluchtelingen met wie Z. K. H. zich eenige
oogenblikken onderhield.
Nu werd gewandeld naar terreinen waar
den Heer Chr. F. Hossen met zijn Speurhond
Bob voor Z. K. H. domonstreerde, de op
sporing van gewonden in vlak terrein,"ruigte
en bosch. De weg er heen, zoowel als de
toegangswegen waren reeds geruimen tijd
te voren door Militairen afgezet.
De opsporing van gewonde militairen ging
hoewel het terrein veel moeilijker was vlot
in zijn werk, onberispelijk en aanhoudend
overleidde Bob zijn opgespoorde in dichte
dekking soms weggekropen gewonden tot
dat zijn geleider ter plaatse was'aangekomen
en de dragers gesignaleerd, de vondst was
aangewezen om hun arbeid te beginnen.
Daarbij gaven de dragers in samenwerking
met beide genoemde doktoren, bewonderings-
waardige staaltjes van handigheid in ver-
bandleggen en vervoer in moeilijk terrein.
Een en ander interesseerde Z. K. H. zooda
nig dat hij de opsporing gedurende een uur
door alles hier volgde om tot slot zijn hooge
tevredenheid over de praktische demonstra
tie uit te spreken.
Daarna bracht Z. K. H. per auto een be
zoek aan de Wed. Jansen te Stellendam de
weduwe van de kranige kapitein der Red
dingsboot bekend uit de ramp met de Berlin
aan den Hoek van Holland.
Tot slot vereenigde Burgemeester U. J.
Mijs en Echtgenoote, Z. K. H. met gevolg
aan een prima verzorgde lunch ten zijnen
huize waarbij ook de Heeren Kolff, de Vries-
Reiling, Mulder en Hossen aanzaten.
Om 4 uur vertrok Z. K. H. naar de resi
dentie.
Door de politie is tegen L. D. proces
verbaal opgemaakt wegens het los laten
loopen van een voor het publiek gevaarlijken
hond.
Mej. S. Beversluis is geslaagd voor het
examen vrije- en orde-oefeningen.
Met het oog op de lange winteravon
den worden de lezers van dit blad er wêêr
op gewezen huisvlijt werk te verrichten. Eene
aangename bezigheid toch is het voor jonge
mannen niet het minst, als ook jonge doch
ters om een of ander knutselwerk te ver
vaardigen voorde mogelijkehuisvlijttentoon-
stelling in 1915 van cartonnage, houtsnijwerk
en allerlei andere voorwerpen. Het bestuur
van den Volksbond zal gaarne zoo noodig
geldelijken steun verleenen.
STAD AAN 'T HARINGVLIET. In deze
week viel van een schipper, die hier suiker
bieten lag te laden, een 3-jarig kind in het
ruim. Dadelijk werd geneeskundige hulp ont
boden, die echter geene inwendige kneuzin
gen constateerde.
Tegen W. is proces-verbaal opgemaakt,
wegens overtreding der Jachtwet.
DEN BOMMEL. Bij K. B. van 30 October
1914 is deze gemeente een buitengewoon
subsidie van f 1700 verleend.
Ten einde de door den oorlog zoo zwaar
getröffen mosselen visschers eenigszins te
gemoet te komen heeft de Burgemeester mos-
1 selen doen komen als proef voor de vluch-
teling'
I van I
is als
Allen
broodt
bij del
het st
zanieli
door i
tairen
men
handr
DIR
een 2
land
nog 1
ME
Oud-J
schou
sloott
op W
dat
lotinf
drijfs
1915,.
ter h
ST
Maas
mist,
door
fisch
woor
op
is
Met
levoe
uit
dat
ter
00
mislt
nach
doch
were
opge
der
01
gasb
hier
dure
oe
t
HE
den
Vrije
gega
uitst
.ter i
M
Aili'
beta
verg
derv
uitg
gev
lees
op-
alle
E
het
pen
een
een
sch
van
191
is
me
de
lijk
be£
de
ten
ore
bei
vai
zie
tar
me
de
ste
dei
Ai
OVi
me
te*
eei
of
ee
wc
or
ste
de
do
ee
br
he
ga
ke
he
sic
de
til
ve
w
vc
kc
A
g<
al
m