c
"Woensdag 29 October 1913.
288te Jaargang N*. 1915.
Orgaan
Antirevolutionair
voor de Zuidhollandsclie en Keenwiehe Eilanden.
Prachtband gebnnden boek,
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Celt.
Buitenland bij roornitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMELSD1JK.
Adrertentiën 10 cent per regel en maal, Reclames 10 per regel.
Roekaankondiging Oent per regel en 4/i
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle stukfceis voor «ie Redactie bestemd, Advertenties en verdere Administratie franco toe te Eenden aan den SJItgrcver
Aan onze Abonnè's.
Nu de leestijd weder aangebroken
is, meenen we onze abonnenten
eens op te wekken om ons blad.
bij vrienden en familie, waar ze
nog niet komt, in te dragen.
Voor Flakkee zal dat wel niet
zoo loonend zijn, omdat onze bode
schier huis aan huis gelezen wordt,
maar daarbuiten kan nog menig
-ibonné worden aangebracht.
Natuurlijk bieden we U voor
uwe moeite wat aan, en niet wei
nig ook
Voor wat, hoort wat!
zegt het spreekwoordluistert
slechts
Iedere lezer, die ons een nieuwen
abonné aanbrengt, geven we voor
zijne moeite cadeau een keurig in
vol met platen en meer dan
400 bladzijden dik 40 formaat.
Voor twee abonné's natuurlijk
twee boeken, desverkiezend ver
schillend, voor drie, drie enz. enz.
Komt vrienden van onze pers,
slaat de handen eens aan den ploeg
en wij twijfelen niet of de uitkomst
zal verrassend zijn.
DE UITGEVER.
Bezorgdheid.
In de Herautmedidatie over Ps. 119
45»En ik zal wandelen in de ruimte,
omdat ik uw bevelen gezocht heb,«
heeft de schrijver 't over de velerlei
bezorgdheid en benauwdheid, die 't
hart persen kan. En zegt dan:
Denk maar aan den man of de
vrouw die soms jaren in hun levens
kring zich de inspanning nooit lieten
verdrieten, om in hun familiekring
en in hun stad of dorp, voor de
zaak des Heeren met al denharls-
tocht hunner ziel op te komen, en
wie zal ze dan tellen de oogen-
blikken van bezorgdheid, van bang
heid en van benauwdheden, die in
al deze worstelingen om eigen
schuld, om geloofstwijfel of om
teleurstelling in den ijver voor Gods
Koninkrijk, de ziel overvallen kun
nen.
Ze zijn velen op Flakkee, zeer ve
len, die voor de zaak des Heeren met
al den hartstocht hunner ziel zijn
opgekomen. Ze zijn te vinden op 't
terrein der Kerk, der Christelijke
School, der Evangelisatie, der ge
meentelijke en nationale en provin
ciale politiek in en buiten de Kies-
vereenigingen.
Nog zijn ze zeer velen op Flakkee,
die zich voor de zaak des Heeren alle
opofferingen getroosten en met alle
kracht der ziel en des geestes en met
de macht der finantien Zijn zaak
steunen.
En ook behooren er onder hen zeer
velen, die de oogenblikken van be
nauwdheid en bezorgdheid kennen,
als ze zien, hoe ook op ons Eiland de
zaak des Heeren schade lijdt. Die met
bezorgdheid over 't jongste verleden
denken in onze politieke partij, hoe
we bijkans bij de Prov. Staten onder
lagen; die met bezorgdheid de toe
komst in zien, [lettende op de toene
mende kracht onzer tegenstanders;
met bezorgdheid het jonge geslacht
gadeslaan, dat hoe langs zoo meer
't Evangelie gram is en de Kerk den
rug toekeertmet bezorgdheid 't ker
kelijk leven gadeslaat, dat veelzins de
kleur en geur der kunstbloem open
baart; naar 't Schoolleven ziet, dat
geen hooger vlucht neemt en zijn
gewone trein behoudt.
Zoo komt bezorgdheid bij menigeen
op en een worsteling of de schuld
van nalatigheid niet al te groot is
gewordenen een worsteling of 't
eigen geloofsleven nog wel frisch is.
Dan is er bezorgdheid om teleurstel
lingen, die geleden zijn ten die nog
komen zullen.
Er zijn op ons Eiland redenen aan
wezig om bezorgd te zijn of 't chris
telijk beginsel nog wel krachtig en
fier als weleer zal staande blijven.
Om benauwd te zijn, dat de zaak des
Heeren door zijn eigen volk zal onder
gaan. Is er nog heilige aandrift en
vurige geestdrift bij alle christenen
op ons Eiland om voor de vaan des
Kruises eerbiedig te knielen Of komt
reeds de geest der onverschilligheid
met die des ongeloofs haar intree
doen in kringen, die den Geest Gods
weleer niet durfden weerstaan Is er
inzinking zichtbaar
Nochtans David zongIk zal wan
delen in de ruimte.
Moge de bezorgdheid bij velen in
dien jubel van David veranderd
worden 1
Daklooze Zielen
In Odeon te Amsterdam worden de
godsdienstige samenkomsten door
Socialisten belegd, door een 3 tot 400
man bezocht. Een poover klein getal
vergelekeabij de duizenden roode stem
men, die daarin al de 9 districten voor
de 2e Kamer zijn uitgebracht. Een
sprekend bewijs, dat 't gros der
Socialisten van de religie niet gediend
is, wat trouwens een algemeene be
kende waarheid is en in strijd met
wat ze den christelijken arbeiders
willen wijsmaken, dat 't Socialisme
neutraal tegenover den godsdienst
staat. Trouwens, die in Odeon's Zon
dags ter vergadering komen, „zijn nog
voor 't grootste deel zich noemende
Christen-Socialisten. Daklooze zielen,
die 't in de Herv. Kerk niet kunnen vin
den niet in de Geref. Kerk, niet in de
Luthersche Kerk, in geen enkele Kerk.
Ze [zijn socialist en de kerkleer staat
hen tegen. Ze zijn socialist en willen
op den preekstoel de vermolming der
hedendaagsche maatschappij hooren
aankondigen en den klassestrijd hoo
ren propageeren. Ze zijn socialist in
hun merg en nieren en verlangen
van 't christendom in de kerk, vooral
van den prediker, dat hij vooral de
zonden der maatschappij zwaar aan-
rekene, maar de persoonlijke zonde
en de persoonlijke bekeering tot den
Christus, die rechtvaardigheid door
zijn zoenbloed verwierf, zoo weinig
mogelijk aanrake. Vooral geen dogma.
Geen omschreven belijdenis, dan deze,
die voor eiken Socialist vast staatDe
Staat is rot.
't Is gelukkig, dat er nog gods
dienstzin in die menschen zit. Maar 't
zal er wel uitgaanDe verwatering
gaat altijd langzaam, maar zeker 1
de volgende woorden van een schrij
ver trokken daarom onze aandacht.
Maar hun aantal neemt af. Ze
hebben er geen smaak meer in. De
Schriftkennis wordt minder. Het
leven bij de Schrift neemt af. En
't leven bij kranten en brochures
en lezingen enz. neemt toe. Er is
daarbij bij velen een plaatsverwis
seling geschied tusschen de dingen,
waarmee een mensch zich moet
bezighouden, nl. de eeuwige en gees
telijke dingen en de tijdelijke en
stolïelijke. Wat op de tweede plaats
moest staan, staat op de eerste. En
omgekeerd. Sociale, politieke, finan-
tieele en dergelijke vraagstukken
gaan vóór en vervullen hart en
hoofd. En 't geestelijke en eeuwige
komt achteraan. Maar in 't Woord
staat het andersom.
Dat is de spijker op den kop ge
slagen 1 Wel treurig, dat zoo iets
moet geconstateerd worden, maarzoo
is het.
Zoekt eerst.het Koninkrijk der he
melen, zegt de Waarheid, en alle din
gen zullen u toegeworpen wórden.
Maar tegenwoordig keert men die
orde om. Zoek 't aardsche eerst, daarna
't geestelijke.
Maar verkrachting der goede, door
den Bijbel gestelde orde, is zonde en
de dood der Natie.
't Is den Springader des levens
verlaten en zich bakken uithouwen,
die geen water houden.
In en buiten de Kamer.
Geen smaak meer
Kort geleden schreven we een ar
tikel over de Crisis in de Religie. En
Biiiteulaiiti
ENGELAND.
UITGEVER
telefoon Utcrcoam. No.
Amice
Er komt steeds meer ontevredenheid in
antirevolutionaire kringen uit oorzaak dat
er geen plaats gegeven wordt in de Tweede
Kamer voor mannen als mr. Heemskerk,
ds. Talma. Colijn. Ik verblijd mij ia deze
ontevredenheid, 't Is een gelukkig ver
schijnsel dat er een verlangen is naar
groote mannen, die bekwaam zijn in den
strijd tegen het liberalisme de rechte en
juiste wapenen te gebruiken. Wanneer we
toch de geschiedenis laten spreken, zien
we, dat de actie in het land voor onze
beginselen uitgegaan is van onze groote
mannen die de fakkels in de Tweede Kamer
hebben ontstoken.
Zooals het thans staat, blijkt maar al
te duidelijk dat er iets niet in orde is. Er
zijn mannen in de Kamer gekomen, die
voor propagandist uitnemende figuren
waren, doch die weinig politiek gevoel
hebben. Men wordt geen groot politicus
omdat men Kamerlid is. Zal het goed zijD,
zoo moet iemand politicus wezen, en
daarom wordt hij candidaat voor de Kamer
gesteld.
Arm is het land dat zijn groote mannen
niet eert, zegt een spreekwoord. Dat woord
toegepast op een ander terrein, zou luiden
arm zijn de volksvertegenwoordigers die
de groote mannen niet eeren, en de plaats
geven welke hun toekomt, al moeten zij
de plaats, welke zij innemen, verlaten.
Ik heb u reeds eerder geschreven over
deze dingen. Het drukt mij echter zoo
zwaar, dat ik niet kan nalaten u nogmaals
te schrijven over deze kwestie. Hetgeen we
tot nu toe zien, is van dien aard, dat we
in de toekomst moeten waken en het pad
niet blijven bewandelen om ieder maar als
candidaat te aanvaarden.
We moeten groote mannen hebben, man
nen die weten te wijken wanneer een
«grootere» wordt ontdekt. Het parlemen
taire leven is een strijdend en worstelend
leven. De beste krachten moet de leiding
in handen worden gegeven. Ik weet maar
al te goed, dat hier heel wat is te over
winnen.
Wie op vergaderingen is geweest, waar
de candidaten worden gesteld, weet uit
ervaring, dat helaas, het eigenbelang een
groote rol speelt. Men vraagt niet in de
eerste plaats naar het landsbelang, maar
naar peisoonlijk belang. Dan zegt een boer
ïeen boer is onze beste afgevaardigde.»
Een eenvoudige werkman, door zulke theo-
riën gedreven, zegteen socialist, want
deze belooft het meest voor den arbeiders
stand. En eerlijk gezegdals de theorie
van den boer opgaat, gaat de theorie van
den arbeider even zoo goed op, en is het
hem niet kwalijk te duiden, wanneer hij
zijn eigenbelang het meest behartigt.
En nu zie ik in de parlementaire historie
deze dingen maar al te veel. 'tls niet te
stout gesproken, dat ik in de houding van
hen, die een plaats dienden open te maken
voor mr. Heemskerk, ds. Talma en Ooliju,
hetzelfde verschijnsel ontdek.
Maar ik blijf bij mijn idee iemand wordt
in geenen deele een groot man, omdat hij
lid van de Kamer is. Hij kan het bewijs
leveren, dat hij metterdaad zeer klein is,
wijl hij zich waant in eigen oogen groot
te zijn.
Ik meen mij te herinneren dat de heer
de Savornin Lobman eens het scherpe
woord sprak tot den heer Staalman, die
in hoogheid des harten zich op minder be
tamelijke wijze uitliet tegen dr. A. Kuyper,
«de geachte afgevaardigde van Den Helder
is zoo ver van dr. Kuyper verwijderd, dat
hij meent even groot te zijn.Zulke gezeg
den gaan diep. Maar zit in deze woorden
niet een ware gedachte verborgen
Ik betreur het ten zeerste dat geen der
Kamerleden een zetel open maakt voor het
bekende drietal. Wanneer ik u in vertrou
wen zeg, dat mij voor eenigen tijd werd
medegedeeld, dat mr. Heemskerk gaarne in
het politieke strijdperk wilde blijven, wijl
het een stuk leven voor hem is, zult ge
kunnen verstaan, dat hij met ons lijdt,
omdat ook ons een stuk leven wordt ont
houden.
Prof. Diepenhorst heeft er in de Rot
terdammer» ook heel wat van gezegd. Ik
wil het u laten lezen. Het is een uitknip
sel uit het nummer van 20 October en
luidt als volgt:
Toch is daarmee niet gezegd dat wij den
huidigen toestaDd zuiver achten.
De schuld daarvoor moet evenwel niet bij
dr. Kuyper, maar elders worden gezocht.
Toen we den droevigen uitslag van de her
stemmingen besprakeD, wezen we er op hoe
met name de antirevolutionaire Kamerclub
sterk gehavend uit den strijd kwam.
We spraken den wensch uit datde begeerte
om aan Heemskerk, Talma, De Waal Ma-
lefijt en Colijn de plaats te geven, die hun
van rechtswege toekomt, wijziging in do
fractie zou brengen.
Later herhaalden wij dien weusch.
Maanden zijn sindsdien verloopen en onze
verwachting is beschaamd.
Ook bestaat er bitter weinig uitzicht op
spoedige vervulling
Wij weten, dat over dezen gang van zaken
in antirevolutionairen kring ontevredenheid
en teleurstelling bestaat.
Bij alle waardeering van de vele krachten
in onze club, die op een of ander speciaal
terrein hooge verdiensten bezitten en van
meer dan één opkomend jong talent, voelt
menigeen hoe gemist wordt de voorlichting
van ervaren mannen van hooge positie, die
aan de algemeene politiek leiding moeten
geven.
Zulks is te betreuren.
En dat te meer, waar die toestand niet
behoefde te bestaan.
Daar zijn toch antirevolutionaire Kamer
leden bij wie noch hun maatschappelijke
positie noch de twijfelachtige uitslag bijko
mende verkiezing in hun district, voldoende
excuus vormen voor hun stilzitten.
Dat Heemskerk in den Raad van State
ging, is hun schuld.
Dat onze andere aftredende Ministers hun
gezaghebbende stem in onze Tweede Kamer
niet kunnen doen hooren is evenzeer hun
schuld.
Het is goed dit met het oog op de komende
dingen vast te leggen.
Trek gij er leering uit met het oog op
de toekomst. Laat u niet uit het veld slaan,
met mooie praatjes. Zorg, zooveel in uw
vermogen is, dat knappe koppen candidaat
worden gesteld, die blijk geven politiek
gevoel te bezitten. Werk met vrijmoedig
heid mede zoo noodig thans zittende Kamer
leden los te laten.
Het ware misschien niet ondienstig wan
neer in onze sterke districten op de anti
revolutionaire kiesvereenigingen een motie
werd voorgesteld van ongeveer den vol
genden inhoud:
sZiende den droevigen toestand waarin
«het land verkeert, ziet de kiesvereeniging
«te A. enz. met verlangen uit dat onze
»groote mannen weder een plaats gegeven
«wordt in de Tweede Kamer als vertegen-
«woordiger en verzoekt dringend dat er
«plaats gemaakt wordt.»
't Is een paardemiddel, zegt ge. 't Is
waar. Maar die niet hooren wil, moet
voelen. «Zachte medicijnmeesters maken
stinkende wonden.» Een kwakzalversrecept,
doch ik slik het gaarne, als het maar ge
nezing brengt.
Nu ik het toch oyer wonden heb, kan
ik niet nalaten nog op iets te wijzen.
Voor eenigen tijd las ik een ingezonden
stuk in '„De Rotterdammer" uit Piershil
geschreven door den heer Boumau, betrek
king hebbende op de feesten. De antirevo
lutionairen waren miskend. Ik was werke
lijk blijde te zien dat er te Piershil nog
antirevolutionairen werden gevonden. Ik
wist het niet. Ik moet u dit nader ver
klaren, Met de laatstgehouden verkiezing
wist het Centraal Bestuur der antirev.
kiesvereenigingen niet aan wien zij de stuk
ken ter verzending en verspreiding moest
richten, omdat de persoon aan wien ze
voorheen gezonden werden, weigerde te
werken. Nu weet ik dat de heer Bonman
antirev. is, althans, zich aldus noemt. Bij
gelegenheid zal ik zijn adres opgeven opdat
hij propagandist kan zijn voor onze be
ginselen te Piershil. Ik vertrouw dat hij
nu reeds eene kiesvereeniging heeft opge
richt.
De liberalen zullen niet geweten hebben
dat er antirevolutionairen woonden, omdat
men te Piershil geen handen uit de mou
wen stak. De heer B. zal toch met mij
gevoelen dat er tusschen het „zich noemen"
en „het zijn" nog wel eenig verschil is. Ik
had gaarne dat ge dezen brief, nadat ge
hem hebt gelezen, aan den heer Bouman
stuurdet, opdat hij leere zijn woorden in
daden om te zetten, in de liberalen weten
dat er antirevelutionairen zijn, en het uit
de praktijk zien.
Praatjes zijn goedkoop. Met steenen naar
de liberalen te werpen, ban een kind wel.
Een „kind" wil de heer B. niet zijn, blij
kens zijn schrijven. Hij wil zelfs wel voor
twee geteld worden. Laat hem dan het
bewijs leveren dat hij geen kind is, en dus
de antirevolutionairen in vereeniging bijeen
brengen, opdat er actie uitga van de pal
staanders voor de beginselen. Ik zal het
bij deze gelegenheid laten. Op wonden heb
ik gewezen. Geve God de Heere, dat ge
schiede, waarheen het verlangen van het
Christenvolk uitgaat, nl. plaats voor onze
groote mannen en vereeniging van allen
die bijeen behooren.
Ontvang mijne groete,
t. t.
MARNIX.
De mynramp in Wales.
Dat aan het reddingswerk in de Uni-
versalmijn bij Cardiff groote gevaren ver
bonden zijn, is Woensdag gebleken, toen
een afdeeling van twintig man was door
gedrongen tot de plaats, waar zich het
grootste gedeelte der verongelukte mijn
werkers bevond. De reddingsbrigade werd
gevolgd door groepen werklieden, diebar-
rière's oprichtten om de frissche lucht een
uitgang naar de zijgangen te beletten. Een
kanarievogel was medegenomen, om de
mannen te waarschuwen voor de aanwezig
heid van vergiftige gassen. Daar het diertje
geen enkel teeken van ongerustheid gaf,
drongen de redders steeds dieper in de
mijn door en toen zij eindelijk, na tal van
moeilijkheden, de ongelukplaats bereikten
vonden- zij het vermoeden, dat geen der
mijnwerkers meer in leven was, bevestigd,
Intusschen hadden de giftige mijngassen
hun invloed doen gelden. Een deel der
reddingsbrigade begon zich uitermate loom
te gevoelen, terwijl anderen daarentegen