Woensdag 2 September 1914. Antirevolutionair 29stc Jaargang N°. 2003. Orgaan voor de Zuidliollandsclie en Zeeuwsclie Eilanden. c IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN, Het nationaliteitsgevoel als stokpaard. KAMER-OVERZICHT. Deze Courant versohijnt eiken Woensdag en Saterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 Cent per regel en maal. Beclames SO per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */B maal. Biensttsanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Cüroote lettere en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Alle stukken veor «!e Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitirever. ÜITGEVEB Telefoon Intercom». No. T. Is 't dan enkel dezelfde Taal die men spreekt? Neen. Is 't dan dezelfde Grens, waar tusschen een Volk leeft Neen. Is 't dan dezelfde Geschiedenis, die een Volk doorleeft? Neen. Is 't dan dezelfde Afkomst met Zeden en Gewoonten? Neen. Is 't een Natuurlijke Eenheid van Taal an Zeden en Gewoonten, die alles raag op slorpen wat zoo'n Taal niet heeft en op verovering en buit mag uitgaan om toch maar die eenheid tot stand te brengen Neen. 'tIs een vreemd geval. Frankrijk bestaat uit Kelten, Spanjaar den en Duitschers. Duitschland bestaat uit Germanen, Kel ten en Slaven, Italië bestaat uit Galliërs, Etrusken, Pe- lasgen. Grieken en nog al andere elementen. Engeland uit Saksers en Franken en Ro- manen. Overal gemengd bloed; nergens zuiver ras. De Balkan is een hutspot van Grie ken en Slaven en Duitschers en Ottomanen enz. 't Is overal een mengelmoes van ge slachten en familiën en rassen en stammen. Wat is dan Nationaliteit? Noch dezelfde godsdienst, noeh de gemeenschappelijke belangen, noch natuurlijke grenzen, noch taal, noch spraak, zijn hier afdoende; ook niet eenheid van regeeringdenk maar om 't oude Griekenland't was de Grieksche Natie, maar eenheid van regeering was er in de verschillende Staten niet; Athene Shad een ander bestuur dan Spartadenk com onze eigen Republiek in 1600—1800; Wp, waren de Ilollandsche Natiemaar Groningen werd anders bestuurd dan Zee land en dit weer anders dan Gelderland. En toch zijn de oorlogen ontstaan om dat de volken zich op die Nationaliteit beriepen en öf den Godsdienst öf de Taal, «óf de Aardrijkskundige gesteldheid, öf de iHistorie, öf de afkomst deden gelden om cop buit uit te gaan en te veroveren. Rusland zegt: ik ben het hoofd der Grieksch-Orthodoxe KerkduswatGrieksch- Orthodox is, is 't mijne en hij loert op den Balkan. Duitschland zegt: in Elzas en Lotha ringen spreken ze Duitsch; dus ik pak ,(1870) den Elzas. Frankrijk zegt: Elzas en Lotharingen rgrenzen aan den Rijn; heb ik Elzas, dan ook .den Rijndusik zal probeeren Elzas terug «te krijgen. Engeland zegt: ik ben een handelsnatie dus de zeeën zijn mij; onze historie ligt op de zee en dat moet zoo blijven. En zoo heeft ieder land een stokpaardje in zijn nationaliteitsbegrip. Onder allerlei leus van Stamverwant- rschap, geloof, aardrijkskundige grenzen, '«taal enz. heeft men den tegenstander wijs sien te maken, dat 't was uit pure Natio naliteitsbeginsel, Echt revolutionair zoo'n optreden; en zoo bescEouwd had de Franschman vol komen gelijk, die eens heeft gezegd't Na tionaliteitsbeginsel is kind der revolutie. Onder dien mooien dekmantel van Natio naliteit schuilt zóó een allerleelijkst ka rakter van oorlogswoede en veroverings zucht; van traktatengescheur en bonden verkrachting zelfs van strijd met en tegen stamverwanten, die men liever kwijt is dan rijk. Zoo wordt Nationaliteit ten slotte belangenstrijd en strijd om macht, en oorlog om de hegemonie, precies als in 't oude Griekenland, waar deelen van de zelfde natie vochten met elkaar om den hoogsten invloed en de meeste macht; om 't oppergezag over alle deelen der natie. Zeker 1 Nationaliteitsgevoel is uitstekend, maar waar is ook, wat een Duitsclier eens heeft gezegd; „Het Nationaliteitsbeginsel is een nieuw leugenachtig voorwendsel geworden, om bestaande rechten en wij heden te vernietigen." Zeker! Nationaliteitsgevoel is Eenheids gevoel en dus grootelijks te waardeeren, maar Guizot heeft eens terecht opgemerkt, dat vereeniging nog niet 't zelfde betee- kent als eenheid. En al waren die woor den van dezelfde beteekenis, wat ze echter niet zijn, dan nog is er een echte en een valsche eenheid; een revolutionaire en een antirevolutionaire. Revolutionaire eenheid wordt openbaar in 't op de spits drijven van 't Nationaal gevoel onder de bedekte bedoeling van machtsuitbreidinguit machtsfanatisme en belangenuitzettinguit economische overwegingen vau handel en scheepvaart en mijnenbezit in goud of diamanten. Maar de antirevolutionaire een heid zoekt het in eendracht van binnen naast eendracht naar buiten; zoekt 't in de krachtige samenwerking van alle gees telijke en stoffelijke factoren, die in een Natie aanwezig zijn; zoekt 't in deege samenwerking van Bonden en Staatjes en Provinciën, om hoe klein elk op zichzelf, samen waarlijk groot te zijn in den rij der Staten van eenig werelddeel; zoekt 't in samenwerking met de Overheid om recht te doen naar binnen en naar buitenzoekt 't in bevestiging en handhaving van ver bonden en traktaten, voor welker schen ding zij als Natie 't zwaard wil trekken en sterven en omkomen en dus vallen alleen voor 't rechtvoor 't recht van God en dat der menschen. Het ware Nationaliteitsgevoel kent geen an- ntxatiezueht; geen begeerte tot afronding van zijn grenzenmaar vraagt en eisckt vrijheid van eigen bodem; handhaving van historische rechten; ongestoorde vrij heid om zich naar recht naar binnen en naar huiten door handelsgeest en geeste lijke ontplooiing uit te zetten. Zijn verzuchting. Oscar II, 19 Sept. 1872 Koning geworden van Zweden en Noorwegen, had een ont vankelijk gemoed. Opgetreden in zijn kro ningsrede met de lijfspreuk »'t Welzijn der twee Broedervolken», smartte 't hem, dat de Noren zich niet gewillig onder zijn heerschappij wilden schikkendat verbit terde zijn leven, verouderde hemhem vooral, den dichter-koning, die van God groote geestesgaven ontvangen had, zooals al de Bernadotte's, zijn voorvaderen, en wiens ziel naar vrede smachttewiens geest zich met de werken des vredes dag en nacht bezig hieldwiens pennevruchten blonken van rechtsgevoel en van liefde voor zijn Zweden en Noorwegen; wiens rustig Godsvertrouwen zoo grootwiens zielerust zoo innig was. In 1889 op 2 Sept. sprak hij tot de Vergadering der Oriëntalisten toen te Stock holm vereeaigd: »Leen uw oor aan het geheimzinnig ruischen onzer groote wouden aan de zoete harmonie der golven, die onze oevers bespoelen; beschouw de jonkvrouwe lijke schoonheid onzer dalen; de majesteit onzer Alpen; de diepten onzer fjorden; en wanneer gij ons verlaat, dan zult ge hoop ik, met u nemen eenige poëzie en frischheid van geest.» Welnu, deze zoo gevoelige geest, zoo fijn besnaarde ziel, zat eens in een Noordsche dorpskerk aan 't orgel, spelend een koraal. 'tLied was nauwelijks uit, of hij sprong op en riepO God, zal 't dan nooit vrede zijn in dit land.» Zóó was zijn ziel met den vrede zijns Volks ver raid. En toch: hij heeft dien niet mogen aan schouwen; integendeel, 't bleef een ideaal, die 't gebrek hebben, dat go ze najaagt en nooit krijgt. Zulke verzuchtingen gaan in deze dagen uit millioenen harten op tot den Heere Zebaoth. 0, God! zal 't dan nooit vrede zijn onder de Volkeren? En de stem des Hemels als de stem der Eeuwen en der Historie ruischt langs de paden der Aarde en onder den boog van 't firmament: >Hier beneden is hij niet! Hier beueden is hij niet.» Een zware taak is der Regeering in deze dagen opgelegd; en 't is noodig, dat ze bij eiken goeden maat regel van harte gesteund worde, wars van alle politieke bijbedoelingen en inmengsels, wat opbouwende kritiek niet uit, maar in sluit. Trouwens, de Kamerleden in (Eerste en Tweede begrijpen hun taak; worden er fou ten gemaakt, (minister Treub merkte 't ter snede op) en maakt men later daarvan den Minister een zeker verwijt, dan diene ieder te begrijpen in den Lande; dat de ernstige omstandigheden en de groote verscheiden heid voor natie en particulieren een misgreep mogelijk maken; en deze dient door de vin gers gezien en met zachtmoedigheid aan schouwd. De dood van den Paus. was de eerste aanleiding tot een rede van den Voorzitter en ook tot eene van den Mi nister en den heer Nolens De Voorzitter sprak: De VoorzitterMijn Heeren Ik open deze vergadering op een oogenblik, dat velen on zer zijn teruggekeerd en nog geheel onder den indruk zijn van den plechtigen lijkdienst, gehouden tot huldiging van de nagedachte nis van den hoogvereerden kerkvorst Paus Pius X. De Paus heeft gebeden en geijverd voor het behoud van den vredehij heeft zijn invloed in de schaal gelegd om den vrede te bewaren. Toch heeft hij het helaas nog moeten beleven, dat in Europa de oor logsbrand is uitgebroken. Men zegt, dat be zorgdheid en droefheid zijn dood hebben verhaast. Of dit waar is, wij wetenShet niet, maar dit weten wij wel, de Paus, voor den vrede ijverende de harten heeft getroffen, niet alleen van zijn Katholieke geloofsgenoo- ten, maar van honderd duizenden en honderd duizenden daarbuiten. Het is diep treurig, het is diep tragiéch, dat juist in den tijd dien wij beleven, zoovele vredesapostelen aan de gemeenschap ontvallen zijn. In de geschiedenis zal Paus Pius X niet alleen als bemind en machtig kerkvorst, maar ook als dienaar van den vrede, een eere plaats innemen. Zijn nagedachtenis zal ook in Nederland in gezegend aandenken blijven. De heer Cort van der Linden, Minister van Binnenlandsche Zaken Mijnheer de Voorzit ter! De Regeering wenscht openlijk blijk te geven van haar warme deelneming in den rouw, die een aanzienlijk deel van ons volk vervult. Het vreedzaam verscheiden van den grij zen kerkvorst kan niet nalaten een buiten gewonen indruk te maken in een tijdsge wricht, waarin de Christenvolken elkander op de slagvelden van Europa tegemoet tre den. Ook zij, die den ontslapen Paus niet eeren als hoofd van hun Kerk, kunnen, ge lijk u, Mijnheer de Voorzitter te recht hebt getuigd, zich vereenigen in het geloof, dat ideaal door dezen vredes-apostel hooggehou den, het iedaal van vrede op aarde, ook een maal door de menschheid zal worden ver wezenlijkt. De heer Nolens: Mijnheer de Voorzitter! Het zou mij op het oogenblik niet passen, na de droeve plechtigheid die wij hebben bijgewoond, iets aan de welsprekende woor den van den hooggeachten voorzitter van den Ministerraad en van u, Mijnheer de Voor zitter, toe te voegen. Maar wel, geloof ik, dat het mij past en dat het mijn plicht is om aan de Regeering en aan den voorzitter van deze Kamer voor die woorden dank te betuigen, niet alleen van mij en mijn Kat holieke partijgenooten, maar ook van de ge- heele Katholieke bevolking in ons land, waar wij ons thans vooral allen één gevoelen, met alle andere richtingen en ook zelfs den dank van de geheele Katholieke Kerk over de ge- heele wereld. Onze Jantjes der Marine. kregen een pluimpje van den hr. Troelstra; uitstekend was op de bijna roode vloot ('t woord is „roode" is van hem zelf) de geest der matrozen en hij juichte de beslissing van den Boud van Marinematrozen toe om, zoo lang deze oorlogstoestanden duren, van elke actie van lotsverbetering af te zienlater zou hij met de Regeering nog wel eens van gedachten wisselen over dien Bond en den geest, die hem nu bezielt. Vredesklanken, Toch wenschte hij in de Kamer, waar overal strijd is, een Vredesklank te doen hooren en hij sprak dit: De sociaal-democratische fractie in |de Tweede Kamer der Staten-Generaal brengt op een oogenblik, dat de door het imperia lisme ontketende wereldkrijg de burgers der strijdende natiën ter wederzijdsche (verdel ging tegen elkander ten oorlog heeft gevoerd, aan alle volkeren en rassen haar broederlij ken groet. In het bijzonder begroet zij de socialisti sche arbeidersklassen der strijdende Mogend heden, die wel het diepst de pijnmoeten ge voelen, die de dwang tot broedermoord! hun aandoet, omdat het jaar, waarin zij het 25- jarig bestaan hunner Internationale hadden willen gedenken, tevens het jaar is, waarin de tot het laatst volgehouden pogingen dezer grootste vredesmacht om den oorlog te kee- zijn mislukt. Nu de slagvelden worden gedrenkt met het bloed van duizenden proletariërs, die geen de minste reden hadden om elkander te haten, integendeel in hun internationale vak- en politieke organisaties broederlijk voor de verheffiing hunner klasse vereenigd waren, nu aldus de nationale strijd tijde lijk de Internationale broederschap brak, bindt zij de arbeidersklassen aller landen op het hart, de ellende, waarin de oorlog hen stortte, niet te wijten aan elkander, maar aan het kapitalisme, dat den oorlog voortbracht en aan de nog te geringe eenheid van wil en macht bij het proletariaat, om hem te keeren. En zij wekt hen op, de Internationale, on danks het nog onvoltooid zijn van haar we reldmacht, trouw te blijvenhaar ook onder de grootste verschrikkingen van den nood toestand, waarin de oorlog hen plaatst, in het hart te blijven dragen en hun politieke maeht gebruiken, om bij het eerste dagen der vredesmogelijkheid er voor te ijveren, dat de Vrede wordt gesloten met erkenning van de zelfstandigheid der volkeren. Als de partij van den arbeid in een klein land, welks Regeering in geen opzicht aan sprakelijk is voor het uitbreken van dezen oorlog en dat alleen door strikte handhaving zijner neutraliteit zijn taak, om buiten den oorlog te blijven, kan vervullen, acht zij zich dubbel geroepen alle vrienden van den vrede en speciaal de arbeidersklasse aan te sporen, om ook bij de vervulling van hun nationa- len plicht verre te blijven van elke schau- vinistische of nationalistische ophitserij en alles te doen, opdat uit de gruwelen van dezen oorlog het inzicht geboren worde.dat de vestiging van een internationaal verbond der vrije volkeren van Europa hun onderlin- gen wedstrijd naar macht en winst moet vervangen, opdat voortaan elke oorlog on mogelijk zij. Kritiek op dit voorgelezen stuk werd niet gemaakt 't is er de tijd niet voor; maar 't doet al lervreemdst aan dat verwijt aan 't kapitalisme en 't Imperialisme, als men ziet, hoe de So cialisten van alie Landen ook elkaar bekam pen zij die dan toch waarlijk niet tot de Kapitalisten gerekend kunnen worden. Doch genoeg! Later is er gelegenheid op dit stuk terug te komen. Toen kwamen de wetsontwerpen aan de ordeBestendiging van den Staat van Oor log. (Aangenomen). Tijdelijke maatregel be treffende den accijns op't gedistilleerd (Aan genomen. Bevoegdheid tot verschuiving van den datum van verkiezing van wethouders en van vaste commissien uit den Gemeente raad. (Ingetrokken). Landweeruitkeering en Huishuur. Over deze zaak, alsmede over den graan voorraad spraken" de heeren de Jong en Troel stra, terwijl de heer Schaper, eenige klachten richtte tot den Minister van Oorlog over het niet verstrekken van een pas aan een vrouw, die haar man wenschte te bezoeken de Bur gemeester achtte dat onnoodige uitgaven, tenzij haar man ziek was. Ook klachten en grieven van soldaten werden door den hr. Schaper opgesomd. De antwoorden der Ministers zijn te be grijpen nl. de toestand met den graanvoor raad is ernstig, Jmaar alle attentie is erop gevestigd en overigens: Het Kabinet zal al les onderzoeken, maar men zij voorzichtig in zijn kritiek; 't zijn ongewone toestanden in elk opzicht en daarmee moet rekening ge houden ook in verband met Werkeloosheid en Steuncommite's, suikerindustrie en bollen- kweekers en risico's, met in- en uitvoer. De toestanden zijn abnormaal. Minister Bosboom beet nogal van zich af. We geven zijn rede in haar geheel: De heer Bosboom, Minister van Oorlog Mijnheer de Voorzitter! De geachte afge vaardigde uit Hoorn heeft mij medegedeeld, dat er burgemeesters zijn die de uitkeering van de vergoeding aan de landweerplichtigen afhankelijk stellen van het al of niet betalen van hun huishuur. Mij was dat niet bekend. Volgens art. I5bis van de Landweerwet kan de vergoeding die aan de landweerplichtigen wordt uitgekeerd, wanneer zij in dienst zijn, slechts van één voorwaarde afhankelijk wor den gemaakt, en wel deze, dat zonder die uitkeering aan den dienstplichtige bij de landweer voldoende middelen tot levenson derhoud zouden ontbreken, of zouden komen te ontbreken aan zijn gezin of aan dat waar toe hij behoort of waarin hij als pleegkind is opgenomen, dan wel aan personen die hem in den eersten of tweeden graad van bloed- en aanverwantschap bestaan. Slechts deze voorwaarde kan aan het toekennen der vergoeding worden verbonden. Ik zal deze zaak onderzoeken en ik heb aan den geachten afgevaardigde bereids ge vraagd om mij de namen van de gemeenten te noemen, waarin die gevallen zich zouden hebben voorgedaan. Het kan zijn in deze tijden worden wij gewend aan zeer over dreven mededeelingen dat die burgemees ters, evenals de geachte afgevaardigde uit Appingedam het aan zijn partij genooten heeft gedaan, den goeden raad hebben gegeven zorgt in de eerste plaats, dat gij uw huis huur betaalt, en het kan zeer goed zijn, dat dit door de betrokkenen is opgevat in dien zien, dat de vergoeding afhankelijk werd ge maakt van het al of niet betalen dier huur. Ik zal in elk geval deze zaak onderzoeken en er zal nog wel gelegenheid zijn, den ge- achten afgevaardigde daaromtrent nadere mededeelingen te doen. De geachte afgevaardigde uit Appingedam heeft aangehaald het geval van den burge meester van Kesteren, die aan de vrouw van een onder de wapenen geroepene zou heb ben geweigerd een pas uit te reiken, welken deze hem vroeg om haar man te kunnen be zoeken. Ook dit geval is mij niet recht dui delijk, daar de vrouw om haar man te be zoeken geen pas noodig had. Dat de burge meester het uitreiken van een identiteitsbe wijs, dat zij wellicht noodig had om toegang te hebben tot een kampement of fortterrein, zou hebben geweigerd, kan ik mij bijna niet voorstellen, maar ook hier kan het geval zich hebben voorgedaan, dat de burgemeester aan de vrouw een gemoedelijken raad heeft ge geven. Ik kan thans geen andere toezegging doen dan dat ik ook deze zaak zal onderzoeken. De mogelijkheid is bijv. niet uitgesloten, dat den burgemeester bij nader onderzoek zal zijn gebleken, dat aan de vrouw ten onrechte een vergoeding was toegekend. De heer Schaper heeft mij gevraagd: laat toch de marschen en andere oefeningen, die thans van onze soldaten worden gevergd, niet onnoodig hard en zwaar zijn. Mijnheer de Voorzitter, wat noodig en wat onnoodig is, deze vraag is afhankelijk van zeer sub jectieve opvattingen. Men begrijpt, dat waar nu de mannen onder de wapenen zijn geko men, de militaire chefs van deze gelegenheid gebruik maken om hen opnieuw te brengen in het militaire leven, om het vroeger aan hen geleerde nog eens te herhalen en hun de noodige training bij te brengen met het oog op de zware vermoeienissen en ontbe ringen, die hen wellicht zullen kunnen wach ten, wanneer onverhoopt Nederland in een anderen toestand, dien wij geen van allen wenschen, zou moeten geraken. Hoever, men in deze training behoort te gaan is iets; dat wij moeten overlaten aan het beleid van onze chefs. Dat men hard zal zijn tegen de men schen, ach, Mijnheer de Voorzitter, de toe stand is in zich zelf op het oogenblik hard. Dat men echter onnoodig hard zou zijn, ik kan het mij niet voorstellen. De geachte afgevaardigde heeft ook ge sproken van onnoodige plagerijen. Plagerijen zijn altijd onnoodig en ik wil den heer Schaper wel verzekeren, dat wanneer plage rijen te mijner kennis komen maar ik zou dan gaarne willen, dat zij mij met man en paard worden genoemd ik daartegen zal optreden met alle kracht, waarover ik be schik. Ik betwijfel echter, of van plagerijen, waar dan ook, sprake zal zijn. Ik kan mij niet voorstellen, dat een militaire chef zijn manschappen zal plagen; want wanneer het er dan op aankwam en hij hen moest aan voeren in het gevecht, zou hij er zeker van

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1