Woensdaö 21 October 1914.
29st,! Jaargang K°. 2017.
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Znidltollandüclie en Keeuwüclie Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
ÜST DE PERS.
Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent.
Buitenland bij voomitbetaling ƒ4,50 per jaar.
Afzonderlijke nnmmers 5 Cent.
SOMMELSDTJK.
f'eSef©»® latere©»». Mo.
Adrertentiën 10 Cent per regel en 8/s maal. Reclames 30 per ragel»
Boekaankondiging 5 Cent pes regel en 4/3 maal.
Bienstaanrragen ©a Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing,
öroote letters es vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sfj beslaan.
Advertentiën wordea ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 war.
Alie slakken voor de Redactie hesleind, Adverfenllësa en verdere Administratie franc® a®e Se zenden aai den üilirever.
UITGHBVEB
W. BOEKHOVEN,
Anti-oorlog Raad.
Den 8sten October j.l. is opgericht een
Nederlandsche Anti-oorlog Raad. Het nobele
doel is uiteengezet in een circulaire, onder
teekend door een 7-tal bestuursleden; on
derteekend ook door den Raad bestaande
nu reeds uit ruim 60 personen, waaronder
er Van alle partijen en godsdiensten.
Wat is 't doel? 't Is bijna ondoenlijk 't
stuk in een paar woorden saam te vatten.
Temeer, waar er nog andere beschouwingen
aan vastgeknoopt worden, die behartigens
waardig zijn. Daarom nemen we 't stuk in
zijn geheel over. Slechts dit merken we nog
op; de minimumbijdrage voor personen be
draagt 1 kwartje; voor vereenigingen een
-.ijksdaaldervoor Bonden 25 gulden.
Het stuk dan luidt aldus:
NEDERLANDSCHE ANTI-OORLOG RAAD.
(Opgericht 8 October 1914).
Oproep aan het Nederlandsche Volk,
Mannen en Vrouwen van Nederland!
Ons land zal wellicht niet rechtstreeks
worden getroffen door den vreeselijken oor
log die Europa en de wereld thans teis
tert. Alleen buiten onze grenzen spelen zich
tot heden de ontzettende tooneelen af, die
een moderne oorlog met zich brengt.
Doch dat wij misschien gespaard blijven
voor dcod en verschrikking, kan voor ons
geen reden zijn om ons louter te bepalen
tot leniging van de noodeD, welke tenge
volge van den internationalen toestand on
der eigen medeburgers en inwoners van
naburige staten heerschen.
Anclere hooge plichten wachten eveneens
op vervulling
Op het Nederlandsche volk rust, als neu
traal gebleven natie, de plicht, naar krach
ten mede te werken aan een beëindiging
van het bloedige geschil, welke redelijken
waarborg biedt, dat onze beschaving niet
wederom door een zelfde ramp worde ge
troffen.
Met huivering en weerzin mag men zich
afvragen, of de vredesvoorwaarden van
straks, na zoovele offers aan leven en goed,
de kiem van nieuwen oorlog zullen in zich
bergen en na dezen krijg het gruwelijke
spel der militaire bewapening op den ouden
voet zal worden voortgezet. Of de techniek
dei? moordtuigen, die thans hun werk met
zulk een verbijsterend succes verrichten,
opnieuw zal worden verbeterd en de natiën
straks in nog sterkere mate de vruchten
van vlijt en wetenschap zullen besteden
aan vernielingswerktuigen
Wij weten zeer goed, dat ons kleine
land op zichzelf geen overwegenden in
vloed op dit vraagstuk zal kunnen uit
oefenen. Het Vredespaleis» in den Haag
staat bovendien daar als een stomme ge
tuige van de onmacht, die de vredesbewe
ging heeft getoond tegenover de machten,
welke den oorlog hebben doen ontketenen.
Geen overschatting van ons pogen, geen
naïef vertrouwen op vage vredesformules,
zelfs op welomschreven wederzijdsche ver
plichtingen, bezielen ons. De wereldoorlog
van thans heeft ook in dit opzicht helaas,
ontzaglijk veel geleerd!
Doch dit mag ons niet beletten, te be
proeven wat mogelijk is voor de zaak der
zwaar getroffen menschheid.
Ons land is klein, doch met andere neu
trale landen kan het ongetwijfeld gewicht
v, .e 'a;^ leggen. De oorlogvoerende
partijen stellen alles in het werk om ons
te overtuigen van hun goed recht, hetgeen
van a!en aa'wiilin8 is. dat zij het oordeel
na,Urn »i°Pel^are meenin8 °°k in een klein
neutraal land op prijs stellen.
De Nederlandsche Regeering heeft - en
wel in de Tweede-Kamerzitting van 3
Augustus j.l, -te kennen geneven dat
zi), als de omstandigheden daarvoor 'gun-
van J"1"' 8?ede diensten tot herstel
van den vrede zal aanbieden. Wii ziin er
van overtuigd, dat het nuttig kan ziin dat
m dit pogen, evenals bij de handhaving
van de neutraliteit het geval is, op een
gegeven oogenblik het volk achter haar
staat. Doch bovenal is het onze meening,
dat een bestrijding van den oorlog in het
algemeen voor het vervolg zal moeten uit
gaan van de massa des volks zelve, voor
gelicht door de mannen en vrouwen, die
in staat zijn studie te maken van de mid
delen eu wegen, die kunnen leiden tot het
groote doel; de duurzame bestrijding van
den oorlog;
Welnu, wij' hebben vrijheid 1gevonden
tot den aanvang van dezen arbeid den
stoot te geven.
Wij deden het met den schroom van
menschen, die weten hoe zwaar de taak
is en hoe zwak de enkeling staat tegen
over de geweldige factoren, die tot heden
beschikten over het lot der volkeren. Maar
wij deden het in de overtuiging, dat zeer
velen gevoelen wat wij gevoelen, en dat
in ieder geval een begin moet worden ge
maakt.
Wij dan stichtten een organisatie, die
zich ten doel stelt de totstandkoming van
den vrede in bovenbedoelden geest. Wij
doen een beroep op U allen om ons daarin
te steunen!
Die steun zal in hoofdzaak kunnen zijn
van moreelen, voor een gering deel van
materieelen aard.
Onze arbeid zal grootendeels hierin be
staan
a. de oorzaken te bestudeeren, welke tot
den tegenwoordigen oorlog hebben
geleid eu in de toekomst tot nieuwe
oorlogen zouden kunnen leiden;
b. de middelen te onderzoeken, welke
zouden knnnen bevorderen, dat de
tegenwoordige oorlog wordt beëindigd
en een vrede wordt gesloten, welke
niet de kiem van nieuwe oorlogen in
zich draagt;
c. de gevolgen te bestudeeren van den
tegenwoordigen oorlog op economisch,
moreel en intellectueel gebied.
d. de hervormingen te overwegen, welke
in de nationale en internationale ver
houdingen moeten worden aangebracht
om oorlogen in de toekomst te voor
komen
e. te streven naar een krachtige natio
nale en internationale organisatie van
alle tegenstanders van den oorlog.
Zoo zal het o. m. noodzakelijk zijn te
onderzoeken, welke lessen uit het uitbreken
en het verloop van den huidigen oorlog te
trekken zijn voor de ontwikkeling van het
volkenrecht; en of niet, b.v. door meerdere
internationale organisatie te brengen in de
staten van Europa, door grondige herzie
ning van de methode van behandeling der
buitenlandsche politiek, en door tevens
krachtig te werken in de richtiDg van ont
wapening tusschen de Europeesche staten
onderling, de oorlog met vrucht kan wor
den bestreden. Met ernst zal dit alles moe
ten worden overwogen en zullen deze ge
dachten uit de sfeer van vage wenschen
moeten worden overgebracht naar het ter
rein van zoo correct mogelijke voorstellen.
Voor deelneming aan de door ons beoogde
studie hopen wij niet tevergeefs een beroep
te doen ook op bekwame personen, die
thans nog geen deel van onzen Raad uit
maken.
Tevens kan wellicht, gebruik makende
van publiciteit of van bestaande interna
tionale verbindingen, al aanstonds iets
worden gedaan tegen het aanwakkeren
vau den haat onder de inwoners van de
verschillende oorlogvoerende landen.
Wij hebben tot een en ander gesticht
een Nederlandsche Anti-Oorlog Baad.
Wij roepen U op, om zoo spoedig mo
gelijk van uwe instemming te doen blijken.
Gij kunt dit doen, door U persoonlijk als
medestander van ons op te geven, maar
daarnaast richten wij ons tot alle vereeni
gingen en corporaties, welke leven in ons
volk. Vereenigingen van allerlei aard, ge
woon in normale tijden werken des vredes
en der beschaving te verrichten, vakver-
eenigingen en politieke partijen, vereeni
gingen voor wetenschap en kunst, alle
organisaties, die op eenig maatschappelijk
gebied werkzaam zijn, zij alle kunnen steun
en medewerking verleenen.
De oorlog het blijkt thans maar al
te droevig treft de maatschappij in al
hare geledingen en aan ieder streven onder
normale omstandigheden berokkent hij
enorme schade. Het is een volstrekt belang
van allen om zich tegen dit gruwelijk
kwaad aan te gorden.
Wij willen niet op de gebeurtenissen
vooruitloopen en de pretentie hebben van
een definitief college met bovenomschreven
omvangrijk doel. Mocht iu een later sta
dium, met behoud van bereikte samenwer
king, het wenschelijk zijn onzen Raad be
langrijk aan te vullen of zelfs te reorgani-
seeren, dan zullen wij daartoe, terwille
van de goede en groote zaak, volgaarne
medewerken. Thans echter moet een aan
vang worden gemaakt en wij achten ons
niet verantwoord langer werkeloos te
blijven.
Mannen en Vrouwen van Nederland!
Naar mensehelijke berekening is er plaats
voor de opvatting, dat de oorlog pas aan
den gang is en dat in -de eerste maanden
nog enkel het woord zal zijn aan het ka
non. rEvenwel is er reeds ontzaglijk veel
geschied en deden zich reeds andere ver
schijnselen voor. Wij durven natuurlijk
niets voorspeilen omtrent den duur van
den noodlottigen krijg. Toch is langer uit
stel, om tijdig gereed te zijn, ongeraden.
Voorbereiding tot een krachtiger samen
werking, zoowel in het binnen- als buiten
land, kost veel tijd, en niet minder de
studie tot de hoogst moeilijke vraagstuk
ken, hierboven aangeduid. Daarom roepen
wij U op om te handelen, en spoedig van
Uwe instemming, hetzij, persoonlijk, hetzij
georganiseerd, blijk te geven.
Het Bestuur van den Nederlandschen
Anti-Oorlag Baad:
P. M. KNOBEL, Voorzitter.
J. II. SCHAPER, Onder-Voorzitter.
Prof. Dr. D. VAN EMBDEN.
Mr. Dr. D A. P. N. KOOLEN.
Mr. V. H. RUTGERS;
Mevr. W. ASSER—THORBECKE,
Penningmeesteres,
Oosteinde 1, Amsterdam.
Jhr. Mr. Dr. B. DE JONG VAN BEEK
EN DONK, SecretarisTheresiastraat,
51, 's-Gravenhage.
October 1914.
In 't Arnh. Dagbl. zegt de heerL. Penning
zijn gedachte over het Godsregeer ook in
dezen oorlog.
De bekende schrijver houdt over dit punt
de volgende beschouwing:
Zoo zeker als er geen muschje valt van
het dak zonder des Heeren wil, zoo zeker
gaat deze groote wereldbrand ook niet bui
ten Gods wil om.
In dezen verschrikkelijken oorlog spreekt
God tot de menschenkinderen. Het is zijn
kastijdende hand. En deze kastijdende hand
gaat in de eerste plaats over de volken, die
in dezen gruwelijken oorlog betrokken zijn,
opdat zij zich voor den Heere verootmoedi
gen, en Hem de eere geven, die Hem toe
komt.
Bij zijn vijf en twintigjarig regeeringsjubi-
leum heeft de Duitsche Keizer gezegd: „Het
Duitsche volk heeft jaren van ongekenden
voorspoed gehad, maar het wendde zijn blik
van God af, en daarom kan Hij met de roe
de komen."
God is met die roede gekomen over het
Duitsche volk. Een blik in de eindelooze ver-
lieslijsten zegt reeds genoeg. jEn Frankrijk
gaat eveneens gebukt onder die roede! En
België! En andere landen!
Het is Gods kastijdende hand.
Hij heeft een twist met de volken van Eu
ropa en wee ons! zoo wij in deze ontzag
gelijke dagen die kastijding zouden ontken
nen 1
Was de Boerenoorlog van de zijde dei-
Boeren een rechtvaardige oorlog? Ja, zeggen
wezonder twijfel.
Maar de Godsman Lion Cachet van Pot-
chefstroom had bij het uitbreken van dien
oorlog den hoogen, christelijken moed, om
in het biduur der Boeren aan hun nationale
zonden te herinneren.
„Weest nu niet als de hond", hij„die op
den steen bijt, welke hem heeft geraakt maar
ziet op tot Hem, Die u bezoekt om uw na
tionale zonden 1 God zal aan Engeland diens
ongerechtigheid vergelden, op Zijn tijd, maar
u past verootmoediging onder de geweldige
hand des Heeren!"
Zoo hebben het ;de helden en martelaren
van ons vadeijand, die God vreesden, ook
steeds verstaan. En van welken kant men
ook het heiligdom van Gods Woord binnen
treedt, overal ontmoeten we de regeering
van God over het lot der volken.
Nadat Paul Kruger, de balling, van de
deur van een keizerlijk paleis was afgewezen,
heb ik dezen man gesproken. En hij zeide
mij: „Wat Engeland betreft, gaat ons volk
vrijuit; maar voor God staan wij schuldig."
Hij boog het hoofd in ootmoed, eu vervolg
de; De Heere kastijdt ons om onzer zonde
wii."
Zoo is het altijd geweest, en steeds zaj
het zoo zijn. Dat is Gods heilig en maje
stueus bestel, waaraan wij kortzichtige meif-
schen niet de hand mogen slaan.
Maar aan den anderen kant mogen wij als
volk, zoo God ons nog spaart, niet wanen,
dat wij beter zijn dan die lijdende volken.
Integendeel: „Ik zeg u," roept Christus ook
nog heden: „indien gij u niet bekeert, zóó
zult gij allen ingelijks vergaan."
Nu spaart de Heere ons nog, maar zoo
er geen ware verootmoediging en berouw
is, staan er bangere voor de deur.
„Het zoete winstje".
De Tel., is lang niet te spreken over de
wijze, waarop sommige handelaars e.d.g.
thans buitengewoon goede zaken maken.
Het-blad zegt er van:
Er gebeuren ergerlijke dingen op het
gebied onzer volksvoeding en het schijnt
dat zelfs een krachtig minister als de heer
Treub niet bij machte is hieraan paal en
perk te stellen en eenvoudig te dansen
heeft naar de pijpen van den groothandel
Zoo vernemen wij, dat binnenkort de
vaststelling van een maximum-prijs voor
suiker is te verwachten, nl. op f 48.50 de
100 K.G. Dat is 5'/s gulden hoogerdande
prijs in Juli en f6 hooger dan de notee
ring in normale tijden. Door deze vaststel
ling op f48.50 wordt den 35 raffinaderijen
in ons land een buitenkansje van 5l/2 mil-
lioen in den schoot geworpen.
Had onze Regeering indertijd de suiker
in beslag genomen en er 5% nieer voor
betaald dan de prijs in normale tijden
bedroeg, dan zou 17 a 18 millioen gulden
bespaard zijn geworden
Met het artikel rijst is het weinig anders.
De rijst is 35°/0 duurder dan in Juli. Hier
door verdienen de rijsthandelaren 7 millioen
extra, afgezien nog van de 12'f millioen,
die zij door hun uitvoer naar het buiten
land verdiend hebben. Er zijn 12 firma's
die den groothandel in rijst drijven. Men
gelieve het zoete winstje der heeren dus
zelf uit te rekenen.
De buitenlandsche rogge voor den oor
log op f 170 de 2100 kilo genoteerd, doet
thans f330, dus bijna het dubbele. Met
buitenlandsch gerst is 't hetzelfde geval.
Maïs, gekocht voor f 125, wordt thans ver
kocht voor f260.
Is het te verwonderen dat onder deze
omstandigheden de vertegenwoordiging van
den handel, met name de Kamers van Koop
handel te Amsterdam en te Rotterdam, zich
met hand en tand tegen elk uitvoerverbod
verzet hebben en al hitu machtigen invloed
deden gelden om het zoete winstje te kun
nen behouden
»Het Nederlandsche volk heeft tot dusver
zonder al te veel morren de hoogere prij
zen betaald, doch wij zien het oogenblik
aankomen, dat het er voor bedanken zal
geëxploiteerd te worden door een handje
vol groothandelaars en zich ter wille van
die heeren beknibbeld te zien op zijn da-
gelijksch voedsel.
In deze dagen heeft een Regeering den
loyalen steun noodig van alle Nederlan
ders. Het heeft het ministerie-Cort van dei-
Linden daaraan tot dusver niet ontbroken,
doch wil het in die gelukkige positie blij
ven, dan zal liet meer ruggegraat moeten
toonen tegenover den groothandel en zijn
oorlogspraktijken.
Doch-in ieder geval weet het waar hét
grootste gedeelte van de binnenkort te hef
fen oorlogsbelasting te vinden is.
Het volgende nemen we uit de Standaard
over:
Huistoe zenden.
Nu de Belgische vluchtelingen zoo'n beetje
over den eersten schrik beginnen heen te ra
ken, wordt het zoetjes aan tijd om ze weer
huistoe te zenden, meent de Nieuwe Crt., die
herinnert aan het woord van denHaagschen
Burgemeester, dat onder de vluchtelingen er
nogal voorkomen op wier afwezigheid nu
juist 'niet hoogen prijs wordt gesteld. Dat
voor die elementen de poorten van Antwer
pen zouden gesloten blijven, kan, meent het
blad, onze Regeering niet goedkeuren. Wij
klagen, zoo zegt'het blad:
Wij klagen over de Belgische invasie
waarlijk niet. Het is hartverheffend zooals
de arme beroofden hier te lande zijn ont
vangen; wij zijn er als Nederlanders trotsch
op en de Nederlandsche naam, die in Eu
ropa, hoezeer ten onrechte, iets lijdt onder
onze neutraliteitswet en onder de tegenstel
ling met het heldhaftig strijdende België,
is er weer door verhoogd.
Maar wij betwijfelen of het een wijs be
sluit van de Regeering geweest is om deze
vluchtelingen, door hun nationaal militair
bestuur als het ware over onze grenzen
gejaagd een dag voordat het de stad aan
het Duitsche bestuur overdroeg, bij treinen
vol over ons heele land te verspreiden en
bij duizenden ver van de Zuidgrens in te
kwartieren en te herbergen als voor een
langdurig verblijf. Aldus is bij de meesten
hunner een indruk gevestigd, dien de Re
geering zelf zich thans zal moeten beijve
ren weg te nemen en gemakkelijk zal
dit niet gaan.
Over de directe gevaren, voor de gezond
heid, voor de veiligheid en voor de stem
ming onzer bevolking, 'die een langdurig
verblijf van de mindere lagen van het Ant-
werpensche volk zal doen ontstaan, willen
wij niet uitweiden. Zij zullen zeker niet
worden opgewogen door de dankbaarheid
der verzorgden, zeifs als deze duurzamer
bleek dan dagelijksche ervaring veroor
looft aan te nemen. Zij kunnen hoogstern-
stig worden.
Onze overtuiging, zoo heet het verder:
Onze overtuiging, dat dit alles van onze
eigen Nederlandsche bevolking tijdig moet
worden afgewend, geeft ons den moed er
nogmaals op aan te dringen dat voorden
geleidelijken man dan toch spoedigen- en
volledigen terugkeer naar Antwerpen van
nu af aan door onze Regeering worde zorg
gedragen met al hun humaniteit die zij in
zoo hooge mate aan den dag legde, maar
tevens met al de kracht en energie welke
zij aan ons volk verschuldigd is zoo noodig
te gebruiken. Zij kan dat doen in het ge
lukkige besef, dat ons volk zonder aarzeling
of berekening harten, huizen en beurzen
wijd heeft opengezet, toen onmiddelijk
voorziening', liefdadigheid, huisvesting,
onderstand noodig was. Dat sluit elke ge
dachte aan eigenbaat uit en laat slechts
plaats aan eerbied voor regeerkracht.
Alleen dan zou mogen worden geaarzeld,
als door terugkeer de bevolking in dreigend
levensgevaar werd gebracht; doch daar schijnt
geen sprake van te wezen.
De Haagsche correspondent van het Hbld.
vindt, dat we, terwijl we aan de Belgische
vluchtelingen barmhartigheid bewijzen, onze
eigen armen niet mogen vergeten, en acht
het ook niet kwaad, als de vluchtelingen
weer naar huis trekken.
In normalen tijd is Nederland een wel
varend, geen schatrijk land. Een land van
vele welgestelden, van betrekkelijkweinige
rijken en waarin reuzen-fortuinen als in
Engeland en in Duitschland zijn te vinden
niet worden aangetroffen. Maar de oorlogs
toestand heeft het nationale peil van ge
goedheid algemeen aanzienlijk omlaag ge
drukt. Terwijl de financieele lasten weldra
geducht zullen stijgen ais de genoteerde
en de vele nog te noteerenmillioeneneens
op 't belastingbiljet zullen verschijnen, is an
derzijds de draagkracht verzwakt door 't
kwijnen van handel, scheepvaart en nijver
heid, door werkeloosheid en door depreci
atie van waarden.
Nu reeds is de nood van duizenden Ne
derlanders zorgelijk; de winter staat voor
de deur klaar met verergering. In die om
standigheden is zuinigheid niet-slechts voor
ieder onzer, maar voor het land in zijn
geheel geboden. En wij mogen thans waar
lijk wel bedenken dat „charité, bien ordon-
née, commence par soi-même". Dat is onsdu--
re plicht tegenover onze eigen hulpbehoe
venden die, naar wij vreezen, nu toch al
wel zullen tekort komen door al wat voor
de Belgen moet worden gedaan.
Misschien, heet het verder:
Misschien zou het een goede uitwerking
hebben wanneer eens een geruststellende
proclamatie werd uitgevaardigd, niet door
den Duitschen gouverneur, maar door den
Belgischen burgemeester van Antwerpen.
Een woord van hem zou zeker bij velen ver
trouwen wekken.
Maar dan zullen er altijd nog wel over
blijven die, behoorend tot de schamelen
dezer aarde, bij wien „het eene been even
zwaar weegt ais het andere" liever hier
in den vreemde, kosteloos worden gevoed,
gekleed en gehuisvest, dan in hun eigen
stad naar een onzeker bestaan of erger
terug te keeren.
Tot hen zal eenmaal het harde woord
moeten worden gesproken, dat een eind
zal maken aan hun verblijf in Nederland.
Het zal ellendig wezen om juist die aller
armsten uit ,te moeten stooten. Maar wij
zullen 't niet anders mogen. Door vreemde
armlastigen uit een niet meer onveilige
stad te blijven bekostigen, zouden wij
niet alleen een dwaasheid begaan, maar
erger een vergrijp jegens onze eigene
duizenden noodlijdenden
Wij mogen op den duur den Belgischen