voor de Knidhollandiehe en Zeeuwselie Eilanden.
AM.
Antirevolutionair
Orgaan
Tec t en.
IN HOC SIGNO VINCES
es te!
Kamerverslag
W. BOEKHOVEN,
s
EERSTE KA MEE.
Woensdag 21 Januari 1914
28ste Jaargang N'. 1939.
[AR NIS
„STEIJN."
Ff 100,—tot
tegen uiterst
huizen en
ZEKERINGEN.
(1 ten onzen
6774
ement.
i!
ement.
SOMMELSDÏJK.
maal. Eeelames £0 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */g maal.
Alle stokken voor «fe Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franc© toe te zenden aan den (Lila©*
ik
enz;
itiën
)0._,
smber.
W
ri
tl,
elephoon 4.
)QI1S.
ten 7547
am
ILLBI.AS,
0)
D
iat. i
1
al Zoo g
kennen, <2
s uit één
nheid er
a ƒ2,-.®
)tte voor
gbaar.
46»
d,
n, winters,
eents met
7500
mmeledljk.
Oorlogsbegrooting
Jammer toch, dat de oorlogsbe
grooting nooit eens zonder hoofdelijke
stemming kan worden aangenomen.
Gewis, er zijn ontzaglijke bedragen
bij betrokken; en de lijst wordt elk
jaar hooger door meer contingent
(troepen), voedsel, kleeren, onder
houd, salarisverbtfteringennieuwe
inrichtingen, nieuwe techniek enz. en
er moet dus in de Kamer over die
zaken ernstig gesprokenopdat de
belastin gbeta lenden niet boven hun
krachten worden bezwaard. Een be-
r lastingbetaler is op dat punt een koe
^'hij wordt van tijd tot tijd droog en
kan niets meer missen. Maar omdat
dat zoo is, moeten alle posten van de
begrooting ook worden nagegaan. En
is er, zoneter scha voor de landsver
dediging, te besnoeien, dan moet men
er het mes ook in durven zetten.
Maar is eenmaal uit de Begrootiug
eiken post weggenomen, die algemeene
afkeuring verdiende, dan als één man
voor de Begrootiug gestemd.
Oorlog is geen partijzaak. En het
Departement van Buitenlandsche Za
ken, èn dat van Koloniën èn dat van
Oorlog met Marine zijn gemeengoed,
d. i. daarvoor loopt heel Nederland
als eenheid te weer. Als 't Buitenland
tegen ons rare complimentjes verkoopt,
komt niet de partijpolitiek -aan 't
woord, maar 't Nederlandsche Volk,
en uit één mond spreken we tot den
j». Buitenlander hetzelfde woord van pro-
test en verweer.
Zoo is 't ook met onze Koloniën.
Voor die staat 'theele Nederlandsche
Volk pal, omdat de vorige eeuwen,
die aan ons overgeleverd hebben en
ons Volk als Volk verantwoordelijk
is voor den goeden gang van zaken
daar in Oost en West.
Zoo ook met Oorlog en Marine. De
Verdediging van ons Land is niet iets
specifieks antirev.niet iets Hoomsch,
of Socialistisch ze is nationale zaak,
want bij oorlog lijden niet de partijen
allereerst, maar 't VoJk, de huisge
zinnen.
Daarom is 't zoo jammer, dat de
socialisten weer tegenstemden en ook
van lib. zijde weinig steun werd ver
leend.
Finantieel progam
Minister Bertling gaf zijn finanti
eel program.
Herziening van de belastbare op
brengst der ongebouwde eigendom
men, zoo dat aan de Gemeenten het
opbrengen van een bepaald aandeel
in de grondbelasting moest worden
opgelegd, eir dan moest de Gemeente
't weer op de eigenaars verhalen.
Een herschatting van de gebouwde
eigendommen was niet zoo noodig.
Verlaging van de 10 percent vleesch-
accijns; geen denken aan.
Verlaging van den suikeraccijns:
geen sprake van.
Een beursbelasting is in overweging
zoo dat ze geheven wordt van de af-
sluitnota ter beurze.
Afschaffing van den grondslag haard
steden bij Personeeie belasting is on
mogelijk.
Herziening van de klassenlijst voor
de Pers, belasting is in aantocht.
Ue Inkomstenbelasting treedt 1 Mei
met m werking.
d °Pceaten op Vermogens en
Bedrijfsbelasting moet verhoogd.
Op andere belastingen moet ook 10
opcenten gelegd.
De Staatsloterij moet blijven.
Om betere statistiek te krijgen van
In- en uitvoer, zal een wetsontwerp
worden ingediend.
Onderste regelBetalen is de bood
schap
Dit de Pers.
Koloniën.
'/o. De rente
itad aan't H.
f 140.
120.—
100.—
90.—
105.—
92.—
80.50
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag,
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling ƒ4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
Telefoon Intercom». So. a.
Advertentiën 10 Cent per regel en ijt
Dienstaanvrageu en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Grooto letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zg beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nar.
ii] reeds bij
contractant
merk niet
maakt door
M
S<
maten.
- Ïïfc
2
J
f.'--11'
ïelsüiK
astelling
6543
1 i
Horloges,
sedert 25
ERDA9I.
O.
Dr. Kuyper was op 7 Jan. ook aan 't
woord. Voor hem waren Buitenl, Zaken en
Koloniën twee Departementen, waarin 't
Nederlandsche Volk als uit één geest moest
en moet spreken, 't Buitenland mag geen
andere overtuiging hebben dan dat wij
tegenover den vreemdeling, allen, als Neder
landers 't volkomen eens zijn en Indie
moet evenzeer weten, dat men te doen
heejt met één Nederland en met één Neder-
landsch volk. En de Minister schijnt ook
in die richting te willen optreden. Maar er
waren toch enkele punten, waarover Dr. K.
eens wilde praten met den Minister,
Is Idenburg gezwaaid?
Immers, er zijn telegrammen gewisseld
tussehen den Minister en Idenburg, maar
deze worden niet openbaar gemaakt. Zien
we nu in 't verleden, dan was er aan
Idenburg geen haar goed. De Minister zelf
heeft volgens de Telegraaf in J uni gezegd
»De politiek, die thans in Indië ge-
ivoerd wordt, leidt het land ten ver-
»derve; met een brekend hart ben ik uit
Indië gescheiden.»
Als 't dus in Juni zoo treurig erbij
stond; als Idenburg zoo'n vijand was van
de liberale politiek en zoo'n vriend van
de chr. politiek, waarom is hij dan bij 't
optreden des Ministers gehandhaafd. De
Minister heeft hem telegrammen gestuurd
heeft Idenburg daarin, in 't antwoord op
die telegrammen, zijn goede beginsel ver
loochend. Nu zijn er in de Linksche Pers,
die dat beweren; om de eer van Idenburg
is 't dus noodig te weten, wat de Minister
hem gevraagd heeft en wat er geantwoord
is. Heeft de Or. Oren. water in zijn wijn
gedaan om nog een jaar te kunnen aan
blijven. Temeer, omdat bij 't optreden van
den Minister zooveel mooie woorden ge
sproken zijn over Idenburg, bijna te mooi
uit liberalen mond. Vanwaar die verandering
bij den Minister en bij de lib. woordvoer
ders. Daarom dienen de telegrammen over
gelegd. Wat heeft de Minister hem gevraagd
en wat heeft de heer Idedburg geantwoord.
Een staatsrechtelijke feil.
Het 2de punt van dr. K. was een terecht
opkomen tegen een verkeerde uitdrukking
in een staatsstuk. Art. 21 van de ordon
nantie over de instelling van de missie of
zending op de eilanden Soemba en Flores
luidt:
»In vorenstaande bepalingen kunnen
»geen veranderingen worden gebracht
»dan met goedvinden van 'de zending
»der Geref, Kerken in de Nederlanden.
Hier stelt de G. G. zijn gouvernemen-
teele macht onder den ban van een buiten
het Gouvernement staande Kerkelijke Ver-
eeniging en dat mocht niet. Hier is dus
een fout ingeslopen.
Derde en vierde punt was de subsidie
ad. 5000 gld., die te hoog was, en de
Sarekat Islam. In beide gevallen heeft 't
optreden van den Minister dr. Kuypers
sympathie. En ook wat 't onderwijs betreft,
kan hij met den Minister meegaan. Maar
moeten nu, bij al dat moois van den Minis
ter, waarin hij eigenlijk heelemaal op de
lijn van Rechts komt in zake de subsidie
aan de zending, inzake de facultatiefstelling,
inzake Idenburg, die nu aanblijft; inzake
de Sarekat Islam, waarom Idenburg zoo
hoog geprezen is, moeten nu
de f15000 der Chineezen
die 15000 gld. voor de verkiezing in Juni
niet aan die menschen worden teruggegeven.
Mijnheer de Voorzitter! „Ik meen dus
duidelijk genoeg te hebben aangetoond, dat
ik het met den Minister eens ben en de
Minister het eens is met de anti-reyolution-
naire partij en dat wij ons aan de rechter
zijde op geen enkel van de genoemde pun
ten hebben te beklagen, dat wij niet anders
kunLen zeggen dan dat het ons is mede-
gevallen. Maar juist daarom zou ik wel de
vraag willen neerleggen of die milde gevers,
die in Juni die f 15000 hebben geschonken
om in Idie een gansch anderen toestand
in het leven te roepen, nu toch eigenlijk
hun geld, zoo mogelijk met interest niet
moeten terug hebben. Want men zal toe
stemmen: die menschen komen volkomen
gedupeerd uit. Hun toch is duidelijk gezegd
de zaken gaan verkeerd, geeft ons geld,
dan zullen wij trachten het Ministerie te
doen vallen, dan gaat vanzelf ook Idenburg
weg en krijgen wij een gansch anderen
toestand in Indie. En nu komen die men
schen met den kous op den kop thuis,
want er gebeurt niets. Integendeel moeten
zij nu .hooreu, dat in het nieuwe Kabinet
de Minister dien Gouverneur-Generaal in
plaats van hem min of meer te krenken,
in de hoogte heft, zóó dat, ik mij niet
herinner, dat ooit ever een Gouverneur-
Generaal in de Staten-Generaal met zoo
veel lof gesproken is, als nu geschied is
door dezen Minister over den heer Idenburg.
Zij moeten zich een beetje als misleid en
bedrogen gevoelen, en nu zullen die men
schen natuurlijk hun geld wel niet terug
vragen, maar eerlijkheidshalve moest men
zeggen: daar hebt gij het terug.
Onze roeping jegens Indie.
Hoe schetste dr. K. onze roeping tegen
over Indie. We nemen 't heele stuk om
zijn hooge waardij en om de kennis onzer
beginselen over.
Ik kom nu aan mijn laatste punt: de
Indische partij, waarin betrokken is het
triumviraat van de heeren Tjipto, Soewardi
en Dekker. Ik kan ook hier weer niet
anders zeggen of ik ga ook in dit opzicht
weer geheel met den Minister mede. Hij
heeft niet anders gesproken dan hetgeen
ook ik uitspreken zou, wanneer ik op
's Ministers plaats gezeten was. De geachte
afgevaardigde, de heer Bavinck, heeft zoo
even er op gewezen, dat in 1885 zulk een
ommekeer tot stand gekomen was in de
koloniale politiek bij overeenkomst tussehen
de verschillende koloniale Mogendheden.
Mag ik nu van 1885 teruggaan op 1878
en wijzen op Ons Program, waarin ge
tuigenis gegeven is van het antirevolution-
nair beginsel? Wat lees ik nu in dat Pro
gram op blz. 382 van de 5de editie Daar
wordt het denkbeeld op den voorgrond
gesteld dat Nederland tegenover Indie heeft
op te treden als voogd, en dan staat er:
„Van voogdij, let wel, niet om deze
volkeren aldoor onmondig te houden,
maar om ze te nemen voor wat ze zijn
d. i. voor onmondigen en alsnu tegen
over deze onmondige natiën de driërlei
verplichting te aanvaarden, waaronder
elk voogd tegenover zijn pleegkind staat
a om het redelijk op te tvoeden.ö. om zijn
bezit te zijnen mëesten bate met overleg
te beheeren, en c. om het in de toekomst
zoo God dit wil, het innemen van zelf
standiger positie mogelijk te maken."
Nu heeft men er in sommige kringen
hier te lande verwondering over uitgespro
ken dat daar zoo iemand als Douwes Dek
ker, als Tjipto en als Soewardi, dat idee
had durven uiten om Indië vrij van Neder
land te maken en de bevolking aldaar te
maken tot een vrije en onafhankelijke natie.
Mijnheer de- Voorzitter! Het komt mij
voor, dat men zoo niet spreken mag, dat
het zeer zeker een jammer voor elk volk
dat het niet zelfstandig leven kan, dat het
voor elk vdk goed kan zijn zich aan de
tijdelijke voogdij van een en ander volk
te onderwerpen, maar dat ook nooit uit
sterven mag, of het volk gaat verloren, de
begeerte en het verlangen om een vrij volk
een onafhankelijke natie te worden.
Voor zoover dus die heeren in dien zin
gesproken hebben, zie ik niet in dat zij
iets misdaan hebben. Het eenige wat hun
ten laste kan worden gelegd, is, dat zij
hebben gedaan als een jongen van 10 of 11
jaar die om handlichting, venia actatis,
vroeg. Dit is de geheele quaestie. Evenals
men iemand van zoodanigen leeftijd, die
dit wilde gaan doen, eenvoudig zou uit
lachen, mag men zich zoo vroolijk maken
over de opinie die door die heeren geuit
is. Maar dit neemt niet weg, dat, al is de
uiting op zich zelf af te keuren, zij zich
bij die uiting toch hebben schuldig gemaakt
aan het geven van zwaarwichtige redenen
van misnoegen, zooals artikel 442 van het
Burgerlijk wetboek zegt zoodat de Gou
verneur-Generaal het recht had dat daar
is- aangegeven tot het nemen van den
maatregel van opsluiting of interneering.
Maar zoodra mocht blijken dat die heeren
het verkeerde van hun handelingen hebben
ingezien en er voor willen instaan dat geen
repetitie van het begaaue kwaad van hen
te duchten is, dan kan van clementie zeer
zeker te hunnen opzichte sprake zijn.
Nu heeft de Minister de zeer voorzich
tige uitdrukking gebezigd, dat het de Gou
verneur-Generaal is, die in deze heeft te
oordeelen. Waar de zaak thans zoo staat
kan ik niet anders zeggen, dan dit ik niet
meega met hen, die op zich zelf de actie
van de heeren in hun gemoed hebben af
gekeurd. Ik begrijp integendeel, dat die toon
in hun hart moest opkomen en sympatiseer
over het geheel met het idee van den Mi
nister om te zien of die heeren tot beter
inzicht komen en de zaak verder ter be
oordeeling van den Gouverneur-Generaal in
Indië over te laten.
Het denkbeeld nu van de voogdij wensch
ik daarom iets nader op den voorgrond te
stellen, omdat dunkt mij, van de vraag of
men dat begiisel van die voogdij accep
teert of niet onze geheele kalo ale poli
tiek moet afhangen; dat is metteidaad ge
lijk Jhering zegt in zijn beroemd >Uer
Zweck im Recht» een van de factoren,
waarmede men heeft te beoordeelen of een
handeling rechtvaardig is of niet.
Nu wil ik wei zeggen, dat wij, antire-
volutionnairen, er steeds op hebben aange
drongen om in de geheele leiding van onze
kolonialale politiek niet het verkeerde be
ginsel te mainteneeren van vroeger en ook
niet het ondoelmatige beginsel van koloni
satie aan te nemen, maar ons geheel te
houden aan het beginsel van voogdij. Men
heeft dit ook wel genoemd de ethische po
litiek men noemt het in Duitschland Kul-
tivations politik; maar de naam doet niets
ter zake.
In Duitschland hebben mannen als Fabri,
Schaffler, Roscher en anderen, meer dan
wij, zich bezig gehouden met de classifi
catie van onderscheidene soorten van ko
loniale politiek.
Ik ga daar niet op in in hoofdzaak
komt het neer op wat ik in 1878 in Ons
Program schreef, dat men kan hebben een
veroveringspolitiek, die op exploitatie ge
schoeid is, maar daarvan is bij ons geen
sprake. Voor ons blijft er niets over dan
een voogdijpolitiek, de verplichting om het
volk, dat aan onze zorgen is toevertro uwd,
tot een hooger peil op te voeren.
Dwang door de Zending,
Dwang in geen geval, maar de Overheid
moet or voor uitkomen, dat zij is Overheid
van een Christelijk land. Doch ziehier
alweer de rede zelf, die we dan met eigen
woorden willen teruggeven.
Het komt mij voor, dat de Overheid dit
in Indie niet mag toelaten, en dat de hou
ding der Overheid in Indie deze moet zijn:
waar zij zelf optreedt, moet zij nooit schro
men er voor uit te komen, dat zij Overheid
is van een Christelijk land. Ik zeg dit
daarom, omdat, wanneer men op Aziatisch
terrein overgaat, in die wereld komt, do
persoon die toont geen religie te bezitten,
de achting van de bevolking niet kan weg
dragen. Een Aziaat, vooral in onze Oost,
verstaat een mensch niet, wanneer hij niet
ziet, dat er is een religieus beginsel, dat
hem drijft. En wanneer nu onze Regeering
dit doet, dan moet dit gepaard gaan met
een volkomen vrijlating van de overtuiging
en de ontwikkeling onder het volk zelf.
Er moet niet de minste dwang op wien ook
worden uitgeoefend. Ook mag m. i. de
Overheid noch voor den een, noch voor
den ander partij kiezen. Bij zulk een stand
van zaken moet dus het hooge standpunt
worden ingenomen, dat in ons land inder
tijd door Thorbecke en Groen van Prin-
sterer ia verdedigd geworden. Het is toch
metterdaad geen geringe zaak, wanneer
men ziet, dat twee mannen als Thorbecke
en Groen van Prinsterer die in dien toen-
maligen tijd gezegd konden worden te
zamen in hun persoon de denkoeGden van
de twee groote groepen der bevolking te
vereenigen, op dit punt tot een zeifde
conclusie zijn gekomen. Welke was die
conclusie? De heer Lulofs h«el't onlangs
in zijn brochure over Soemba en Fiores er
aan herinnerd ik heb die brocnure op
het oogenbhk niet in mijn bezit, ut /.alUn
even uit het hoofd citeeren, maar de beeren
zullen wel gelooven, dat het hierop ut-er-
'komt dat Thorbecke uitdrukkelijk beeft
verklaard dat het niet op den weg van de
Overheid ais zoodanig ligt om onuerwijs te
geven, dat de Overheid alleen daartoe kan
genoopt wordeil, voor zooverre niet het
particulier initiatief zelf daarin voorziet.
De heer Groen van Prinsterer heeft het
zelfde standpunt ingenomen. En nu geloof
ik toch, dat het niet aaugiat dat wij in
onze eigen wijsheid, waar twee zulke reus
achtige denkers tot een gelijke conc u-ie
zijn gekomen, zullen zeggeuwn weten het
beter, zoo is het niet. er is aan de Overtteid
in deze een eigen taak opgelegd Uoet meu
dit niet, zegt mende Overheid heefi een
voudig te doen wat zij kan om met vol
komen eerbiediging van aller vrijheid, met
het verleenen van steun en hulp, dit onder
wijs zooveel mogelijk aan het particulier
initiatief over te laten, en dan neem ik dit
voor allen zoo egaal mogelijk, dan vraag
ik niet dat alleen aan de missiescholen
steun van Overheidswege zal worden ge
geven, volstrekt niet! Dan volgt uit mijn
stelling dit, dat de Overheid in Iudie wan
neer uit wat hoek, uit welke richting, met
wat strekking, met wat doel ook, scholen
door particulieren worden opgericht, zoo
liberaal en zoo vrijgevig moet ziju om te
zeggen: gaat uw gang, ik zal u steunen.
Ik zeg dit daarom, ouidat het mij voorkomt,
dat tegenover het mohammedanisme in dit
opzicht geen juiste weg wordt ingeslagen,
ook zelfs niet door den heer Van Kol,
die zoo goed was deze zaak ook te be
spreken, maar die dunkt mij halverwege
staan bleef. Men heeft in Eugelsch-Indie
de noodzakelijkheid ingezien om volstrekt
niet alleen aan de missiescholen, maar ook
wel degelijk aan scholen die uitgaan van
de Hindoeïstische oi van de Islamietische
richting te zeggenals het noodig is zuilen
wij u helpen. En nu zie ik niet in hoe men
beter de sympathie van de bevolking op
Java zou kunnen winnen dan door eerlijk
weg tot haar te zeggen: wij ais Overheid,
doen geen keuze; maar kuut en wilt gij
die doen, ga dan uw gang, wij zuilen u
steunen zoo gij maar wat het onderwijs
zelf betreft voldoet aan de door ons te
stellen eischen.
Minister Pleyte, in de Tweede Kamer als
triumphator uit het strijdperk te voorschijn
gekomen, kreeg ia de Eerste Kamer een
paar stooten, die hem in het zadel deden
wankelen.
Met name Dr. Kuyper heeft hem zoo in
het nauw gedreven, dat hij, hoewel handig
advocaat, er zich niet uit te redden wist.
Er is in zijn houding iets tweeslachtigs.
Men krijgt zoo den indruk, dat hij de rech
terzijde voorloopig zoet wil houden door
Idenburg een pluim op den hoed te zetten,
doch onderwijl het stille voornemen koes
tert, om straks, wanneer een Gouverneur-
Generaal van zijn eigen kleur op Buitenzorg
zetelen zal, zijn liberaal hart eens flink op
te halen. Het is hem niet gelukt dezen in
druk van tweeslachtigheid weg te nemen.
Integendeel.
Ook hier blijft het Caveant consules Op
zijn plaats, d.w.z. onze mannen in het par
lement hebben nauwlettend toe te zien op
wat deze Minister, die met psalmen en bij-
belteksen werkt, in ziju mmisteriëel schild
voert.
(Zeeuw-ch? Courant.)