voor de ZuidliolUindsche en ^eenwsselie Eilanden.
MMlwfflM en Oorlog,
Zaterdag 24 October I9i4
Antirevolutionair
29Hte Jaargang 2018.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
„HET GOUDEN HERT",
OP ÜEN UITKIJK.
LANDBOUW.
Doeö Courant versohgnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cast.
Buitenland bij foornitbetaling f 4,50 per jaar.
i Wonderlijke nummers 5 Cent.
W. BOEKHOVEN
j Ad?erteatiës ït> oeKtpss? regel an s/% Reolames f0 per regel.
B®eksaak®Mlging 5 Cent per regsï m V«maaï.
Eotterdani.
DINERS 60 cent en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
g R. C. F. T. i LEE-MOOlien.
mmwimn
SOMMEI,SD1JK.
■ïellffiS©©» gatercQB^ï». Mo. 8.
BienstasnTrage» en Bienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing,
j droots letters en vignettes vrorden berekend naar da plaatsruimte die zij beslaa-
i Advertenties worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrgdagmorgen 10 aar.
/Mïe §t«ifefeen vncr de Redactie teesteiars#, Adlveffteaitiëm eee verdere Ailsnlgilsfra,lie fr&i&e® ie© tte gender aast deus Uilgever
mm mi.
Be opmerking is dezer dagen gemaakt,
dat hoe ook de mobilisatietoestand schat
ten verslindt, de scholen, 't onderwijs in
't algemeen er niet onder lijden mag. Welke
bezuinigingen door Rijk, Provincie en Ge
meente ook mogen worden getroffenop 't
onderwijs mag in geen enkel geval beknib
beld worden; want wat daaraan wordt
besteed, komt met grooten intrest toch
V weer terug in den vorm van meerdere
nationale volkswelvaart. Ja, juist omdat
de sociale en eccnomische toestand door
den oorlog zoo somber is, daarom des te
meer moet 't onderwijs in top, opdat daar
door de nadeelige gevolgen van den oorlog
in de komende jaren kunnen worden be
streden. Gaat men nu op 't terrein van
onderwijs bij de pakken neerzitten, dan is
dat een zuinigheid, die zich zelf in de toe
komst ontzaglijk wreken zal, omdat men
't middel ontbeert, dat juist voor de volks
welvaart van zoo ongehoorde beteekenis
is nl. de aireede verworven kennis.
Kennis is macht; kennis blijft macht, al
is de kenner op een gegeven moment niet
in staat die kunde praktisch toe te passen:
de tijd komt, dat de verworven kennis
vruchten dragen gaat, al is 't pas jaren
^daarna.
Met deze redeneering gaan we accoord,
mits men niet bedoele om de Regeering er
toe over te halen zeer betwistbare posten
voor „sehoolbouw er toch maar door te
jagen onder 't mottoKennis is Macht. Er
zijn op 't oogenblik in geding eenige
Hoogere Burgerscholen, waarover zooals
te Dokkum en op Flakkee niet een goede
overeenstemming bestaat tusschen de deelen
der bevolking. De noodzakelijkheid wordt
eenerzijds betoogd; de misbaarheid ander
zijds erkend. Waar nu de finantien des
Rijks in zeer moeilijke positie verkeeren,
komt 't ons ondanks alle kernspreuk van
Kennis is. Macht, toch verstandig voor als
in de Kamer door Linksche mannen niet
alles op haren en snaren gezet wordt, om
die zoo bestreden posten er'door te jassen.
Niettegenstaande de leuze, dat volksont
wikkeling en volkswelvaart samen gaan,
zagen we liever den strijd over deze scho
len opgeschort totNovember 1915, wanneer
de oorlogstoestanden kunnen worden over
zien. Trouwens van een jaar vroeger of
later beginnen aan zulke scholen zal Neer-
lands welvaren niet geschokt worden.
Behoudens deze opmerking, zijn we 'ter
mee eens, dat, wat ook bezuinigd worde
in deze mobilisatiedagen, op 't onderwijs
geen cent mag beknibbeld worden. Zoowel
voor 't Lager als voor 't Middelbaar on
derwijs, die voor 't economische leven van
zoo verdragende beteekenis zijn, mogen de
uitgaven niet verminderd, omdat er onzes
inziens een innig oorzakelijk verband be
staat tusschen geestesontwikkeling en stof
felijke welvaart. Ja, nog sterker: dat innige
causale verband; dat verband van oorzaak
en gevolg, wordt jaar in jaar uit steeds
sterker, intenser, krachtiger gevoeld en
zienderoogen aanschouwd. En dat niet al
leen* voor den individu, maar ook voor de
Nederlandsche, maar ook voor alle Natiën.
Het is al lang uit met 't praatje, dat
Hannes al slapende rijk wordt; het is al
lang uit met de bewering, dat de zoon 't
dan pas goed doet, als hij 't net als zijn
vader en grootvader voltooit: er is een
heele kentering gekomen in al die looze
en vooze praatjes en algemeen is de over
tuiging, dat 't Nieuwe volstrekt niet voor
't Oude behoeft onder te doen en dat een
goede dosis verstandelijke kennis hetzij op
landbouwgebied, hetzij op 't terrein van de
zoo uitgebreide industrie of den handel
onontbeerlijk is, zal de zaak goed gedijen
en vruchten dragen.
Vanzelf sluiten we 's Heeren onmisbaren
zegen en een eerlijke konscientie voor God
en menschen bij deze kennis in! dat is
e8n stilzwijgende conditieaan Godes zegen
is alles gelegen: ook dat is een tak van
kennis, die voor 't menschenleven aller
rijkste vruchten draagt. Ja, sterker nog:
't geloof en de bewustheid, dat de kundige
bouwers, zij zelfs, zij ook, zij desalniette
min, tevergeefs bouwen, als de Heere zijn
zegen en hulp onthoudt, is juist een eerste
waarborg om zijn kennis productief tema
ken want een kennis aan Godsgeloof ge
paard is een macht, die aan Hoogere macht
ondergeschikt wil blijven en in afhankelijk
heid van Hem wil blijven arbeiden en dus
ook de heerlijke vruchten geniet, die God
heeft toegewezen aan elk, die arbeidt ook
in zijn dagelijksche bezigheden in steile
onderworpenheid en afhankelijkheid van den
Gever alles Goeds. Zonder Mij kunt ge
niets doen», sprak de Heiland, en bij alle
kennisopneming, die Macht en Kracht geeft,
kan en mag dat woord niet vergeten wor
den.
In den struggle for live, in den strijd
om 't levensbestaan, dit staat onomstoo-
telijk vast, heeft onder gelijke omstandig
heden hij de meeste kans van welslagen,
die met uitgebreide kennis theoretisch en
praktisch is toegerust.
Zeker, er zijn ook zoogenaamde self
made-men; van die Amerikaansche men
schen, die van niets tot groot aanzien
komen. Maar ze zijn uitzonderingen. Zelfs
in Amerika.
(Wordt vervolgd.)
Een protest met de daad.
In de Nederlander, orgaan van de Chr.
Hist, partij, waarvan jhr. mr. de Savornin
Lohman de hoofdredacteur is, staat 't
volgende stuk.
In de gisteren gehouden vergadering
der Kon. Academie van Wetenschappen
was van het lid der Academie, Jhr. Mr.
A. P. de Savornin Lohman, het volgende
schrijven ingekomen;
's-<|ravenhage, 7 September 1914.
Aan de Koninklijke Academie
van Wetenschappen.
In Onze Eeuw heeft de hoogleeraar
Chantepie de la Saussaye het volgende
geschreven (jg. 1914 bl. 317):
«Ook in de christelijke pers" is het
niet beter. StandaardNederlander
door de kleine pers gevolgd, hebben in
de verkiezingscampagne uitgemund
door verdachtmaking, onwaarheid, per
fide aantijgingen, waarbij de zonden
der liberale pers in het niet verdw ijnen."
Aan den hoogleeraar is bekend dat
ik hoofdredacteur ben van genoemd
dagblad De Nederlander, en dus ver
antwoordelijk of aansprakelijk voor
zijn inhoud.
De redactie van het blad heeft in
haar nummer van 5 Juni j.l. zich tot den
Hoogleeraar gewend met het verzoek,
de feiten te noemen waarop zijn be
schuldigingen steunen.
De hoogleeraar heeft op dat ver
zoek aanvankelijk het zwijgen bewaard,
en op onze vraag of hij nog een ant
woord zal geven, schrijft hij, bij par
ticulier briefje aan de redactie dat hij
Sloiel Restaurant
Gedempte Boerensteiger 63A, 63B
Direct nabij de Hoofdateeg,
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 10595. Aanbevelend,
Het door ieder aanbevolen adres.
niet voornemens is op de sommatie"
te antwoorden; ofschoon hij in zijn
portefeuille overvloedige materieel heeft
om zijn oordeel te staven, acht hij het
in geenen dsele vruchtbaar daarover
een polemiek te openen". Zie Nederl.
17 Juni j.l.)
Wij, de redactie, hadden niet ge
vraagd naar vruchtbare polemiek,
maar naar mededeeiing der feiten.
Nu is tweeërlei mogelijk.
Of het door den hoogleeraar omtrent
de handelingen der redactie, waarvan
ik lid ben, te laste gelegde is 1 i p p i s
et tonsoribus notum, behoeftgeen
nader bewijs, behoort tot bet publiek
domein
óf wel acht de Hoog leeraar Chan
tepie de la Saussaye een man zóó
hoog staande in de wetenschappelijke
wereld, dat hij tot Voorzitter eener
Af deeling der Koninklijke Akademie
van Wetenschappen kon worden ge
kozen het zedelijk geoorloofd, me
deburgers de grievenste beschuldigin
gen naar het hoofd werpen, zonder
die te praeciseeren, Iaat staan bewij
zen, zoodat weerlegging onmogelijk is
meent hij althans dat tegenover ie
mand van mijne richting, niet de wet
ten behoeven in acht te worden ge-
nenoinen, die anders in wetenschappe
lijke en hoogstaande kringen als van
zelve sprekend worden geëerbiedigd.
Is de eerste onderstelling juist, dan
acht ik mij niet meer gerechtigd plaats
te nemen onder de deze Academie;
is de andere onderstelling juist, dan
voel ik mij onder het praesidium van
iemand als de hoogleeraar Chantepie
de la Saussaye niet veilig.
Diensvolgens zie ik mij verplicht
mijn ontslag te nemen als lid der Ko
ninklijke Akademie van Wetenschap
pen; doch doe dit niet zonder mijn
medeleden mijnen oprechten dank te
hebben betuigd voor de vriendelijke
en voorkomeLde bejegening, die ik
steeds van hen heb mogen ondervinden,
(w.g.) DE SAVORNIN LOHMAN;
Standaard, Nederlander en de kleine Pers
hebben dus door verdachtmaking uitgemunt.
De heer mr. Lohman trekt dien onbewezen
laster, die ruwe aantijging zich zóó aan,
dat hij met zoo'n Voorzitter niet langer
wil samenwerken. Voorwaar een kras pro
test maar, dat op den professor waar
schijnlijk geen voldoenden indruk zal maken
om hem te bekeeren van de dwaling zijns
wegs. Alleen dan, vermoeden we, wanneer
de professor eens een oogenblik uit zijn
liberalen levenscirkel buiten den omtrek
kan turen; als hij zijn vrijzinnige zelfge
noegzaamheid eens onder 't ontleedmes
brengt van 't eenvoudig, koele, gezond ver
stand, dat hem zeker zeggen zal, hoe er
voor de vrijzinnigheid maar weinig plaats
mag gelaten worden op Neerlands erve,
waar religie en echte vrijheid steeds de
steunpilaren zijn gebleken van den Staat;
alleen, als hij dat inziet, zal hij aan mr.
Lohman schuld belijden en ook aan de
Standaard en ook aan de kleine Pers.
Maar dan moet de professor niet zich
blijven vergapen aan het jaartal 1789, maar
moet hij met zijn gedachten terug naar 1572,
toen er in Nederland een heldentijdvak aan
brak; helden op 't slagveld en helden op
't schavot, terwille van die Idealen; Gods
dienst en Vrijheid, die door de Vrijzinnig
heid tot heden toe als belangrijke factoren
van 't Nationaal bestaan zijn miskend.
XII.
sHoe 't zoo kwam?, werd hem gevraagd.
De arme kerel, sinds vijf dagen nu al
vluchtende van stad tot stad, keek troos
teloos op en liet dan den kop weer op de
borst zinken hij was ontzenuwd, hij
had geen moed meer en begeerde niets lie
ver dan dat men hem hier stil op den bank
liet zitten, nu hij immers alles verloren had
wat zijn leven verheugde!
Wat was hij niet gelukkig geweest
'n Lief huisken in 't Zuiden van Ant
werpen, meer buiten dan binnen de stad,
waar hij een aardige tuin had, hij de Vla
ming uit de vette kleistreek, die in 't drukst
gewoel der groote koopstad nog 't heimwee
voelde naar de stille velden van »den bui
ten*.
Maar bij had er z'n werk, z'n brood.
En hij had er z'n vrouw gevonden, 'n
aardig, vief atelier-naaisterke, vlug en
kwiek als water, zoo gansch anders dan
hijzelf, de grofgebeende, goedige nog wat
logge West-Vlaam, die zich altijd wat links
voelde tegenover den geboren stedeling,
mocht hij 'm ook als vakman de baas zijn.
Toch had Jannette hem genomen.
Al die gladde kapers met hun vlugge
tong en radde strijkages had ze afgewezen
en toen ze voorgoed zijn arm greep, toen
hij hakkelend wat woordekens achtereen
uitstiet, die de bedoeling hadden haar te
vragen, toen ze zich aan hem vasthaakte,
voor beiden tegelijk de knoop doorhakte
en lachend zei; „Jóu neem ik en anders
géén en als jij wil dan trouwen we met
de Mei, domoor! ik dacht al dat je nooit
moeds genoeg in je groote lichaam krijgen
zou, om 'n meisken te vragen, gelijk het
past!* toen was hij den koning te
rijk geweest.
Dat was nu drie jaren geleden.
Drie jaren van ongestoord geluk.
Zijn vrouw had hij op de handen ge
dragen en hun nederige woning was hem
een paleis geweest. Een dochterkeu had
ze 'm nog toe geschonken, zijn oogappel.
Nu, ineens was hij alles kwijt.
Huis en tuin en werk en vrouw en kind.
En in doffe onverschilligheid is hij hier
nu neergezonken, in 't vreemde land, in
de vreemde stad, met de bittere vraag in
't hart, waarom hij eigenlijk nog leeft
wat zal hij dan voor een vreemde 't ver
haal opdisschen van al den jammer, die
hem trof Ach, dat men hem met rust
late
'n Zachte vrouwenhand wordt op zijn
schouder gelegd en 'n lieve stem zegt roe
rend: »Gij moogt den moed niet gehéél
verliezen, ons' lieve Heer is er ook nog
Onwillekeurig kijkt hij op.
Tranen glinsteren in 't oog der dame,
die hem zoo vriendelijk aansprak. Fm in-
eons komt de lust in hem op, om dan
toch eens eenmaal 't verhaal te doen van
al den jammer, die hem getroffen heeft.
Rustig zet zich de bezoekster naast hem.
En dan begint hij zijn verhaal
Tot het laatste toe was hij in z'n wo
ning gebleven. Zijn werk ging door, zij
hadden aan geen ding gebrek en hij kon
niet gelooven, dat het kwaad werkelijk ook
bun genaken zou hadden do gazettes
niet tot 't laatste toe geschreven, dat het
goed ging en dat de stad immers onneem
baar was?
Anderen waren al vroeger vertrokken.
»Maar dat waren lieden van geld
die konden gaan, waar ze wilden
die zitten in Londen en Parijs of verder
weg nog, waar ze rustig en veilig wach
ten kunnen .als je maar genoeg hebt
liggen in de kelders van 'n buitenlandsche
Bank, dan heb je 't zoo kwaad nog niet,
dan kan je 't kwaad wel ontvluchten
Zij waren gebleven tot het laatst.
Tot de proclamatie kwam, dat ieder zich
re lden moest. Tot 't kanongebulder steeds
nader kwam. Tot de brandbommen reeds
begonnen te vallen in hun eigen stadskwar
tier. Toe moesten ze zich haasten om
huns levens wille
En zoo waren ze toen gevlucht.
'n Paar miauten slechts gunden ze zich
om het allernoodigsto in te pakken: 'n
klein beetje gereed geld, 'n spaarboekje,
wat goud-en-zilver erfstukjes meest, wat
de hand in twee, drie grepen aan onder
goed vond, zijn fijne gereedschappen voorts
en wat snuiterijtjes, waar ze aan hecht'-
ten.
Dat hadden ze nog boven velen voor.
Velen waren zoo gevlucht, zonder 'n
centiem in de beurs, nauwelijks gekleed,
zoo maar weggeloopen van bun werk of
hun schrijftafel, of ze door 'n stormwind
uit hun huis gesmeten waren.
Als razenden waren ze naar de statie
gesneld, vluchtende voor het vunr.
Die wilde horde op de perrons!
Dat dringen en drijven en duwen, om
vooraan te komen in de massaDat stom
pen en persen, om de eenmaal ingenomen
plaats te behoudenToen de stormloop op
de coupé's nog éér de trein stilstond
't was onbeschrijfelijk; 't woeste oerbeest
in den mensch scheen losgebrokende ster
keren stieten de zwakkere op zijop vrouw
noch kind, grijsaaard noch zwakke werd
gelet, elk vocht slechts voor eigen- lijfs
behoud, elke vierkante palm in den wag
gon en op de treeplank werd betwist en
de een rukte er den ander af
Daar was hij z'n vrouw en kind kwijt
geraakt in dat ontzettende gedrang.
Hij had met ongeloofelijke moeite hen in
'n goederenwagen gekregen, waar de men-
schelijke massa reeds uitpuilde, 't Was net
voor 't vertrek van den trein, maar toen
hij zich op de treeplank hijschon wilde,
om zoo den tocht mee te maken, hadden
op 't laatst een groep pootige dokwerkers
hem met woest geweld teruggeslingerd, alle
plaatsen bezet en hij had den trein voor
zijn oogen zien wegrijden.
Sinds dat oogenblik had hij van vrouw
nofih kind iets gehoord.
Zelf toog hij te voet naar Holland.
Voor hem was die tocht 't ergste niet
hij, 'n gezonde sterke man-alleen!
Maar de ellende, die hij aldoor om zich
heen had gezien! De doodsangst van die
vluchtende massa, de zwakken die neer
vielen, de kranken die stierven langs den
weg, de kinderkens die kreten van honger
't was om nimmer te vergeten
Nu was hij hier, veilig en geborgen.
Maar de gedachte aan vrouw en kind liet
hem dag nog nacht rust machteloos
als hij hier zat waar zou hij vragen,
zoeken
De deur der zaal gaat open.
De arme balling hoort het nauwelijks,
hij kijkt niet op, blijft staren naar een
hoek der zaal 't zijn stellig weer
nieuwe vluchtelingen aan dien stroom
komt geen eind I Antwerpen is zoo groot
en 't liep immers geheel leeg!
Langzaam gaat een droeve stoet langs
de wanden der groote zaal. Ze zijn hier al
'n paar dagen, ze zijn hier al méér langs
geweest, telkens weer, om te zien of on
der de nieuw gekomenen ook vrienden of
verwanten waren.
Zoovaak was het tevergeefs!
Plotseling klinkt een luide kïeet.
De arme, starende vluchteling richt zich
met 'n schok uit ziju vertwijfeling op, daar
licht voor 't eerst sinds dien dag der ont
zetting weer 'u vonksken hoop in zijn oog
'n vermoeide, verkommerde vrouw
maakte zich los uit de zoekende rijen
even kijken ze elkander aan, 'n seconde
»EduardU snikt juichend de vrouw.
»Marieis het nokkende antwoord, ter
wijl ze elkander in de armen vallen.
»En hot kind?» vraagt dra, wederom
ontrust, de vader.
Veilig geborgen. het slaapt»
Stil heeft de bezoekster zich verwijderd.
Daar zijn oogenblikken in het leven, die
niet door 'n vreemde mogen worden ont
wijd!
UITKIJK.
Over gedroogde Bostel en nog- wat.
Een veehouder schrijft ons het volgende
„Nu de staltijd voor het vee zoo zachtjes
aan weer begint te naderen vraagt menigeen
zich vooral in dezen gespannen tijd af, waar
mede hij het voordeeligst zijn vee zal voe
deren, teneinde er behoorlijk van te melken.
§n flink te duen groeien.