Toor de ZuitflioIInndwcli© en Zeeuwüelie Skilanden. EERSTE M Zaterdag 31 Januari 1914, Antirevolutionair üJS*16 Jaargang N\ 1942. Orgaan IN HOC SIGNO VINCES D@ Zending in Xndii W. BOEKHOVEN. V »0ws"- „HET GOUDEN HEET", Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Csst» Buitenlied bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cest. GfïTüIYEB SOMMELSD1JK. 3'eEeïeosê IsaéereoiaBi. JS®. 8. Adverteffltiëa 10 cent per regel on s/2 maal. RaolaaeeB SO per regen. Boekaankondiging 5 Cant per regel an 4/s ®aai. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatsing. Groota latteïB en vignetten morden berekend naar de plaatsruimte die m oesiaan Advertenties -worden ingewacht tot Dinsdag- sn Vrijdagmorgen 1.0 uur. Alle sluKbeii voor de Kedactie beslemd, Adverteraiiëïa ess verdere AdmlnlBtratle franc© toe te zenden aa© «te© Uitgever De Oost-Indische Maatschappij in 1602 opgericht dreef rijken handel met de Indiërs. Allerlei soort van specerijen haalde zij uit de Molukken en Java, maar de specerij van Gods Woord bracht zij onder die heidenen niet. Ze plukte van de inwoners, wat er van te plukken wasdeelde hooge dividenden uit in Nederland breidde met Indies geld en Indische winsten haar macht over de Indiërs uit en deed al bitter weinig om dat arme volk uit zijn Heidensch, onontwikkeld leven op te heffen. Niet, dat er niet enkele goede be palingen waren gemaakt om de Ja vanen Christelijk te behandelen en den zegen des Evangelies te brengen, maar 't waren ailemaal bepalingen en voorschriiten op papier. Eenmaal voet aan wal, trokken de leiders der Com pagnie in Indië zich een beetje van de geestelijke belangen aan en was 't eenig wachtwoord geldsmeden. Tot na den ondergang dier groote handelsvereniging in 1798 is dat zoo gebleven; eigen beurs spekken met den arbeid der Indiërs, maar voor het geestelijk heil niets uitvoerenja ook* zelfs voor de stoffelijke ontwik keling deed men nietsexpioiteeren was 't motto, waarin alle arbeid stond. En nog ver in de 19de eeuw heersch- te in de toonaangevende kringen in Nederland de gedachte, dat Indië er was om Nederland en dat Neder land 't recht had die menschel te ge bruiken om de gaten in de Neder- landsche schatkist te vullen. Sinds 1870 kwam daarin verande ring. De heeren Van Hoevell en Van der Putte en Kuyper hadden hun protest tegen zoo'n optreden van onze Regeeringen doen hooren en raadden dan ook jaar in jaar Uit den Minis ter en de Kamerleden aan niet voort te gaan op dat heillooze pad, maar ook om de weinige Zendelingen, die er waren, van Rijkswege niet tegen te werken, zooals dat vaak plaats had, maar te steunen. De Zending werd in Indië gedoogd, maar door geen enkelen Gouv. Gen. liefgehad, gesteund, vooruitgeholpen immers de zending bracht onder de slaven opbeuring, verheffing, ontwik keling, lezen en schrijven, bijbelken nis en kennis van volk en historie en als die zendelingen de Indiërs ont wikkelden zou dat wel eens afbreuk kunnen doen aan de rust, die er in Indië heerschte. Indië immers had rust noodig om stil die menschen te plukkenals die Indiërs geschoren werden en hun vacht met 't vleesch er vaak nog aan (zoo scherp was de schaar geweestverkocht werd op de Wereldmarkt, en het ontvangen goud de schatkist en de petroleummaat- schappijen en de plantagehouders en de theemagnaten, zoo goed deed, dan mocht geen zendeling en geen gods dienst in naam van God en mensche- lijkheid daartegen getuigen. Er uit met zulke aanklagers! De Zendeling mocht er wezen zooals een politieagent er moet zijnhij moet zorgen, dat er rust is en dat ieder ongestoord zijn tuak kan vervullen natuurljjk ook de koffie- en theeplantersook allen, die üen armen Javaan martelden: voor hen Was juist de zendeling van de groot ste waarde, want van hem verwachtte men, dat hij zijn volkje gehoorzaam heid aan den tyran zou leeren Ja, de Zending'werd geduid, zoolang ze zweeg over de onverantwoordelijke wijze, waarop tegen de Javanen werd opgetreden. Maar Goddank een andere meening baande zich een weg door de zooeven genoemde drie mannen, gesteund door edele Christenen, pas uit Indië geko men in 1870, die klaagden over de mishandelingen, waaraan de bevolking bloot stonden; over de afpersingen en onwaardige bejegening. En van dien tijd ai werd juist de Zendeling ge noemd als de man, die in die ellende beterschap kon brengen. Want de Zending zou dat domme, goedige volk onderwijzen, ontwikkelen en al moest na zoo'n ontwikkeling de Javaan gaan werken, dat men hem uitzoog en uit- gezoogd had, goedmaar hooger dan de geldzak der bezitters stond de Ja vaan, omdat hij een mensch was, met wien helaas, vroeger, jselden was ge rekend. Om in den Javaan den mensch weer op te beuren, daarom moest de Gods dienst naar In dié. Om den Jayaan op te helpen uit zijn vervallen staat, zijn domheid en onafhankelijkheid; om hem tot een zelfstandig schepsel te ontwikkelen, die eenmaal op eigen beenen zou staan en geen »dier« meer wilde zijn daarom moest de Zending door de Regeering gesteund. En van 1870 af is dat beschavings werk doorgezet met succes. De Javaan heeft geluisterd op de vele plaatsen naar den Zendeling en zijn ontwik keling is voort gegaan tot op den huidigen dag. Het leven is hooger, edeler geworden, daar waar de Zen ding langen tijd haar tente kon plaat sen. Een heele omgeving kreeg een geheel anderen indruk, in manieren, in huisvesting en gewoonten en ge bruiken. Waar de zending kwam, kwam er een hooger peil van leven en beschaving. De zending bracht den levenden God aan die scharen van afgodendie naars; maar ze had de beloften en des tijdelijken, maar ook des toeko menden levens. En waar de zending dient, ziet men ook deze door de Ja vanen gewaardeerd. Zoo staat dus elke Regeering voor deze noodzakelijkheid om de Zending te helpen, te subsidieeren, omdat elke Regeering voor 't beschavingswerk in zijn Koloniën verantwoordelijk is. Jhr. de Muralt, wordt door 't Han delsblad in 't ootje genomen, maar was ook in de Kamer door Oud-mi nister de Meester leelijk op z'n plaats gezet. Wat was er aan 't handje. De Minister van Marine had 't amende ment van den hr. Hagenholz om i i Holland® niet op te kallefateren voor onaannemelijke verklaard. Dat stond de hr. de Muralt niet aan. En hij zette een borst of hij de Liberale Unie vertegenwoordigde, toen hij sprak Wanneer ik dus tegen dit amende ment stem, do 3 ik dat omdat de aan neming ons den Minister van Marine zou kosten eu misschien wel het ge- heele Kabinet, maar niet omdat ik instem met de herstelling van dit schip. »Üns«, alsof hij Voorzitter was van de Unie Liberalen. Maar de echte Voorzitter, de hr. de Meester antwoordde lk heb alleen het woord gevraagd Hotel Hestaurant Gedempte Boerensteller 63A, 63B MSotSerdam. DINERS 60 cent en hooger, LOGIES MET ONTBIJT f 1.25, f 1.50 en f 1.75 Tel. No. 10595. Aanbevelend, R. C. F. t. i LEE-Moonen. door ieder aanbevolen adres. Het om mede te deelen, dat de heer de Muralt, zich zoo even noemende en qualificeerende als Unie-liberaal, niet temin alleen voor zichzelf heeft ge sproken. He, zou je je niet dood schamen als Kamerlid, als je daar zoo in een hoekje wordt gezet door ja echte voor zitter. En nu komt 't Handelsblad er nog wat peper opgooien en schrijft Het is te hopen dat deze kieine ontkleeding den heer De Muralt nu eindelijk eens tot eenige bezinning zal brengen en tot het besef van de po litieke plaats die hij. nognieUn- neemt. Niets is ongeschikter om een nieuweling in de Kamer snel prestige te verschaffen dan wanneer hij zijn politieke promotie trachtte forceeren. De heer De Muralt heeft dit laatste al gedaan neg voor hij goed en wel zitting nam, namelijk door de dwaas heid te begaan van zich te later in- tervieuwen toen hi],evenals trouwens ook thans nog, niet de minste politieke autoriteit bezat En daarna heeft hij reeds eenige malen in de Kamer ge toond dat hij het onderscheid tusschen een veteraan en een broekje niet kende. 't Is mogelijk dat deze afgevaardigde in zijn woonplaats en op het schoone tweelingeiland daaromheen voor een staatsman van belang wordt gehouden maar buiten die locale grenzen is zijn reputatie bepaald gebleven tot die van een bekwaam en vernuftig ingeneur. 'tls zeer wel mogehjk dat de heer De Muralt allengs een even goede en uitgebreide reputatie krijgt als politi cus. Maar daarvoor is eenig geduld noodig. De Muralt: een jong broekje zon der politieke beteekenis tot op heden een mannetje wiens uil meent een valk te zijn. Wat doet die man in de kou. Als ingenieur mag hij bekwaam zijnmaar als politicuszoo 100 in een lood, menheer I OP DEW UiTRIJR. X zong in dat koor mee. Of hem ook zélf brengen als de ver loren zoon in het Vaderhuis, of hem uit reactie maken tot een verwoed tegenstander van het Kxuisevangelie, méér en feller dan menig ander, die niet gelijk hij onder de bediening van het Evangelie was geweest. Direct nabij de Hoofdsteeg, CO ,k Heb 'm als jongen gekend. We zaten naast elkander op de banken der christelijke school, een van de oudste uit ons vaderland. Ik ben thans, wat ik ben en hij is* al vele jaren, ja van zijn jongelingsleeftijd af, overtuigd sociaal-de mocraat en heeft met lichaam en ziel de gansche ^beweging* in ons laad meege maakt. Ze willeu hèn nogal eens noemen, als 't er op aankomt te bewijzen, dat een vrij groot percentage der srooden* afkomstig is van de christelijke school. Zoo'n slecht voorbeeld niet Want hij, dien ik X. noemen wil en wiens ^signalement* ongetwijfeld op meer dan één persoon passen zou, is geenszins de minste onder de roode broederen en een sprekend, levend bewijs, dat in elk ge val het onderwijs op die christelijke school nog zoo slecht niet geweest is I Als jongens waren we goede kameraden als knapen zelfs vrienden. Dat bléven we niet. Want ware vriendschap is niet bestaan baar zonder zekere overeenstemming in de hoogste zaken des levens, die de diepste roerselen des harten raken en toen bleek, dat we in dit opzicht steeds verder uit eikaar gingen, stierf ook de vriendschap af. Ook verstrooide dra het leven ons naar verschillende streken des vaderlands. Maar we bleven kennissen. Goede kennissen zelfs, die toch af en toe elkander een vriendelijk schrijven zon den, elkander op de hoogte hielden van het wederzijdsche wel-en wee en ook wel even 'n trein overbleven, als de levensreis ons 'n oogenblikje in elkanders woonplaats bracht. Zoo heb ik zijn socialistische ont wikkeling een weinig kunnen volgen en kan er ook 't een en ander van oververtellen. Als jongeling heeft hij zijn »wilden« tijd gehad, 't Gaf ook de breuk tusschen ons. Hij was eerst op de Openbare »nor« gekomen Dat hij op de christelijke school was gedaan, kwam door zijn moeder, een geloovige vrouw, die 't haar man had af gesmeekt en die het meerdere schoolgeld uit het suppletie-fonds vergoed kreeg, want het mocht ziju vader vooral geen cent méér kosten. Maar zijn moeder stierf vroeg. En toen 't dan bepaald was, dat hij voor onderwijzer leeren zou, deed zijn vader hem op de rijksnormaallessen. 't Was toen in den glorietijd van Mul- tatuli en de joDgens en meisjes van de »Nor« dweepten met dezen schrijyer, dseD ze als een profeet vereerden. Uit de Max Mavelaar kenden ze heele stukken van buiten en de j-Vorstenschoolcr, de »Ideeën«, de 2>Millioeaen-studiën« en wat er meer van hem uitkwam, waren hun dagelijksch voedsel, 'n Tweede zooals hij, was er niet. Hij was 'n denker, 'n schrijver, 'n zanger, 'n hervormer, gelijk de wereld totnogtoe niet had gekend. Hij zong er 't hoogste lied. lk heb me daar toen weieens over ver wonderd, maar naderhand leerde ik dat be er begrijpen. Hij had èn op de school èa vooral ook van zijn vrome moeder véél meer gehoord en geleerd van de waarheid, die naar de godzaligheid leidt, dan menig ander. Dat móést een van tweeën. Dat is zielkundig verklaarbaar. En zoo komt het, dat niet zelden als onze felste tegenstanders juist zij opstaan die met den persoon van Jezus Christus, gestorven om onze zonden en opgewekt om onze rechlvasrdigmaking, door opvoe ding en onderwijs het nauwst in aanraking zijn geweest. Als jong onderwijzer kwam mijn kennis uit onze jeugd in een verarmde, verwil derde, verwaarloosde streek van ons vader land, waar de sociale ellende ontzettend was om te zien en de menschen niet veel beter woonden en leefden dan het gedierte des velds. Dat greep hem geweldig aan En toen Domela Nieuwen huis opstond en nü eens in wilden toorn, dan met snij dend sarcasme het skapitalisme* bestreed en geeseide, was hij een der eersten, die hem volgden en die met ontembaar ver langen uitzag naar den grooten dag der eindeüjke afrekening, die de onderdruk kers* verpletterên zou en de verdrukte proletariërs uit de woestijn in hüu Kanaan zou brengen. 'k Was in dien tijd soms bang voor hem. Hij droomde van een bloedige woisteling, waarin hij zich niet onbetuigd zou laten en waartoe hij zich reeds voorbereidde. Zijn gansche verschijning in dien tijdde breed gerande, slappe deukhoed, de wapperdas, de lange haren en de onverzorgde baard, de rustelooze oogen en de bijtende stem, alles deed hem kennen als een maat schappij-bestormer, die meedoen zou, als het oogenblik, dat niet ver meer af kón zijn, gekomen was. Het moest wel spaak loopen. Bij een werkstaking daar in die streek, waarbij het erg rumoerig toeging, trad hij zóo op, dat zijn positie in de school ern stig werd geschokt. Hijzelf voelde zich bovendien bij dat stille schoolwerk niet langer op zijn gemak hij vroeg zijn ont slag en toog naar Holland, naar de >grooie steden*, waar de »oude beweging* in die dagen heel wat herrie schopte en heel wat dwaze verwachtingen wekte. Toen kwam de ontgoocheling. Hij zag zich in alles teleurgesteld. In de arbeiders, die heden verrieden datgene waarvoor ze gister gestreden hadden of ook soms hun beste voormannen van vuig verraad verdachten. In de leiders, die elk hun eigen hoofd volgden en elkander ver traden en vervloekten. In de omstandig heden, die hem weldra leerden, dat jde nieuwe ^dageraad* nog ver, ver af was, ja dat het licht nauwelijks gloorde. In 't laatst gaf hij het op. Moedeloos en hopeloos besloot hij, noodgedrongen, voor zichzelf te gaan zorgen. En ik moet zeggen, hij heeft zich kran:g door het leven geslagen. Op Amerikaansche manier pakte hij aan, wat hij krijgen koD. Naar het onderwijs terug wou hij niet en kon hij ook moei lijk, maar hij heeft als kelner in een café gestaan, les gegeven voor een kwartje per uur, heeft voor kranten geschreven en kwam tenslotte bij een verzekering terecht, die veel onder arbeiders werkte. Daar was hij op zijn plaats. En met enkele jaren had hij een geves tigde positie, deed daarbij nog al eens financiëele zaken voor eigen risico, won wat over, stak hier wat in en daar wat in en werd, wat hij in zijn jonge jaren niet had kunnen droomen, nu zelf een man, die wat in de melk te brokken had. Daarbij bleef bij socialist. Toen de »tweede beweging* onder Troelstra c. s. opkwam, sloot hij zich weldra aan. Zijn beginselen waren dezelfde gebleven. Maar hij trad niet op den voor grond. Hij was intusschen man en vader geworden en zijn zaken gingen van jaar tot jaar vooruit. In zijn woonplaats was hij raadslid, maar voor Kamer of Staten was hij nooit te vinden. Onlangs sprak ik hem weer. 't Is hem goedgegaan tenminste tot de warme pelsjas, waar hij zich be haaglijk inwikkelde en die ik hem graag gunde, heb ik het niet kunnen brengen. 't Gesprek ging over de politiek. Daar is tegenwoordig met de socialisten nog wel een en ander over te praten. »En Ter Laan?* vroeg ik zoo. »Heeft groot gelijk*, antwoordde hij. Burgemeester, minister waarom niet. Juist op die plaatsen kunnen wij voor onze beginselen het meeste voordeel be halen >Maar als dan de groote dag van den eindstrijd komt, waarover je vroeger altijd mond en hart zoo vol had vroeg ik weer. Hij keek me leuk aan. »Ga toch met je tijd mee*, zei hij. Die dag komt nietHm, misschien in een ge dicht, dat kan. Maar wij zijn nu tot de overtuiging gekomen dat alles geleidelijk gaan zal. Zonder stoot of schok. Volgens de leer der evolutie of gelijkmatige voort beweging. We gaan in de socialistische

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1