De Eutopeesclie Oorlog. BINNENLAND. BUITENLAND. kunnen zijn, dat hij van die mannen dan niet zou verkrijgen wat hij van hen zou vergen. De heer Schaper heeft ook gesproken van de verveling die zich langzamerhand van de manschappen zou gaan meester maken. In derdaad, het gevaar voor verveling is groot, vooral voor de mannen, gebonden aan de plaats, waar zij zijn gekantonneerd, die thans een werk hebben te verrichten, dat zoo ge heel anders is dan hun geregelde dagelijk- sche taak. Inderdaad dreigt het spook van de ver veling, en tegen dat spook is geen beter middel behalve het middel van ontspan ning, dat door vele particulieren, ik erken het met dankbaarheid, wordt aangewend dan om de menschen te oefenen. Nu zegt. de heer Schaker: dan staan de soldaten handgrepen te doen en te exercee- ren. Daarop zou ik dit alleen willen ant woorden ik heb zelf 40 jaar lang gediend en ik heb van mijn troepen altijd zeer veel weten gedaan te krijgen. Men mag dit overal rondvragen. Ik mag ook zeggen, en daar ben ik trotsch op, dat ik het met mijn onder officieren en mijn soldaten altijd goed heb kunnen vinden. En nu weet ik zeker, dat ik onder deze omstandigheden nu en dan met de menschen stram zou exerceeren. Dit heb ik altijd onder moeilijke omstandighedeu ge daan. Dit is, mits met oordeel en met mate toegepast, een uitnemend tuchtmiddel. Dit is hetgeen ik op de opmerkingen van den geachten afgevaardigde heb meenen te moeten antwoorden. Nederland en de Oorlog. Erkentelijkheid van Amerikanen. Aan H. M. de Koningin is gisteren uit de Legatie van de Vereenigde Staten van Ame rika de volgende in het Engelsch gestelde brief gericht: Mevrouw. De vele Amerikanen, die veilig en geluk kig zijn in Uwer Majesteits land in deze moeilijke tijden, wenschen hun erkentelijk heid te betuigen voor de vriendelijke gast vrijheid, welke zij in het onzijdige Neder land genieten. Zij bieden Uwe Majesteit hun oprecht en diepgevoelde goede wen schen aan bij gelegenheid, dat Uwer Ma jesteits geboortedag met zooveel getrouw heid en trots door geheel |de bevolking des lands wordt herdacht en zij bidden, dat God Uwe Majesteit en Uw vrij land in vrede, in voorspoed en in eere moge be waren. (w. g.) Henry van Dijke, Amerikaansch gezant in Nederland. Dank van Belgische vluchtelingen. Aan H. M. de Koningin is het volgende telegram gezonden Tweehonderd vier en dertig Belgische vluchtelingen, len diepste ontroerd over de gevoelens van deelneming hun bewezen gedurende hun reis van Eysden tot Olde- broek en hun ontvangst en goede huisves ting aldaar, nemen de eerbiedige vrijheid om Hare Majesteit hunne gevoelens van algemeene hoogste dankbaarheid uit te drukken. J. DREES, Belgisch Pastoor uit Mouland, thans te Oldebroek in het vluchtoord onder doctor Hendrik Mulder. Vrijstelling van port voor militairen. Tot nadere beschikking is in het binnen- landsch verkeer vrijstelling van port verleend voor de verzending door en aan militairen van a. brieven (met inbegrip van briefkaarten) tot een gewicht van 20 gram b. drukwerken en nieuwsbladen tot een gewicht van 100 gram. De portvrij te verzenden stukken moeten, voor zij zooveel afkomstig zijn van militairen aan de adreszijde dragen het opschrift „mili tair", gewaarmerkt door de handteekening van den afzender. Stukken welke niet beantwoorden aan de hiervoren genoemde bepalingen worden met port belast.Stct. Een groote slag is gevallen zoowel in het Oosten als in het Westen, al is het dat nog grooter slag(en) een beslissing zal geven. Thans echter zijn de Verbondenen door de Duitschers reeds ver teruggedreven èn over de Fransche grenzen geworpen. De Duitschers denken deze week voor Pa rijs te staan. Onmogelijk is dit niet. En 'tzou eigenlijk wel moeten; want Rus land, hoewel deze ook, volgens de berichten een geldelijke knak heeft gehad, is toch al aardig Duitschland ingedrongen. Maar beginnen we van't Westen als zijnde dichter bij en dan moeten we eerst melden dat de strijd van de afgeloopen week, de Duitschers als de machtigste hulp doen ken nen. Ze hebben, gelijk we hiervoor schreven de Fransche, Engelsche, en Belgische troepen uit België geworpen, de grond met lijken en gebroken oorlogsmaterieel bedekkende. Vreeselijk moet de strijd zijn geweest, de grenzen als weggespoeld door het bloed der tienduizenden die gevallen zijn. Want meer dan twee millioen soldaten staan daar tegenover elkaar te midden van de verschrikking des doods. De spanning neemt toe, naarmate we meer en zekerder berichten van dit groote slagveld ontvangen. Want het wordt een ontzettend drama, dat nu pas goed z'n omvang laat zien. Duitschland strijdt met z'n keurkorpsen om Frankrijk ten onder te brengen; Frankrijk tracht, met den moed der wanhoop, dat on heil te keeren, daarin krachtig gesteund door Engeland en België. En onderwijl rukt Rus land Oost-Pruisen in. Toch zit er systeem in deze ontzaglijke verwarring. Geen der partijen verloor tot nog toe het koel verstand. Von Stein, sous-chef van den Duitschen generalen staf, eindigt zijn officieel bericht met de woorden: „De beklagenswaardige pro vincies (Oost-Pruisen) die aan den vijandelij ken inval zijn blootgesteld brengen dat offer in het belang van het geheele vaderland, dat zich zulks na de beslissing van den oorlog dankbaar zal herinneren". Uit Parijs bevestigt het ministerie van Oor log de inlichtingen van 23 Augustus 's avonds over den grooten slag in Zuid-België en voegt daaraan toe: „De Franschen hebben de ge wichtige taak te vervullen al de Duitsche le gers tegen te houden. Gedurende dien tijd gaan de Russen voort, met het verzekeren van hun groot succes dat in zijn gevolgen als hoogst belangrijk moeten worden beschouwd. Ziedaar meteen de gedachtengang van beide partijen. De Duitschers geven voorloopig Oost-Pruissen en daarna zoo noodig West- Pruisen en Pommeren aan de Russen prijs, teneinde zich met des te meer kracht op de Franschen te kunnen werpen. Blijkbaar heb ben zij hun gedragslijn vastgelegd in het plan: België brutaal weg binnenvallend langs den kortsten weg naar Parijs te marcheeren en Frankrijk daar de wet te stellen. Daarte genover ondergaan zij gelaten de consequen tie welke aan die gedragslijn onvermijdelijk verbonden is: prijsgeven van eigen, aan Rus land grenzend gebied. Dat komt alles terecht, redeneert Duitsch land, als ik op het hoofdoperatie-tooneel, Frankrijk, maar overwin. Frankrijk moet er aan, moet ónder liggen tot het niet meer kan, met die anderen reken ik later wel af. De bondgenooten, Frankrijk, Engeland, België redeneeren aldus: Wij kunnen tegen de machtige Duitsche legers niet op, maar als wij hen nu maar kunnen ophouden, zijn opmarsch vertragen totdat de Russische vriend hem van achteren geducht kan benaderen, dan winnen wij het licht nóg. Als de Rus voor Berlijn komt, tegen dat de Duitscher voor Parijs staat, dan is de zege óns, want dan moet Duitschland terug. Bij deze reuzenworsteling zijn wij gelukkig toeschouwers, zij 'tdan ook met jangstige harten. Wie zal het winnen? Duitschland staat 6 dagmarschen van Pa- rijs; de Rus 32 van Berlijn. Zien we nu naar het Oosten. in het Noord-Oosten van Duitschland wij ken de Duitschers al meer en meer terug. Daar strekt zich de Provincie Oost-Pruisen als een landtong uit in het onmetelijke step- penland der Russen. Langs den Oost-grens van die „landtong" viel de Rus op eenmaal met een groote legermacht op de Duitsche bezettingen van Stullipinen, Guinbinnen, Lyck en Oralsbergen. De gevaarlijke en lastige Massurische me ren trokken ze van twee kanten om en brach ten de Duitsche korpsen in benauwde positie. In de worsteling die daardoor ontstond deed de Russische ruiterij een onstuimigen aanval, maar de Duitsche troepen hadden bijna de overwinning behaald, zegt een En gelsch correspondent, toen versche troepen uit Warschau hen in den rug vielen en tot wijken bracht. Op telegrafisch bevel van den staf ontruimen de Duitsche troepen Oost- Pruisen, voorloopig tot den Weichsel en laten spoorwegen, belangrijke steden enz. in handen der Russen. Dat is vooral daarom van zoo groot belang, omdat de Russen hun spoorwegmateriaal niet op Duitsche sporen kunnen gebruiken. De Russen willen rechttoe op Berlijn aan. Vóór dat ze daar zijn, hooren we er nog wel nader van. Want de afstand is nog groot. De verwoesting van Leuven. Een Nederlander schrijft in de N. R. Ct. Zooeven kom ik terug van een gevaarlij ken tocht naar Leuven. Hier volgt een ge trouw relaas van den toestand, zooals ik dien te Leuven vond en bijwoonde: Mijn reis ging over St. Truyen en Tienen (Tirlemont) en had Doornik tot einddoel. Door tot herhaald oponthoud, dat het zeer nauwkeurig onderzoek van mijn passen en legitimatiebewijzen vorderde, vlotte mijn reis zeer langzaam. Even voorbij Tienen waar schuwde mij een Duitsch officier niet verder te gaan, daar de toestand te Leuven hoofd zakelijk voor burgers uiterst kritiek was en de stad door artillerie zou worden gebom bardeerd. Hij ontried mij ernstig verder te gaan, daar ik groot gevaar zou loopen, zon der vorm van proces te worden doodgescho ten door een Duitschen wachtpost, die mij voor een inwoner zou aanzien, nog voor dat ik gelegenheid zou gehad hebben mijn passen te toonen, en zeker hetzelfde lot zou ondergaan door de nog aanwezige zich verborgen houdende burgers indien hij mij een soldaat ter beveiliging van mijn per soon meegaf, daar ik in dit geval voor een Duitscher zou worden gehouden. Nadere bij zonderheden kon hij mij niet geven, daar hij voorgaf het ware zelf niet te weten. Niettemin vervolgde ik mijn weg en stiet reeds na korten tijd op duizenden vluchte lingen. Zonder kleeding mee te nemen, ten deele zonder schoenen, hadden zij de stad overhaast verlaten. Zieken en ouden van da gen strompelden voort, luid weeklagend en jammerend. Kloosterzusters, geëscorteerd door militairen, kinderen die naar hunne ouders zochten. Zij allen vluchten in de richting van Tienen (Tirlemont). Tot dicht bij de stad Leuven genaderd, bleek mij dat aan rechtstreeks doordringen niet te denken viel. Brandende huizen wer den afgebroken, telegraaf- en tramdraden la gen gebroken over de straat. Lijken van paar den versperden den weg. Langs een omweg wist ik het station te bereiken, waar ik ge legenheid had den commandant kort te spre ken en hem mijn passen te laten viseeren. Intusschen was het circa 6 uur in den na middag geworden. Met het oog op den tijd voor mijn voor genomen verdere reis naar Brussel, besloot ik in verband met de invallende duisternis zoo goed en zoo kwaad het ging een onder komen te zoeken. Ik vernam echter, dat voor zoover de huizen nog niet in brand gesto ken of geschoten waren, dit spoedig zou ge schieden. Van zeer verschillende zijden werd mij in middels medegedeeld hetgeen was voorge vallen. De onderscheiden tegenstrijdigheden weglatende, meen ik het volgende als de ware toedracht van zaken te kunnen mee- deelen. Dinsdagavond circa 11 uur, terwijl de stad door betrekkelijk weinig troepen landweer en linie was bezet, en lange kolonnes pro viand en een munitietreinen door de stad trokken, werd plotseling uit een huis tegen over het station, waar het kwartier van den stadscommandant en de staf gevestigd was en dus veel militairen aanwezig waren, ge schoten. Spoedig daarop weerklonken andere schoten uit de nabijzijnde huizen, welk schie ten zich in een oogenblik van huis tot huis en van straat tot straat voortplantte. De Duit sche soldaten vielen in niet te tellen menigte. Velen werden gewond. De paarden voor de treinwagens werden gedood of sloegen op hoi. Een algemeene verwarring volgde. Dui delijk zag ik de schoten van een machinege weer door de spiegelruiten van het station. Bij onderzoek bleek dat een machinegeweer op de derde verdieping van een tegenover het station gelegen hotel was opgesteld. Juist was een militaire trein uit Luik, met bestem ming naar Brussel aangekomen en ontladen. Een sectie artillerie werd uit de omtrek van Brussel gerequireerd. Het was onmogelijk te weten, wie de schuldigen waren en precies te weten uit welke huizen de schoten kwa men. Daarom drongen de soldaten de huizen binnen en ontspon zich hier en daar een verwoed straatgevecht. Iedere bewoner die gewapend gevonden werd of verdacht werd te hebben geschoten werd onmiddelijk neer gelegd. Dat hierbij ook veel onschuldig bloed werd vergoten, spreekt vanzelf, doch de tijd ontbrak om alles nauwgezet en nauwkeurig te onderzoeken. De bewoners, wier onschuld bleek, ouden, zieken en kinderen, ten deele ook de vrouwen moesten hunne woningen verlaten. Inmiddels wierp de artillerie voort durend granaatkartetsen in de stad, die spoe dig op verschilende plaatsen brand veroor zaakten. Andere huizen werden met benzine gedrenkt en aangestoken. In dit stadium was ik bij het station aan gekomen en ik was getuige van het weg brengen van een vierhonderdtal Engelsche en Schotsche soldaten en hooglanders in hun eigenaardige dracht. Een langer verblijf bij het station achtten de officieren, met het oog op het gevaar en daar zij de verantwoordelijkheid niet durf den op zich te nemen, voor mij onraadzaam. Een nieuwe beschieting uit andere, nog in tact gebleven huizen, werd verwacht. Daar naderden onder sterk escorte twee groepen gijzelaars, mannelijke en vrouwelijke, ieder ter sterkte van vijfhonderd menschen. Zij werden bij het station opgesteld. Bij ieder schot dat op Duitsche militairen werd afge vuurd, zouden er tien worden gefusilleerd. Hier hielp geen klagen of weenen. De goe den moesten het met de kwaden ontgelden en werkelijk werd nog meenig soldaat uit een hinderlaag neergelegd. De nacht viel en akelig verlichtte de bran dende gloed den omtrek. Versterkte posten werden uitgezet. Talloos waren de patrouilles die de stad doorkruis ten. Terwijl ik met een officer stond te pra ten, knalden er 3choten in onze nabijheid. Een gearresteerd inwoner werd in mijn na bijheid gefusileerd. Van slapen was geen sprake. Losgerukte paarden, loeiende koeien, ver schrikt door het knetterend neervallen van balken en het donderend geraas van instor tende gevels en huizen, daartusschen het vallen van schoten, het bijwonen van zoo veel ellende en kommer maakt ieder rustne- men onmogelijk. Koud en kil was de nacht, dien ik in be trekkelijke veiligheid doorbracht. Tegen het aanbreken van den dag trokken de soldaten er op uit om machtig te worden wat nog niet door brand was verwoest. De telegrafische gemeenschap en de post verbinding van Luik naar Holland is verbro ken. Ik moest mij dus haasten, naar Holland terug te keeren, om u tijdig te seinen en gaf dus mijn plan om over Brussel naar Frank rijk te gaan, voorloopig op. Terugkeerende over de buitenboulevards zag ik gisteroch tend nog veel lijken liggen van inwoners. Ik telde er een twintigtal. Ik zag veel geeste lijken naast elkaar met het gezicht naar den grond, een eind verder een grijsaard, waar naast een stokoude vrouw. Zouden zij zich, van niets kwaads bewust, en zich beschut door den ouderdom wanend, op straat heb ben gewaagd? Wat verder weer het lijk van een priester De soutane bemodderd en bevuild doorbloed. Afschuwelijk was de aanblik van die onbe graven dooden. Het hart krimt bij het aan schouwen van een tafereel, waar de slecht ste menschelijke hartstochten hoogtij vierden. Op mijn terugtocht buiten Leuven naar (Tir lemont) een aaneenschakeling van uitgebran de huizen en boerenwoningen. Ook hier was veel verwoest en vernield. Herhaald bandenpech aan mijn auto, was oorzaak, dat ik moest overnachten bij boe renlieden, ongeveer twintig kilometer voor Luik, waarvan ik heden drie uur terugkeerde. De oorzaak van de vreeselijke gebeurte nissen die te Leuven plaats hadden wordt door de Duitsche militairen, waarvan ik vele officieren sprak, toegeschreven aan de hou ding der geestelijkheid, die de bevolking volgens hun zeggen had diets gemaakt, dat de Duitschers de nederlaag zouden hebben geleden en in vollen aftocht waren. Vast staat dat den dag voor mijne aankomst in den omtrek van Brussel een gevecht heeft plaats gehad. Den officier die daaraan deel nam, trof ik in het brandende Leuven. Hij beweerde met de grootste stelligheid, dat de vijandelijke aanval zegevierend was afgeslagen en door een overmacht verplet terd, hoewel drie divisies tegenover hen ston den, bestaande uit Engelsche troepen. Ver moedelijk waren de bovenvermelde en bin nengebrachte Engelsche krijgsgevangenen uit dit gevecht afkomstig. Dit zou dan geens zins duiden op een nederlaag der Duitsche troepen. Als curiositeit moet ik nog vermel den dat ik te Leuven vernam, dat het Duit sche leger tot op tachtig kilometer van Pa rijs was doorgedrongen. Er heerschte dien tengevolge groote geestdrift en hoera's wer den uitgebracht. Ook zou Frankrijk vredes onderhandelingen hebben aangeboden. Voort durend werd mij gevraagd of Engeland aan Nederland den oorlog had verklaard. Natuur lijk weerlegde ik dergelijke geruchten en verzekerde dat Nederland den wil en de kracht had volmaakt neutraal te blijven. Maubeuge, Bij Maubeuge is, zooals men weet, een Engelsche cavalerie-brigade verslagen. Van belang is nu een bericht, dat den 25en Fe bruari 1913, dus anderhalf jaar geleden, dóór de „Gil Bias" gepubliceerd werd en als volgt luidde Een in Oost-Frankrijk verschijnd blad bracht een hoogst merkwaardige onthulling. In mi litaire kringen daar wordt verteld, dat de stad Magbetige aan den spoorweg Keulen- Parijs reeds sedert verscheiden weken van groote hoeveelheden ammunitie voorzien werd. De stad Maubeuge is in militair opzicht van groote beteekenis. Zij wordt in het veldtochts plan van den Franschen generalen staf als concentratiepunt voor de verbonden troepen beschouwd, die, in geval van oorlog, door den Engelschen generaal French onder het opperbevel van den Franschen generalissimus aangevoerd zullen worden. Nu is bekend, dat de Engelsche kanonnen niet dezelfde ammu nitie als de Fransche noodig hebben. De beide regeeringen zijn echter overeengekomen, reeds in vredestijd op Fransch gebied die munitie- voorraden te brengen, die in tijd van oor log voor de Engelsche artilerie noodig zijn. (Tel.) Hoe generaal Leman zijn degen overgaf. Een bijzondere correspondent van de Tijd heeft een Duitsch officier gesproken, die hem over den val van de Luiksche forten het volgende mededeelde; Er zijn bij de beschieting en bestorming der forten van Luik heldhaftige maar ook tragische tooneelen afgespeeld. Van een,fort werd de commandant in een ontzettenden krijgsnood krankzinnig, en woest huilend begon hij op zijn eigen soldaten te schieten, die hem moesten ontwapenen en binden. Van een ander werd de koppeling vernield door Zeppelinbommen, weer andere werden als een door kinderen gebouwd zandheu veltje in elkaar geschoten door het enorm zware belegeringsgeschut. Slechts aan enkele gehalveerde afdeelingen van de Belgische fortenverdediging gelukte het, onder de meest avontuurlijke omstandigheden te ontkomen. Zoo lang het nog doenlijk was, had'gene raal Leman eiken dag de meest bij Luik ge legen forten geïnspecteerd, en naar den eisch van eiken dag doen versterken. Nog een uur vóór dat de onderlinge communicatie der vestingwerken onmogelijk was geworden, had hij in een auto, waarin hij zich liet ver voeren, nadat zijn beide beenen gekneusd waren, het fort Chaudfontaine bezocht, kort nadien met zijn bemanning zoo gruwelijk in de lucht gevlogen, nadat een Duitsche gra naat het kruitmagazijn had getroffen. Op het sterke fort Loncin, boven Ans, had de generaal zich teruggetrokken, vast beslo tend aan de Duitschers te keeren of te ster ven. Toen de welgemikte schoten der Duitsche artillerie meer dan drie kwart zijner kanon niers hadden weggeschoten in verwoede ge vechten, hielp hij zelf de resten van het ge schut bedienen, en dag en nacht ging hij zijn handvol manschappen voor. Maar tegen den laatsten stormloop der belegeraars was niets bestand. In de uiterste uur deed hij de laatste drie kanonnen, welkë nog bruikbaar waren, vernagelen, en gaf toen last den brand in de kruitkamer te werpen. Te voren waren in zijn commandantscel kaarten en papieren be treffende de verdediging vernield, en ook kon nog in de kazematten een deel der provian deering, waarvan het fort zeer ruim was voorzien, onbruikbaar worden gemaakt. Ter wijl op een afstand van nog geen twaalf kilometer het Duitsche geschut voortging te vuren op het fort, wilde generaal Leman met de ruim honderd man, die nog strijdvaardig waren, trachten zich vechtende terug te trekken. Hij wist dat het een zoo goed als hopelooze poging was, want door de om singeling der Duitsche troepen was elke terugtochtsweg afgesneden, en het verlaten van het fort geleek dan ook meer een over haaste vlucht dan een geregelde aftocht. Door de bres, welke het zware Duitsche be legeringsgeschut had aangericht, vielen nu en dan de uiteenslaande kogels, waarvan een den sergeant doodde, die bevel had ont vangen de Belgische vlag uit de officieren kamer te halen. Op het oogenblik, dat generaal Leman zich gereed maakte om zich als een der laatste fortverdedigers bij zijn mannen te voegen, die over het rotsachtige en heuvelachtige terrein reeds een stelling trachten te for- meeren op dit oogenblik drong een |der zware Duitsche 42 c.M. schoten door de beton- en pantserbekleeding, deed de kruit- lading van de kleine voorraadskamer ont ploffen ,en onder een helsch gedonder stort ten muren over muren. Duitsche deelnemers aan de bestorming vertelden, hoe ontplof fingen binnenin van zóó groote kracht wa ren, dat een betonblok van wel 25 kubieken meter inhoud eenige meters omhoog werd geslingerd en toen op de geruïneerde koepel- bedaking terugviel, nieuwe verwoestingen aanrichtend. Ook soldaten, die zich ook reeds buiten het fort bevonden, werden door de uiteengeslagen steen brokken gedood.) Toen de wervelwind van stof en damp was opgetrokken, stormde de Duitsche in fanterie vooruit van de zijde van Ans tot den top der vesting. De versperringen waren reeds lang vernield, en de stormloop ge schiedde slechts over lijken. ',Er hadden nog enkele worstelingen van man tegen man plaats, maar het overschotje der bezetting was een havenloos, half verbrand, totaal uit geput troepje, tot een ernstigen aanval niet meer in staat. Velen hadden het hoofd met zwachtels verbonden, een korporaal trachtte nog met de rechterhand, de eenige die hem gebleven was, een geweer te hanteeren. Niet zonder het wegruimen van een me nigte puin konden de Duitsche infanteristen zich een toegang banen tot den forteningang, waar generaal Leman half bedolven werd gevonden onder stukken beton, terwijl zijn hoofd in het schuin gevallen houtwerk van een raampje bekneld zat. Zijn trouwe adju dant, die hem geen oogenblik verlaten had en die bij de laatste ontploffing voorover sloeg, was bezig hem zoo goed en kwaad het ging te bevrijden. „Respectez le général, il est mort", riep hij bij de eerste verschij ning der soldaten. inderdaad meende men aanvankelijk dat de bevelhebber gesneuveld was. Zijn gelaat was heelemaal zwart, hij hield de oogen gesloten en reageerde ook niet meer op de prikkels, die hem werden toegediend. Nadat de hout splinters, de brokken ingevallen muur en stukken beton verwijderd waren, droegen Duitsche infanteristen hem zoo voorzichtig mogelijk naar beneden. Nog vóór hij in het naaste Duitsche (kampement werd gebracht, opende hij de oogen, wees eerst op zijn linkerbeen, dat deerlijk gehavend was, en toen, zich plotseling van den toestand bewust wordend, zeide hij„Het is zooals het is. De jongens hebben dapper gevochten. Zet in het protocol, dat ik bewusteloos was." De ambulancedienst bracht hem spoedig weer bij, en nadat een officier hem en zijn adjudant in ontvangst had genomen, werd onmiddellijk per veldtelefoon aan generaal von Emmich kennis gegeven van het gebeurde bij de inneming van het fort. Tegenover eenige officieren, die hem met vriendelijke woorden trachtten te naderen, nam de ver dediger van Luik een zeer gereserveerde hou ding in acht en ook jegens dezen betoonde hij zich „de zwijgende generaal", welke niet voor niets deze reputatie heeft verdiend. Al leen drong hij er nogmaals op aan, dat in het protocol der overgave zijn bewusteloos heid zou vermeld worden. Nadat eenige zorgen aan den gevangene waren besteed en hem eenige ververschingen waren toegediend, werd hem verzocht in een auto te stappen, hetwelk niet zonder de hulp van zijn adjudant geschieden kon. In het hoofdkwartier werd hij opgewacht door generaal von Emmich en enkele staf officieren, die gereed stonden om Luik te verlaten voor de krijgsoperaties, die inmid dels zuidelijker in België waren verplaatst. Het was een aandoenlijk, historisch oogen blik overwinnaar en overwonnene bijeen te zien. Zij begroetten elkander op militaire wijze, waarna de bevelhebber van 't Duitsche leger op zijn gevangene toetrad en hem de hand reikte, zeggende: Gij hebt u dapper gehouden, generaal, waaróp generaal Leman antwoordde: Ik dank u. Onze troepen hebben hun krijgsmanseer bewaard. Maar de krijg is toch iets anders dan de manoeuvres, nietwaar? Dit was een zinspeling op het feit, dat de leger-manoeuvres twee jaar geleden, door de beide bevelhebbers (de eene als gast) wer den bijgewoond. Er bleef een oogenblik een pijnlijke stilte heerschen. Het oogenblik was nu gekomen, dat gene raal Leman zijn degen moest overgeven. Dien van den adjudant had men reeds bij den eersten wachtpost afgenomen. Niet zon der ontroering gespte de verdediger van Luik het wapen af en wilde het zijn over winnaar aanbieden. Maar deze voorkwam hem en zeide met een afwerend handgebaar: „Gij hebt gelijk, dat de krijgsmanseer be houden werd. Blijf daarom den degen dra gen, die haar niet geschonden heeft. Het is voor mij een onderscheiding geweest, hem te mogen kruisen, generaal. Gij zijt een man 1" De adjudant van den koelen, ijzerharden, „zwijgenden generaal" vertelde, dat hij toen voor het eerst van zijn leven in diens oogen tranen heeft gezien. De telegrammen van vóór de oorlog is reeds gedeeltelijk bekend, doordat de En gelsche regeerins aan het Parlement een bundel stukken heeft overgelegd, waaruit men lezen kan, wat er die laatste dagen zooal tusschen verschillende staatslieden en vor sten in Europa over-en-weer geseind is. We kunnen er weinig van overnemen, maar willen toch de laatste telegrammen, die tus schen keizer Wilhelm en tsaar Nicolaas ge wisseld zijn een plaats geven: men weet, hoe de keizer zich onmiddellijk daarna, toen de oorlog uitbrak in 't openbaar over de trouweloosheid van den tsaar heeft beklaagd. Het was dan de 28e Juli. Oostenrijk nam 't tegen Servië op. Enge land had nog getracht tusschen Oostenrijk en Rusland bemiddelend op te treden, maar op dezen zelfden 28 Augustus verdween de laatste hoop hierop in rook. Toen seinde de keizer 's avonds te 10.45 aan den tsaar: „Met de grootste ongerustheid hoor ik van den indruk dién het optreden van Oostenrijk- Hongarije tegen Servië in je rijk maakt. De gewetenlooze agitatie, welke al jaren in Servië is gevoerd, heeft tot de ongehoorde misdaad geleid, aan welke aartshertog Frans Ferdinand ten offer is gevallen. De geest, die> de Serviërs hun eigen koning en zijn ge malin heeft doen vermoorden, heerscht op het oogenblik nog in dat land. Ongetwijfeld zal je het met mij eens zijn, dat wij beiden, jij en ik, zoowel als alle souvereinen, een gemeenschappelijk belang hebben, om er op te staan, dat al diegenen, die voor den af schuwelijken moord moreel verantwoordelijk zijn, hun verdiende straf krijgen. Anderzijds verlies ik geenszins uit het oog, hoe moeilijk het voor jou en je regeering is, in strijd te komen met de stroomingen der openbare ineening. Gedachtig aan de harte-^ iijke vriendschap, welke ons beiden reeds langen tijd met vasten band verbindt, wend ik daarom mijn geheelen invloed aan, om Oostenrijk-Hongarije er toe te brengen, naar een openhartig en bevredigend vergelijk met Rusland te streven. Ik hoop oprecht, dat je mij in mijn pogingen, om alle moeielijkheden, welke zich nog kunnen voordoen, uit den weg te ruimen, zult bijstaan. Je zeer oprechte en toegenegen vriend en neef WILHELM." Daarop kwam den 29en Juli te 1 ure het volgende antwoord: „Ik ben blij, dat je in Duitschland terug bent. In dit zoo ernstig oogenblik verzoek ik je dringend mij te helpen. Een schandelijke oorlog is aan een zwak land verklaard. De verontwaardiging daarover, welke ik geheel deel, is in Rusland buitengewoon groot. Ik voorzie, dat ik zeer spoedig den druk, welke op mij wordt uitgeoefend niet meer zal kun nen weerstaan en gedwongen zal zijn, maat regelen te nemen, welke tot den oorlog zul len leiden. Om een ongeluk, wat een Euro- peesche oorlog zou zijn, te voorkomen, vraag ik je uit naam van onze oude vriendschap, al het mogelijke te doen, om je bondgenoot er van terug te houden te ver te gaan. NIKOLAAS." 's Avonds van denzelfden dag, te half ze ven, seinde Wilhelm terug: „Ik heb je telegram ontvangen en deel je wensch den vrede te behouden. Echter kan ik zooals ik je in mijn eerste telegram zeide— het optreden van Oostenrijk-Hongarije niet als „schandelijke oorlog" beschouwen. Oostenrijk-Hongarije weet bij ervaring, dat Servië's beloften, wanneer zij slechts op pa pier staan, geheel onbetrouwbaar zijn. *1- gens mijn meening moet men het opt; "n van Oostenrijk-Hongarije voor een poging houden, om algeheelen waarborg te verkrij gen, dat Servië's beloften ook werkelijk'zul len worden nagekomen. In deze opvatting word ik versterkt door de verklaring van het Oostenrijksche kabinet, dat Oostenrijk-Hon garije geen territoriale veroveringen ten koste van Servië beoogt. Ik meen daarom, dat het voor Rusland zeer wel mogelijk is, tegen over den Oostenrijksch-Servischen oorlog de rol van toeschouwer te blijven vervullen, zonder Europa in den verschrikkelijksten oorlog te storten, dien het ooit beleefd heeft. Ik geloof dat een rechtstreeks vergelijk tusschen je regeering en Weenen mogelijk en wenschelijk is, een vergelijk waarop zooals ik reeds telegrafeerde mijn regee ring met alle krachten aanstreeft. Natuurlijk zouden militaire maatregelen van Rusland, welke Oostenrijk-Hongarije als een bedreiging zou kunnen opvatten, een ongeluk bespoe digen, dat wij beiden wenschen te vermijden en zij zouden ook mijn positie als middelaar, die ik na je beroep op mijn vriendschap en bijstand bereidwillig op mij genomen heb, ondermijnen. WILHELM." Kort daarop brak de oorlog uit. Zooals men weet, is 't vooral ook 's kei zers grief, dat de tsaar hem op deze wijze „aan 't lijntje" hield en onderwijl met allen spoed de mobilisatie liet doorzetten. Den 30en Juli wees de keizer hem aller ernstigst op de gevaren van een voortge zette mobilisatie: „Wanneer Rusland, zooals nu volgens de mededeeling van jou en je regeering het geval is, tegen Oostenrijk-Hongarije mobili seert, dan wordt de rol van middelaar, welke je mij op de meest vriendschappelijke wijze hebt opgedragen en welke ik op je uitdruk kelijke!! wensch op mij genomen heb, in ge vaar gebracht, zoo niet onmogelijk gemaakt. Het geheele gewicht van de beslissing rust nu op jou schouders, jij hebt de verant woordelijkheid voor oorlog of vrede te dragen. WILHELM." Den 31en blijft de tsaar aandringen op de tusschenkomst van den keizer, doch verklaart het tevens ^technisch onmogelijk Rusland's militaire maatregelen op te schorten.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 2