Woensdag 22 April 1914.
29ste Jaargang N\ 1965.
voor de Znidliollandsclie en Zeeaw§che Eilanden.
Orgaan
Antirevolutionair
C
IN HQC SIGNO VINCES
i
W. BOEKHOVEN.
KAMER-OVERZICHT.
BUITENLAND.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Adrertentiën 10 oentper rogel an
aai, Eeolaaes SO per regal.
Boekaankondiging i Cent per regel en Vt»&al.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Ciroote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsrnimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nnr.
Alle stufeken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever
triTGBYKB
SOMMELSD1JK.
Telefoon Intereoaam. Ho. 9.
Sociaal-Congres.
Sinds 1891 is er geen tweede Sociaal-
Congres geweest. Toch is 't leven der ar
beiders in gestage ontwikkeling vooruit
gegaan ook dat van den middenstand. De
arbeidersorganisaties zijn in die 23 jaren
met rijke percenten gegroeid. En der Pro-
testantsche én der R. K. organisaties èn
die der Socialistische: alles nam toe in
stevige percenten. De Middenstand heeft
al eenigermate den nieuwen weg gevonden,
waarlangs hij onder beter voorwaarden dan
in 1891 voortschrijden kan. De arbeiders
op 't land leven niet meer zoo somber als
weleer, dank zij de betere lo.onen en de
stukjes grond, waarop na dagtaak bij den
boer nog met frissche krachten gearbeid
wordt. Het leven der arbeiders in landbouw
en industrie staat booger dan 28 jaar ge
leden en al is het dan maar een relatieve
levensverbetering, al is 't waar, dat 't ka
pitaal nog meer rijk is geworden dan de
arbeiders meer welvaiend: de door Marx
voorspelde verelendung is er nog bij lange
na niet en de verwachte ineenstorting der
maatschappij schijnt ons verder dan ooit
afwezig in alle landen van Europa.
Er is bloei in ons Vaderland, zooals in
gansch Europa een hooge conjunctuur
heerscht (voorspoed in nijverheid, handel
enz.), al zijn er teekenen, die op een crisis,
een stilstand wijzen. En de arbeidersklasse
heeft van die hoogere conjunctuur even
goed geprofiteerd dan 't kapitaal.
Maar juist omdat er nieuwe toestanden;
betere toestanden ingetreden zijn, is een
Sociaal-Congres noodig, om een en ander
niet alleen te verklaren, maar ook de wet
ten vast te leggen, waarlangs 't leven nu
voortaan weer loopen kan. Niet dat een
Congres die wetten maakt, maar ze kan
toch constateeren, wat er is en waarom
't zoo isen daarop voortbouwend komt
men tot zekere conclusies of besluiten. Een
Congres geeft een overzicht van de realiteit
(werkelijkheid) der sociale kwestie op een
gegeven oogenblik; en uit die werkelijkheid
als grondstelling is het bevoegd voor de
toekomst een besluit te trekken. Een nieuwe
uitstippeling dus van toekomstige dingen,
met 't beden als basis.
Een pluimpje voor Kolkman»
Mr. Patijn sprak 15 April jl. over 't
wetsontwerp tot heffing eener Inkomsten
belasting. Hij prees den heer Kolkman in
deze woorden:
Gaarne wil ik mijnerzijds onderschrij
ven, wat hedenmorgen door den heer
Van Vuuren gezegd is over de uitne
mende wijze van voorbereiding van dit
onderwerp.
Ik geloof, dat in lang de Kamer niet
een zoo goed voorbereid product van
wetgeving heeft bereikt als dit ontwerp
van wet was. Het is met groote zorg
samengesteld en met den heer Van
Vuuren acht ik de Memorie van Toe
lichting een meesterstuk. Waar zoo vaak
van de zijde der Kamer aanmerking ge
maakt wordt m. i. vaak te recht
op de wijze, waarop de wettelijke arbeid
voorbereid tot ons komt, daar meen ik,
dat dit woord van lof wel op zijn
plaats is.
Een meesteestuk was en is de Memorie
van Toelichting.
Beter kan 't al niet.
Lijkverbranding,
De Bijbel geeft maar zeer zelden een
geval op, waarin van lijkverbranding sprake
is. Ia 1 Sam. 3112 lezen we: »Zoo
maakten zich op alle strijdbare mannen en
gingen den geheelen nacht en zij namen
het lichaam van Saul en de lichamen zijner
zonen, van den muur te Beth-San, en kwa
men te Jabes en brandden ze aldaar.<
Deze branding had plaats uit eerbied
voor Koning Saul, om daarmede te belet
ten, dat de Filistijnen of welke vijand van
Saul ook, voortgaan zou om dat lichaam
nog meer te beleedigen of te schenden;
het op te graven en dan weer ten spot te
stellen. Branding van 't lichaam tot asch
en meeneming der geroosterde beenderen
was de eenige manier om Sauls lichaam
tegen verdere verminking te beschutten.
Maar overigens lezen we steeds van be»
graven en de Heiland zelf zette daar 't
zegel op, door niet te eischen dat men zijn
lijk verbranden zou, maar der traditie ge
trouw, niets anders verwachtte, dan dat
men 't in Jozefs hof zou begraven; en de
geheele christenheid heeft zich na Christus
aan die oude gewoonte gehouden. Men
begraaftmen bestelt ter aarde, men delft
het graf; men graaft den kuil. Steeds is
de aarde de plaats, waar 't stoffelijk om
hulsel zal worden ingelegd. Omdat Jezus
ook begraven is. Omdat alleen de heiden
wereld verbrandde.
Toch schijnt dat eeuwenoud gebruik zijn
waardigheid en ernst te gaan verliezen
onder de mannen, die met dood en eeuwig
heid, Heiland en Heilands voorbeeld, Chris
tendom en Christelijke traditie 't niet meer
zoo precies nemen.
Ea 't eerste lichaam van dr. Vaillant
uit Schiedam, is in Nederland verbrand in
't crematorium.
Moge 't ook het laatste zijn. En door de
wet voortaan verboden. Maar ook door een
nieuw opbloeien der Christelijke religie
totaal onmogelijk gemaakt, 'tls een droef
verschijnsel, zoo'n eerste lijkverbranding.
Wel een bewijs van in sommiger kringen
diepen afkeer van de oude traditie, die des
Christus was.
Met Bertling niet tevreden.
Mr. Patiju klaagde over den Minister van
Finantiën.
Deze was niet genoeg doordrongen van
den ernst van den finantiëelen toestand,
waarvoor hij zich zag geplaatst.
Deze had al opcenten moeten heffen op
de successiebelasting.
Deze had het goede oogenblik laten
voorbijgaan in Oct. '13 om het finantie-
wezen krachtig te herzien.
Deze is belangena niet doortastend ge
noeg.
Deze heeft geen begrip er van, hoe lang
't duurt éér een wetsontwerp in 't Staats
blad staat.
Deze komt met zijn nieuwe ontwerpen
veel te laat.
Deze vergroot de moeilijkheden der wet
geving; zóó met zijn teruggenomen wijzi
ging der verkoopwaardezóó met zijn uit
lokken van twisten tusschen registratie en
indirecte belastingen; zóó met zijn bier
accijns; zóó met zijn tabaksbelasting.
In één woordde heer Bertling had nog
geen meesterstuk geleverd en geen proeve
gegeven van een bekwaam Minister.
15 April e. v.
INKOMSTENBELASTING.
Present 72 Kamerledende Paaschvacantie
zit den heeren nog in 't hoofd. Mooi weer
en Paaschcongressen van allerlei aard zullen
den een en den ander weerhouden hebben
om op te komen, Daarbij het onderwerp
Inkomstenbelasting; een dor en droog on
derwerp, dat tot bespiegelingen weinig aan
leiding geeft en in de Kamer reeds lange
jaren bekend is. Belangstelling is er weinig
voor dit onderwerp. Ze zal er meer zijn, als
de nieuwe wetsontwerpen behandeld zullen
worden, nl. bier- en successiebelastingen,
tabaksbelasting enz,
Eerste spreker was de heer Van Vuuren,
die met de cijfers aantoonde, dat het jaar
1913 gunstig was geweest. En zal 1914 on
gunstig zijn: de vorige Regeering kan geen
verwijt treffen, omdat gereed lagen ter be
handeling het tariefde inkomstenbelasting
en het debietrecht op tabak; omdat die Re
geering deze wetsontwerpen zóó tijdig heeft
ingediend, dat zij gemakkelijk voor 1 Jan.
'14 in het Staatsblad hadden kunnen staan,
indien de parlementaire werkzaamheden het
normale verloop hadden gehad en niet een
voor elkeen duidelijke obstructie was ge
voerd, met de trouwens niet verholen be
doeling, door elk middel de invoering van
de belastingwet tegen te houden, waardoor
in de kosten van art. 369 en 370 moest wor
den voorzien.
Wat biedt nu deze nieuwe Minister aan?
1. Hij houdt het suikerpotje ad 3,600/100 gld.
2. Hij vraagt een bieraccijns ad 1,400,000 gld.
3. Hij vraagt een tabaksbelasting ad
2,000,000 gld.
Samen 7 millioen op verbruiksartikelen,
wat niet zoo veel verschilt van de verhoogde
ihkomsten der Tariefwet.
Bij die 7 millioen vraagt hij nog 4 millioen
uit de verhoogde successiebelasting. Is dan
samen 11 millioen.
Dan nog 1 millioen uit de wijziging der
zegelbelasting.
Dan nog 4 millioen hoogere inkomstenbe
lasting.
Dan nog 4 millioen hoogere aanslag der
naamlooze vennootschappen en de inkomsten
belasting ad 4 millioen, de 20 en 60 opcenten.
Wordt dus samen:
3,600,000 gld. suikerpot.
1,400,000 bier.
2,000,000 tabak.
4,000,000 verhoogde subs.
1,000,000 zegel- of beursbel.
4,000,000 inkomstenbel.
4,000,000 opcenten.
20,ÖÖÖJÖÖÖ~gl d.
Vooral op de dividendbelasting had de heer
Van Vuuren iets aan te merken.
Slotsom was:
Indien ik ten slotte mag resumeeren het
geen ik gezegd heb, dan kom ik tot de
conclusie:
dat een belastingverhooging absoluut niet
noodig is geweest vóór'het jaar 1914;
dat de vorige Regeering, ook in verband
met de obstructie die tegen haar gevoerd is,
geenerlei verwijt kan treffen, dat haar be
lastingvoorstellen nog niet tot wet zijn ver
heven;
dat, indien voor dit verwijt reden zou zijn,
het nu reeds gericht kon worden tot deze
Regeering, omdat zij de ouderdomsrente
heeft ingediend zonder dat te gelijk voor
stellen zijn gedaan om te voorzien in de
kosten;
dat in strijd met datgene wat steeds door
de liberalen op den voorgrond is gesteld,
dat belastingen naar draagkracht moeten
worden geheven, in het geheele belasting
plan der Regeering geen enkel voorstel is
opgenomen dat aan dezen eisch voldoet dan
de overgenomen inkomstenbelasting van den
heer Kolkman;
dat, waar door de linkerzijde wel eens is
gesproken van een antithese „direct tegen
indirect", welke op belastinggebied tusschen
links en rechts zou bestaan, het liberaal
standpunt in de practijk blijkbaar onhoud
baar is gebleken;
dat, waar het ontwerp-Inkomstenbelasting,
zooals het door de vorige Regeering was
ingediend, een goed en een mooi stuk werk
was, de veranderingen, die daarin tot nog
toe door de tegenwoordige Regeering zijn
gebracht, geen verbeteringen zijn, zoodat het
voor mij een vraag blijft, of ik aan dit ont
werp mijn stem zal kunnen geven.
Wat dan ook het lot moge zijn van deze
belastingvoorstellen, kan ik dan |ook tot geen
andere slotsom komen, dan dat op financieel
gebied het Nederlandsche volk geen reden
heeft om zich te verheugen over de veran
dering, die achter de groene tafel heeft plaats
gevonden.
Mr. Patijns rechtvaardige klacht over de
Kamer.
Na den heer Van Vuuren was mr. Patijn
aan 't woord, die klaagde over de huidige
Parlementen in hun onverschilligheid omtrent
den loop der finantiën. De groote welvaart,
die zoo overal heerscht, maakt de Parle
menten zorgeloos. Maar dat kon wel eens
wrange vruchten dragen, als de welvaart eens
ging zinken. Dan stond de Regeering voor
reusachtige uitgaven, maar de inkomsten
kleven uit en dan was een staatsbankroet in
aantocht.
Regeering en Kamer staan schuldig aan
de enorme stijging der uitgaven. De Kamer
vraagt maar, ziende op den bloei en wel
vaart; en de Regeeringen geven maar en
stemmen toe in zoo ongeveer alles wat de
uitgaven vergroot.
Mr. Patijns rechtvaardige klacht over
Bertlings beleid.
In de eerste plaats rijst bij mij twijfel, of
de heer Minister wel voldoende doordrongen
is van den ernst van den financieelen toe
stand, waarvoor hij zich ziet geplaatst. Die
twijfel rijst bij mij op dezen grond, dat het
mij wil voorkomen, dat de heer Minister niet
doortastend genoeg is ten aanzien van de
maatregelen die hij voorstelt om zoo spoedig
mogelijk het budgetair evenwicht te her
stellen.
De Minister becijfert in zijn Memorie van
Toelichting tot het voorstel omtrent de op
centen, het te dekken tekort op den gewonen
dienst op f 10,640,000. Hij zegt zelf volkomen
te recht, dat dit een buitengewoon gunstige
schatting is. Hij gaat daarbij uit van deze
onderstelling, dat de middelen de raming
evenveel moeten overschrijden als in het
abnormaal gunstige jaar 1913 het geval was.
De Minister zegt dan ook, dat het terug
brengen van het tekort van 21 millioen, zoo
als het theoretisch volgens de millioenenrede
2ou zijn, tot f 10,640,000, zooals de Minister
denkt, dat het practisch zal worden, op een
buitengewoon gunstige onderstelling berust.
Welke middelen stelt nu de Minister daar
tegenover In de eerste plaats stelt de Mi
nister voor opcenten te heffen tot een bedrag
van f 4,170,000. Blijft een ongedekt tekort
van 6Vj millioen. Ik Iaat den bieraccijns er
buiten om redenen, die ik straks zal noemen.
Öm dit tekort te dekken, wil de Minister,
als ik hem goed begrepen heb dit punt
is eenigszins onzeker gebleven in de stukken
de hand leggen op de 3l/2 millioen, die
het gedistilleerd meer zal opbrengen dan de
f 25,200,000, dus op de 37j millioen die be
stemd waren voor den suikerpot. Maar zelfs
dan nog blijft er een tekort van 3 millioen
over, een ongedekt tekort, niettegenstaande
het theoretisch tekort van 21 millioen al door
de door mij genoemde hypothese met 11
millioen is verminderd. Dit is toch zeker niet
de manier om .terug te keeren tot de meer
solide budgetpractijken van vóór 1908, waar
van ik zooeven gewaagde.
Daarom betreur ik, dat de Minister niet
een stap verder gegaan is en niet ook voor
gesteld heeft, reeds dadelijk opcenten te hef
fen op de successierechten. Ik geef mij ten
volle rekenschap van de daartegen bestaande
bezwaren, maar wanneer men niet over be
zwaren weet heen te stappen in een tijd als
dezen, och, dan komt men de moeilijkheden
als waarvoor men thans staat zeker niet te
boven. Een bezwaar tegen de heffing van
opcenten op de successierechten een
theoretiseh bezwaar is dat in de heffing
van opcenten een zekere tijdelijkheid van den
maatregel is opgesloten en dat het beden
kelijk is, nalatenschappen die in een zekere
periode openvallen, zwaarder te belasten dan
andere. Maar dat argument weegt niet tegen
over dezen Minister, waar het immers in
zijn bedoeling ligt om de successiebelasting
in haar geheel te verhoogen.
In de tweede plaats weet ik, dat 'er in
art. 3 van de wet van den Minister Kelkman
van 1911 Staatsblad no. 132) staat, dat er
geen opcenten zullen worden geheven op de
successiebelasting, lntusschen, dat artikel is
een deel van de successiewet-Kolkman en
de tegenwoordige Minister van Financiën
heeft immers juist aangekondigd, dat hij
voornemens is om die wet te herzien. En
waar dit zoo is, begrijp ik niet, |waarom hij
dan ook een herziening op dit punt niet reeds
dadelijk kon voordragen.
In de derde plaats kom ik tot het argu
ment, dat de Minister zelf aanvoert in de
stukken, waar hij zegtoch, die successie
rechten en de opcenten daarop zouden mij
niet veel hebben geholpen, want al werden
met 1 Mei 1914 opcenten op de successie
belasting toegestaan, dan zou ik daarvan
toch pas geld in de lade hebben gekregen
na 6 of 7 maanden; dus die opcenten zou
den alleen voor de laatste maanden van het
jaar eenige beteekenis hebben gehad.
Dit argument is feitelijk juist, maar ik zou
daarop toch willen antwoorden, dat in de
eerste plaats die meerdere opbrengst in de
laatste maanden mij niet onverschillig is bij
een toestand als waarin wij nu verkeeren.
De Minister had voorbij laten gaan het
goede, het psychologisch oogenblik, om fi-
nantieel diep in te grijpen. Dat had hij in
October '13 moeten doen.
De Minister is te weinig doortastend.
De Minister heeft geen begrip van het
langzame raderwerk der Staatsmachine en
komt veel te laat met zijn nieuwe wetsont
werpen.
De Minister stapelt moeilijkheden op bij
zijn wetgeving.
ENGELAND.
Een epidemie van branden iri Engeland.
Behalve de brand te Yarmouth, waar de
Brittannia pier met het paviljoen en een bi
oscoop-theater geheel werden verwoest, zijn
nog eenige andere branden door de suffra
gettes gesticht. In de groote Musichall te
Kingston aan de Theems o.a. ontstond brand,
waarbij verschillende bezittingen der artisten
en muziekinstrumenten, die niet verzekerd,
waren, verloren gingen. In een linoleumfa-
briek werd door een brand voor duizenden
ponden sterling schade aangericht. Te Kemp-
ton werden verschillende gebouwen in het
park en de renbaan geheel door de vlammen
verteerd, te Bolton een blok fraaie winkel
huizen, te Penzanke een rolschaatsenbaan,
een bioscooptheater en een stoomwasscherij,
terwijl ten slotte te Kelso een groote boer
derij afbrandde, waarbij vijftien paarden en
drie koeien in de vlammen omkwamen.
BELGIË.
De brand in de mijn van Trien Kaisin.
ver den brand in de Viviers-schachten van
e kolenmijn Trie.u-Kaisin, te Gilly, worden
de volgende bijzonderheden bekend:
Het vuur ontstond in een kleine boven-
grondsche bergplaats bij den ingang der
schacht, deelde zich spoedig aan alle boven-
grondsche gebouwen mede en verwoestte de
machinekamer. De schade is zeer ernstig en
gedurende verscheidene weken zal in de mijn
niet gewerkt kunnen worden. Toen de brand
uitbrak waren juist 250 werklieden in de
mijn afgedaald en men heeft hen slechts
kunnen redden door de Sebastopol-schacht
te Chatelineau, die in verbinding staat met
de schacht van Viviers.
Het vuur brak des morgens om 7 uur uit
in een schuur, waar de arbeiders hun klee-
ren en materiaal bergen en altijd een com-
foor brandt, dat de onmiddellijke oorzaak van
de ramp was. In minder dan geen tijd leg
den de vlammen-de schuur in de asch en
deelden zij zich mede aan de kabels, waar
aan de ophijschbakken bevestigd waren, die
omlaag stortten. De brand, die steeds in om
vang toenam, verwoestte de machinekamer
en de centrale. Een wilde paniek maakte zich
meester van de 250 arbeiders, die op dat
oogenblik in de mijn waren. Men wist hen
niettemin te overtuigen, dat hun geenerlei
gevaar dreigde, waarna de ontruiming der
mijngang in goede orde plaats had langs
de Sebastopol-schacht, die op eenigen af
stand van die van Viviers gelegen was. Om
twaalf uur bevonden alle mijnwerkers, die
drie uur door de galerijen hadden moeten
loopen voor zij de Sebatstopol-schacht be
reikten, zich weer op den beganen grond.
Bij de ramp zijn toch nog twee nienschen-
levens te betreuren, daar, zooals verzekerd
wordt, zich in een der bakken, die omlaag
stortten, een opzichter en een arbeider be
vonden.
ZWEDEN.
Koning Gustaaf van Zweden. Volgens het
bulletin heeft de genezing des konings een
zeer bevredigend verloop. De wond, veroor
zaakt door de operatie, is genezen. De tem
peratuur bedroeg 36.9, de pols 58.
BALKANSTATEN.
Griekenland en de mogendheden. Volgens
de „Wiener Allgemeine Zeitung" hebben de
regeeringen, aangesloten bij den Driebond,
aan de Triple Entente het antwoord op de
nota van laatstgenoemde mogendheden-groep
betreffende de eischen van Griekenland, in
zake Epirus, gezonden. Het antwoord is ge
heel in overeenstemming met de wenschen,
uitgedrukt in de nota der Triple Ettente,
waarin alleen een redactie-wijziging zal wor
den gebracht.
De Montenegrijnen in het door hen ver
overde gebied. Op uitnoodiging van generaal
Martinowitsch verschenen te Tuzi de hoofden
der O'Hoti en de Groedistammen. Nadat hun
algemeene amnestie beloofd was, onderwier
pen zij zich aan het Montenegrijnsche gezag,
waarop de Montenegrijnsche troepen het ge
heele hun door de Londensche conferentie
toegekende gebied der Hoti en Groedastam-
men bezetten.
AMERIKA.
Aanslag op den burgemeester van New-
York. Op 17 April werd voor het stadhuis
een schot gelost op den burgemeester van
New-York, Mitchel. Deze we^ ,-:jt veraakt,
maar de kogel drong in
stadsadvocaat, die hem ver fTëi
rander werd gearresteerd «O trrqné
man te zijn, die waarschijr ra.-oe£C«.
is. Hij weigerde eenige p^iTtiTko"'^' Va'
leggen" ite:- «fe
De Vereenigde Staten n.4
eischt, dat de Amerikaanse:
na schot het Mexicaansche
antwoorden. he/4- 's
Reuter verneemt uit officii, '"G j*
staatssecretaris Bryan aan c1 "lïSSrlYl.5?ren
d-
fyer-
schen gezant in Mexico teleg?«v i 7 4 1"'
heeft gegeven Huerta er va ,4 v-
stellen, dat de Vereenigde L irrr'.
anders genoegen zullen neme. i 5 F?' "ar
van een-en-twintig kanonschoii'. Ü-.
Amerikaansche schepen zull'is T (i
nadat het geheele salvo geUfjor/,"', VnoKf
rmvA ^age&
CHINA. .£,0 oed\
De „Witte Wolf" verslag g-f y
April veroverden en plunderdSo;3e'-i
San-Yuan-Shien, maar den 15 7 j
regeeringstroepen tyeri een v.
derlaag toe, waarl.^- v
fcj!orJa'«e at ti(j
*7304
Aan de Besturen van alle a
in Nederland en van alle Nederh,x- .g/G"
dagsscholen daarbuiten. fpt
ÜB-i
k.
tin,
-i
<V
Op 29 Juni dezes jaars -.
jaar geleden zijn, dat te Amp r'»Ap
derlansch Bijbelgenootscha;-tijl c.
■ije'