voor fie Kuidliollaiifisciie én Zeeuwsche Eilanden.
De Koil
lot
September 1914
29sle Jaargang N". 2006.
Antirevolutionair
Orgaan
IN IIOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN.
SOMMËLSD1JK.
Hotel flestaiiraitt
„HET GOUDEN HERT",
ig®Uerda,Bii. -
DINERS 60 cent en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
g H. C. f. i i LEE-M0011611.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cest.
HaKenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ïilTOKVK.iS
ITeleï»®* IwtereoMm. Si®. 8.
ij AdvertentiSn 10 esntper rsgel en maal, Msciame» 30 per regel.
|j üïffiekasnkosdigiag 5 Qmt per regel es 4/s tsaal.
Menstannvrsgen ea öienstsanbiediagen 50 Gent per plaatsing.
I' Qioote letters on vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan^
j kdvertentiSn worden ingewaoht tot Dinsdag- en Vrgdagmorgen 10 nnr.
nu iiiMiiitar'f'T-! m mm i mi mi i ui i is in i mm ilium m i i i i na i i i tin»
A§te stukken voor «Ie. Hetfaeiss feesteiïi^, AdverftenlMi* eis «.er«i^re AdwiisnHStmci® snuico toe t® gentleo aass ifleiga Uafyever
man bus.
Vooral in de Socialistische Pers wordt
er in deze dagen nog al eens op gewezèn,
hoe de oorlog nooit het werk der Volken
maar altijd dat der Vorsten en een clubje
diplomaten is. Een Engelsch Kamerlid, ook
een Socialist, sprak dezer dagen nog, dat
de Europeesche oorlog nu uitgebroken, slechts
P 't werk is van een .kliek van een zevental
gezanten» met hun aanhang. We laten de
mogelijkheid daarvan in 't midden't komt
ons echter voor, dat zoolang de Kabinet
ten van Europa zoo geheimnisvol optreden
en zoo hermetisch of luchtdicht gesloten zijn,
voor 't Publiek, geen sterveling daneenige
ingewijden weten wat er broeit. En pas na
den oorlog hoort men uit Regeeringsver-
klaringen een waarheid; maar zelden de
waarheid; meesttijds een halve. Pas jaren
na dato, misschien in 1924 of 1934 heeft
men kans de volle waarheid te hooren;
door sterfgevallen en nagelaten geschriften
door 't bezit van alle bescheiden en gege
vens, die uitlekken of expres openbaarge
maakt worden om daarmee een op zijn rug
gelasten schande die na den oorlog al ja
ren er op kleeft, er eens voor goed af te
werpen.
De historieschrijver kan nu zijn pen ge
rust droog laten; en hij heeft nu slechts
't recht als iedereen om te gissen. Maar
gissen is niet 't werk van den historicus;
hij moet 't zeker weten en anders zwijgen.
We wagen ons dan ook niet aan een
verklaring van dazen Europeeschenoorlog;
noch ©ver zijn aanleiding. Jaren na dezen
zal de wereld er meer van hooreD. Trou
wens, allerlei Staatslieden uit alle Landen
hebben de schouders in deze dagen mee
warig opgehaald en zich tevergeefs afge
vraagd: .Waartoe toch zoo'n Oorlog»?Ja,
die oorlogvoerende volken zelf roepen 't de
wereld toe om strijd: »Wij wilden vrede».
Frankrijk wijst Duitschland aan als schul
dige; Duitschland beweert, dat 't Rusland
is. Rusland houdt staande, dat 't Oosten
rijk is. Engeland zet een gezicht alsof 't
de Verdrukte onschuld is, die daarbij een
wapenschild zal opheffen over de Neutrale
Staten.
Doodsbenauwd is elke Mogendheid om
de verantwoordelijkheid van al de narne-
looze ellende, nU en in de toekomst op
zich te ladenieder schuift alle oorzaken
en gevolgen van zich af en legt die op zijn
buurman; waaruit weer volgt, dat oogen-
schijnlijk alle Regeeringen zich voor deze
crisis in Europa schamen; enzeookoogen-
schijnlijk verklaarde vijanden des oorlogs
en aanminnige vrienden des Vredes schijnen.
Daaruit de zaak bekeken, zou men zeg
gen, dat noch de Koningen, noch de diplo
maten schuld treft. Maar wie dan Er moe
ten toch schuldigen zijn. Of zijn de volken
plus de Overheden schuldig. Zat 't allang
in de Naties zelf en in de kabinetten te
broeden? Gezien de jaarlijksche verhoo
gingen der militaire uitgaven, die overal
met tamelijke gewilligheid werden toege
staan, moet men zeggen, dat ook de volks
vertegenwoordigers debet zijn. Verhoogin-
gen der militaire budgetten zijn bij de te
genwoordige Grondwetten onmogelijk zonder
toestemming der Parlementen. Ja, ze zijn
zelfs in de oude Constituties onmogelijk
geweest zonder de toestemming der Staten,
Wie en wat dan ook de schuld drage;
wat de vonk moge zijn in de opgehoopte
brandstof neergeworpenof de Koningen
de oorzaken zijnde Koningen met de di
plomatende volksvertegenwoordigers met
de Naties, die misschien nieuwe markten
zoekenop buit van eilanden uit zijnon
der 't motto van .beschavingsoorlog» 't
Czarendom in zijn knoet en barbarisme wil
len treff enonder de leus van Eenheid
door 'tHabsburgsche Huis een scheuring der
Donaumonarchie willen voorkomen; of 't
Kapitalisme de zondebok is, zooals de So
cialisten beweren, niettegenstaande tien
maal duizenden hunner met dat beest ook
de slagvelden van bloed en tranen opgaan
om niet alleen den Kapitalist dood teste
ken maar ook eigen proletarische lotge-
nooten, hun zoo zeergeliefde en ook mede-
welbewuste broederen in den kamp om
.Recht» tegen die .vervloekteKapitalisten-
bent» wat de ons bekende oorza
ken zijn .dit staat vast, dat de Grond
wetten aan de Vorsten in oorlogszaken
groote macht toekennen. Zie naar onze Con
stitutie in de bepalingen van art. 58 en 59.
Doch daarover in een volgend artikel.
Het Unieblaadje.
Wij menschen zijn licht geneigd het meest
te letten op de dingen, die groot zijn.
Het kleine, onaanzienlijke trekt ons niet
aan.
Wat wij beginnen wordt vaak met op
hef aangekondigd, breed opgezet en met
veel herweging tot stand gebracht.
Soms wordt innerlijke degelijkheid aan
den uiterlijken vorm opgeofferd.
En ten slotte stelt de uitkomst van liet
werk teleur.
Wat we tot stand brachten is niet, wat
we gehoopt en verwacht hadden.
Het was met ons werk een afdalende
reekshet begin groot, het eind g ring
Niet alzoo het werk des Hoeren
Reeds de natuur leert ons, hoe God den
trotschen eikeboom uit den nietigen eikel
doet opwassen of den enkelen graankorrel
met een honderdvoudige opbreDgst zegent.
Zoo gaat het ook, waar Hij den mensch
roept Zijn werktuig te zijn.
Een arme monnik slaat zijn stellingen
aan de slotkerk te Wittenberg aan en er
ontstaat een beweging in de harten der
menschen, die een keer brengt in den loop
der historie van kerk en maatschappij.
En wordt zelfs niet het Koninkrijk der
Hemelen door den Zaligmaker vergeleken
bij den zaadkorrel klein en nietig in
zijD aanvang, maar groot en machtig in
zijn toekomst, tot het eens alle rijken der
aarde zal omvatten.
Wie veracht den dag der kleine dingen?
Ook ons Christelijk onderwijs heeft zulk
een klein begin gehad.
Klein en veracht was zijn aanvang; klein
en veracht waren ook zij, die er voor ar
beidden.
Want het waren niet de rijken en aan
zienlijken, die er mede aanvingengeen
grooten en machtigen,,die er voor begon
nen te ijveren.
Het waren eenvoudige Christenen in den
lande: vaders en moeders, zonder staat of
ambt, die het eerst voor hun kroost Chris
telijk onderwijs verlangden,
En, waar hun geringe middelen tekort
schoten en hijn stem te zwak was om ge
hoord te worden, verwekte God mannen
die met hun groote gaven en talenten zich
het lot der kleine luiden aantrokken, om
voor hen te spreken en te handelen, opdat
zij hun begeerte mochten vervuld zien.
Maar ook die mannen, hoe hoog in stand,
^ïoe edel van afkomst, ze moesten ervaren,
dat ook zij klein moesten beginnen, dat
ze zelf klein en gering geacht werden, nu
ze dit werk ter hand namen.
Smaad en verachting van hun vijanden
was hun deel,
Hun vrienden keerden hun den rug toe,
wijl ze zich tot zulkeen werk leenden.
Doch ze hebben zich die vernedering
niet geschaamd!
Zij wilden liever met Gods volk kwalijk
Gedempte Boerensteller 63A, 63B
Direct nabij de Hoofdsteeg,
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 10595. Aanbevelend,
Het door leder aanbevolen «dre».
gehandeld worden, dan de eer der wereld
te genieten.
En ze hebben gebeden en gestreden met
die verachten en geringen voor de school,
waar de jeugd kau worden opgevoed naar
den eisch van Gods Woord.
Velen hunner zijn heengegaan vóór zij
een hoopvolle toekomst voor het Christe
lijk onderwijs mochten aanschouwen.
Maar in 't eind is hun werk toch heer
lijk bekroond geworden!
Hun tranen en gebeden hebben geze
gende vruchten gedragen.
Thans is de Christelijke Schcol een macht
geworden in ons land.
Heuglijke gedenkdagen hebben we mo
gen vieren!
De duizendste school met den Bijbel
mochten we inwijden met een dankbaar
Soli Deo Gloria!
En niet het minst: jaar op jaar moch
ten we ons blijde oogstfeest vieren, ais in
de Augustus-collecte de gaven der liefde
en dankbaarheid onsen scholen toestroom
den.
In de verloopen jaren zagen we steeds
verrassender uitkomsten
De laatste inzameling overtrof al de
voorgaande: ver over de tonne goud3 be
droeg de blijde inkomst.
E i wat zal de Augustusmaand van dit
jaar ons breDgen?
Zullen we verrast worden met nog rijker
gave?
Er komen in het leven feestdagenmaar
er zijn weken en maanden, dat alies zijn
gewonen gang gaat.
Dan zwijgt de stemme des gejuiehs, dan
daalt de stemming zoo licht tot koelheid,
tot ontevredenheid.
Maar dan is het goed te vragen:' >Wie
veracht den dag der kleine dingen?»
Neen, we moeten niet slechts zien op
de groote dingen, die God gewerkt heeft;
maar ook op de geringe middelen, die Hij
daartoe wilde gebruiken.
Niet alleen maar tellen die elf-, twaalf
honderd Scholen met den Bijbel of die ton
nen goudsmaar ook letten op de enkele
scholeD, die elk met zooveel opofferingen
gesticht zijn, ook op die stuivers en cen
ten, waarmede al die honderdduizenden
guldens zijn saamgebracht.
Niet alleen zien op al die groote man
nen, door wier samenwerking de wetten
tot stand kwamen, waardoor het Christe
lijk onderwijs van zijn zwaarsten druk
werd ontheven, maar ook op die ouders,
die daar spaarden van hun karig loon, die
neerknielden in hun binnenkamer om de
toekomst van hun kroost aan hun Hemel-
schen Vader op te dragen
O als wij dat doon, dan zien wij nog
zooveel heerlijks, dan is er nog zooveel
vurige liefde voor de School met den
Bijbel zoov. el opoffering voor do jeugd!
Neen, we behoeven niet te denken, dat
de liefde verkoeld is in veler harten, om
dat Je druk minder zwaar is geworden.
Evenals vroeger zijn er nog vaders, die
zich allerlei genoegens ontzeggen om hun
nen kinderen eene Christelijke opvoeding
te kunnen geven.
Er zijn nog moeders, die zich afsloven
om door allerlei werkzaamheden het school
geld voor hare kinderen te verdienen, daar
zij ze niet willen zenden naar een school,
waar moet gezwegen worden over de
hoogste belangen van haar kroost.
Zulke opofferingen zijn meer waard dan
de dit gen, die groot zijn en schitteren;
ze zijn gelijk aan het penningske der we
duwe bij de schatkist, waarvan de Heiland
met zooveel waardeering heeft, gesproken.
En daaromhet is zulk een schoone
zaak, waarvoor „in de Unie collecte uw
gaven worden gevraagd.
't Is een edol doel, waarvoor ge geeft
edel in het groote, maar niet minder edel
in het kleine!
Gij allen, die dit inziet: Gij rijken en
aanzienlijken, die uw krachtige stem en uw
machtigen invloed gebruikt om te werken
en te strijdeu voor de School met den
Bijbel, wij vragen uw gaven, zooals reeds
zoovele malen: geeft ze ons thans weder,
geeft rijkelijk en mild, geeft met een ruim
en dankbaar hart
Maar ook gij, geringen en minder aan
zienlijken, ook uw gaveu worden niet ver
smaad. Wij weten het: Gij gaaft reeds veel,
gij doet veel, gij werkt, gij bidtmaar zoo
ge kunt, ofiert thans nog uw penningske
ook dat wordt door God medegeteld.
Want wie veracht den dag des kleine
dingen? Wij menschen doen het vaak, doch
bij God is daarvan.gedachtenis!
Hij de Heere, zegene uwe gaven, de
kleine en de groote!
Hij verblijde ons met een ruime opbrengst
der zes-en-dertigste Augustus- of Unie
collecte.
OP DEH UITKIJK.
VI.
>'t Loopt nu gauw af», zei dokter.
De huisgenooten zagen 't ook.
Ouë grootmoe was vele jaren lang 'n
onafscheidelijk lid geweest van 't gezin. Ze
leek op die ouderwetsch», soliede meubels,
die vijftig jaar staan, even stevig, onver
slijtbaar, alleen met verandering van tint.
Zestig jaar oud was grootmoe hier in
huis gekomen. Za had 'r eigen meubeltjes,
en ze had van 'r zelf wat geld. Prettig
aan weerskanten zij hoefde geen .genade
brood» te eten en de .kinderen» hoefden
'r geen weldaad te bewijzen, 't Zou anders
ook wel gegaan zijn ze kenden hun
kinderplicht maar zoo was 't beter t n
ze waren be3t met mekaar geweest, dertig
jaar lang negentig was grootmoe nu.
.Die blijft maar dezelfde», zei men.
De kinders, die uit school kwamen, knik
ten, en riepen ook al .grootmoe», als ze
in 't zonhoekje van 't raam zat, breikous
in de hand en 'n boek of krant voor d r
op tafel. De dienstmeisjes uit de buurt,
als ze even naar den slager moesten of
naar den kruidenier, riepen haar 'n kwink
slag toe of plaagden haar uit gekheid: ze
hadden er schik van zoo vroolijk als 't
oudje daar om lachen kon.
'n Opgewekt kind van God, was ze.
Een leesbare brief van Christus, met een
zeer aantrekkelijken inhoud.
Ook in het leven .des Heeren.»
En daarom kon ze dit leven zoo echt
genoeglijk genieten. Smullen aan een lekker
gerecht, grenselen om 'n leuke grap, dron
ken worden van 'n mooi boek en
als dan 'n oude zuster in den Heere, zalig
in hope doch naar den ouden mensch wat
zuur, haar vromelijk berispte om haar
.wereldgelijkvormigheid» als ze zei en het
hangen aan de dingen dezer aarde, kon
oude grootmoe zoo met echt chrislelijken
humor, waar achter hooge ernst schuil
ging, herinneren aan het: .Alles is het
uwe!»
Ze werd persona grata in de buurt.
Op haar 90en verjaardag had groot en
klein gewedijverd om haar feest op te
luisteren.
'n Eerspoort voor haar venster, haar stoel
met keur van bloemen gesierd, 'n reuze
taart van de buurvrouwen, muziek van de
dorpsfanfare, een vleiend berichtje in de
krant en als men haar toen zitten
zag: waarlijk nog kleur op de oude wan
gen, lachlichtjes in de oogen, leuk tegen
haar ook al zestigjarige dochter van .kind»
pratende, was 't niet moeilijk in te stem
men met de publieke meening, die er haar
.vast honderd» profeteerde.
Dan zon men eens feest vieren.
Als 't zoo ver eerst es kwam
Daar zou 't land van wagen.
Toen was er even 'n trek van weemoed
op grootmoe's gelaat gekomen.
»Hé wou je dat niet?» vroeg een.
Grootmoe had toen stilgezwegen.
En toen de gansche kamer, heel de buurt
er bij en er in, haar aankeek, toen had
grootmoe in allen eenvoud v eld, dat ze
't leven nog lang niet .moe» w dat ze
er gaarne nog tien jaar bij wou, als God
ze haar schenken wilde maar dat
ze nog liever spoedig .afge
lost» zou zijn. En aan 't meest gemengde
publiek, dat eenig prediker zich denken kan,
roomsch en protestantsch, geloovig en
atheïst had grootmoe roerend-ernstig ver
teld van haar hope voor de eeuwigheid en
dat .ontbonden en met Christus te zijn»
haar zeer verre het beste was. Dat ze 't
hier goed had, best zelfs, waarmee ver
diende ze het I maar dat ze toch eiken
morgen met blijdschap aftelde: weer een
dag dichter bij de heerlijkheid, die haar
geopenbaard stond te worden.
Ruwe kerels stonden de tranen in de
oogen en 'n roomsch buurvrouwtje zei dat
geen pater in de missie zoo preeken kon
als dit oudje op haar stoel.
Grootmoe was gezond gebleven. Zat op
gewekter dan ooit voor haar raam.
Toen. ineens kwam de ommekeer.
Inzinking van al haar krachten.
Daar was geen kruid voor gewassen.
»'t Loopt nu gauw afl»
Dat had de oorlog gedaan I
Grootmoe had geregeld de krant gelezen
al die jaren lang. 't Was vaste gewoonte,
's morgens na 't ontbijt, in de rust van de
pas opgeruimde woonkamer, dan las ze
hair krant. Zoo leefde ze in haar stil zonne-
hoekje de dingen dezer wereld mee en ze
verheugde zich als het haar land en volk,
als het 't gansche menschdom wel ging,
als de komst van Gods koninkrijk bevor
derd werd.
Toen kwam ineens 't oorlogsnieuws.
Grootmoe's blik verstrakte, verstarde.
Haar wangen vielen in, haar bewegin
gen werden moe en langzaam, afgetobt
kon ze staren op de kolommen, waarin al
die oorlogs-ellende beschreven stond.
.Moeder, laat die krant toch liggenI»
vermaande haar de dochter.
Maar grootmoe schudde van neen.
En ze las al wat er gebeurde: de bot
singen der legers, de ijselijkheden van het
slagveld, vau de platgebrande dorpen, de
verwoeste huizen, de gedoode inwoners
en als ze dan lezensmoe de oogen sloot
zag ze dat alles voor haar oogen gebeuren.
Dat was nu de wereld om haar heen,
waaraan zij ondanks alles toch nog zoo
hingl
Het heimwee sloop in 'r oude ziel.
Heimwee om nu eindelijk na meer dan
90-jarig zwerven door de woestijn van dit
aardsche leven, het hemelsche Kanaau te
mogen binnengaan.
Het land van eeuwigen vrede.
Waar nijd noch krakeel, twist noch krijg
gevonden worden.
Waar de arme vluchters niet worden
neergeschoten als vogels in de lucht, waar
ze niet geroosterd worden onder 't bran
dend gebinte van hun eigen huis, waar ze
niet doorstoken worden in brooddronken
bloeddorst, waar het hemelsch manna niet
vertrapt, de eeuwige tabernakelen niet ver
woest worden,
't Had haar ziel te sterk geschokt, 't
gerucht van al die oorlogsellende en het
oude lichaam, door den schok ontwricht,
had niet meer de kracht om zich te her
stellen.
't Was geen bepaalde kwaal, die het nu
in luttel dagen sloopte.
't Was 'n invallen, instorten.
Zooals 'n oud getimmerte, behoorlijk in
de verf, 't nog hóüdt en lang meekan, als
't ongestoord in elkaar hangt, maar ineen
stort zoodra ergens 'm vermolmde stutbalk
krakend in poederpuin valt.
Toch bleef ze tot 't laatst helder.
Hiar fijn gehoor, scherper nog dan in
gezonde dagen, had het vonnis van den
arts opgevangen: »'t Loopt nü gauw af!»
Zachtkens herhaalt ze dat woord.
Eu baar dochter, die 't opving, schokte
het tot in 't diepst harer ziel.
Dat was 'n vreugdekreet!
Daar trilde dank, daar zongen jubeltonen
in die ontroerde herhaling: »'t Loopt nü
gauw af!»
Dat was 't verhoorde gebed!
De koaingeu der aarde gaven sterren en
kruisen en eerbewijien voor betoonden moed