voor de Zaidliollandsclie FJlanden. Woensdag 4 November 1914 A n tirevo lutirniair IN HOC SIGNO VINCES Orgaan W. BOEKHOVEN, UIT DE PERS. Jitargawg M. 2021 Daze Coaraut verschijnt ©ïken Woensdag m Saterdag. Abonnementsprijs pas drie ssasndea ff. p. p. 50 Gent, Buitenland bij voornitbetaling f 4,50 pat jaar. Afzonderlijke nummers 5 Gent, SOMMEI,SDIJK. Telefoon lateremn, No. f. Adyertentiëïi 10 Gent per regal m saai. Reclames SO per regel., Boekaankondiging 5 Gest per r&gel au mml Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent pet plaatsing. Groots letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die asfj beslaan AdvertentiënwordeB ingewacht tot Dinsdag- en Yrjjdagmorgen 10 aar. Alle sïofcitesi voor de Redactie feeslemd, Advertentiën eis verdere Admlgiistratie iitsmeo toe te zenden aan den Uitgever. ii UITGEYSS IV (Slot.) DE DUITSCHE SCHOOLMEESTER. We hadden ons laatste artikel reeds ge steld, toen we inzage namen van 't Pae- dagogisch Tijdschriftaf. 5, waarvan het eersje artikel handelt over de School en de Oorlogbeschreven door 't Hoofd der Openbare School te Baarn, den heer Stam- perius en met 't onze klopt. We nemen over of voegen in, wat hij schrijft over Duitschland. Stamperius is ook citeerend. Hoor maar; >Gij zulte zoo schrijft de bekende opvoedkundige Theodoor Ziegler den Duit- schen onderwijzer voor »Gij zult bij uw onderwijs in geschiedenis veel over veldslagen spreken en u verheugen, dat gij 't weder vrij uit moogt doen. Van de belangstelling uwer jongens kunt gij ver zekerd zijn, en in de schoolpauzen kunnen ze onmiddellijk in toepassing brengendat doet hun goed. En gij zult hun zacht wijzen op Gods vinger in de historie, ook thans weer zoo wonderbaar en heerlijk aan ons >Gij zult uw leerlingen tot Staatsburgers opvoeden. Thans hebt ge daarvoor de schoonste gelegenheid, want de oorlog is een opvoeder tot Staatsburgers van den eersten rang. »Gij zult nog meer dan anders elk uur tot een Duitsoh uur maken, en uw leer lingen den stijl van den Generaal-Kwartier- meester Von Stein aanleeren. >Gij zult in overweging moeten nemen, of er niet inderdaad een onderscheid is tusschen den heldenmoed van den man en dien der vrouw. Want wij hebben manne lijke mannen noodig en vrouwelijke vrou wen en elk heeft zijn taak in den oorlog te vervullen. >Gij zult er u over verheugen, dat 't uit is met de Eeuw van 't kind, want dit was een bij uitstek dwaze leuze. Onze leger aanvoerders zijn mannen van tusschen de 50 en - 70 jaar, en ook roerend naïeve knapen, die als de jongsten zoo vol doods verachting zijn uitgetrokken, zullen als ernstige mannen van hun zwaren mannen arbeid terugkeereb en op do komende tijden hun stempel drukken. Wat we boven schreven is een aanbe veling van een opvoedkundige aan de Duitsche schoolmeesters. Hoor dien meester verder Ons leger ('t Duitsche) staat boven dat van ieder ander volk, eveneens als onze school. De Duitsche volksschool en het Duitsche leger! Twee heschaviugs- en opvoedings-instiluten, die, tevergeefs hun gelijken in de wereld zoeken. Hoor nog eens naar den Duitsehen meester Nu zal blijken, wat de beide Duitsche instituten van opvoeding: 't Duitsche leger en de Duitsche school böteekenen. Algmeene leerplicht en algemeene weer- plicht, de grondslagen van den Duitsehen opbloei. Een sterk leger en een sterke vloot zijn nu Duitschlands heil. Bij hen voegt zich de Duitsche schoolmeester, die als overwinnaar van Sadawo en Sedan gold; hij zal ook in dezen ontzaglijken oorlog het veld behouden. Een Duitsche schoolmeester gaf eens antwoord op de vraag, wat 't doel van ïijn onderwijs was: »Mijn doel is de jon gens voor te bereiden om goede Pruisische soldaten te worden. En Stamperius laat daarop volgen„Zulk een doelstelling lijkt den Nederlandschen onderwijzer niet. Wij beoogen met ons opvoedend onderwijs iets anders. Om goede soldaten aan te kweeken daarvoor is de Nederlandsche school niet aangewezen. En toch we konden van de Duitsche school en 't Duitsche opvoedingssysteem zooveel leeren. Wij schieten met onze op voeding bij de Duitschers te kort. Het opstel van den heer Stamperius in 't Paed. Tijdschrift wijst er dus ook op, dat er een innig verband bestaat tusschen Volksontwikkeling en Oorlog, waarop we in onze vorige drie artikelen ook wezen. Tucht en nog eens tucht en nog eens tucht en ten vierden male tucht is noodig voor de Nederlandsche jeugd en 't Nederland sche volk. Of met de woorden van Stam perius, 't Openbare Schoolhoofd te Baarn: Wat de Nederlandsche jeugd en 't Neder landsche volk ontbreekt is tucht. Ons volk moet opgevoed worden tot tuGht en weerbaarheid, het is een taak waartoe 't Nederlandsche onderwijs zich aan mag gorden. De tijd, dien we beleven stelt zi.eh een opvoeding als dringende eisch. Volksontwikkeling en OorlogDe school en "de OorlogDe opvoeding en de Oorlog 1 De huiselijke opvoeding en de Oorlog! De sclioolopvoeding en de Oorlog De ker kelijke leer en tucht en de Oorlog! Ja, al 't onderwijs in gezin en school en kerk, 't heeft zoo grooten invloed op den kijk dien men op s oorlogen c heeft, maar bereidt ook vóór ten oorlog. Geen Volks ontwikkeling, hoe hoog ook staande, kan een oorlog voorkomen, want dan was er zeer zeker onder de huidige cultuur geen wereldoorlog uitgebroken. Ja, de vraag is gedaan en terecht, of de Volksontwikkeling geen bankroet heeft geslagenof dit du de vrucht moet wezen van die hoog geloofde beschaving, waarop deze eeuw prat gaat dat. nu alle Landen van 't Westen in bloe- digen krijg gewikkeld zijn, zooals nog nooit een krijg is gevoerd. Meuschenmoord in 't groot, Europa een abattoir, een slacht huis Fijne bewapening op 't veld en op de zeeDe lucht veroverd en een strijd op leven en dood te land, ter zee, te lucht. Is dat nu de vrucht van de Volksontwik keling. En tochal weent het hart bij zoo bittere vrucht, toch klagen we de Volks ontwikkeling niet aan, omdat ze 't slechte wrocht nl. 't oorlogstuig en de middelen smeedt ora den zoogenaamdon vijand ten onder te brengen. Want diezelfde Volks ontwikkeling heoft ook de Roode Ivruis- auto's uitgedacht; ook de middelen om wonden te verzachten en gekwetsten hulp te verleenen op zoo zachtmoedige en zacht aardige wijze. Volksontwikkeling steunt een volk in zijn gedachieleven en in goede richting ge stuurd, kan 't dan oorlog tegenwerken, al is dat nog niet voorkomenDe Pers, de school, 't gezin, die de gruwelen van den oorlog openbaar maakt, kan de oogen openen voor de ellende van den krijg. Ook dat is Volksontwikkeling, die misschien voor de toekomst rijke vrucht kan dragen kan de volken er toe brengen om van nu af aan 't oog te openen voor de gevaren en de ellenden, die door samenwerking van millioenen kan voorkomen worden. Volksontwikkeling ruste op GodsWoord! En dat Woord voorspelt oorlogen en ge ruchten van oorlogen. Daarom is allo Volksontwikkeling ijdelheid, die meent d8n oorlog te kucnen verbannen van deze aarde, Al zulke Volksontwikkeling loopt op teleurstelling uit, want de oorlogen zullen blijven tot 't eind der dagen. Maar" de Volksontwikkeling werke dan in deze richting, dat Recht en Waarheid als de grondzuilen van den Staat worden beschouwd. Op Recht en Waarheid zal 't Nationale leven moeten groeien en de Volksontwikkeling heeft die ideeën aan te kweeken. 't Recht Gods en 't recht der menschen! Eerbied voor God en eerbied voor 't Gezag. Orde en t ucht en tucht en orde in gezin en school en kerk eu Staat, in vereeniging en comité, in werkplaats en fabriek, in schip en vesting. En dan in deze richting om de deugden des Volks naar buiten te brengen en de ondeugden te fnuiken. Om 't Land sociaal én economisch sterk te makenom den inwoners zelfrespect te loeren en de beschaving des geestes als een edel goed. Om den God der Heirscliaren te leeren kennen, die een Hoorder is des gebeds, maar ook een Wreker, zeer grimmig, van Zijn eere, die Hij aan geen anderen geeft. Volksontwik keling en religie als haar zuster kunneu de honig zijn aan de roede des oorlog3 de olie op de golvende roos aan 't kruis de zegen bij den gruwel. Antwerpen. „Als in de dagen van Nóach Telkens moet ik aan die uitdrukking van onzen Heiland denken, toen ik in de jongst- verloopen dagen las en hoorde van den val van Antwerpen en wat daaraan voorafging, hetgeen nu werkelijk de sterkste verbeelding te boven gaat. Men weet, hoe de Heere Jezus er den na druk op gelegd heeft, dat Hij zal wederko men, als men hem niet verwacht en ten tijde dat men er niet op rekent: „Als een dief in den nacht", zal hij komen bij zijne verschij ning in heerlijkheid en ten gerichte. 't Menschdom zal eten en drinken, trou wen en ten huwelijk uitgeven en niemand, tenminste van hen die tot dat oogenblik de wereld als hun erfenis gebruikten, zal er eenige notie van hebben, dat Tiet 'einde en het oordeel voor de deur staat. Zie, aan die wanhoopspositie bij 't eind der eeuwen, moet ik dezer dagen denken. 'k Zag er een zwak voorbeeld van. In den bangen uittocht van een groot deel der bevolking van Antwerpen, om den dood en de hel, die achter hen kwamen en opjoe gen te ontvluchten. „De wereldgeschiedenis" zegt een oog getuige „heeft iets dergelijksch nooit ge zien." Dat is natuurlijk te boud gezegd. Het laatste leed schijnt altijd het grootst en zoo is 'took hier. Toen de Vesuvius barstte en de bevolking van Pompeji en Hercula- num op de vlucht sloeg; toen nog maar weinige jaren geleden een aardbeving Messina verwoestte en daar tweehonderddui zend menschen omkwamen, toen was 't ze ker niet minder erg, dan verleden week de vlucht der Antwerpenaren was. Maar onrzettend, ja dat was het „Als in de dagen van Noach Niet in graad, dat spreekt, want hier was nog redding in het veilige Nederland. Maar toch wel in schrik, in ontsteltenis, in paniek. En ook even ongedacht en onver wacht. Dat laatste schijnt wat apocrief. De vijand was toch immers in 'tland de stad werd toch immers belegerdal hoefde men dadelijk het ergte nog niet te vreezen, men kon toch en moest toch wel, vooral toen de vijand nader kwam, met een bombarde ment en de gevolgen daarvan rekening hou den. Men heeft het niet gedaan. Uit alles blijkt, dat men in Antwerpen, dat met millioen Belgen in de stad en in de om geving binnen de fortengordels, zich veilig voelde en aan niets minder dacht dan aan vluchten. Leuven en Namen waren gevallen, nu jadie waren ook maar versterkt om den vijand tegen te houden, tot er hulp kwam opdagen, niet om hem definitief te weder- staan. Maar Antwerpen was wat anders. Het nationaal „reduit". „De" stelling, die men immers zoogoed als onneembaar had gemaaktdie in elk ge val een beleg van vele weken, van maanden wellicht vorderen zou die Duitschland zóó veel van zijn brave zonen kosten zou, dat het zich tienmaal moest bedenken eer het den toegang tot de stad forceerde neen, Antwerpen was wel veilig Zóó voelde het de bevolking. Wij moeten ook niet vergeten, dat wij hier in Nederland veel beter op de hoogte van den toestand blijven dan de Belgen in Antwerpen waren. De stad stond onder mi litaire dictatuur en daar mocht alleen in de kranten worden gezet, wat het militaire op perbevel goedkeurde Zoodoende hoorden de Belgen weinig anders dan dat het den „Duts" hoe langer hoe slechter ging en de stoutsten van verbeelding zagen den dag al komen, dat de keizer nederig aan koning Albert zou laten vragen, of hij z'n leger ongedeerd door België weer naar 't eigen land terugvoeren mocht. In hun hoofd maakten zij de som al op, die hun koning dan als schadevergoe ding vragen zou .- Daar kwam dan nog bij, dat men op de berichten der Belgische regeering niet aan kon. Dat is al begonnen met de forten om Luik en sinds dien tijd kon die regeering maar niet laten altijd weer geflatteerde berichten op te maken inplaats dat zij, hoe sober ook, de waarheid onder de oogen der bevolking bracht, die dan langzamerhand zichzelf wel op het ergste zou hebben voorbereid, inplaats van zooals nu, tot op 't laatste oogenblik te gelooven, dat de Duitsche stedendwinger Von Beseier, eer de maan in zijn zak steken dan de Duitsche keizersvlag op 't Antwerp- sche raadhuis hijschen zou. 't Negende gebod telt voor allen. Dat de Belgische officieële telegram-op- stellers daarvan niet overtuigd waren, is mee oorzaak geweest, dat de Antwerpenaren zich tot het laatste oogenblik veilig waanden en toen plotseling op dien vreeselijken dag-van- verschrikking de politie huis aan huis klopte, om de bevolking op- en weg te jagen, wijl 't bombardement beginnen zou, toen moet het dien menschen even onverwacht in de ooren geklonken hebben, als 't geluid van den aartsengel met de groote bazuin eenmaal klinken zal aan 't einde der eeuwen Waarom zou men bevreesd zijn. Dat was 't stopwoord van den Belg, die binnen Antwerpen zich veilig waande. De „Duts" moest bevreesd zijn Die had er alle reden voor! Immers, langzaam maar zeker werd hij door de verbondenen uit Frankrijk wegge duwd, al meer naar 't Noorden. En straks, als hij den geweldigen druk van Engelschen en Franschen van Turco's en Hindoe's daar aan dat lange front niet meer uithouden kon en wijken moest dan zou voor 't Belgi sche veldleger de dag der afrekening komen Half September had de „Duts" er een voor proefje van gehad, tijdens den uitval uit de stelling-Antwerpen, toen de Duitsche infan terie tot in de straten van Brussel's voor steden was teruggedreven en 't geknetter der Belgische geweren in 't hartje van Brus sel werd gehoord. Straks als 't Duitsche le ger op z'n terugtocht was, zou Antwerpen's bezetting de rekening presenteeren van Luik en Leuven, van Visé en Aalst. Neen, de „Duts" moest bevreesd zijn Zoo dacht er de Antwerpenaar over. En in die meening werd hij versterkt. De forten, die de stad in een 50-kilome- ter-kring beschermden, behoorden tot de sterkste ter wereld. Onophoudelijk kwamen via Ostende Engelsche hulptroepen de stad binnen. De Londensche auto's en de Engel sche kanonnen ratelden donderend over de keien Neen, Antwerpen kon niet „over" gaan Hoe 't nu met die forten eigenlijk gegaan is, begrijp ik ook niet. Alle berichten komen hierop neer, dat voor het vuur der Duitschers niets bestand was. Met overmacht van ar tillerie heeft Duitschland de stad genomen. Met name die „reuzenloeders van 42 c.M. moeten onweerstaanbaaar zijn. 'k Heb gele zen van eèn ooggetuige, die kijken ging op een plaats waar hij zoo'n presentje uit dit kanon op 't vrije veld had zien neer komen en die er een trechtervormig gat in den grond vond uitgewroet van 10 a 12 me ter diepHet is te begrijpen, waar zulk een projectiel neerkomt, dat het alles verwoest Doch Antwerpen vertrouwde tot het laatste toe op zijn forten als een rots En nam er 'n prettig leventje van. At en dronk en was vroolijk. 't Was er nog nooit zoo goedkoop geweest ondanks ja vanwege den oorlog. Voor een goed gezicht en 'n paar penningen toe kon men zich te goed doen als nimmer te voren. Uit den wijden omtrek was de mondvoorraad binnen de stad gebracht, uit Ostende werden aldoor eetwaren aangevoerd, de Schelde stond open en daardoor de verbinding met Hol land 't was er een lustig leventje daar in Antwerpen Varkens waren zoo ongeveer te geef, las ik in De Zeeuw Voor vijftig en zestig francs nog geen dertig guldenkocht men een koe. Kippen werden voor 50 a 60 centimes verhandeld. Vruchten hadden haast geen prijs tien K.G. tomaten om één voorbeeld te noemen voor 30 centimes. Nog op den morgen dat het bombardement begon, haast ten de inwoners zich hun wintervodrraad aardappels op te doen, want zóó goedkoop hadden ze hun kelder nog nooit gevuld Zoo leefde Antwerpen voort. Onbezorgd onbekommerd. Was vroolijk en blij, uitgelaten soms, als onze Zuidelijke -stamgenooten dat kunnen zijn Tot op de ure, dat de stadsboden klopten op de deur en hen haastten en voortdreven om uit te gaan, wijl immers zoo dadelijk het verderf over de stad losbersten zou. Als in de dagen van Noach (De Drie Prov.) Tweeërlei Strijd. Wij leven in een tijd van bruut geweld. Het recht moet buigen voor de macht. Met menschenlevens wordt gespeeld. Niets, zelfs het schoonste en het beste niet, is veilig voor de dood en verderf brengende projectielen. Wie aanschouwd het droef gebeuren, wie denkt aan de ontelbare offers, wie hoort van de wreedheid, wie beeft bij de gedachte aan de weduwen en weezen, schrikt van de menschheid terug. Moest nu ten slotte al die beschaving met haar uitvindingen en ontdekkingen, met haar hoogere vormen en verfijnde weelde, met geleerdheid en macht, met haar duizenderlei gaven op alle levensgebied, moest zij nu hierop uitloopen Was dan ook de Christelijke religie mach teloos Ging van haar niet een roepstem uit om recht en om vrede, een stem die de consciëntie aangreep en de volkeren tot in keer bracht? Het geleek een wervelwind, die aan komt stormen te midden van den stillen zomerdag, en die alles losrukt en de eeuwenoude hoo rnen ontwortelt. De enkele mensch staat radeloos om zich heen te zien. Hij hoort hoe alles kraakt en knakt. In zijn ziel ontbrandt een onstuimige begeerte om te helpen, te redden, gevaren af te wenden, het dreigend monster te be teugelen. Hij ziet naar alle zijden uit. In ver twijfeling vraagt hij zich af: Wat moet ik doen En inmiddels verspreiden zich de verschrik kingen naar alle kanten. Wanhoop hier, dood- nood daar. Bloed en vuur en rook. Stemmen van moeders die haar zonen, van vrouwen die haar mannen, van kinders vaders zagen weggerukt. Steden worden vernield, dorpen platgebrand, veldenverwoest, rivieren rood gekleurd van het bloed. Neen, daar is geen hulp mogelijk. Niemand kan dit monster temmen. De toeschouwer voelt zich onmachtig. Het moet alles blijven voortwoeden de slachting moet aanhouden de dood moet blijven maaien. Nu weet men wat ellende is. Nu wordt men dag aan dag met afgrijzen vervuld. Nu voelt men schok op schok. Nu leert mende wereld kennen. En toch aan dit alles komt straks een einde. De geschiedenis leert het u. Uw ver stand zegt het u. Nog een korten tijd en de crisis zal op het hoogste zijn en het slotbedrijf nabij. Elke oorlog loopt ten slotte op een vrede uit. De wereld hersteld zich binnen korter of langer tijd van de aangerichte verwoes tingen. De geslagen wonden worden weer door den tijd geheeld. Het wereldverkeer komt weer op dreef. De handel leeft weer op. Het leven herneemt zijn loop. De menschheid herademt. Er is echter een strijd, veel erger nog dan deze oorlog en veel langduriger; veel hope- loozer en ellendiger. In dien strijd gaat het niet tusschen de koninkrijken dezer wereld. Maar het is de strijd die de menschheid voert tegen haren Schepper, tegen haar God. Gelijk in den grooten wereldoorlog alle denkkracht wordt aangewend om den vijand afbreuk te doen; en gelijk alle uitvindingen van vroeger en later tijd in dienst worden gesteld van het werk der vernieling, zoo heeft ook de mensch zich met wetenschap toegerust, niet om God daarin te loven, maar om Hem te bestrijden, Zijn volk tot afval te verleiden en Zijn Woord uit het leven der volken te verbannen.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1