voor «ie Xuidliollandsclie en Zreuuiclie Elilanden. mmm. Zaterdag 81 October 1914. 29ste Jaargang N\ 2020. Antirevolutionair Orgaan Hbnüi IN HOC SIGNO VINCES „HET GOUDEN HERT". OP DEN UITKIJK. LAND- EN TUINBOUW. jhïöetkb W. BOEKHOVEN. SOMMELSD1JÏL .4ISe stsifckeii voer de üedaetis bestemd, Aslverlenllëis es® verdere Adsisiaifstratfie franco toe te geméen mmn den tJiliever in. üolel Restaurant DINERS 60 cent en hooger. LOGIES MET ONTBIJT g R. C. F. d. LEE-Moonen. Deze Courant verschgnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent. Buitenland bij TOOrnitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. telefoon Iitereozm. Se. S. AdforSentiën 10 oentper ragei e». s/i maai,, Reokmes SO per rsgeï. Boekaankondiging I Cent per regel en 4/i «a*l. DienitunTragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatsing Sroot© letters ©n vignettes worden berekend naar de plaatsruimte die «ij Laaioar Aflyertentifoi worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Vóór den oorlog, jaren lang vóór hij optreedt heeft 't particulier initiatief, en waar dat ontbreekt, de Staat te zorgen voor hoogstaand onderwijs Met 't oog op zijn geestelijken ondergrond kan de Staat, althans de Nederlandsche, zeer weinig prestoeren. Want wel kan 't neutraal on derwijs voor 't maatschappefijk leven rijke vruchten dragen, maar voor 't geestelijk leven eens Volks is 't niet opbouwend op 't fundament der apostelen es profeten en gaat het buiten het innerlijk Christendom om. Vóór den oorlog, jaren lang voor hij uit breekt, zal alle kracht zich op 't onderwijs hebben aan te wenden, omdat èn geeste lijke ên stoffelijke bloei in vele opzichten van Hooger, Middelbaar en Lager Onder wijs afhangen. En vooral wanneer dal onderwijs er zich op toelegt om de groote zegeningen bloot te leggen, die van zijn oorsprong af aan 't Vaderland zijn ge schonken. Wanneer door dat onderwijs den toehoorders, klein en groot, wordt mede gedeeld, dat een Beschermende Hand altijd dat Land heeft gedekt en in de grootste nooden heeft bijgestaan. Hoe in den strijd om godsdienst en vrijheid door Goddelijke „Almacht steeds de zege is bevochten en in Gouden Eeuw de godsvrucht steunpilaar des volks bleef. Wanneer 't onderwijs en de gansche volksontwikkeling staan in 't beeld van liefde voor Volk en Vaderland; uitinggeyen aan den drang tot Gezagserkenning en Gezagshandhavingdwingen tot den eisch van gehoorzaamheid en volgzaamheid aan hoogeren wil en meerdere macht. Wanneer de heele volksontwikkeling, die in de huiskamer begint, haar steunpunt en kracht vindt in 't gezag der ouders over hun kinderenvoortgezet wordt in de scho len en kerkenin 't gezag der Overheden in dorp en stad en Staatwanneer de volks ontwikkeling in werkplaats en fabriekin kiesvereeniging en clubin vakvereeniging en comiteesja overal haar middelpunt zoekt in erkenning van 't gezag gepaard aan de liefde voor de vrijheid, worden de fundamenten gelegd, waarop een volk als een muur gaat staan tegen vijandige machten. Eens is door wijlen prof. Opzoomer ge zegd: Wat de Staat aan scholen uitgeeft, lioudt hij op de gevangenissen over; of met andere woorden: hoe beter onderwijs, hoe minder criminaliteit. Nooit is deze gedachte in Nederland werkelijkheid ge worden, want de criminaliteit zucht onder 't juk van wee, om een beeld van den dichter te gebruiken. Doch wel is 't een feit: Wat uitgegeven wordt aan scholen, komt 't Vaderland ten goede in de uren des gevaars. Komt 't ten goede ook na die ure, al waren zelfs de velden plat getreden en de grenzen uitgewischt. Omdat de onzichtbare macht niet te vertrappen is, die huisde in hoofd en hart; omdat de ideeën en idealen niet neer te halen zijn, die door een vrucht baar onderwijs waren ingeplant; omdat 't heimwee niet te smoren is, maar nieuwe vrijheid en losmaking uit vreemde banden. Geen nationaliteitsgevoel zonder bewust heid dat uw Natie zich van anderen onder scheidde en geen onderscheidingsvermogen dan door de volksontwikkeling, die 't goede en uitnemende van eigen Natie en eigen Bodem leert waardeeren en liefhebben daarvoor offers van geld en goed en bloed veil heeft; daarvoor veil heeft zijn eigen leven en dat zijner kinderen. Niet dat de Volksontwikkeling in zoo danige richting ga, dat ze 't Vreemde ver acht, maar wel dat ze 't waardeert. Dat ze waardeert eigen Bodem, maar ook al de gaven en talenten en voordeelen, die een ander Land aanbiedt. Geen volksont wikkeling, die een ander Land leert ver achten, omdat er andere gedachten in dat vreemde Volk leven, die ons zoo bijzonder uitheemsch en vreemdsoortig voorkomen; geen volksontwikkeling, die haat zaait in de harten tegen een naburigen Staat en zelfs 't goede, dat daar bloeit niet rieken kan, ja met schouderophalen en verachte lijk handgebaar daarover rept: want dat is een volksontwikkeling, die den oorlog zoogt aan haar borst; een volksontwikkeling,die 't kruit en de kanonnen fabriceert om te gelegener tijd den gezaaiden haat te kunnen luchten in mitrailleursvuur en kanongedon der. Dan is er volksontwikkeling, die wind zaaide en storm oogstte; die haat als geestesvoedsel aanbood en haar vrucht vond in de ruïnen en puinhoopen van plat geschoten steden en dorpen; in de graf heuvels der duizenden gesneuvelden; in het rouwgewaad der tienduizenden weduwen en weezen; in een berooide schatkist en een geknakte sociale en economische voor uitgang. Volksontwikkeling kan tot een oor log drijven, 't Hangt er maar van af, in welke richting ze ging en op wat funda ment ze steunde. Den nabuur waardeeren in al wat hij nobels openba,art; den na buur beklagen in wat, hij aan zijn wortelen verlepts en rots openbaart, om dan hem als een afschrikwekkend voorbeeld voor te houden aan wie de ontwikkeling ontvan gen. En >Die Mij eeren, zal Ik eeren*, spreekt de Heere! Die volksontwikkeling, welke dat in zijn wapenschild voert, staat sterk vóór den Oorlog; in den Oorlog en na den Oorlog. Zoo'n volksontwikkeling heeft een machtig ideaal, onverwoestbaar bij 't dreigen van alle gevaar. Zoo'n volksontwikkeling haat geen mensch maar haat een beginsel. En voor een be ginsel strijden is een oorlog waard. (Slot volgt Afgetreden, Minister Bertling is afgetredenen ver vangen door minister Treub. Een ondeu gende woordspeling zou kunnen gemaakt worden: als minister gold voor den heer Bertling: ruin-is-'t-er; min in de beteekenis van niet geschikt voor de taak. Men zou ook kunnen zeggen: heengegaan met een acte van onvermogen. Trouwens, reeds bij 't optreden van 't Kabinet, werden de wenkbrauwen gefronsd en de vraag gesteld of de Leeuwardensc.be registratieambtenaar wel van 't hout ge sneden was, waarvan men ministers maakt. Er was over hem twijfel. De heer Cort had goed gekozen, maar finantien vormde on der de negen de zwakke stee. Doch 't kon meevallen. Helaas! de heer Bertling had geen parlementaire ervaring en scheen geen aanpassingsvermogen te bezitten om deze gauw te verkrijgen. 't Liep stroef, waaraan hij draaide. En tot overmaat van smart komt menu nog den Titanenarbeid zich opdringen aan dien man, die zelfs in gewone omstandig heden moeite had 't finantieel beleid naar genoegen der Kamer te voeren, 't Is voor zijn krachten te zwaar, die Mobilisatietoe stand. Gedempte Boerensteiger 63A, (.311 Direct nabij de Hoofdateeg, Rotierdam. f 1.25, f 1.50 en f 1.75 Tel. No. 10595. Aanbévelend, Het door ieder aanbevolen adres. Geen verwijt treffe hem. Maar desalniet temin en evenwel nochtans, zei vader Cats, is 't voor 't vaderland noodzakelijk dat hij afgetreden is. De finantieele toestand nu en in de toe komst vereischt een prachtexemplaar van een financier. We zouden haast zeggen: een dictator met groote kracht en macht, mits op de vingers gekeken door 't Parle ment. Een procurator met groote volmacht van 't Lager en 't Hooger Huis. En zoo'n persoon lijkt ons de heer Treub. Ik vind den ruil uitstekend De opvolger zal de heer Posthuma zijn. Het Christendom bankroet? Ge leest 't in sommige vijandelijke bla den: >Het Christendom is bankroet, zie naar den Oorlog.* Als gelet moet worden op de daden der menschenkinderen zooals die zich zelfs zon der oorlog openbaren, dan is 't Christen dom al bankroet gegaan toen 't nog maar pas in actie kwam. Het Christendom is een na wandelen van Christus. Maar dat nawandelen is een Kruisdragen, is een werk van dagelijksche zelfopoffering en liefde zonder wederga; is een zich dwingen, zich forceeren tot goede werken om Christus wille. Maar eilieve! dat kan niet hij, die zich maar Christen noemtdaarvoor is »gedoopt< zijn niet genoeg; ingeschreven in de regis ters der kerk niet genoeg; de titulatuur van lid esner kerk, recht hebbend op de sacramenten en kiezer in de kerkelijke zaken niet genoeg. Het Christendom vraagt omkeering van den menschvraagt wedergeboortehernieu wing des geestes, om alle kracht, alle ver stand, alle gaven in dienst te stellen van Hem, die wederbaarde en dat in dankbaar heid voor verworvene verlossing. Zoo'n Christendom is schaarsch, zegt ge! We vragen niet of 't zeldzaam iswe vra gen alleenhad ge een andere voorstelling van 't Christendom? Zoo ja, herzie dan uw idee. Het Christendom is niet bankroet, zoo lang er nog één wedergeboorne ziel op de wateren des goddeloozen levens zich vast klemt aan de Arke des Bekouds, die Chris tus is. Die eene, navolger van Christus in waarheid en oprechtheid, is dan nog de vertegenwoordiger van het Christendom. Hij is de ideedrager. Als er nog één mensch op de wereld is, is hij beelddrager Gods; en als ei: nog één naar Christus dorstend hart gevonden wordt, is 't Christendom in hem vertolkt. Want 't Christendom is geen massa, maar een daad, een daad van overgifte, van zelfver lies en zelfkennis door Gods genade. Belgische vluchtelingen. De groote gastvrijheid van ons volk schijnt zich hier en daar ook op verkeer de wijze ie uiten. Het kranige Belgische volk is geen volk van dronkaards, maar de drinkgewoonten zijn daar toch nog veel sterker dan in ons land, waar de met zoo verschillende middelen gevoerde strijd een meer algemeene matigheid heeft doen door dringen in alle klassen der bevolking. Het gedwongen lediggaan en de ontspan ning na zoo angstigen tijd doet hier en daar minder goede elementen naar de Hol- laudsche jenever grijpen tot hunne en onze schade Enkele autoriteiten namen daartegen reeds maatregelen. Om erger te voorkomen zal het zeker gewenseht zijn dat allerwege waar nog Belgen gehuisvest worden, aan deze zaak door de burgerlijke, of, waarde staat van beleg heerscht, door de militaire overheid- alle aandacht geschonken wordt en door een regeling van den openingsduur der tapperijen, door een opwekking aan de ingezetenen, zoo noodig door een verbod, ernstige gevolgen op dit gebied voorkomen worden. XIII. Vrouw Boetsma tuurt op den brief. Dat was nu wel het allerlaatste, dat ze verwacht had ze wordt een oogen- blik bitter van geest 't komt nu ook alles op en over elkaar. Met een harden duw brengt ze de wieg aan 't schommelen; dat kind is de laatste dagen zoo jengelig och, 't is geen won der 1 Ze heeft niet half genoeg meer voor den jongen; wat krijgt ze zelf in 't lijf, dat nu eg aanzet! en nu moet ze er een broodpapje bij voeren, veel te zware kost voor den kleine, z'n ingewandjes kunnen dat niet hebben, maar tij heeft het geld niet om allerlei duur kindervoedsel te koopen Ze zou er om kunnen vragen «Kinderhulp" geeft gul, dat wel. Maar ze heeft nog nóóit gevraagd en ze kan er maar niet overheen om bij de dames van 't bestuur haar nood te kla gen. 't Is misplaatste trots, dat weet ze wel, want 't is haar schuld niet maar als je eigen moeder, jaren geleden, zelf in dat bestuur gezeten heeft, dan valt het toch hard, dan lijd je liever gebrek »Moe! krijg 'k 'n boterham?* Willemdie al een poos poogde door allerlei geluiden de aandacht op zijn per soon en z'n honger te vestigen, waagt ein delijk een rechtstreekschen aanval, bij heeft met z'n makkers een fijn spel bedacht en als moeder nu nog langer talmt, komt hij wis te laat. >Zul je je mond houden kwajongen! Ik kan toch niet alles gelijk doen?! Als het zoo doorgaat, kun je binnenkort zonder brood de deur uit.* Wim kijkt verbaasd op. Dat is nu in z'n kinderbrein nog nooit opgekomen dat moeder geen brood hebben zouDat kon immers niet'n moeder is er toch immers voor om haar kinders brood te geven dat is toeh zoo vaBt als de zon aan den hemel staat: alle jongens gaan toch naar hun moeder om brood, als ze honger hebben! Miekemoeders huishulpje, die naarstig de kousen stopt, kijkt bezorgd van haar werk op, zij weet al meer van de misère in huis, waar moeder 's nachts over tobt en daags onder zuoht. Die brief heeft het gedaan Vragend kijkt ze moeder aan. >Kee komt thuis*, zegt deze met droge lip pen. Ze kunnen'r niet meer houden, nu 'tmet den handel zoo slecht gaat, zeggen ze. Wéér een minder om te verdienen en 'n mond meer om te eten 't is toch wat te zeggen, als je je bloedeigenkind met schrik in huis ziet komen Snikkend verbergt vrouw Boetsma het hoofd in de handen. Dat had ze niet ge droomd, toen ze zoo oud was als Mieke nu Toen had zij, 't jongste kind van den bovenmeester* met de kinderen van do minee en dokter als gelijken geravot en iedereen haalde haar aan. Nu waren de meisjes dames, mevrouwen veelal; de jon gens waren zelf dominee geworden en dokter, een was er kort geleden lid van de Kamer geworden wat had-ie haar als kwajongen vaak geplaagd om 'n zoen en zij zat hier in 't lage huisken vrouw Boetsmageworden en dat was nog niets, ze had zich altijd goed kunnen schikken in 'r lot >net en knap* waren ze altijd voor den dag gekomen, maar nu kan ze de einden niet meer bij elkaar houden, nu dreigt ge brek en nu Kee ook nog thuis >Alle deze dingen zijn tegen mij!* Zoo zucht haar benauwde ziel. En daar kwam nog iets bij. 'r Waren er onder 't volk hier, ja ook wel onder de lui van hun eigen »kleur* die heimelijk dachten en 't onder elkaar ook wel zeiden, dat 't haar eigen schuld was. Ze had 't anders kunnen hebbeu. Veel en veel beter »Maar ze was altijd wat aan den raren kant*, kalden de menschen. >Dat ze 't nu krap heeft, zullen we niet tegen spreken, maar ze heeft 't zelf zoo gewild. Die gedachte voelt vrouw Boetsma als ze over straat loopt in de blikken van wie haar nakijken, ze stoot er tegen als ze hier of daar op bezoek is en dat had van 't vroolijke meisje van vroeger 'n stille, teruggetrokken vrouw gemaakt, die den vollen schat van haar liefde en toewijding zorgvuldig hield binnen de wanden van haar eigen huis, voor eigen man en kin ders. Eigen schuld maar immers neen Was dat haar schuld geweest, toen 'n rijke heereboerszoon en 'n arme onder meester om haar hand dongen en ze dézen lief had, terwijl géne haar onverschillig was, dat zij ondanks 't hoofdschudden der menschen en zelfs ondanks 't wenkbrauw fronsen van haar eigen vader, nam den man, dien ze minde, al wist ze dat met hem de boterham schraal belegd zou zijn? 't Huwelijk liep niet voorspoedig. Eerst kon hij maar geen plaats krijgen als »hoofd«, later werd hij sukkelend nog was ze geen dertig, toen haar man stierf. Kee was hun eenig kind, 't was nog vóór de pensioenwet maar enfin, het dorp hielp, de vrienden hielpen, zij was handig met de naald zij kon zuinig maar netjes leven. Drie jaar later kwam Boetsma om 'r. 't Volk lachte er om, toen 't er den reuk van kreeg wat zou die 'b blauwe scheen ioopen wat verbeeldde hij zich wel Nu ja! hij zag er goed uit, had 'n knap en verstandig gezicht, zat al z'n vrijen tijd in de kranten en boeken, had zich uit 'n groot arbeidersgezin opgewerkt en was nu half los-werkman, half klein-boer, alles waar! Maar 't was toch haar stand* niet. 'n Juffrouw en 'n arbeider. Want dat bleef-ie dan toch maar! Weduwnaar bovendien, met Mieke, z'n kind Zij Lad 'm toch genomen. Was dat haar schuld*, waar ze voor God durfde te zeggen, dat ze 'm niet nam vanwege haar ongeregelde zinnen, maar omdat ze den ijverigen man, die meer in z'n mars had dan menige rijke boerenzoon, helpen wilde in zijn levensstrijd en 'n moeder zijn wou voor zijn kind? 't Was alles zoo goed gegaan. Al hadden ze maar net hun brood! Maar nu ging 't nijpen. De beste maan den gingen om, zonder verdiensten. De uit- keering voor de kostwinners hier in de gemeente is schraal, 't Kleine beetje spaar geld is op, eer 't halverwinter is. De huur van het gepachte land moet betaald. Nu komt Kee ook thuis en wie neemt haar nu Eigen schuld!* spotlacht het Zij schudt afwerend haar schouders. Maar een klein weerhaakje laat de pijl in haar vleesch zittenBoetsma had al sinds jaren, naar Amerika gekund, 'r waren er, die 'm voorthelpen wilden. Ze willen dat nog. 'n Man als hij kon daarginds met glorie onder den ban van 't kneshtschap zich uitwerken .als God hem zegende. Maar zy had nooit gewild .Ja, dat is haar schuld* En als ze 'm nu weer gezond thuis krijgen mag, dan is ze over alles heen en zal ze haar man vol gen, naar Gods ordinantie, waar hij ook henen wilUITKIJK. Voedering van Bietenbladeren. Matigelwortel- en suikerbietenbladeren zijn als voeder het meest geschikt voor volwas sen runderen en dus ook voor melkvee. De bladeren alsmede de koppen vormen een zeer waterig voêr, waarvan de droge stof veel eiwit en weinig ruwvezel bevat. Het moet ontraden worden ze afzonderlijk te voederen, daar zij vrij wat gemakkelijk oplosbare verbindingen bevatten, welke aan organische zuren zijn gebonden, o.a. aan oxaal- of zuringzuur. Dit zuur verbindt zich gaarne met kalk tot een

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1