Woensdag 17 Juni 1914. 29ste Jaargang IN®. 1981. voor de %uidliollaiidselie en Zeeuwsclie Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN, KAMER-OVERZICHT. UIT DE PERS. Deze Courant verechgnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SQMMELtSDXJK. Advertentiën 10 Cent per regel en Boekaankondiging 5 Cent per regel en */B Reclames 20 per regel. maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Qroote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Alle stafeken voor de Redactie bestemd, Advertentiën ess verdere Administratie franco toe te zenden aan den Aititever UITGEVER Telefoon Intercoa No. S. s/s En toch verband. Zoovaak sociale onderwerpen aan de orde zijn, zooals nu weer de Stuwadoors wet, komt de vraag op, maar wat raakt die nu onze wereldbeschouwing, onzen Levensblik. Daar in de havens, van Rot terdam, Amsterdam, Marlingen, Delfzijl, Vlis- singen enz. zijn schepen te lossen en te laden. Daar zijn de wilde en vaste booten de vaste en losse en half-vaste arbeiders; daar zijn kaden en pakhuizen en allerlei artikelen uit vreemde en eigen landender halve wat heeft zoo'n ruwe troep van scheepsvolk en vuile booten en bootwer kers en beladen kaden; wat hebben die knarsende of gesmeerde winchen en assen en ankertouwen en boeien enz. enz., heel die dagelijksche romslomp van fluitende pijpen, en ratelende sleeperswagens met elevators en rivierschepen, met inspecteurs van den arbeid en politiemacht te paard bij de veemen: wat heeft al dat gedoe, nacht en dag toch te maken met onze Levens- en Wereldbeschouwing. Of je anti. ben of Christelijk-Historisch of Roomsch of Socialist of wat ook: je ziet als je in Rotterdam komt heel dat zaakje aan; je ziet het draven en sjouwen en je denkt, verder niets dan: wat werken die kerels! wat is de handel toch interessant! wat is Rotterdam toch een primahandelsstad en wat wordt er een geld verdiend. Ja, zoo gaat een mensch Rotterdam in en uitmet een indruk van machtige han dels grootheid; met een aanblik van kra- nigen handelsgeest en handelsdurf; maar dat au heel die sociale toestand daar met onze levens- en wereldbeschouwing samen hangt, neen, dat valt zoo nog maar niet in te zien. Dat lijkt nu iu elk opzicht neu traal terrein; los van alle gedachten aan geestelijke en zedelijke factoren. En toch is er verband tusschen de sooiale toestan den en een wereldbeschouwing. Wat is een wereldbeschouwing? Zeg niet: een wereldbeschouwing is een beeld der wereld, zooals we dat in ons verstand hebben. Alle volken hebben een wereldbeeld ontworpen en we kunnen in deze korte artikelen niet aanstippen zelfs, wat door de eeuwen heen al van die we reld gemaakt is. Heidenen en Christenen hebben niet hetzelfde wereldbeeld. En zelfs onder de Christenen is men 't niet eens en bekijkt de een de wereld; laten we nu de aarde maar eens nemen als deel dier we reld als draaiend en anderen als stilstaand. De een zegt: de zon draait; de ander be weert: de aarde draait. De een zegt: de aarde draait van 't Oosten naar 't Westen; de ander: ze draait van "t Westen naar 't Oosten. De een zegtde aard is plat en hij wijst naar den vlakken kant onder aan den horizon; een ander beweert: ze is rond als een sinaasappel. En zoo zijn er door alle tijden bij aller lei menschen verschillende wereldbeelden geweest; in de voortijden anders dan in de Middeleeuwen en in den Nieuwen tijd na allerlei onderzoekingen, mogelijk geworden door fijner instrumenten enz. weer andere dan in de Middeleeuwen. Verstaat men nu onder iemands wereld beschouwing zijn wereldbeeld, dat hij zich gevormd heeft? Neenl Zeer zeker is het een belangrijke zaak, of en dat iemand een voorstelling heeft van de aarde, zon, maan, vaste sterren, planeten en kometen, aswen teling der aarde, hemelpolen, as der aarde, poolshoogte, lengte en breedte van zijn plaats der inwoninghoogte der sterren en haar omwentelingen op haar banen; maan en maansgestaltendat alles en nog veel meer is zeer interessant maar of iemand al of niet van heel dat zaakje een goede voorstelling heeft, ochl 'tbetee- kent in den grond der zaak zoo weinig. Of Copernicus een ander beeld had dan wij ochCopernicus is er geen haar minder om en wij geen duimbreed meer. De geestelijke wereld in ons verandert er toch niet door, al was het wereldbeeld voor ons een aard appel met scheuten. Achter de waarheid nog een waarheid. Al had iemand van de wereld een beeld, dat zij was geen geschoten aardappel of een opengereten sinaasappel; dat raakt nog gansch niet wat men een wereldbeschou wing noemt. Deze bestrijkt een veel groo- ter terrein, want ze gaat boven de wereld uit en eiudigt in een God almachtig, die alles schiep door zijn machtwoord. Een wereldbeschouwing raakt niet alleen de wereld met haar wentelingen en inhoud enz. maar raakt ook den oorsprong en 't doel en 't eind dier wereld; ze raakt God en Gods besluiten en Gods ordinantiën en Gods doel voor tijd en eeuwigheid met die wereld. Eu nu mogen oppervlakkige menschen bewerenzoo vertroebelt ge de zaak I want de wereld is de wereld en als zoodanig hebt ge haar te beschouwen, zondermeer! Maar het is absoluut onmogelijk, dat ooit eenig klo ek denker stil zal en kan blij ven staan bij het bloote begrip wereld. Geen geoloog, of astronom of cosmograaf geen natuurkundige van den eersten rang zal ooit rusten tot dat hij de laatste vezelen ont dekt heeft, waarmee de werelden aan elkaar zijn verbonden tot één Heelalmaar als bij zoekt ernstig zoekt vindt hij God almachtig. Praatjes zijn hetpraatjes en ander niet van oppervlakkige veelweters, dat bij de kennis van ons wereldbeeld niet zou be- hooren een hooger zoeken; eeu metafisisch denken, zooals de geleerden dat noemen; een bovennatuurlijk zoeken, De erstige den ker blijft niet stilstaan bij wat hij ziet door teleskoop; berekent met behulp van zijn kaarten; maar hij vraagt naar den oorsprong; naar 't waarom? naar 't wan neer? naar 't waartoe? En wie dat doet, vindt God, Vindt een Hoogere macht, die in orde alles heeft sa mengesteld en dat onderhoudt Maar dan blijkt ook de Bijzondere Openbaring ten slotte onmisbaar. Uit de natuur God aan bidden, maar door 't Geloof zijn Zoon. En toch verband. Maar nu ziet ieder toch in, dat onze le vensbeschouwing, onze wereldbeschouwing niet omgaat buiten God. Of die voorstelling van God goed is, is een andere vraag en daarvoor is studie van de Heilige Schrift noodig, waarin God ons nog nader dan in de natuur is geopenbaard. En 't is de Zoon, Jezus Christus, die ons den Vader heeft bekend gemaakt. Hij, de Heiland, getuigde van Zijn Vader, maar de Wereld heeft dat getuigenis niet aangenomen, zei Hij. En zóó wordt 't verband duidelijk, dat er is tus schen de sociale toestanden en onze we reldbeschouwing, die eindigt in God. Hij heeft de maatschappij 't aanzijn gegeven door degmenschenkinderen te vereenigon tot een Staat, en in dien staat te doen optre den allerlei levenskringen van handel en zeevaart, van nijverheid en wetenschap, van scheepvaart en spoorwegverkeer, van tram- dienst en bootvaait, van kapitaal en ar beid, van arbeiders en bootwerkers met stuwadoors en expediteurs. En Hij gaf de ordinantiën wanneer ook dat volkje en die kringen moeten leven. Ook de bootwerkers en de stuwadoors hebben een Zondag gekregen tot rusten en heiligingook werkdagen om te werken en nachten om te rusten; ook vrouw en kin deren, om ervoor te zorgen en die kinderen op te voeden in de vreeze Gods. Ook zij zijn menschen met een ziel geschapenvoor de eeuwigheid geschapen en voor Hem ver antwoordelijk voor alle daden voor hun persoonlijk en huiselijk leven. Ze zijn sociale wezens en moeten leven voor Gods wil. Daarom staat zelfs de stu wadoorswet en de havenarbeid niet buiten onze Godsdienstige beschouwingen, niet bui ten onze wereldbeschouwing; niet buiten ons wereldbeeld; want van alles is God het centrum, het middelpunt. En zijn wil is overal wet, ook in de havens van Rot terdam. De arbeidskaart. Het gewijzigd art. 8 werd aangenomen en luidt nu aldus: 1Eene arbeidskaart wordt tegen ontvangst van het daarvoor verschuldigde bedrag uit gereikt aan of ten behoeve van ieder man nelijk persoon van achttien jaar of ouder, door of namens wien zij volgens de bij aU gemeenen maatregel van bestuur gestelde regelen wordt aangevraagd. 2. Het voor eene arbeidskaart verschul digde bedrag, dat niet hooger mag zijn dan vijftig centen, wordt geregeld bij algemeenen maatregel van bestuur. Voor een nieuw exem plaar van eene nog geldige arbeidskaart wordt in rekening gebracht de helft van het bij den algemeenen maatregel van bestuur bepaalde bedrag. Indien aannemelijk gemaakt wordt dat iemand de beschikking over een op zijn naam gestelde geldige arbeidskaart verloren heeft, wordt aan hem of ten zijnen behoeve een nieuw exemplaar uitgereikt in dien voldaan is aan de regelen, bij alge meenen maatregel van bestuur voor de aan vrage gesteld. 3. De arbeidskaarten worden uitgereikt door de daartoe door Onzen Minister aan gewezen ambtenaren. 4. Zij zijn geldig voor den daarin ver melden termijn, die den tijd van één jaar niet mag overschrijden, en binnen het daarin aangegeven district, als bedoeld in art. 17." De verplichting die op de hoofden of bestuurders eener stu wadoorsonderneming rust, werd na discussiën eenigermate gewijzigd en is thans van dezen inhoud „1. De hoofden of bestuurders eener stu wadoorsonderneming zijn verplicht te zorgen, dat in hunne onderneming door havenarbei ders geen arbeid wordt verricht in strijd met de bepalingen, ten aanzien van hunne arbeids- en rusttijden bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld. 2. Bij de regeling van de arbeids- en rust tijden in dien algemeenen maatregel van be stuur wordt in acht genomen: a. dat de havenarbeiders per etmaal niet langer arbeid mogen verrichten dan 10 urén, behoudens vergunning voor overwerk in buitengewone omstandigheden voor ieder bepaald geval te verleenen, en voorts met uitzondering voor bepaalde groepen, in ver band met bepaalde werkzaamheden; b. dat dê havenarbeiders, behoorende tot de bepaalde groepen, bedoeld onder a, niet langer arbeid mogen verrichten dan vier en twintig uren achtereen, rusttijden van zes uren en minder inbegrepen c. dat de havenarbeiders in het tijdvak van Maandag des voormiddags 6 uur tot Zater dag te middernacht in geen geval langer ar beid mogen verrichten dan zestig uren, be houdens vergunning voor overwerk in bui tengewone omstandigheden voor ieder be paald geval te verleenen. 3. Binnen vijf jaar na het tijdstip, waarop deze wet is in werking getreden, wordt een ontwerp van wet bij de Staten-Generaal in gediend, waarbij dit artikel wordt herzien." Sterke drank- verkoopers mogen geen loon van havenar beiders uitbetalen. En daarom werd aange nomen art. 14, aldus luidende: a. dat in hunne onderneming het loon van havenarbeiders niet dan krachtens rechter lijke uitspraak wordt uitbetaald aan derden, die sterken drank in het klein verkoopen of ten aanzien van wie redelijkerwijs kan wor den vermoed, dat zij als tusschenpersoon voor zoodanige personen optreden; b. dat in hunne onderneming de bepalingen worden nageleefd, welke door onzen Minister zijn vastgesteld om te voorkomen dat het loon van havenarbeiders wordt uitbetaald op plaatsen, die door hare ligging er toe kun nen leiden, dat het loon niet door de haven arbeiders persoonlijk in ontvangst wordt ge nomen. Deze bepalingen kunnen voor alle of sommige gemeenten en voor verschillende gemeenten verschillend worden vastgesteld." Zondagsarbeid bracht belangrijke discussiën. Zie hier het artikel: „1. De gezagvoerder van een zeeschip of hij, die den gezagvoerder vervangt, is ver plicht te zorgen, dat op Zondag waaronder voor de toepassing van deze wet wordt ver staan de tijd van middernacht tusschen Za terdag en Zondag tot Maandagmorgen 6 uur door personen, behoorende tot de beman ning van het schip, ten behoeve van het la den of lossen daarvan geen stuwadoorsarbeid wordt verricht, tenzij daartoe uitdrukkelijk vergunning is verleend en alsdan de voor waarden worden in acht genomen, aan de vergunning verbonden. Onder gelijk voorbe houd zijn de hoofden of bestuurders eener onderneming verplicht te zorgen, dat in hunne onderneming op Zondag geen stuwadoors arbeid wordt verricht. 2. De in het eerste lid bedoelde vergunning kan door Onzen Minister worden verleend voor een bepaalden termijn, één jaar niet te boven gaande, voor alle of voor sommige werkzaamheden aan bepaald aangewezen zeeschepen of voor bepaalde werkzaamheden aan de zeeschepen, die voor het verrichten van die werkzaamheden van eene bepaalde inrichting gebruik maken. Overigens wordt slechts vergunning verleend voor ieder bij zonder geval door het ter plaatse bevoegde districtshoofd, bedoeld in artikel 17, of een anderen, door Onzen Minister aangewezen, ambtenaar, wanneer naar diens oordeel bij zondere omstandigheden den arbeid op Zon dag noodzakelijk maken. 3. De vergunning wordt verleend aan den gezagvoerder van het zeeschip voor den ar beid der bemanning en aan de stuwadoors onderneming, waarin de arbeid zal geschieden, voor dien der havenarbeiders, in die onder neming werkzaam." Zondagsrust was dus met Zondagsarbeid 't punt in geding. De heer Duymaer van Twist ontvangt het woord tot toelichting van het door hem en den heer van der Voort van Zijp voorgesteld amendement en zegt: Mijnheer de Voorzitter! Artikel 10 betreft een zaak van groote be- teekenis, vooreerst om de materie zelf maar verder ook om het feit, dat de regeling van deze materie geschiedt bij de wet. Als ik het wel heb, dan is het voor de eerste maal, dat bij een wet de regeling van den Zondagsarbeid aan de orde gesteld wordt. Is dit juist, dan vergroot het de beteekenis van deze regeling, aangezien dan hier waar schijnlijk een antecedent kan geschapen wor den van regelingen voor de toekomst. De hier voorgestelde regeling kan daarom dan ook van verre strekking geacht worden. De bedoeling van het artikel is om voor schriften vast te stellen met betrekking tot het verrichten van arbeid op Zondag. In het rusten van den arbeid op Zondag ligt een sociaal en ook een geestelijk belang. Terecht zeide de voorzitter van het in 1907 gehouden nationaal congres van Zondagsrust van welk congres ook Minister Treublid was prof. dr. S. D. van Veen (bladz. 32 van de Handelingen): „Een normale arbeidsdag is noodig, op dat de mensch niet misbruikt worde en in slaafschen arbeid opga en ten onderga. Maar daarom juist is ook noodig een nor male arbeidsweek. Na zes dagen arbeid één dag van rust. Die eisch van practische wijsheid en sociale wetenschap is reeds uitgesproken in de wet der tien geboden, aan oud-Israël gegeven. Enstraffeloos weerstaat men dezen eisch nooit. De over treding van dit gebod, dat beschouwd kan worden beide als een bevel des Heeren en als een natuurrecht van den mensch, doet kwaad aan lichaam en ziel en schade aan het welzijn van het huisgezin en is door het een en ander ten nadeele van staat en maatschappij." Maar ook niet minder duidelijk heeft de algemeene synode van de Ned. Herv. Kerk in haar adres aan den Minister het andere belang, het geestelijk belang, dat bij een goede Zondagswetgeving betrokken is, in het licht gesteld. Zij vestigde daarbij de aan dacht op het betreurenswaardige feit, dat zoovele bewoners van den Hoek van Holland op den dag des Heeren tot arbeiden jworden verplicht, dat slechts een klein gedeelte der Gemeente in staat is de godsdienstoefeningen bij te wonen en den Zondag te heiligen. Mijnheer de Voorzitter. Het vraagstuk van de Zondagsrust heeft voor velen een geeste lijke zijde. Men wil op Zondag van den ar beid uitrusten en daarmede dien dag voor zijn godsdienstig leven bestemd zien. Het is hun niet voldoende om op een werkdag vrij te krijgen. Neen, er wordt prhs op gesteld om Zondags dien rustdag te hebben. Maar er is nog een andere reden die de grootst mogelijke beperking van arbeid op Zondag noodzakelijk maakt. Die reden is deze, dat alleen bij het beperken van den arbeid op Zondag tot het strikt noodzake lijke de vrijheid om te arbeiden verzekerd is. Immers wanneer men dat niet doet, wordt de toegang tot het bedrijf gesloten voor al degenen die tegen arbeiden op Zondag be zwaar hebben. Mijnheer de Voorzitter! In deze Kamer hoort men telkens den eisch dat er vrijheid behoort te zijn om te arbeiden. Maar wan neer een arbeider bezwaar maakt om op Zondag niet noodzakelijken arbeid te ver richten, dan vindt hij het stuwadoorsbedrijf voor zich gesloten, dan laat de ondernemer hem daarin niet toe. In stede van vrijheid heerscht hier dwang. De ondernemer die ge woon is op Zondag te laten werken, kan zulk een arbeider niet gebruiken. Mijnheer de Voorzitter! Waar nu deze Mi nister er telkens voor opkomt dat er vrijheid zal zijn om te arbeiden, daar is het mij on begrijpelijk hoe hij kan komen met een re geling zooals thans in"art. 10 is neergelegd. Kan zulk een regeling nu strekken om de vrijheid van arbeiden hoog te houden? Hier is geen vrijheid maar de grootste dwang, en die dwang zal thans worden gesanctionneerd in art. 10, waarin regelen worden voorge schreven betreffende de gevallen waarin niet noodzakelijke Zondagsarbeid zal zijn toege laten. Om al deze redenen behoort, naar het mij voorkomt, art. 10 zulke voorschriften te be vatten, dat de arbeid op Zondag tot het allernoodzakelijkste beperkt worde. Hetvraag- stuk van de Zondagsrust is van groot econo misch belang, waarbij het religieuze niet zonder grooten invloed blijft. Zondagsrust is vrijheid en de Overheid moet die vrijheid beschermen tegen allen die haar willen aan randen. Het recht van hem die gedwongen wordt om te arbeiden op Zondag moet ge handhaafd tegenover wie hem dat recht zoekt te ontnemen. Nieuwe teleurstelling. Die twee hebben gezelschap aan elkaar: de onderwijzers en de postbeambten. Beide zitten ze te hunkeren naar salaris-verhooging, beide wisten ze van 't Kabinet Heemskerk geen kwaad genoeg te vertellen, beide sto ven ze op over den „kindertoeslag" oftewel „fokpremie", waarmee Heemskerk hen zoet houden wilde, beide hadden ze al hun hoop gesteld op de zegepraal der Concentratie en der S. D. A. P. en nu eilaci Nu krijgen ze beiden niets. 'n Houtje, om op te bijten. De onderwijzers zijn ónbepaald teleurge steld en de postbeambten, die vast op dit jaar hadden gehoopt, moeten nu, naar be richt werd, in elk geval wachten tot de Be grooting van '15. En wat zal 't ook dén zijn Daar zit zelfs Concentratie in de tegenval lers,,, merkte de N. R. C. ondeugend op. Ja, dat is ook zoo. Konsekwentie en Concentratie! Onze Courant. Zéér opmerkelijk. Het is méér dan opmerkelijk. 't Is bijna onbegrijpelijk, zoo mak als de mannen van Links zijn ten opzichte der ouderdomsuitkeering, gelijk min. Treub die voorstelt. De heer Talma gaf voor 't oogenblik f 2. aan de 70-jarigen. Maar vergeten we het nooit: dat was overgangs-maatregel. Werkt eenmaal zijn Invaliditeits-wet ten volle dóór, dan wordt die uitkeering aanmerkelijk hoo ger. Min. Treub echter wil nu die tweegld. en die 70 jaar voorgoed in de wet vastleggen. Deed dit een man van Rechts, hoe zou 't om hem heen loeien! Twee gulden .schande! Zeventig jaar dan is de man dood! Men weet het nog wel Thans echter is alles stil of men zegt iets voor z'n fatsoen. Toen dezer dagen de heer De Klerk, uit Rotterdam, voor een vergadering over deze zaken gesproken had, nam zij een motie aan, waarin Treub's voorstel werd toegejuicht en waarin vervolgens werd „aangedrongen", om de 70 jaar te verlagen op 65 of minder en werd „verzocht" om een hoogere rente. Makker kan 't al niet. De heeren weten van te voren, dat daar niets van komt. Maar heelemaal zwijgen, gaat niet. Daarom doen ze 't zóó. Ze hebben nu tenminste „getuigd" Hoe énders zouden ze 't doen, als 't ging tegen een kabinet van Rechts! (De drie provinciën.) Bittere teleurstelling. Door den heer Spiekman (Soc.-Dem.) werd er de vorige week in de Tweede Kamer op gewezen hoe groot, in arbeiderskringen, de teleurstelling is over het optreden van Mi nister Treub. Het ontwerp-Stuwadoorswet van Minister Talma, zoo verklaarde hij maakte op alle daarbij betrokken arbeiders een zeer gunsti- gen indruk. Algemeen werd dit ontwerp van groote beteekenis geacht. Maar, zoo ging de spreker voort; nu moet ik zeggen dat wat de tegenwoordige Minister van Landbouw ten deze gedaan heeft, voor de arbeiders een bittere teleur stelling is geweest. De wijzigingen welke deze Minister in het ontwerp heeft aangebracht, zijn mij van hem absoluut onbegrijpelijk. Ik heb nooit eeu andere opvatting gehad dan deze dat, wanneer de heer Treub eenmaal Mi nister zou zijn geworden, hij op het ge bied van arbeiderswetgeving onder de bur gerlijke Ministers, zijn evenknie zou moe ten vinden. Dezen indruk kreeg men allicht door de gedecideerdheid waarmede de uit wassen van het kapitalisme in de werken

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1