Tweede Blad.
De Europsesche Oorlog.
Zaterdag 5 September1914. No.2004
t§^
Twee Bladen.
OFFICIËEL GEDEELTE.
BUITENLAND.
IN HOC SIGNOWSES
Dit nummer bestaat uit
t
*1$
Ligplaats suikerbieten aan kaai en haven.
De BURGEMEESTER van Sommelsdijk
maakt bekend
dat de agenten voor beetwortelsuikerfa
brieken, die op de kaai en aan de haven
alhier, ligplaats verlangen voor de door hen
gecontracteerde bieten zich
vóór Dinsdag 15 September a.s.
daarvoor tot den havenmeester hebben te
wenden met opgave van het aantal der door
hen gecontracteerde hectaren land.
Sommelsdijk, 1 September 1914.
De Burgemeester voornoemd,
BOUMAN.
JACHT.
De COMMISSARIS DER KONINGEN IN
DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND.
Gezien het besluit van Gedeputeerde Sta
ten dier provincie dd. 31 Augustus, II, no. 3
Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857
{Staatsblad no. 87)
Brengt ter kennis van belanghebbenden,
dat bij voormeld besluit, met wijziging van
dat dd. 24 Augustus II., no. 8, door Gede
puteerde Staten bepaald is
le. dat voor het in Zuid-Holland gelegen
deel der Nieuwe Hollandsche Waterlinie ten
westen van het Merwedekanaal, met uitzon
dering van de gemeenten Gorinchém en Via-
nen, de jacht op waterwild geopend blijft
en de jacht op klein wild opnieuw openge
steld wordt op HEDEN, met uitzondering
van de jacht op fazanten en hazen, die ge
opend wordt op Donderdag 1 October a.s.
met zonsopgang;
2e. dat genoemde jachtbedrijven dus tot
nadere aankondiging gesloten zullen zijn in
de gemeenten Arkel (gedeeltelijk), Asperen,
Everdingen, Gorinchém, Hagestein, Hei- en
Boeicob, Heukelum, Kedichem, Leerbroek,
Leerdam, Meerkerk (gedeeltelijk), Nieuwland,
Schoonrewoerd en Vianen;
3e. dat in de geheele provincie het vangen
van waterwild met slagnetten en het vangen
van eendvogels in eene eendenkooi of daar
mede gelijkstaanden toestel geoorloofd blijven.
Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt,
worden afgekondigd en aangeplakt waar zulks
te doen gebruikelijk is, alsmede in het Pro
vinciaal Blad en in de Nederlandsche Staats
courant worden geplaatst.
's-GRAVENHAGE, 1 September 1914.
De Commissaris der Koningin voornoemd.
SWEERTS.
Commandant der Stelling van de Monden
der Maas en van het Haringvliet.
VERVOER VAN GESTORVEN OF Uil
NOOD GESLACHT VEE.
Het is verboden gestorven of uit nood ge
slacht vee, dan wel het vleesch daarvan te
vervoeren, te verkoopen, of ten verkoop in
voorraad te hebben, tenzij het door een ge
diplomeerd veearts is goedgekeurd en van
keuringsmerken is voorzien.
De eigenaar van een gestorven, of uit nood
geslacht dier doet hiervan onmiddelijk aan
gifte bij den Burgemeester in wiens gemeente
het cadaver zich bevindt. Onder toezicht der
politie wordt het vleesch daarna vernietigd.
Mocht door den eigenaar eene keuring
worden verlangd, dan moet die keuring ge
schieden uiterlijk binnen 24 uur na den dood
of het ongeval.
Met eene schriftelijke vergunning van den
Burgemeester mag het dier naar de afslacht-
plaats vervoerd worden. De borst- en buik
organen moeten op natuurlijke wijze tot na
de keuring aan het dier bevestigd blijven.
Bij goedkeuring van het vleesch wordt het
op de gewone wijze door den keurmeester
gestempeld en vrij gegeven, bij afkeuring
onverwijld de politie er van in kennis gesteld
en de vernietiging gelast.
Onder vee wordt verstaanpaarden, rund
vee, varkens schapen en geiten.
Alle Officieren van Gezondheid, intendan
ten paardenartsen, veeartsen hulpkeurmees
ters van vee en vleesch en politiebeambten
zijn bevoegd de slachtplaatsen en vilderijen,
ondanks den wil van den eigenaar binnen te
treden,
Overtreding van bovenomschreven verbod
zal gestraft worden met hechtenis van ten
hoogste 10 dagen of eene geldboete van ten
hoogste 50 gulden.
En wordt hiervan door aanplakking afkon
diging gedaan.
Hellevoetsluis, den 29sten Augustus 1914.
De Vice-Admiraal,
Commandant der Stelling van de Monden
der Maas en van het Haringvliet,
VAN HECK1NG COLENBRANDER.
ige week
(reestraat
ïacht een
raat zoo
dat hij
iekenwa-
rd, is hij
gasthuis
Toelating tot de
Openbare Lagere School.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sommelsdijk brengen ter kennis
van ouders, voogden of andere verzorgers,
die voor.hunne kinderen en pupillen op 1 Octo
ber a.s. 'toelating tot de openbare school ver
langen
le. dat zij zich onder overlegging der vac-
cinebewijzen ter Secretarie kunnen aanmel
den van 11 tot en met 24 September a.s. des
voormiddags van 9 tot 12 uur.
2e. dat alleen worden toegelaten kinderen
die den leeftijd van 6 jaren hebben bereikt
of dien zullen bereiken binnen zes maanden
na den dag der toelating.
Met nadruk wordt er op gewezen, dat na
24 September a.s. geene aanmelding meer
kan geschieden.
Sommelsdijk, 3 September 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
Iz. GEELHOED. BOUMAN.
Sedert ons laatste overzicht zijn de be
richten steeds binnengekomen over een nóg
grooter overwinning in Oost-Pruisen.
Voor het Duitsche leger dan
Eerst heette het 30.000.
Gister werd gemeld 60.000.
En thans deelt de Duitsche „groote gene
rale staf" mede dat volgens verdere meede-
deelingen in het hoofdkwartier ontvangen,
het aantal krijgsgevangenen in den slagGil-
genburg-Ortelsburg nog grooter is dan tot
dusverre gemeend was en 90,000 man be
draagt. Onder de krijgsgevangenen bevinden
zich 300 officieren.
AI het artillerie-materiaal der Russen is
vernietigd.
Geen wonder dat de Duitschers over deze
zegepraal, juist op de plek waar hun land
het meest bloot ligt en de toestand het ge
vaarlijkst was, zeer verblijd zijn.
De keizer benoemde den overwinnenden
veldheer in Oost-Pruisen, generaal von Hin
denburg, tot generaal-majoor en verleende
hem het ijzeren kruis eerste klas, terwijl hij
hem het volgende telegram zond„Groot
hoofdkwartier. Door de in een driedaagschen
slag bevochten volkomen overwinning over
de Russische overmacht verwierf het leger
zich voor altijd den dank van het vaderland.
Met geheel Duitschland ben ik trotsch op
deze prestatie van het leger, dat onder uw
commando staat. Wil den dapperen troepen
mijn oprechte keizerlijke hulde overbrengen".
Petersburg seinde nog niets.
Wat er wel op wijst, dat Russische leger
in Oost-Pruisen een harde klap gehad zal
hebben, dat de Russische inval daar tot staan
zal zijn gebracht en dat we er niet vreemd
van hoeven op te zien als straks omgekeerd
de Duitschers op Russischen bodem loperee
ren gaan.
Het hoofdorgaan der sociaal-democraten in
Duitschland, schrijft over het Russische le
ger Het menschen-materieel van het Rus
sische leger is zeer verschillend tegenzin in
den strijd, wild fanatisme, barbaarsche bru
taliteit, list en gemeenheid wisselen elkaar
af. Dikwijls vertoonen zich kleine troepjes
met witte doeken aan de bajonetten. Vertrou
wen de Duitschers dan de zaak en maken zij
zich gereed den vijand te ontwapenen dan
slaat plotseling uit verdekt opgestelde mi
trailleurs een kogelregen in hun gelederen.
Op die wijze hebben de Duitschers reeds
herhaaldelijk aanzienlijke verliezen geleden.
Dan weder blijkt, dat er bij de russen ve
len zijn, die slechts gedwongen soldaat zijn
en die in de Duitschers de bevrijders zien
van het Tsarisme.
Zij maken van de eerste de beste gele
genheid gebruik zich over te geven. Zoo deed
bijvoorbeeld de geheele elfde compagnie. De
Russische officieren weten, dat zij niet op
hunne mannen vertrouwen kunnen. Achter
elke gevechtslinie bevinden zich officieren,
die een ieder neersabelen, die vluchten wil.
Onder de soldaten die zich gevangen geven,
bevinden zich Duitsch-sprekende elementen.
Van het Westen ook iets meer nieuws.
Het schijnt daar voor de verbondenen nog
nog steeds ongunstiger te worden.
In Parijs werd bekend gemaakt dat de lin-
kervlengel tengevolge van de voortgezette
omtrekkende beweging der Duitschers en om
geen beslissenden slag te aanvaarden, die
onder ongunstige omstandigheden zou kun
nen hebben plaats gehad gedeeltelijk naar
het Zuiden, voor een ander gedeelte naar
het Zuidwesten teruggetrokken.
De actie is de streek van Rethel (ten N.O.
van Reims heeft het den Franschen strijdkrach
ten mogelijk gemaakt den vijand voor een
oogenblik op te houden.
Aan het centrum en aan den rechtervleu
gel, in Les Woevres, Lotharingen en de|Vo-
gezen, is de toestand onveranderd.
Ook bij St. Quentin moet hevig gevochten
zijn althans een telegram uit Berlijn meld)
aangaande de beteekenis van de overwinning
bij St. Quentin, die generaal-veldmaarschalk
von Bülow den 31sten Augustus behaalde,
dat bij St. Quentin 4 Fransche legerkorpsen
en 3 Fransche reservedivisies in het veld
stonden. Zij werden volledig verslagen en
worden nu krachtig vervolgd.
De slag was verwoed en duurde 2 dagen.
De concentrische opmarsch der Duitsche
Westerlegers gaat onafgebroken voort. Elke
dag brengt nieuwe successen, welke evenwel
slechts bericht worden, als zij van beslis
sende beteekenis voor den geheelen gang
der krijgsverrichtingen op het Westelijke
oorlogsterrein zijn.
De Duitschers in België.
Antwerpen, 2 Sept. (Havas.) Om half vier in
den morgen is opnieuw een Zeppelin boven
de stad verschenen. Het luchtschip werd op
geweerschoten en geschutvuur onthaald.
De Zeppelin kwam uit het Noorden en
stevende in Zuidelijke richting. Het lucht
schip wierp een bom op den spoorweg, zon
der schade aan te richten. Van de huizen in
den omtrek sprongen alleen de ruiten.
Nadere inlichtingen behelzen echter, dat
de Zeppelin ook tien huizen ernstig heeft
beschadigd. Achter deze huizen zijn nog vijf
bommen gevallen, die groote gaten in den
grond geslagen hebben zonder schade te
veroorzaken. Men meent, dat het luchtschip,
licht getroffen door het vuur uit de forten,
terzelfdertijd 8 of 9 bommen heeft laten val
len om te ontkomen.
De Zeppelin, vermoedelijk aangeslopen op
den Noordoosten wind, schijnt het er o. a.
op gemunt te hebben het arsenaal bij Berchum
te vernielen en de militaire slachtplaatsen
bij Schietschotel. Bij Deurne moet het lucht
schip ook gesignaleerd zijn.
Het kwam niet boven de middenstad, maar
ging bij de Borsbeeksche poort over de ka
zerne heen. Boven de toren van de kerk te
Berchem keerde het en verdween daarop,
terwijl voortdurend op het schip met geweren
en kanonnen door de Belgen is geschoten.
Men weet niet, of er gekwetsten zijn. Bij
geruchte vernam ik, dat er bij Bogerhout,
waar drie groote gasketels staan, eveneens
bommen zijn neergekomen, die acht menschen
verwondden. Vast staat, dat bij het Ber-
chemsche spoorwegstation de telegraafdraden
werden vernield en hier en daar de rails
weggeslagen. Ook is schade aangericht in
de militaire slachtplaatsen bij Schietschotel.
Hier veroorzaakte de ontploffing een gewel
dige paniek. De menschen renden in nacht
gewaad uit hunne huizen de binnenstad in.
Een heer, die reeds eenige dagen het plan
opgevat had Antwerpen .te verlaten, wilde
daaraan hedenochtend gevolg geven. Hij stond
ongeveer half vier op, keek het raam uit en
zag daar in de schemering een flauw licht
dreigen. Plotseling viel een schot als van
een kanon en hij herkende een Zeppelin. Bij
de Borsbeeksche poort kwamen de bommen
neer. Een ontzettende ontploffing had plaats
en het was, alsof het daarna hard hagelde.
De schroeven lieten zich hooren en binnen
vijf minuten was het luchtschip verdwenen.
Ook boven de Platijn Lei en Zurenburgis
de Zeppelin gesignaleerd. Daar hoorde men
ook bommen springen. Het was, alsof de
huizen heen en weer schudden, vertellen
ooggetuigen mij.
Uit Mechelen.
Een vluchteling uit Mechelen, die Zater
dagavond na veel wederwaardigheden uit
Mechelen te Tiel arriveerde, deelt aan de
Nieuwe Tielsche Courant o. m. het volgen
de mede
Tot Dinsdagmorgen 25 Augustus half zes
bleef alles rustig, doch werden wij eensklaps
opgeschrikt door granaatvuur. Gedurende 20
minuten duurde het bombardement, toen wer
den de Duitschers door de Belgen terugge
dreven. De kannonnade was hoofdzakelijk
gericht op den prachtigen St. Romboutstoren
die echter slechts weinig geleden heeft. Maar
de kerk is zwaar beschadigd. Ik zag een gra
naat boven den toren uiteen spatten de vele
kogels verwoestten tal van huizen in de na
bijheid. In de Heemsbent werden een oude
man en een vrouw, die hun geld wilden ha
len, in hun woning door een granaat gedood.
De Belgen, die de Duitschers terugwierpen,
slaagden erin de kanonnen, welker moord
dadig vuur zooveel schrik en jammer had
verspreid, te vermeesteren. De Duitsche sol
daten trokken zich naar den kant van Vil
voorde terug.
Den volgenden dag had bij Hofstade en
Hellewaard een groote slag plaats. Van Meche
len uit werd van 's morgens vier uur onop
houdelijk zwaar kanongebulder gehoord. De
schrik sloeg den bewoners om het hart en
velen vluchtten met achterlating van alles,
wat zij bezaten. De treinen werden bestormd,
gevochten werd er om een plaatsje.
De algemeene gedachte van ons was nu,
dat de Duitschers spoedig zouden komen
opdagen en met een aantal families verschool
ik mij in den kelder van onze woning. Voor
de veiligheid werd een gat gegraven naar
den kelder van de buren, viel dan ons huis
in, dan zou van schuilplaats verwisseld wor
den. Het was een angstig wachten in de don
kere ruimte. Daar niets vernomen werd, waag
den enkelen het uit de schuilplaats te krui
pen en werd de mededeeling ontvangen, dat
wij dien nacht rustig konden gaan slapen,
omdat de stad aan de Duitschers was over
gegeven. Inderdaad stoorde dien nacht niets
onze rust.
Toen ik Donderdagmorgen 27 Augustus
opstond, was de stad als uitgestorven. Ik
nam een kijkje bij de bruggen, waar de Bel
gische genie bezig was, de bestaande ijze
ren bruggen af te breken en te vervangen,
door houten, en nam ter loops nog waar,
dat van vier uhlauen, die kwamen aangere
den, drie doodgeschoten werden. Van een
treinenloop was op dat oogenblik niets te
bespeuren, zoodat ik besloot voorloopig in
de stad te blijven.
De algemeene meening van de nog aan
wezigen was, dat de Duitschers weder te
ruggetrokken waren. In den loop van den
morgen kwam een groote schare vluchtelin
gen uit Leuven, Moerbeke en Herent de stad
binnen. Terwijl zij door de ingezetenen ge
voed en verzorgd werden, vertelden zij van
de ellende, welke zij meegemaakt hadden.
Over de behandeling-der Duitschers hadden
zij niet te klagen, zij moesten wel midden
in de straten loopen, geëscorteerd door Duit
schers en kregen bevel een Duitsche vlag
in de hand te nemen, doch d'e soldaten ga
ven hun brood en brachten den stoet tot op
weg naar Mechelen, waar de stakkers aan
hun lot overgelaten werden.
Toen ik 's middags gegeten had, kwam
een boodschap, dat het nog tijd was om te
vluchtende burgemeester liet afkondigen
dat de stad weder gebombardeerd zou wor
den en zette de menschen aan de wijk te ne
men. Weeskinderen, nonnen en kloosterlin
gen zag ik in grooten getale naar het station
gaan en daar ik hoorde dat nog slechts één
trein zou loopen, besloot ik eveneens de
stad te verlaten. Aan het station heerschte
een ware paniek, vrouwen weenden om hun
in het gedrang verloren kinderentot boven
op de wagens van den trein zaten passagiers
en soldaten en ik was blij zelf een plaatsje
in een veewagen te hebben veroverd. Te 4
uur vertrok de overvolle trein en juist was
deze de brug van Nèckenspoel over of de
Belgen lieten de brug springen.
De verwoesting te Leuven.
Een der oorlogscorrespondenten van de N.
R. Ct., die een bezoek aan Leuven heeft ge
bracht, geeft een overzicht van hetgeen er
in de voornaamste gebouwen verwoest is.
Daar ik schrijft hij in Leuven goed
bekend ben, was het mij niet zoo moeilijk
mijn weg eenigszins te vinden.
Ik richtte mijn schreden het eerst naar de
Markt. Daar staat het stadhuis, dat gedeel
telijk vernield is. Men was nog voor eenige
jaren bezig, in den tijd dat ik te Leuven
was, het stadhuis geheel te restaureeren, met
name het prachtige en weelderige beeld
houwwerk.
Dat het stadhuis niet geheel verwoest is,
is, zoo men mij vertelde, te danken aan den
burgemeester, die in den nacht van het bom
bardement aan de Duitsche overheid op de
knieën gesmeekt had om het stadhuis te
sparen. Geheel kon het echter niet gespaard
blijven, daar het vuur van belendende ge
bouwen er zich aan mededeelde.
Tegenover het stadhuis stonden ook nog
eenige antieke gebouwen, die alle verbrand
zijn.
Niet ver van de Markt staat de St. Pieters
kerk, die gedeeltelijk verwoest is.
Toen ik de vroeger zoo schoone Maria
Theresiastraat inging, welke nu niets meer
dan een puinhoop is, kwam ik van daar op
de Varkensmarkt, waar vroeger de universi
teit stond. ,Deze universiteit, met de zooge
naamde Hal, het voormalige huis van het
weversgilde, en de universiteitsbibliotheek,
die 100,000 deelen en ongeveer 500 kostbare
handschriften bevatte, is geheel verwoest.
Een beetje verder den Mechelschen steen
weg. opgaande, waar de St. Geertruidakerk
vroeger stond (thans ook al een ruïne) be
merkte ik nog een groot klooster, waar vroe
ger ongeveer achthonderd Benediktijner mon
niken woonden. Ook dit was geheel verwoest.
Het gebouw was, naar men zeide, aan de
vier hoeken in brand gestoken en met ma
chinegeweren beschoten.
De St. Geertruidakerk daar vlak bij, met
zijn historische gebeeldhouwde koorbank, die
voor de mooiste van geheel België doorging,
is ook verbrand.
Over de Place de Jodoigne, waar de groote
gevangenis staat, kwam ik langs de Onze
Lieve Vrouwenstraat voorbij de puinhoopen
van de zoogenaamde St. Jacobskerk.
Deze kerk met byzantijnschen toren en de
kostbaarste schilderijen, o.a. van Jordaensen
Rubens, alsook het vermaarde doopvont, dat
volgens de overlevering uit het Heilige Land
door Godfried van Bouillon meegebracht is
en dagteekende uit den tijd van de kruis
vaarders, is mede vernield en verbrand.
Een weinig verder in de Nassausche straat
heeft men ook de schoone, nog niet geheel
voltooide Benediktijner abdij verwoest. Het
eenige wat nog overeind staat van de kloos
ters en abdijen is de schoone Norbertijnen
abdij Regina Coeli, die op den zoogenaamden
Keizersberg ligt. Deze abdij ligt eenigszins
bezijden de stad, eenzaam op de hoogte. Dat
de Duitschers deze abdij gespaard hebben,
schijnt te verklaren uit het feit, dat de berg
voor hen een punt van strategisch belang
was. Vanaf dezen Keizersberg moet de stad
gebombardeerd zijn.
Wat er van de Norbertijner monnikken ge
worden is, kon ik niet te weten komen.
Van de anderen openbare gebouwen, zoo
als het Théütre Royal, de Vlaamsche schouw
burg, het Paleis van Justitie, het gebouw van
de Réunion des Etudiants enz. enz. is ook
niets overgebleven dan de kale muren
Dat ik op mijn tocht door de stad meer
dan eens lastig gevallen werd door Duitsche
patrouilles, die de stad in alle richtingen
doorkruisten, maar telkens op vertoon van
mijn identiteitspapieren ongemoeid gelaten
werd, stip ik slechts even aan.
Ik moest mij nu haasten om de stad uit
te komen en zien hoe ik u dezen brief kon
doen toekomen.
De ernstige toestand voor Parijs.
De „Ct." ontving het volgende bericht:
Het schijnt, dat de Fransche generale staf
binnen eenige dagen de totale afsluiting van
Parijs verwacht. De verbinding met Londen
wordt op het oogenblik nog via Boulogne
onderhouden. Ook de verbinding met Neder
land vindt thans nog via Boulogne en Fol
kestone plaats, maar men meent uit het
resultaat der Duitsche operaties in Noord-
Frankrijk te mogen afleiden, dat al zeer
spoedig deze weg afgesloten zal worden door
de oprukkende Duitsche troepen. Zij, die in
den toestand zijn ingewijd, weten, dat het
hoogst kritiek kan worden. Zoodra de Duit
schers tot Amiens zijn genaderd, is de af
sluiting van Parijs aan de Noordzijde een
voldongen feit.
Te Parijs zelf is het volmaakt rustig. De
bladen verbloemen het ernstige van den toe
stand en doen het voorkomen, alsof aan het
voortrukken der Duitschers geen al te groote
beteekenis moet worden gehecht uit een
strategisch oogpunt. De officieele communi-
qué's luiden ook onveranderd zeer gerust
stellend, maar in stilte is men bezig Parijs
voor te bereiden op een beleg.
Zooveel mogelijk worden de armlastige
bewoners in staat gesteld, Zuidelijker te
trekken. De consuls der bevriende mogend
heden stellen alles in het werk, om hun
landgenooten te doen vertrekken. Men ver
gemakkelijkt de formaliteiten, geeft desver-
langd zelfs vrije reisbiljetten, indien men zijn
heengaan maar bespoedigt. De Nederlandsche
consul deelde mede, dat uiterlijk Zaterdag de
laatste gelegenheid werd geboden, om naar
Boulogne te gaan. Men moest er op rekenen,
dat plotseling de dienst onderbroken kon
worden.
- Er wordt druk gewerkt aan de verdedi
gingswerken van Parijs. Loopgraven zijn
aangelegd en verschansingen worden opge
worpen. Parijs is zoo weerbaar mogelijk ge
maakt en zal, indien het beleg plaats vindt,
het zeer lang kunnen uithouden. Naar men
hoopt, lang genoeg om de Russen intusschen
hun opmarsch te doen voltooien.
Zooals gezegd, Parijs weet nog niet, dat
het gevaar zoo nabij is. Men weet er nog
niet te lezen tusschen de regels van de niets
zeggende mededeelingen, die aan de pers
verstrekt worden. Te wreder zal het voor de
Parijzenaars zijn als zij aanstonds plotseling
voor het droeve feit gesteld worden, dat hun
fraaie stad bedreigd wordt en die dag is
meer nabij dan menigeen daar wel vermoedt.
Een Engelsch soldaat aan het woord.
Een gewonde Hooglander heeft het vol
gende verhaal gedaan van den vierdaagschen
slag, die den vorigen Zondag in de buurt
van Bergen begon en Woensdagavond daar
aanvolgende op den weg naar Amiens ein
digde.
Gelijk dat bij een gezamelijken tegenslag
meermalen voorkomt, geeft hij er den bond-
genooten de schuld van, dat de Engelschen
gedwongen waren terug te trekken.
„Ofschoon het een soldaat niet past", zoo
vertelt hij, „om critiek uit te oefenen op zijn
meerderen, ook al zijn het officieren van een
andere natie, die met ons verbonden is, kan
ik toch mijn opinie niet verhelen, dat de
Fransche Staf zich ernstig heeft misrekend.
Ik veronderstel, dat de Duitschers er in ge
slaagd zijn hen in de waan fe brengen, dat
de hoofdaanval zou worden gedaan in de
nabijheid van Charleroi en wel ten Zuidoos
ten van die plaats en terwijl men zich met
ijver gereedmaakte om den aanval het hoofd
te bieden, zocht men van Duitsche zijde het
punt uit waar de linie van de geallieerden
het zwakst was, om daar met hun hoofd
macht van 400,000 tot 600,000 man door te
breken. Op dat zwakste punt stonden juist
wij en vrij spoedig, toch te laat, werd dui
delijk dat de Duitschers op Charleroi slechts
een schijnaanval uitvoerden om met hun beste
troepen onze linkervleugel op te rollen.
Terwijl de Franschen hun aandacht op het
centrum gericht hielden, stormde de heele
Duitsche beschikbare macht op ons toe en
voor we goed wisten wat er gebeurde, zaten
de duivels ons op den nek.
Hoe we er nog zoo goed zijn afgekomen,
is voor mij een wonder. Even verwonderlijk
was de manier waarop de Duitschers op ons
losstormden. Zij wilden blijkbaar onze linie
doorbreken ten koste van hoeveel menschen-
levens dan ook; het was een onmetelijke
optocht van soldaten |naar de lijn, waar ze
den dood vonden. Zoo wilden ze ons blijk
baar afmatten.
Eerst kwamen de Duitschers voorwaarts
met een kalmte of ze een wandelingetje de
den, maar toen ons vuur in hun gelederen
begon te woeden en er hier en daar leelijke
gaten in maakte, veranderde dat.
Maandag, toen wij begonnen terug te trek
ken, brachten de Duitschers alle beschikbare
krachten naar voren om ons te bestoken en
zij deden wanhopige pogingen om ons naar
het Zuidwesten te drijven, ten einde onze
verbinding met het Fransche hoofdleger af
te snijden en een wig te drijven in het leger
der bondgenooten. Wij begrepen echter even
goed als zij, waar het om te doen was en
vochten om iederen duim gronds om dit plan
te verijdelen. Met betrekkelijk gemak zouden
wij hebben kunnen weg komen, indien wij
den kant uit gegaan waren, waar de Duit
schers ons heen wilden brengen, maar dan zou
den wij den Franschen linkervleugel onge
dekt hebben gelaten en ieder van onze man
nen was zich bewust, dat de veiligheid van
het heele Fransche leger van de kracht af
hing, waarmede wij stand zouden houden.
Daarom verdedigden wij iederen duim gronds,
totdat wij op den Franschen linkervleugel
waren teruggevallen.
De zwaarste verliezen leden wij bij het dekken
van onzen terugtocht op Maandag en de vol
gende dagen, want de Duitschers spanden
hun krachten in om onzen terugtocht in
een vlucht te doen ontaarden.
Bij deze gelegenheid gingen onze kanon
nen verloren. Ik heb zelf maar één batterij
door de Duitschers zien nemen, zij stond
achteraan en werd maar zwakjes door de
infanterie gesteund. De kanonniers deden
wat ze konden om de grijsblauwe wolken
van aanrukkende Duitschers te weerhouden.
Maar Duitsche scherpschutters schoten de
paarden één voor één neder. Toen vervol
gens de Duitsche cavalerie kwam aanrennen,
was het onmogelijk de kanonnen in veilig
heid te brengen. De officieren bevallen ze in
den steek te laten.
Op een ander punt zag ik een poging van
de Duitschers om een batterij te nemen, mis
lukken. Reeds hadden Duitsche cavaleristen
de kanonniers tot den laatsten man neerge
veld, toen eenige compagnieën Iersche fuse
liers, gesteund door artillerievuur, door een
aanval met de bajonet de Duitschers verdre
ven, echter niet zonder dat ook zij ontzag
lijke verliezen hadden geleden. Later kregen
nochthans de fuseliers bevel de kanonnen te
laten staan, omdat er geen paarden beschik
baar waren. Op dat punt hervatten echter de
Duitschers in de eerste uren hun aanval niet,
zoodat men er ten slotte in slaagde met op
gevangen Duitsche paarden deze kanonnen
in veiligheid te brengen.
In den slag.
Een gewond Fransch soldaat, een journalist,
beschrijft in een brief aan een vriend te Lon
den het gevecht, waarin hij geweest is. Hij
ligt nu in een veldhospitaal. Een geweerko
gel heeft hem den linkerschouder doorboord,
en hij heeft nu het gevoel of iemand een
brandende sigaar aan zijn schouder heeft ge
houden. Hij vertelt (wij vertalen uit een En
gelsch blad):
„Ons leger trok op over een breeden, zon-
nigen weg, aan weerskanten begrensd door
een uitgestrekt bebouwd veld, waarop hier
en daar boeremeisjes en oude mannen druk
bezig waren met den oogst, alsof zij leefden
in de vreedzaamste streek van het vreed
zaamste land ter wereld. Wij rennen nu door
het veld en de helling van heuvels op. Op
den top gekomen laten wij ons vallen en
daar, recht voor ons, op de heuvelen aan den
overkant en opdringende naar de vlakte die
hen scheidt is de vijand in gevecht meteen
divisie van de verbonden troepen. Ik kan dui
delijk de Duitsche artilleristen zien, die zich
bewegen tusschen de stukken op den top
der heuvelen en op de hellingen. Ik zie een
geweldige vlam uit een van de kanonnen
slaan. De omliggende heuvelen weerkaatsen
den zwaren knal.
„Het is een rare gewaarwording die je krijgt
wanneer je voor het eerst in een kogelregen
komt. Je hebt ineens het gevoel of je de
koorts hebt. Maar dat gevoel gaat gauw weg.
Nu eens neervallende om te schieten en dan
weer opspringende om een eind over de
vlakte te rennen, naderden wij meer en meer
den vijand die in groote sterkte bijeen was.
Maar dat waren wij ook. De grond trilde van
het onophoudelijk kanongedonder en de lucht
werd verschuurd van het voortdurende ge
ratel van het geweervuur. Wij stormden voor
uit om een stuk grond te bereiken, dat door
lage dijken was omringd. Een kameraad aan
mijn rechterhand valt zonder een kik te ge
ven voorover, door een schot in de borst
gedood. Vóór mij steekt een man de armen
in de hoogte, valt, strompelt weer op, valt
weer en „Daar heb je het" (C'est ga) zijn
zijn laatste woorden.
Met zijn twaalven hadden wij dat stuk
grond bereikt. Ik keek even rond. Er woedde
een vreeselijk gevecht, en zoo afschuwelijk
was het wat ik om mij heen zag, dat ik nu
nog niet kan gelooven dat ik dat heb beleefd
en aanschouwd. De wildste verbeelding kan
zich geen voorstelling maken van zoo iets
ontzettends
-Dicht bij ons spatte een granaat uiteen.
Een vreeselijke gil volgde er op. Vijf onzer
lagen op dat kleine plekje dood. Van een
man waren beide beenen afgerukt. Hij leefde
nog en was bij bewustzijn. Hij smeekte ons
hem af te maken. Een officier kwam voorbij
gesneld, hield op, keek even naar den man
en schoot hem door het hart. „Dat is beter",
zei hij, arme „drommel!" Hij opende zijn
mond om een bevel te geven, maar op het
zelfde oogenblik kreeg hij een kogel in den
mond. Hij draaide tweemaal om en viel met
een smak op den dijk vlak bij mij.
Er waren meer vijandelijke troepen opge
daagd. Zij hadden zware verliezen geleden,
maar ook aan onze zijde is het aantal dooden
en gewonden groot en onze stelling schijnt
hachelijk te worden.
Wij moeten terug, wij zijn al aan het te
rugtrekken. Een oogenblik is het alsof de vij
and aarzelt, en wij maken van de gelegenheid
gebruik om vooruit te stormen en brengen
hem groote verliezen toe. Onze mannen hou
den ongetwijfeld vol en ze toonen merkwaar
dige zelfbeheersching. In weerwil van de af
grijslijke tooneelen om mij heen voel ikzelf
mij nu ook kalm, en al mag het vreeselijk
lijken, ik erken, dat ik zonder een oogenblik
te beven op mijn levende schijven mik, schiet
en naar cie uitwerking van mijn kogel kijk.
Zoo doen wij allen. Wij verspillen onze pa
tronen niet. De vijand overtreft ons echter
zoozeer in aantal, dat wij niet langer weer
stand kunnen bieden zonder ons zelf en het
hoofdleger aan een geweldig gevaar bloot te
stellen.
De terugtocht wordt prachtig uitgevoerd.
Net ben ik op den top van een heuvel aan
geland, of ik voel een lichten schok aan den
linker schouder, niets meer. Ik Iet er niet op,
maar even later voel ik een brandende pijn
in dien schouder. Ik merk dan, dat ik gewond
ben en dat mijn linker arm steeds zwaarder
wordt. Eenigen tijd later vind ik mij in een
veldhospitaal liggen".
De nederlaag der Russen In Oost-Pruisen.
Omtrent de overwinning, door het leger
S'>