voor de KnidbollandocBie en Keetiwielie Eilanden.
Zaterdag 16 Mei 1014.
Antirevolutionair
29,u' Jaargang N°. 1972.
Orgaan
Pink Pillen.
IN HOC SIGNO VINCES
f R. C. F. T. i LEE-ïoonen.
OP DEN U3TKUK.
Reclames - Mededeelingen
Slechte spijsvertering.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nnmmers 5 Cent.
W. BOEKHOVEN,
SOMMELSDIJK.
Advertentiën 10 Cent per regel en s/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle slakken voor «Se Redactie bestemd, Ad verlens f£n en verdere Administratie trasse© toe te senden aan den Uitgever.
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis.
t
fifotel Restaurant
„HET GOUDEN HERT",
DINERS 60 cent en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 10595, Aanbevelend,
UITGEVER
Telefoon Interconana. Mo. S.
Z
Houthakkers en Waterputters. II.
Zijn de Christen-Socialisten in tel bij de
S. D. A. P. Enka meende dat uit Wolda's
geschrijf in Het Volk voortvloeide, dat ze
er niet in tel waren; dat ze er geduld wer
den als houthakkers en waterputters, zooals
de Gibeonieten onder Israël. Daarom vroeg
ze aan Wibaut per Ingezonden Stuk; «Wat
zegt gij, dat wij, Christenen in de Socia
listische partij, eigenlijk zijn? En Wibaut
antwoordde
U vraagt: welke eischen mogen door
geloovige christenen, die propagandisten
voor de eene of andere vorm van christe
lijke godsdienst zijn gebleven, maar die
deze gezindheid vereenigbaar achten met
de aanvaarding van 't beginselprogram
onzer partij; welke eischen mogen worden
gesteld door zulke geloovige, godsdienstige
propagandisten aan tegenovergestelde partij-
genooten, die bestrijders zijn van de christe
lijke levensbeschouwing, omdat zij deze
christelijke levensbeschouwing als onge-
loovigen schadelijk achten voor de ver
sterking van den strijd van het proletariaat
voor zijn bevrijding.
Ieder lezer begrijpt dus de interessante
vraag van Wibaut, het punt, waarop 't
aankomt: Hoe mag in de Socialistische
partij een christensocialist tegen een onge-
loovigen, chri3tendomhakenden Socialist op
treden
En wat is 't antwoord, dat Wibaut op
zijn eigen vraag geeft:
Dit:
»Gij, christen-socialisten, hebt niet 't
recht van de partijgenooten christen-
dom-bestrijders te eischen, dat zij in de
partijpers de argumenten zullen verzwijgen,
waarop hun levensbeschouwing, tegenover
gesteld aan uw christen-socialistische, uw
christelijke, is gegrond.
»Gij, christen-socialisten, mist dat recht
ten eenenmale, omdat van onze S. D. A. P.
in geenen deele mag worden verlangt, thans
niet, nti er nog een betrekkelijk klein ^aan
tal christen-socialisten in haar rijen zijn
getreden; maar ook later niet, wanneer of
indien het aantal dezer christen-partijge-
nooten in verhouding tot de anderen groo-
ter zal zijn, dat zij als partij het christen
dom of de christelijke levensbeschouwing
hoog zal houden. Gij mist dit recht, omdat
het Socialisme als stelsel van voortbren
ging niet christelijk is. Evenmin christelijk
als joodsch.
Wat mag een christen in de S. D. A. P.
dan wel eischen? Volgens Wibaut. Hij
zegt dit:
»De eenige eisch, die gij, christen-socia
listen aan de S. D. A. P. moogt stellen, is,
dat zij, als partij, de toetreding van soci
alisten niet belemmeren zal, omdat deze
socialisten voortgaan christenen te zijn.
AaB dezen eisch is voldaan. Onze partij
genooten, allen, van wat geloof of onge
loof, atheïst of modern, hebben, of ze den
godsdienst vertrapten of niet; of ze't chris
tendom haatten of nietallen hebben mee
gewerkt om aan het beginselprogram der
partij een zuiver economischen grondslag
te geven; en ze deden dat, gedreven door
de begeerte om de eenheid van het prole
tariaat, van het ongodsdienstige, van het
godsdienstige en van het anti-godsdienstige,
in den strijd voor het socialisme te be
vorderen.
Die begeerte tot eenheid legt den athe-
isten in de S. D. A. P. de verplichting op
om hun christen-partijgenooten als gelijk-
waardigen in den strijd van het proleta
riaat te erkennen. En als Wolda schrijft,
dat hij het Christendom schadelijk acht
voor het proletariaat, is dat geoorloofd,
even als 't voor een Christen-Socialist ge
oorloofd is om 't tégengesteldetebetoogen.
Wolda is in zijn verplichting tegenover
niemand te kort geschoten. Hij heeft 't
recht 't Christendom af te breken, als een
christen-socialist of wie ook, 't wil op
bouwen.
In de S. D. A. P. heerscht gelijkwaar
digheid van rechten voor spotters en be
lagers van 't Christendom met propagan
disten voor dat Christen dom. In de S. D. A. P.
moet verdraagzaamheid heerschen en ieder
kan met zijn godsdienst doen wat hij wil;
't is een privaat zaak. Wie er om lachen
wil, hij lache! Wie er bij bidden en knielen
wil, hij bidde en kniele. Ieder moet zelf
weten, hoe hij een of den godsdienst be
lijdt.
Enka en de haren zijn geen houthakkers
en waterputters; ze worden niet slechts
geduld. Voelen zij zichzelf als vreemdelin
gengen bijwoners, dan ligt dit niet aan de
S. D. A. P. zelf, maar aan haar. Omdat zij
van de partij eischen en verlangen, wat
de S. D. A. P. nooit geven kan. Enka's
toetreding wordt gewaardeerd niet
omdat zij christen isdat kan de partij
niets schelen maar omdat ze sociaal
democraat is. En zoo wordt ook Wolda
gewaardeerd.
En wat had Enka daar nu op te ant
woorden? (Slot volgt.)
De dominee en de sociale toestanden.
Oud-Minister Talma heeft drie lezingen
gehouden voor studenten in de theologie,
die voor 60 ct. verkrijgbaar zijn. Daarin
schrijft hij o.m; dit:
Ik herinner mij, dat ik, in mijn eerste
dienstjaar als predikant, tijdens een kort
verblijf in den Haag, door bijzondere om
standigheden in herhaalde aanraking was
met een jong schildersgezel fel socialist,
die mij te lijf ging met alle feiten en the
orieën, die in dezen tijd (88) in de socia
listische kringen opgeld deden. Ik kon mij
moeilijk verweren. Als student had ik op
aanraden van juristen colleges gevolgd van
prof. d'Aulnis en was daar gemakkelijk
overtuigd, dat het socialisme mis was, maar
wat ik hierbij dezen jongen arbeider vond,
was iets anders, dan wat ik daar had hoo-
ren weerleggen. Ik kon dan ook niet veel
anders zeggen dan: Ik weet het niet, ik
ben dominee, ik heb daar geen verstand
van. Op een van onze wandelingen hield
hij mij plotseling staande en zeideMeent
gij een herder te kunnen zijn van uwe
gemeente, als gij niets weet van hetgeen
het leven van die mensc'hen vaak zoo bit
ter maakt van hun zorgen die hun week
vervullen, en die ze 's Zondags meenemen,
als zij bij u in de kerk zitten. Ik gevoelde,
dat de jonge man, vrijdenker'en anarchist,
tegenover mij gelijk had.
Toen wij van de academie kwamen,
hadden wij van veel gehoord. Wij hadden
wetenschap vergaderd, waarop wij toen
trotsch waren, omdat de ouderen er niets
van wisten en die wij nu hebben opge
borgen, omdat de jongeren, ons verzekeren
dat het alles weer uit den tijd is. Wij
hadden ook, het zij dankbaar erkend, aan
raking gehad met de wijsheid, die in de
diepten der eeuwige waarheid leidt. Maar
niemand had ons gewaarschuwd, dat wij
kwamen in een maatschappij, die bewo
gen werd tot in haar grondslagen.
Hoe gevaarlijk Kuyper was, wij wisten
het, maar Marx was ons niet genoemd.
De bronnen van de Pentateuch en de
leeringen van Duns Scotus waren ons
de primitiae der theologische kennis, maar
wat er al woelde en stormde in de arbei
derswereld, wij kenden er de bronnen niet
van en een overzicht zelfs van de geeste
lijke stroomingen op maatschappelijk ge
bied ontbrak ons.
Hoe heeft deze Oud-Dominee gelijk 1 Pree-
ken maar altijd en altijd over de genade
en de rechtvaardigmaking alsof een mensch
niet uit ziel en lichaam bestond. Alsof er
geen ontzettende worsteling des levens is
in de Maatschappij, waardoor duizenden
't Evangelie niet fewnwerahooren door nacht
en Zondagsarbeidwaardoor ze het niet
willen hooren, omdat de kerk naast den
strijd staat, inplaats van er midden in.
Onze maatschappij trilt en beeft op haar
grondslagen en toch preeken de dominees
maar over rechtvaardigmaking.
Over Heiligmaking en Sociale nooden;
over Rechtvaardige loonen hoor je ze niet
Over Mamondienst en Kapitaalwinst zwij
gen ze:
Eenzijdigheid is de vloek derhedendaag-
sche prediking en daarom zie je onze jon
gens van 18 jaar Zondags over de straten
Gedempte Boerenateiger 63A, 63B
Direct nabij de Hoofdsteeg,
Etotterdaui.
Het door ieder aanbevolen adres.
defileeren onder kerktijd en de meeste ar
beiders gaan op Zondag op hoeken en
kaaien staan.
Eenzijdigheid zal dan ook de ondergang
der Kerk zijn.
Christus deed anders.
Niet gevlagd te Zaandam.
Toen de Prinses verjaarde, heeft'tRoode
Zaandam niet gevlagd op 't Gemeentehuis.
De Socialisten trachten dit goed te praten
door zich te beroepen op de vrijheid van
eiken Nederlandschen burger om al of niet
de driekleur uit te steken.
Er is geen enkele wettelijke of bestuurs-
voorschrift, dat eenig Gemeentebestuur ver
plicht om op de verjaardagen van regee-
rende personages de vlag uit te steken van
de gemeentegebouwen. Moest Zeandamdat
dan doen, waar de meerderheid Rood en
de minderheid Oranjegezind is?
Dwazer redenering kennen we niet. Ze
ker mag ieder al of niet de driekleur uit
steken bij zulke verjaardagen en wie niet
vlagt wordt niet gestraft. Maar een parti
culier burger staat tot de Koningin in een
gansch andere verhouding dan een Gemeen
telijk Bestuur. De Burgemeester wordt in
onze huidige wetgeving door de koningin
benoemd, geschorst en ontslagen. Het Ge
meentelijk Ambtenaarsgilde is de uitvoer
der der Koninklijke onderteekende wetten.
De Gemeente kan niets uitvoeren, noch haar
Burgemeester, noch haar Raad, dan krach
tens de Koningin geteekende wet. De Ge
meenteraad staat met zijn staf van amb
tenaren als handhaver van Koninklijke wet
ten en besluiten. Deze toe te passen en
haar eischen met geweld desnoods door po
litie en justitie door te zetten.
De Gemeenteraad is in dit opzicht die
naar der Kroon. En de dienaar vlagt offi
cieel voor zijn Koning. De Gemeenteraad
heeft niet te vragenzijn wij als Raad Rood
of zwart of Grauw of Geel of Groen. De
Raad heeft ook niet te vragenwat is de
Gemeente?
Hij heeft te vragen: Wat is onze ver
houding tot de Kroon? Tot den Wetgever.
En dan is 't antwoord niet: de Raad is
onderdaan! Ja, hoofd voor hoofd is iemand
onderdaan. Maar als Burgemeester en Raad
is dit college meer dan onderdaannl. die
naar der Kroon, met eigen macht tot wet
geving, mits deze is krachtens de Over-
heidswet, door H. M. gesanctioneerd.
Elke gemeentelijke Ordenining, niet krach
tens een koninklijke wet bestaanbaar wordt
waardeloos. Ze mag met zoo'n wet niet in
strijd zijn. En hiermee is de afhankelijkheid
des raads van de Koninklijke macht bewe
zen
Zelfs de Gemeente als Gemeente is er
niet zonder wet.
En nu behoeft een Raad niet te vragen:
Ben ik Rood! maar wel: wie is mijn chef,
die mij de bevelen geeft. En die chef is de
Rijkswet en de Grondwet. En die Rijkswet
bestaat weer niet dan door de oppermacht
van de Koningin, die niets behoeft te doen
dan te onderteekenen. Door die ondertee-
kening is de vlag op 't Raadhuis verplicht.
Hier volgt een ware geschiedenis.
Zoo gegrepen uit het moderne leven van
onze twintigste eeuw.
Zij, tweeën, hadden elkander gevonden,
naar zij meenden voor het leven«Hij*
was een m'neer, die óf een flinke betrek
king had, óf een behoorlijk kapitaal van
zijn ouders had „geörvenc, in elk geval,
hij kon een huishouden opzetten en be
kostigen en was dan ook, terecht! niet
tevreden, voor hij zijn uitverkorene naar
't echtaltaar of tenminste naar de trouw
zaal van 't raadhuis had geleid.
»Zijc was een moderne jonge dame.
Blijkbaar zoo eene van diegene, van wie
ik nog pas ergens opgemerkt vond, dat ze
in den regel al vaste verkeeringhebben,
eer ze de H. B. S. geheel hebben afgeloopen.
Och, zoo iets laat zich begrijpen.
Dat jonge goed weet zich netjes en sjiek
te kleeden't kan prettig babbelen, fietsen,
tennissen en zoo meer, 't schrijft biljetjes
in 't Piansch en smoezelt wat Engelsch,
zingt ook een Duitsch minneliedeken en
als ze dan een mooie stem of een fraaie
gestalte of 'n aardig snuitje hebben, och
dan is 't niet zoo onbegrijpelijk, als't licht
ontvlambare hart van een jongeling, vaak
van 't soort, die verlieven als ze in de sche
mering maar 'n vrouwehoedop 'n bezemsteel
zien, als dat hart, zeg ik, in vuur raakt
en reeds voor 't eindexamen de grondsla
gen voor het latere dubbel-leveu zijn gelegd.
Zijhad blijkbaar ook zulk een moderne
opvoeding genoten, kon aangenaam con-
serveeren, zich smaakvol kleeden, was een
elegante verschijning en des bruidegoms
hart zwol van trots, toen hij merkte hoe
de vrienden en kennissen vol bewondering
tot zijn bruid opzagen en elkaar in 't oor
beten: «Die Dinges boft toch maar! 'n
Mooie betrekking, 'n goed inkomen en nu
een bruid er bij om te stelen
Zoo gingen ze 't huwelijk in.
Over de wittebroodsweken zwijg ik.
Die, niet waar? laten zich niet beschrij
ven. Maar aan alle heerlijkheid komt een
einde en zoo kwam ook voor de jongge
huwden de tijd, dat zij tot het dagelijksch
leven terugkeerden en elk hun eigen taak
in dat leven moesten opvatten.
«Hij* ging aan zijn bezigheden.
«Zij* aan de hare, natuurlijk.
Maar wat waren haar bezigheden? Dat
was de vraag, waaruit zich de eerste on-
eenigheid in de jonge huishouding ontwik
kelde, welk «misverstand* niet werd op
gelost, maar met den dag «gruwelijker*
werd, ja de onoverbrugbare klove werd,
die de echtelieden scheiden ging.
Bepaald druk kreeg zij 't niet.
Ze had reeds dadelijk, al was het ook
nog maar in een «kippenhuishoudinkje»
een volwassen dienstbode, waar naderhand,
toen zekere, vaak het huwelijk volgende
omstandigheden merkbaar werden, een
«tweede meisje* bijkwanr.
«Zij* had het dus niet zoo kwaad.
Daar zijn er in deze Meimaand genoeg
getrouwd, die harder „aanpakken" moeten.
Met wie ik dan ook, als ze maar gezond
mogen zijn, niets geen medelijden heb,
aangezien we niet trouwen, om een ge
makkelijk leventje te krijgen.
«Zij* hoefde niet te schrobben, te boe
nen, te wasschen en te plassen als zoo-
velen.
Als zij de huishouding maar behoorlijk
bestuurde, en es wat aan 't fijnere werk
deed, dan kon ze nog een le/entje hebben,
dat duizenden haar zouden benijden.
Doch daar zat 'm de kneep.
Wat? een huishouding besturen?
Maar zij had dit nooit geleerd. Er zich
nooit met animo op toegelegd. Ervaring
had ze op dit gebied niet en uit de boeken
laat zich dit zoo slecht leeren.
Zij had er ook niets geen zin in.
'tLag zoo geheel buiten haar lijn.
't Vond zoo heelemaal geen aanknoo-
pingspunt bij haaf vroegere leven. De huis
houding was altijd zoo absoluut buiten
haar omgegaan ze kon er geen hou
vast aan krijgen. Ze had er ook niets* geen
zin in. Haar man had toch geen „huis
houdster" gevraagd, maar hij had immers
een „vrouw" getrouwd! De huishoudiig
ja! die moesten de meiden doen.
Die waren voor de huishouding en om
eten te koken. En de naaisters waren er
om 't verstelgoed te maken. En anders ging
je naar den winkel en kocht nieuw. Win
kelen kon ze wel, als ze de noodige con
tanten maar had Maar de huishou
ding abas die huishouding
Zoo dacht «zij* er over.
En daar kwam ze ook rond voor uit
tegenover haar man. Die was óók wel van
den «modernen tijd*, maar had den oud-
Hollandschen zuurdeesem blijkbaar nog niet
gehéél uitgezuiverd en durfde, de onverlaat
van zijn vrouw verwachten, dat zij zich
ook min of meer met de huishouding, met
het naaiwerk en 't eten bemoeien zou.
Al deed je 'r zélf geen slag aan!
Als ze dan maar toezicht hield
Doch dit vertikte 't jonge mevrouwtje.
Daar was ze niet voor getrouwd! Wat
verbeelde zoo'n man zich welLaat hij dan
een «juffrouw*, een «assistente* of zoo
eene vragen, die er haar geld voor krijgt!
Het eenige, "waar ze toe kwam, de groot
ste coneessie, die haar man verkreeg, was
dat ze dan na veel gehaspel 's morgens
haar eigen bed opmaakte en in de slaapkamer
wat stof afnam. Maar dat ook alléén toen
het „tweede meisje" ziek geworden was,
de „groote" onmogelijk alles doen kon en
ze toch ook graag 's avonds in een frisch
bed stapte.
De wittebroodsweken waren óm.
Zure roggebroodsweken volgden.
Manlief mopperde op zijn vrouw; me
vrouw bitste de meiden af; die wreekten
zich door onder elkaar de onmogelijkste
staaltjes van haar huishoudelijke onkunde
te verhalen.
Mevrouw werd het gezanik moe.
Zij ging bij mama logeeren.
Mijnheer moest maar zien, hoe hij 't met
de meiden klaar speelde. Dagen, weken,
vele weken lang bleef ze weg en zoodra
't haar bij haar man weer verveelde, ging
ze naar mama, die haar blijkbaar 'n model
van een «degelijke huisvrouw* vond
't Slot van 't drama is dezer dagen voor
den rechter afgespeeld.
Mijnheer, die óok in de moderne huwe
lijks-ideeën was opgevoed, vroeg scheiding
aan; voorloopig «scheiding van tafel en
bed* en gaf volkomen naar waarheid als
reden op, dat zijn vrouw beslist weigerde
zich met de huishouding te bemoeien.
't Heele «stelletje* moest vóór komen.
Ook de dienstboden werden gehoord.
De „groote meid" verklaarde «dat me
vrouw zich nóch met de maaltijden, nóch
met de wasch, nóch met het verstellen van
linnengoed bemoeide en dat mynheer het
huishouden regelde
Het Hof deed uitspraak en overwoog
onder meer, dat art. 158 Burgerl. Wetboek
voorschrijft: dat echtgenooten elkaarweder-
keerig hulp en bijstand zijn verschuldigd,
waaruit voortvloeit, dat de vrouw die be
slist nalaat het huishouden waar te nemen,
ernstig te kort schiet in haar verplichtingen
en dat te meer, omdat de man gewoonlijk
20 cent per Regel.
Bij een slechte spijsvertering is het lichaam
niet alleen van voedsel verstoken, maar ver
stoppen de niet verteerde spijzen de ingewan
den en brengen, door hunne ontleding, gas
sen voort die het bloed vergiftigen. Een
slechte spijsvertering is oorzaak van
en slaperigheid na de maaltijden, van
pijn, gevoel van branding, walgingenjr^t^t-'
kloppingen. Een slechte spijsverterfcêrte- S
de eetlust verdwijnen, maakt het werker-
moeiender en bederft alle genoegerjyren
middel tegen maagpijnen en een slecht,,i>er
vertering is niets meer afdoend dan '.'w- **•-
handeling met de Pink Pillen. Dezen aar
de spijsvertering in gang, tegelijkert:./ '-if'.,,,
zij de maag opwekken, versterken en >p
ren tot dat dit orgaan weer in staat is
der hulp zijn werk te verrichten. De uit".
king van de Pink Pillen is snel en zeker. Z/j
verkrijgen merkwaardige uitslagen, zelfs b:'
gevallen waarin de ziekte aan alle behande
lingen weerstaan heeft. Bovenal is het op
merkelijk dat de uitwerking der Pink Pillen
duurzaam is. De eenmaal verkregen genezing
is blijvend. Door hare werking op het bloed
zijn de Pink Pillen ook onovertroffen tegen
bloedarmoede, bleekzucht, algemeene zwakte.
Verkrijgbaar a f 1,75 per doos, en f9 per
zes doozen, aan het Generaal Depót der Pink
PillenDacostakade 15, Amsterdam. Voor
Goedereede en Overflakkee de Fa. DIJKEMA
DOORNBOS te Sommelsdijk, en in alle
goede apotheken en drogisterijen.