Tweede Blad. De Europsesche Oorlog. Zaterdag 5 September1914. No.2004 t§^ Twee Bladen. OFFICIËEL GEDEELTE. BUITENLAND. IN HOC SIGNOWSES Dit nummer bestaat uit t *1$ Ligplaats suikerbieten aan kaai en haven. De BURGEMEESTER van Sommelsdijk maakt bekend dat de agenten voor beetwortelsuikerfa brieken, die op de kaai en aan de haven alhier, ligplaats verlangen voor de door hen gecontracteerde bieten zich vóór Dinsdag 15 September a.s. daarvoor tot den havenmeester hebben te wenden met opgave van het aantal der door hen gecontracteerde hectaren land. Sommelsdijk, 1 September 1914. De Burgemeester voornoemd, BOUMAN. JACHT. De COMMISSARIS DER KONINGEN IN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND. Gezien het besluit van Gedeputeerde Sta ten dier provincie dd. 31 Augustus, II, no. 3 Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857 {Staatsblad no. 87) Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat bij voormeld besluit, met wijziging van dat dd. 24 Augustus II., no. 8, door Gede puteerde Staten bepaald is le. dat voor het in Zuid-Holland gelegen deel der Nieuwe Hollandsche Waterlinie ten westen van het Merwedekanaal, met uitzon dering van de gemeenten Gorinchém en Via- nen, de jacht op waterwild geopend blijft en de jacht op klein wild opnieuw openge steld wordt op HEDEN, met uitzondering van de jacht op fazanten en hazen, die ge opend wordt op Donderdag 1 October a.s. met zonsopgang; 2e. dat genoemde jachtbedrijven dus tot nadere aankondiging gesloten zullen zijn in de gemeenten Arkel (gedeeltelijk), Asperen, Everdingen, Gorinchém, Hagestein, Hei- en Boeicob, Heukelum, Kedichem, Leerbroek, Leerdam, Meerkerk (gedeeltelijk), Nieuwland, Schoonrewoerd en Vianen; 3e. dat in de geheele provincie het vangen van waterwild met slagnetten en het vangen van eendvogels in eene eendenkooi of daar mede gelijkstaanden toestel geoorloofd blijven. Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt, worden afgekondigd en aangeplakt waar zulks te doen gebruikelijk is, alsmede in het Pro vinciaal Blad en in de Nederlandsche Staats courant worden geplaatst. 's-GRAVENHAGE, 1 September 1914. De Commissaris der Koningin voornoemd. SWEERTS. Commandant der Stelling van de Monden der Maas en van het Haringvliet. VERVOER VAN GESTORVEN OF Uil NOOD GESLACHT VEE. Het is verboden gestorven of uit nood ge slacht vee, dan wel het vleesch daarvan te vervoeren, te verkoopen, of ten verkoop in voorraad te hebben, tenzij het door een ge diplomeerd veearts is goedgekeurd en van keuringsmerken is voorzien. De eigenaar van een gestorven, of uit nood geslacht dier doet hiervan onmiddelijk aan gifte bij den Burgemeester in wiens gemeente het cadaver zich bevindt. Onder toezicht der politie wordt het vleesch daarna vernietigd. Mocht door den eigenaar eene keuring worden verlangd, dan moet die keuring ge schieden uiterlijk binnen 24 uur na den dood of het ongeval. Met eene schriftelijke vergunning van den Burgemeester mag het dier naar de afslacht- plaats vervoerd worden. De borst- en buik organen moeten op natuurlijke wijze tot na de keuring aan het dier bevestigd blijven. Bij goedkeuring van het vleesch wordt het op de gewone wijze door den keurmeester gestempeld en vrij gegeven, bij afkeuring onverwijld de politie er van in kennis gesteld en de vernietiging gelast. Onder vee wordt verstaanpaarden, rund vee, varkens schapen en geiten. Alle Officieren van Gezondheid, intendan ten paardenartsen, veeartsen hulpkeurmees ters van vee en vleesch en politiebeambten zijn bevoegd de slachtplaatsen en vilderijen, ondanks den wil van den eigenaar binnen te treden, Overtreding van bovenomschreven verbod zal gestraft worden met hechtenis van ten hoogste 10 dagen of eene geldboete van ten hoogste 50 gulden. En wordt hiervan door aanplakking afkon diging gedaan. Hellevoetsluis, den 29sten Augustus 1914. De Vice-Admiraal, Commandant der Stelling van de Monden der Maas en van het Haringvliet, VAN HECK1NG COLENBRANDER. ige week (reestraat ïacht een raat zoo dat hij iekenwa- rd, is hij gasthuis Toelating tot de Openbare Lagere School. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sommelsdijk brengen ter kennis van ouders, voogden of andere verzorgers, die voor.hunne kinderen en pupillen op 1 Octo ber a.s. 'toelating tot de openbare school ver langen le. dat zij zich onder overlegging der vac- cinebewijzen ter Secretarie kunnen aanmel den van 11 tot en met 24 September a.s. des voormiddags van 9 tot 12 uur. 2e. dat alleen worden toegelaten kinderen die den leeftijd van 6 jaren hebben bereikt of dien zullen bereiken binnen zes maanden na den dag der toelating. Met nadruk wordt er op gewezen, dat na 24 September a.s. geene aanmelding meer kan geschieden. Sommelsdijk, 3 September 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, Iz. GEELHOED. BOUMAN. Sedert ons laatste overzicht zijn de be richten steeds binnengekomen over een nóg grooter overwinning in Oost-Pruisen. Voor het Duitsche leger dan Eerst heette het 30.000. Gister werd gemeld 60.000. En thans deelt de Duitsche „groote gene rale staf" mede dat volgens verdere meede- deelingen in het hoofdkwartier ontvangen, het aantal krijgsgevangenen in den slagGil- genburg-Ortelsburg nog grooter is dan tot dusverre gemeend was en 90,000 man be draagt. Onder de krijgsgevangenen bevinden zich 300 officieren. AI het artillerie-materiaal der Russen is vernietigd. Geen wonder dat de Duitschers over deze zegepraal, juist op de plek waar hun land het meest bloot ligt en de toestand het ge vaarlijkst was, zeer verblijd zijn. De keizer benoemde den overwinnenden veldheer in Oost-Pruisen, generaal von Hin denburg, tot generaal-majoor en verleende hem het ijzeren kruis eerste klas, terwijl hij hem het volgende telegram zond„Groot hoofdkwartier. Door de in een driedaagschen slag bevochten volkomen overwinning over de Russische overmacht verwierf het leger zich voor altijd den dank van het vaderland. Met geheel Duitschland ben ik trotsch op deze prestatie van het leger, dat onder uw commando staat. Wil den dapperen troepen mijn oprechte keizerlijke hulde overbrengen". Petersburg seinde nog niets. Wat er wel op wijst, dat Russische leger in Oost-Pruisen een harde klap gehad zal hebben, dat de Russische inval daar tot staan zal zijn gebracht en dat we er niet vreemd van hoeven op te zien als straks omgekeerd de Duitschers op Russischen bodem loperee ren gaan. Het hoofdorgaan der sociaal-democraten in Duitschland, schrijft over het Russische le ger Het menschen-materieel van het Rus sische leger is zeer verschillend tegenzin in den strijd, wild fanatisme, barbaarsche bru taliteit, list en gemeenheid wisselen elkaar af. Dikwijls vertoonen zich kleine troepjes met witte doeken aan de bajonetten. Vertrou wen de Duitschers dan de zaak en maken zij zich gereed den vijand te ontwapenen dan slaat plotseling uit verdekt opgestelde mi trailleurs een kogelregen in hun gelederen. Op die wijze hebben de Duitschers reeds herhaaldelijk aanzienlijke verliezen geleden. Dan weder blijkt, dat er bij de russen ve len zijn, die slechts gedwongen soldaat zijn en die in de Duitschers de bevrijders zien van het Tsarisme. Zij maken van de eerste de beste gele genheid gebruik zich over te geven. Zoo deed bijvoorbeeld de geheele elfde compagnie. De Russische officieren weten, dat zij niet op hunne mannen vertrouwen kunnen. Achter elke gevechtslinie bevinden zich officieren, die een ieder neersabelen, die vluchten wil. Onder de soldaten die zich gevangen geven, bevinden zich Duitsch-sprekende elementen. Van het Westen ook iets meer nieuws. Het schijnt daar voor de verbondenen nog nog steeds ongunstiger te worden. In Parijs werd bekend gemaakt dat de lin- kervlengel tengevolge van de voortgezette omtrekkende beweging der Duitschers en om geen beslissenden slag te aanvaarden, die onder ongunstige omstandigheden zou kun nen hebben plaats gehad gedeeltelijk naar het Zuiden, voor een ander gedeelte naar het Zuidwesten teruggetrokken. De actie is de streek van Rethel (ten N.O. van Reims heeft het den Franschen strijdkrach ten mogelijk gemaakt den vijand voor een oogenblik op te houden. Aan het centrum en aan den rechtervleu gel, in Les Woevres, Lotharingen en de|Vo- gezen, is de toestand onveranderd. Ook bij St. Quentin moet hevig gevochten zijn althans een telegram uit Berlijn meld) aangaande de beteekenis van de overwinning bij St. Quentin, die generaal-veldmaarschalk von Bülow den 31sten Augustus behaalde, dat bij St. Quentin 4 Fransche legerkorpsen en 3 Fransche reservedivisies in het veld stonden. Zij werden volledig verslagen en worden nu krachtig vervolgd. De slag was verwoed en duurde 2 dagen. De concentrische opmarsch der Duitsche Westerlegers gaat onafgebroken voort. Elke dag brengt nieuwe successen, welke evenwel slechts bericht worden, als zij van beslis sende beteekenis voor den geheelen gang der krijgsverrichtingen op het Westelijke oorlogsterrein zijn. De Duitschers in België. Antwerpen, 2 Sept. (Havas.) Om half vier in den morgen is opnieuw een Zeppelin boven de stad verschenen. Het luchtschip werd op geweerschoten en geschutvuur onthaald. De Zeppelin kwam uit het Noorden en stevende in Zuidelijke richting. Het lucht schip wierp een bom op den spoorweg, zon der schade aan te richten. Van de huizen in den omtrek sprongen alleen de ruiten. Nadere inlichtingen behelzen echter, dat de Zeppelin ook tien huizen ernstig heeft beschadigd. Achter deze huizen zijn nog vijf bommen gevallen, die groote gaten in den grond geslagen hebben zonder schade te veroorzaken. Men meent, dat het luchtschip, licht getroffen door het vuur uit de forten, terzelfdertijd 8 of 9 bommen heeft laten val len om te ontkomen. De Zeppelin, vermoedelijk aangeslopen op den Noordoosten wind, schijnt het er o. a. op gemunt te hebben het arsenaal bij Berchum te vernielen en de militaire slachtplaatsen bij Schietschotel. Bij Deurne moet het lucht schip ook gesignaleerd zijn. Het kwam niet boven de middenstad, maar ging bij de Borsbeeksche poort over de ka zerne heen. Boven de toren van de kerk te Berchem keerde het en verdween daarop, terwijl voortdurend op het schip met geweren en kanonnen door de Belgen is geschoten. Men weet niet, of er gekwetsten zijn. Bij geruchte vernam ik, dat er bij Bogerhout, waar drie groote gasketels staan, eveneens bommen zijn neergekomen, die acht menschen verwondden. Vast staat, dat bij het Ber- chemsche spoorwegstation de telegraafdraden werden vernield en hier en daar de rails weggeslagen. Ook is schade aangericht in de militaire slachtplaatsen bij Schietschotel. Hier veroorzaakte de ontploffing een gewel dige paniek. De menschen renden in nacht gewaad uit hunne huizen de binnenstad in. Een heer, die reeds eenige dagen het plan opgevat had Antwerpen .te verlaten, wilde daaraan hedenochtend gevolg geven. Hij stond ongeveer half vier op, keek het raam uit en zag daar in de schemering een flauw licht dreigen. Plotseling viel een schot als van een kanon en hij herkende een Zeppelin. Bij de Borsbeeksche poort kwamen de bommen neer. Een ontzettende ontploffing had plaats en het was, alsof het daarna hard hagelde. De schroeven lieten zich hooren en binnen vijf minuten was het luchtschip verdwenen. Ook boven de Platijn Lei en Zurenburgis de Zeppelin gesignaleerd. Daar hoorde men ook bommen springen. Het was, alsof de huizen heen en weer schudden, vertellen ooggetuigen mij. Uit Mechelen. Een vluchteling uit Mechelen, die Zater dagavond na veel wederwaardigheden uit Mechelen te Tiel arriveerde, deelt aan de Nieuwe Tielsche Courant o. m. het volgen de mede Tot Dinsdagmorgen 25 Augustus half zes bleef alles rustig, doch werden wij eensklaps opgeschrikt door granaatvuur. Gedurende 20 minuten duurde het bombardement, toen wer den de Duitschers door de Belgen terugge dreven. De kannonnade was hoofdzakelijk gericht op den prachtigen St. Romboutstoren die echter slechts weinig geleden heeft. Maar de kerk is zwaar beschadigd. Ik zag een gra naat boven den toren uiteen spatten de vele kogels verwoestten tal van huizen in de na bijheid. In de Heemsbent werden een oude man en een vrouw, die hun geld wilden ha len, in hun woning door een granaat gedood. De Belgen, die de Duitschers terugwierpen, slaagden erin de kanonnen, welker moord dadig vuur zooveel schrik en jammer had verspreid, te vermeesteren. De Duitsche sol daten trokken zich naar den kant van Vil voorde terug. Den volgenden dag had bij Hofstade en Hellewaard een groote slag plaats. Van Meche len uit werd van 's morgens vier uur onop houdelijk zwaar kanongebulder gehoord. De schrik sloeg den bewoners om het hart en velen vluchtten met achterlating van alles, wat zij bezaten. De treinen werden bestormd, gevochten werd er om een plaatsje. De algemeene gedachte van ons was nu, dat de Duitschers spoedig zouden komen opdagen en met een aantal families verschool ik mij in den kelder van onze woning. Voor de veiligheid werd een gat gegraven naar den kelder van de buren, viel dan ons huis in, dan zou van schuilplaats verwisseld wor den. Het was een angstig wachten in de don kere ruimte. Daar niets vernomen werd, waag den enkelen het uit de schuilplaats te krui pen en werd de mededeeling ontvangen, dat wij dien nacht rustig konden gaan slapen, omdat de stad aan de Duitschers was over gegeven. Inderdaad stoorde dien nacht niets onze rust. Toen ik Donderdagmorgen 27 Augustus opstond, was de stad als uitgestorven. Ik nam een kijkje bij de bruggen, waar de Bel gische genie bezig was, de bestaande ijze ren bruggen af te breken en te vervangen, door houten, en nam ter loops nog waar, dat van vier uhlauen, die kwamen aangere den, drie doodgeschoten werden. Van een treinenloop was op dat oogenblik niets te bespeuren, zoodat ik besloot voorloopig in de stad te blijven. De algemeene meening van de nog aan wezigen was, dat de Duitschers weder te ruggetrokken waren. In den loop van den morgen kwam een groote schare vluchtelin gen uit Leuven, Moerbeke en Herent de stad binnen. Terwijl zij door de ingezetenen ge voed en verzorgd werden, vertelden zij van de ellende, welke zij meegemaakt hadden. Over de behandeling-der Duitschers hadden zij niet te klagen, zij moesten wel midden in de straten loopen, geëscorteerd door Duit schers en kregen bevel een Duitsche vlag in de hand te nemen, doch d'e soldaten ga ven hun brood en brachten den stoet tot op weg naar Mechelen, waar de stakkers aan hun lot overgelaten werden. Toen ik 's middags gegeten had, kwam een boodschap, dat het nog tijd was om te vluchtende burgemeester liet afkondigen dat de stad weder gebombardeerd zou wor den en zette de menschen aan de wijk te ne men. Weeskinderen, nonnen en kloosterlin gen zag ik in grooten getale naar het station gaan en daar ik hoorde dat nog slechts één trein zou loopen, besloot ik eveneens de stad te verlaten. Aan het station heerschte een ware paniek, vrouwen weenden om hun in het gedrang verloren kinderentot boven op de wagens van den trein zaten passagiers en soldaten en ik was blij zelf een plaatsje in een veewagen te hebben veroverd. Te 4 uur vertrok de overvolle trein en juist was deze de brug van Nèckenspoel over of de Belgen lieten de brug springen. De verwoesting te Leuven. Een der oorlogscorrespondenten van de N. R. Ct., die een bezoek aan Leuven heeft ge bracht, geeft een overzicht van hetgeen er in de voornaamste gebouwen verwoest is. Daar ik schrijft hij in Leuven goed bekend ben, was het mij niet zoo moeilijk mijn weg eenigszins te vinden. Ik richtte mijn schreden het eerst naar de Markt. Daar staat het stadhuis, dat gedeel telijk vernield is. Men was nog voor eenige jaren bezig, in den tijd dat ik te Leuven was, het stadhuis geheel te restaureeren, met name het prachtige en weelderige beeld houwwerk. Dat het stadhuis niet geheel verwoest is, is, zoo men mij vertelde, te danken aan den burgemeester, die in den nacht van het bom bardement aan de Duitsche overheid op de knieën gesmeekt had om het stadhuis te sparen. Geheel kon het echter niet gespaard blijven, daar het vuur van belendende ge bouwen er zich aan mededeelde. Tegenover het stadhuis stonden ook nog eenige antieke gebouwen, die alle verbrand zijn. Niet ver van de Markt staat de St. Pieters kerk, die gedeeltelijk verwoest is. Toen ik de vroeger zoo schoone Maria Theresiastraat inging, welke nu niets meer dan een puinhoop is, kwam ik van daar op de Varkensmarkt, waar vroeger de universi teit stond. ,Deze universiteit, met de zooge naamde Hal, het voormalige huis van het weversgilde, en de universiteitsbibliotheek, die 100,000 deelen en ongeveer 500 kostbare handschriften bevatte, is geheel verwoest. Een beetje verder den Mechelschen steen weg. opgaande, waar de St. Geertruidakerk vroeger stond (thans ook al een ruïne) be merkte ik nog een groot klooster, waar vroe ger ongeveer achthonderd Benediktijner mon niken woonden. Ook dit was geheel verwoest. Het gebouw was, naar men zeide, aan de vier hoeken in brand gestoken en met ma chinegeweren beschoten. De St. Geertruidakerk daar vlak bij, met zijn historische gebeeldhouwde koorbank, die voor de mooiste van geheel België doorging, is ook verbrand. Over de Place de Jodoigne, waar de groote gevangenis staat, kwam ik langs de Onze Lieve Vrouwenstraat voorbij de puinhoopen van de zoogenaamde St. Jacobskerk. Deze kerk met byzantijnschen toren en de kostbaarste schilderijen, o.a. van Jordaensen Rubens, alsook het vermaarde doopvont, dat volgens de overlevering uit het Heilige Land door Godfried van Bouillon meegebracht is en dagteekende uit den tijd van de kruis vaarders, is mede vernield en verbrand. Een weinig verder in de Nassausche straat heeft men ook de schoone, nog niet geheel voltooide Benediktijner abdij verwoest. Het eenige wat nog overeind staat van de kloos ters en abdijen is de schoone Norbertijnen abdij Regina Coeli, die op den zoogenaamden Keizersberg ligt. Deze abdij ligt eenigszins bezijden de stad, eenzaam op de hoogte. Dat de Duitschers deze abdij gespaard hebben, schijnt te verklaren uit het feit, dat de berg voor hen een punt van strategisch belang was. Vanaf dezen Keizersberg moet de stad gebombardeerd zijn. Wat er van de Norbertijner monnikken ge worden is, kon ik niet te weten komen. Van de anderen openbare gebouwen, zoo als het Théütre Royal, de Vlaamsche schouw burg, het Paleis van Justitie, het gebouw van de Réunion des Etudiants enz. enz. is ook niets overgebleven dan de kale muren Dat ik op mijn tocht door de stad meer dan eens lastig gevallen werd door Duitsche patrouilles, die de stad in alle richtingen doorkruisten, maar telkens op vertoon van mijn identiteitspapieren ongemoeid gelaten werd, stip ik slechts even aan. Ik moest mij nu haasten om de stad uit te komen en zien hoe ik u dezen brief kon doen toekomen. De ernstige toestand voor Parijs. De „Ct." ontving het volgende bericht: Het schijnt, dat de Fransche generale staf binnen eenige dagen de totale afsluiting van Parijs verwacht. De verbinding met Londen wordt op het oogenblik nog via Boulogne onderhouden. Ook de verbinding met Neder land vindt thans nog via Boulogne en Fol kestone plaats, maar men meent uit het resultaat der Duitsche operaties in Noord- Frankrijk te mogen afleiden, dat al zeer spoedig deze weg afgesloten zal worden door de oprukkende Duitsche troepen. Zij, die in den toestand zijn ingewijd, weten, dat het hoogst kritiek kan worden. Zoodra de Duit schers tot Amiens zijn genaderd, is de af sluiting van Parijs aan de Noordzijde een voldongen feit. Te Parijs zelf is het volmaakt rustig. De bladen verbloemen het ernstige van den toe stand en doen het voorkomen, alsof aan het voortrukken der Duitschers geen al te groote beteekenis moet worden gehecht uit een strategisch oogpunt. De officieele communi- qué's luiden ook onveranderd zeer gerust stellend, maar in stilte is men bezig Parijs voor te bereiden op een beleg. Zooveel mogelijk worden de armlastige bewoners in staat gesteld, Zuidelijker te trekken. De consuls der bevriende mogend heden stellen alles in het werk, om hun landgenooten te doen vertrekken. Men ver gemakkelijkt de formaliteiten, geeft desver- langd zelfs vrije reisbiljetten, indien men zijn heengaan maar bespoedigt. De Nederlandsche consul deelde mede, dat uiterlijk Zaterdag de laatste gelegenheid werd geboden, om naar Boulogne te gaan. Men moest er op rekenen, dat plotseling de dienst onderbroken kon worden. - Er wordt druk gewerkt aan de verdedi gingswerken van Parijs. Loopgraven zijn aangelegd en verschansingen worden opge worpen. Parijs is zoo weerbaar mogelijk ge maakt en zal, indien het beleg plaats vindt, het zeer lang kunnen uithouden. Naar men hoopt, lang genoeg om de Russen intusschen hun opmarsch te doen voltooien. Zooals gezegd, Parijs weet nog niet, dat het gevaar zoo nabij is. Men weet er nog niet te lezen tusschen de regels van de niets zeggende mededeelingen, die aan de pers verstrekt worden. Te wreder zal het voor de Parijzenaars zijn als zij aanstonds plotseling voor het droeve feit gesteld worden, dat hun fraaie stad bedreigd wordt en die dag is meer nabij dan menigeen daar wel vermoedt. Een Engelsch soldaat aan het woord. Een gewonde Hooglander heeft het vol gende verhaal gedaan van den vierdaagschen slag, die den vorigen Zondag in de buurt van Bergen begon en Woensdagavond daar aanvolgende op den weg naar Amiens ein digde. Gelijk dat bij een gezamelijken tegenslag meermalen voorkomt, geeft hij er den bond- genooten de schuld van, dat de Engelschen gedwongen waren terug te trekken. „Ofschoon het een soldaat niet past", zoo vertelt hij, „om critiek uit te oefenen op zijn meerderen, ook al zijn het officieren van een andere natie, die met ons verbonden is, kan ik toch mijn opinie niet verhelen, dat de Fransche Staf zich ernstig heeft misrekend. Ik veronderstel, dat de Duitschers er in ge slaagd zijn hen in de waan fe brengen, dat de hoofdaanval zou worden gedaan in de nabijheid van Charleroi en wel ten Zuidoos ten van die plaats en terwijl men zich met ijver gereedmaakte om den aanval het hoofd te bieden, zocht men van Duitsche zijde het punt uit waar de linie van de geallieerden het zwakst was, om daar met hun hoofd macht van 400,000 tot 600,000 man door te breken. Op dat zwakste punt stonden juist wij en vrij spoedig, toch te laat, werd dui delijk dat de Duitschers op Charleroi slechts een schijnaanval uitvoerden om met hun beste troepen onze linkervleugel op te rollen. Terwijl de Franschen hun aandacht op het centrum gericht hielden, stormde de heele Duitsche beschikbare macht op ons toe en voor we goed wisten wat er gebeurde, zaten de duivels ons op den nek. Hoe we er nog zoo goed zijn afgekomen, is voor mij een wonder. Even verwonderlijk was de manier waarop de Duitschers op ons losstormden. Zij wilden blijkbaar onze linie doorbreken ten koste van hoeveel menschen- levens dan ook; het was een onmetelijke optocht van soldaten |naar de lijn, waar ze den dood vonden. Zoo wilden ze ons blijk baar afmatten. Eerst kwamen de Duitschers voorwaarts met een kalmte of ze een wandelingetje de den, maar toen ons vuur in hun gelederen begon te woeden en er hier en daar leelijke gaten in maakte, veranderde dat. Maandag, toen wij begonnen terug te trek ken, brachten de Duitschers alle beschikbare krachten naar voren om ons te bestoken en zij deden wanhopige pogingen om ons naar het Zuidwesten te drijven, ten einde onze verbinding met het Fransche hoofdleger af te snijden en een wig te drijven in het leger der bondgenooten. Wij begrepen echter even goed als zij, waar het om te doen was en vochten om iederen duim gronds om dit plan te verijdelen. Met betrekkelijk gemak zouden wij hebben kunnen weg komen, indien wij den kant uit gegaan waren, waar de Duit schers ons heen wilden brengen, maar dan zou den wij den Franschen linkervleugel onge dekt hebben gelaten en ieder van onze man nen was zich bewust, dat de veiligheid van het heele Fransche leger van de kracht af hing, waarmede wij stand zouden houden. Daarom verdedigden wij iederen duim gronds, totdat wij op den Franschen linkervleugel waren teruggevallen. De zwaarste verliezen leden wij bij het dekken van onzen terugtocht op Maandag en de vol gende dagen, want de Duitschers spanden hun krachten in om onzen terugtocht in een vlucht te doen ontaarden. Bij deze gelegenheid gingen onze kanon nen verloren. Ik heb zelf maar één batterij door de Duitschers zien nemen, zij stond achteraan en werd maar zwakjes door de infanterie gesteund. De kanonniers deden wat ze konden om de grijsblauwe wolken van aanrukkende Duitschers te weerhouden. Maar Duitsche scherpschutters schoten de paarden één voor één neder. Toen vervol gens de Duitsche cavalerie kwam aanrennen, was het onmogelijk de kanonnen in veilig heid te brengen. De officieren bevallen ze in den steek te laten. Op een ander punt zag ik een poging van de Duitschers om een batterij te nemen, mis lukken. Reeds hadden Duitsche cavaleristen de kanonniers tot den laatsten man neerge veld, toen eenige compagnieën Iersche fuse liers, gesteund door artillerievuur, door een aanval met de bajonet de Duitschers verdre ven, echter niet zonder dat ook zij ontzag lijke verliezen hadden geleden. Later kregen nochthans de fuseliers bevel de kanonnen te laten staan, omdat er geen paarden beschik baar waren. Op dat punt hervatten echter de Duitschers in de eerste uren hun aanval niet, zoodat men er ten slotte in slaagde met op gevangen Duitsche paarden deze kanonnen in veiligheid te brengen. In den slag. Een gewond Fransch soldaat, een journalist, beschrijft in een brief aan een vriend te Lon den het gevecht, waarin hij geweest is. Hij ligt nu in een veldhospitaal. Een geweerko gel heeft hem den linkerschouder doorboord, en hij heeft nu het gevoel of iemand een brandende sigaar aan zijn schouder heeft ge houden. Hij vertelt (wij vertalen uit een En gelsch blad): „Ons leger trok op over een breeden, zon- nigen weg, aan weerskanten begrensd door een uitgestrekt bebouwd veld, waarop hier en daar boeremeisjes en oude mannen druk bezig waren met den oogst, alsof zij leefden in de vreedzaamste streek van het vreed zaamste land ter wereld. Wij rennen nu door het veld en de helling van heuvels op. Op den top gekomen laten wij ons vallen en daar, recht voor ons, op de heuvelen aan den overkant en opdringende naar de vlakte die hen scheidt is de vijand in gevecht meteen divisie van de verbonden troepen. Ik kan dui delijk de Duitsche artilleristen zien, die zich bewegen tusschen de stukken op den top der heuvelen en op de hellingen. Ik zie een geweldige vlam uit een van de kanonnen slaan. De omliggende heuvelen weerkaatsen den zwaren knal. „Het is een rare gewaarwording die je krijgt wanneer je voor het eerst in een kogelregen komt. Je hebt ineens het gevoel of je de koorts hebt. Maar dat gevoel gaat gauw weg. Nu eens neervallende om te schieten en dan weer opspringende om een eind over de vlakte te rennen, naderden wij meer en meer den vijand die in groote sterkte bijeen was. Maar dat waren wij ook. De grond trilde van het onophoudelijk kanongedonder en de lucht werd verschuurd van het voortdurende ge ratel van het geweervuur. Wij stormden voor uit om een stuk grond te bereiken, dat door lage dijken was omringd. Een kameraad aan mijn rechterhand valt zonder een kik te ge ven voorover, door een schot in de borst gedood. Vóór mij steekt een man de armen in de hoogte, valt, strompelt weer op, valt weer en „Daar heb je het" (C'est ga) zijn zijn laatste woorden. Met zijn twaalven hadden wij dat stuk grond bereikt. Ik keek even rond. Er woedde een vreeselijk gevecht, en zoo afschuwelijk was het wat ik om mij heen zag, dat ik nu nog niet kan gelooven dat ik dat heb beleefd en aanschouwd. De wildste verbeelding kan zich geen voorstelling maken van zoo iets ontzettends -Dicht bij ons spatte een granaat uiteen. Een vreeselijke gil volgde er op. Vijf onzer lagen op dat kleine plekje dood. Van een man waren beide beenen afgerukt. Hij leefde nog en was bij bewustzijn. Hij smeekte ons hem af te maken. Een officier kwam voorbij gesneld, hield op, keek even naar den man en schoot hem door het hart. „Dat is beter", zei hij, arme „drommel!" Hij opende zijn mond om een bevel te geven, maar op het zelfde oogenblik kreeg hij een kogel in den mond. Hij draaide tweemaal om en viel met een smak op den dijk vlak bij mij. Er waren meer vijandelijke troepen opge daagd. Zij hadden zware verliezen geleden, maar ook aan onze zijde is het aantal dooden en gewonden groot en onze stelling schijnt hachelijk te worden. Wij moeten terug, wij zijn al aan het te rugtrekken. Een oogenblik is het alsof de vij and aarzelt, en wij maken van de gelegenheid gebruik om vooruit te stormen en brengen hem groote verliezen toe. Onze mannen hou den ongetwijfeld vol en ze toonen merkwaar dige zelfbeheersching. In weerwil van de af grijslijke tooneelen om mij heen voel ikzelf mij nu ook kalm, en al mag het vreeselijk lijken, ik erken, dat ik zonder een oogenblik te beven op mijn levende schijven mik, schiet en naar cie uitwerking van mijn kogel kijk. Zoo doen wij allen. Wij verspillen onze pa tronen niet. De vijand overtreft ons echter zoozeer in aantal, dat wij niet langer weer stand kunnen bieden zonder ons zelf en het hoofdleger aan een geweldig gevaar bloot te stellen. De terugtocht wordt prachtig uitgevoerd. Net ben ik op den top van een heuvel aan geland, of ik voel een lichten schok aan den linker schouder, niets meer. Ik Iet er niet op, maar even later voel ik een brandende pijn in dien schouder. Ik merk dan, dat ik gewond ben en dat mijn linker arm steeds zwaarder wordt. Eenigen tijd later vind ik mij in een veldhospitaal liggen". De nederlaag der Russen In Oost-Pruisen. Omtrent de overwinning, door het leger S'>

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 3