TWEEDE BLAD
Zaterdag 24 Mei 1913, No. 1870.
Twee Bladen.
Reclames Mededelingen enz
®s uw lever ziek?
BHCHAM'S P1UEN
VRAAGT MONSTERS.
Dit nummer bestaat uit
Officieel Gedeelte.
Ingezonden.
Bijenteelt,
(20 Cents per regel.)
ÏJit de Pers.
IN HO C SIGNO WSES
HERZIENING
der Lijst van Inkwartiering.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
Gemeente Sommelsdijk maken bekend, dat
op heden is aangeplakt en gedurende veer
tien dagenvan den 22 Mei tot en met
den 4 Juni aanstaande, ter Gemeentesecre
tarie voor een ieder ter inzage is gelegd
de herziene lijst, bevattende de namen der
inwoners, die voor het verleenen van
inkwartiering en onderhoud aan krijgsvolk
in aanmerking komen, met aanduiding van
de mate waarin ieder hunner, naar gelang
van de beschikbare ruimte zijner woning,
en van de gebouwen en getimmerten voor
stalling bruikbaar, geacht wordt daarin te
kunnen voorzien.
Inlichtingen omtrent het indienen van
bezwaren tegen de lijst zijn ter Gemeente
secretarie te bekomen.
Sommelsdijk, den 21 Mei 1913.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secetaris, De Burgemeester,
Iz. GEELHOED. BOUMAN.
Invordering
's Rijks Directe Belastingen.
De BURGEMEESTER der gemeente Som
melsdijk maakt bekend, dat het kohier
van de personeele belasting no. 2 over het
belastingjaar 1913, invorderbaar verklaard
op den 17 Mei 1913, aan den Ontvanger
ter invordering is ter hand gesteld en
ieder daarop voorkomende belastingschul
dige verplicht is zijnen aanslag, op den bij
de wet bepaalden voet, te voldoen.
Sommelsdijk, den 20 Mei 1913.
De Burgemeester,
BOUMAN.
Kunst
God is de Formeerder der aarde met al
hare schatten en verborgen krachten. Naar
Zijn welbehagen schiep Hij drie rijken, die,
ofschoon één gedachte in zich omdragend,
nl. God zooveel mogelijk af te beelden,
toch een eigen karakter vertoonden, en
vergelijkenderwijs eene opklimming bedoel
den delfstoffen-, planten- en dierenrijk.
Daar boven stond de mensch er geplaatst,
om de trekken Gods in de natuur te zoeken.
Ieder rijk, voor zoover het met zijn Wezen
bestaanbaar was, moest drager zijn van
Gods deugden en eigenschappen. Immers
zou dan de mensch van zijn Maker zooveel
begrijpen, als met zijn Wezen overeenkwam,
om door de liefde en de doelmatigheid, die
in de Godsgedachten doorstraalde, den
Heere te kunnen loven en prijzen.
Anderzijds zou de ontdekking en de toe
passing dezer krachten en gaven den mensch
in staat stellen, niet alleen om te kunnen
leven, maar ook om het min of meer aan
genaam te maken.
De mensch moest dus de wereld kunnen
opnemen, verstaan en weergeven. Dit laat
ste in woorden of anderszins. Derhalve
heeft de mensch nooit iets in de natuur
gelegd. Voor zijn schepping waren de drie
genoemde rijken reeds aanwezig. En uitge
nomen heeft hij ook niet. Wel wanorde
gebracht. We lezen toch niet dat God na
den zondeval iets nieuws geschapen heeft.
Dus de natuur is een voorwerp van on
derzoek. Nu kende de menschheid in 't
begin die natuur zeer onvolkomen, denk
bv. aan een Batavier.
Doch de Heere God had een onuitroei
bare trek tot onderzoek in den mensch ge
legd. Dit moest, opdat het doel, opsporen
der Godsgedachten in de natuur tot zijn
recht zou komen. En zoo nam 't getal
speurders toe, al meer en meer drong men
in de diepste schuilhoeken door, leidde de
Heere in dezen de menschheid. Hij wilde,
dat de mensch telkens iets nieuws uitvond,
om Hem daarvoor te danken. En wat ge
vonden was, paste men toe. Voor er bv.
een gasfabriek in de wereld was, vond
men door kleine proefnemingen de gasbe-
reiding. Aldus werd het leven meer en
meer verfijnd. De pas vervlogen 19e eeuw
was, vooral in de tweede helft, rijk aan
allerlei ontdekkingen. En wie weet, wat
ons nog bereid is, want de natuurkunde
bv. schijnt gereed te staan om geheim
zinnige gebieden te ontsluiten.
Maar nu moet de natuur met al hare
verschijnselen ook opgenomen in onze ziel
kunnen binnendringen. Dit geschiedt door
de zintuigen, die als poorten kunnen aan
gemerkt. Doch door een zintuig komt nooit
de geheele wereld der verschijnselen binnen.
Alleen dat deel, wat er voor geschikt is.
Ieder zintuig neemt dus maar een gebied
op. Een schilderij kan men niet hooren,
een kanonschot niet zien (geluid).
De ontvangen indrukken geeft de ziel
weer. Maar bij alle menschen is dit op
nemen en weergeven in verschillenden graad
aanwezig. Geen twee personen bezitten dit
even sterk. Hij nu, die dit opnemen en
weergeven in hooge mate kan, kan veel,
is dus een kunstenaar.
Het vermogen zelf heet kunst. Zoo
spreekt men van schilder- en dichtkunst,
enz. De kunstenaars ontvingen hun ver
mogen van God. Zij kunnen meer dan een
ander, zij zijn van binnen kunstig bewerk
tuigd. Een gewoon mensch bezit voor veel
aanleg, maar 't eischt taai geduld en veel
scherpzinnigheid, om dien te doen uit
komen. Maar boven de mensch in doorsnee
staat de kunstenaar, die in den zin van
ons opstel God meer ziet dan een ander.
Wat fijn gevoel, welke verbeeldings
kracht doet hem de wetten opsporen,
waarin het fiere, treurige, oprechte, leugen
achtige spreekt. Hoe getuigen hunne mees
terwerken, waarvan de gewone mensch in
de verste verte geen denkbeeld heeft, wat
moeite en dege studie het kostte, om ze
te ontwerpen, van dat navorschen en ge
trouw weergeven van die wetten. Hunne
voortbrengselen, stoffelijk van vorm, zijn
een kleed voor die geschapen regelen. Zij
doen zien, wat ze voelden en dachten. En
ze slepen de menschheid, die een totaal
indruk van kracht ontvangt, mee. Eigen
aardig, de mensch kan wel oordeelen, dat
iets grootsch is, maar om het in regelen
te brengen waarom, dat kan hij niet.
Een meesterstuk kan hij mooi vinden,
maar 'tniet doen, niet nadoen zelfs. Neem
als ter verduidelijking een beeld van een
der Grieksche goden. Dus dat is niet de
afbeelding van een bepaalden mensch, de
vervaardiger was niet gebonden aan een
model, maar kon zich vrij een vorm kiezen.
Gereed, vond ieder 't beeld schoon. Maar
kon van het waarom geen uitleg geven.
Dat vermocht de vervaardiger, die u zou
antwoordeneen lichaam is dan op zijn
schoonst, als de lengte gelijk is aan 6|
maal de voetlengte, enz. Deze wetten vond
men door studie.
En deze toepassingen maken op den
mensch een geweldigen indruk. Wie kan
zich aan de macht van een gevoelvol mu
ziekstuk, eene soms toch zoo eenvoudige,
aangrijpende schilderij, een trotsch stand
beeld onttrekken
Men wordt niet moe van luisteren en
beschouwen en gevoelt, dat van die mees
terwerken eene niet te beschrijven macht
uitgaat, doch voelt zooveel te meer zijn
eigea kléin- en nietigheid, 't Schijnt dat die
werken altijd nieuw zijn. Is dit niet een
afschaduwing der eeuwige dingen? Ver
veelt het obit Ps. 42 nog eens en nog eens
weer te lezen en te zingen
Maar wanneer die aardsche meesters onze
ziel zoo weten aan te grijpen, hoe groot
moet dan die groote Kunstenaar wel zijn,
waarbij onze kunstenaars nog maar knut-
selaartjes zijn Zoo brengt de kunst ons
in een eerbiedige, stille stemming, om God
in ootmoed te loven en te danken.
Hieruit volgt, dat de kunst aangemoedigd
moet worden, om 't even, of ze meer in
de geestelijke wereld, als muziek, enz.
werkt, dan zich meer werpt op de prac-
tische zij van 't leven, bv. op 't gebied der
electriciteit.
Een tentoonstelling late men niet onbe
zocht. Mits, 't is zeker overbodig |e zeggen,
de consciëntie niet in 't gedrang köme. Aan
wereldzin doen wij niet mee.
Ten onrechte staat de kunst bij sómmige
Christenen in minachting, immers die staat
buiten de zaligheid. Was er geen kunst,
zoo redeneert men, men zou toch zalig
kunnen worden. Dit is in hoofdzaak waar
maar de kunst staat niet buiten God. Die
heeft de kunst gewild. En met opzet die
groote meesters gegeven, opdat de alle-
daagsche wereld in haar eenzijdig zwoegen
om den strijd van 't bestaan dok door
hunne werken op God zou worden gewezen.
Hoe hoog stonden ze, zelfs in 't fijne,
heidensche Griekenland, in 't ijzeren Rome.
Veel, van wat die Grieken vonden, wordt
nog onderwezen, 't Romeinsche recht vormt
in veel deelen nog een grondslag voor ons
rechtswezen. Hunne denkbeelden bestaan
reeds circa 20 eeuwen. Ook de apostel
Paulus erkende het hooge standpunt der
Grieken, als hij zegtuwe dichters hebben
gezegd, dat wij. de menschen van Gods
geslacht zijn; en zij oordeelden jnist.
Waar dus de kunst bedoelt om ons tot
God op te voeren, moeten wij haar be
vorderen. En God de eere geven. Die mag
daarin niet tekort komen. Omdat de kunst
misbruikt wordt, mag men haar toch niet
afkeuren. Ge wilt toch het gebruik van
scheermessen, omdat er wel eens iemand
mee vermoord wordt, niet verbieden. Welnu,
men zorge, dat de kunst steeds op een
Christelijk standpunt sta en niet verwereld
lijkt worde.
De kunst staat onder controle der Chris
telijke beginselen en helpt die. Zoo mogen
kunst en zedelijkheid niet met elkaar
strijden. Ze zijn één. Wat zich daar buiten
kunst noemt, is óf niet geoorloofd öf
valsche kunst, 's Menschen lichaam moge
nog zoo schoon van vorm zijn, ook nog
na de zonde en men mag zichzelven meenen
te kunnen opheffen tot zulk een idealis
tisch standpunt, dat 't schilderen van
levende beelden de ziel niet kan besmetten,
noch van vervaardiger, noch van kooper
't is al ijdele inbeelding, dat het mag, want
het strijdt met de bedoeling in het 7e ge
bod uitgedrukt. In dezen moet de schoon
heid wijken voor zieleschade. Liever missen
we dit stuk der schoonheid, dan dat we
onze en anderer ziel in de waagschaal
zouden stellen.
God bemint de kunst. Wie nog mocht
twijfelen, kunnen we o. a. naar het 0. T.
verwijzen. Dan moet toch alle tegenspraak
verstommen. De Heere maakte ten dienste
van den Tabernakel zulk een ruim gebruik
van de kunstzij stond in dienst van den
godsdienst. Niet alleen dat de stoffen in
hun natuurlijken toestand (denk aan de
steenen in den borstlap des hoogepriesters),
door God Zelf bij name werden genoemd
en verkozen, maar ook wat reeds door de
kunst van menschenhanden was bewerkt,
vormde mee bouwstof des Tabernakels. Och,
zoekt eens machtig te worden, desnoods
door een predikant, de symbolische betee-
kenis van al die onderdeelen. Uw bewon
dering voor de liefde en doelmatigheid,
waarmee al die dingen als onderwijsvoor-
werpen in dienst stonden van 't Genade-
verbond (want onderwijs was heel de
Tabernakeldienst), stijgt aanmerkelijk. Aldus
gebruikte de Heere zelfs de kunst voor 't
eeuwig zieleheil. Gansche hoofdstukken in
Exodus zijn niet anders dan Goddelijke
bevelen, hoe de Tabernakel moest ingericht.
Steeds begint het: Gij zult. Zoo kunstig
was alles, dat de Heere opzettelijk twee
mannen met dat kunstenaarsvermogen
begiftigde. Zoekt eens gewaar te worden,
waarom er sprake is juist van hemels
blauwe gordijnen, enz. van zilveren voeten.
En hoe schitterde Salomo's tempel Wat
schatten had vader David reeds gespaard.
Hiermede kon de wijste vorst der wereld
woekeren. Geld en wijsheid, in de hoogste
mate aanwezig, vormden een schoon geheel,
om alles te doen slagen. De verhooring
van Salomo's gebed bewijst, hoe lief den
Heere deze prachtige woning was.
En nu werpe men niet tegen, dat de
bouwkunst bij Israel niet erg hoog stond,
't Feit is waar. Maar dit bewijst nog niet,
dat de Heere in die kunst geen welgevallen
had. Juist om die groote macht der bouw
kunst had Jehova haar 't volk onthouden.
Die macht, misbruikt, was zoo 'gevaarlijk.
't Volk maakte graag goden, en nu be
geesterd en verleidt een prachtig beeld toch
meer dan een gewoon. De Syriërs beoefen
den de bouwkunst meer hartstochtelijk.
Jammer daarom, dat bij ons de kunst
zoo vaak misbruikt wordt Zoo wordt ons
veel schoons ontnomen, liever, het genieten
ervan onmogelijk gemaakt. Is de kunst der
bioscoop niet mooi Dat vertoonen van
lichtbeelden Maar wat vertoond wordt
Goed en kwaad. Dat is 't gevaarlijkst, ge
lijk overal, die halfheid, 't Is toch niet zoo
erg, zegt men, er is toch iets goeds te zien
en te leeren. En zoo gooit men het met zijn
ziel op een accoordje.
Schoon is de tooneelkunst. Maar de stof
Echtbreuk, enz. Dat pakt en slaat in. Be
doelden die stukken nu nog, om die zon
den af te keuren, zoo zou 't nog gaan,
maar juist het tegendeel geschiedt.
En zoo is ons de. weg tot samenwerking
op 't gebied der kunst meestal afgesloten.
De duivel wordt er te vaak gediend. Toch
is ons christenvolk daarvan wel meer dan
eens de schuldige. Eigen vereenigingen op
kunstgebied moeten we hebben, b.v. zang
verenigingen, fanfarecorpsen, enz. Maar
die kosten geld. Dan maar bij een neutaal
corps aangesloten. En zoo glijdt men lang
zamerhand af. Dan is 't beter te doen als
volgt. Verleden jaar was er tentoonstelling
in een provincie, men beproefde saam te
werken, de meerderheid des bestuurs was
liberaal en besloot de tentoonstelling ook
des Zondags open te stellen. Waarop de
christelijke inzenders eene vergadering hiel
den, om hunne gedragslijn verder te be
palen. 't Besluit werd afgekeurd.
Zie, zoo .verbant de wereld ons overal.
En zal dit nog meer doen. Hoeveel te meer
de Christelijke beginselen doorwerken, hoe
meer wij onze eigen instellingen krijgen
Lagere school, de school voor middelbaar
onderwijs, de eenige hoogeschool, ze zijn
de beginners, christelijke krankzinnigenge
stichten zijn er. Wetenschap en barmhar
tigheid gingen natuurlijk voor. Maar de
kunst zal en moet volgen. Meer dan een
talent ging, menschelijkerwijs gesproken,
door de lauwe houding van ons volk, voor
de christelijke kunst verloren.
Worden we dan allen vurige beminnaars
van de kunst, want, 't moge vreemd schij
nen, toch is 't zoo al wat de mensch uit
vindt, is goed, want hij werkt met de van
God gegeven krachten. Maar hij mag
de uitvinding nooit misbruiken.
NAVORSCHER.
In en om den bijenkorf- en kast keersclit
nu, bij mooi weer, een gezellige bedrijvig
heid, een naarstigheid, die het imkershart
verrukt en van blijde verwachting doet
kloppen, 't Is een lust, om dat alles gade
te slaan
Intusschen blijve de imker waakzaam.
Alles bloeit en honigt nu, en overal is
thans voor onze bijtjes wat te puren. Mits
het weer gunstig zij De bijen verbruiken
heur voorraad en worden zij gedwongen
tot werkeloosheid, dan zou de ontwikkeling
der kolonie worden belemmerd, indien de
imker niet helpend tusschenbeide kwam.
Hij dient dus steeds een oog in 't zeil te
houden, want ook nog in dezen tijd komt
het voor, dat volken van honger omkomen.
Gaat echter alles naar wensch, dan breidt
de bevolking zich gestadig en snel uit, en
het broednest wordt weldra te klein. Komt
het zoover, dat de bijen het vóórlaatste
raam bezetten, dan is het tijd om de wo
ning te vergrooten. De afsluitingsplanken
en de buitenste ramen worden achteruit
gezet en een aangebouwd raam plaatse
men langs beide kanten naast het broed
nest. Het broednest te verdeelen moeten
wij ontraden, daarbij zal men zich in den
regel niet wel bevinden. Houdt de honig-
oogst aan, dan worden de andere ramen
op dezelfde bijgevoegd, en vóór het geheele
broednest bezet, bevolkt is, wordt een lioog-
sel geplaatst.
Is de honigoogst aangevangen en wil
men nieuwe bijenwoningen bevolken, dan
is de tijd daar om kunstzwermen te maken.
Men neemt deze alleen uit koloniën, die
sterk bevolkt zijn en veel voorraad bezitten.
De eerste natuurlijke zwermen komen
ook in Mei afdit jaar waren de voor-
loopers hier en daar al heel vroeg. Wie
kasten (lossen bouw) heeft, is in staat het
zwermen te beperken en kan zich aldus
toeleggen op het verkrijgen van sterke vol
ken. Bij strooien korven (vasten bouw)
gaat dat moeilijker.
Zij, die ook eens met lossen bouw een
proef willen nemen, kunnen daartoe thans
zeer geschikt overgaan.
Men make of koope een kast, en brenge
daarin een of twee zwermen. Over de be
handeling geven wij in de volgende stukjes
een en ander. Het aanbrengen van raten
(kunstraat,) welke men bij eiken handelaar
in imkersbenoodigheden kan koopen in de
ramen moet met zorg geschieden. Men
neemt zeer fijn, vertind ijzerdraad. Zeer
fijn, zeggen we sommigen gebruiken dik
ijzerdaad, dat in 't geheel niet deugt.
In de bovenste en onderste lat van het
raampje boort men gaten op een afstand
van 10 a 14 centimeter, waarin men den
draad steekt, die men zoo stijf mogelijk
spant. De draad moet trillen als een snaar.
De draden late men aan de zijkanten slechts
op 2 c.M. van de stijltjes der ramen ver
wijderd blijven. De twee einden van den
draad draait men om een nageltje (klein
spijkertje), dat in de bovenste en de on
derste lat steekt en daarna dieper in hout
wordt geslagen. Dan neemt men een plank,
zoo groot als het ramapje, legt er de raat
op en plaats hier het raampje om heen.
Met het gebruikelijke wieltje (spoortje), dat
eerst is verwarmd, drukt men den draad
in de raat en smelt dien daar in. Plaats
vooral de raat niet zoo kort tegen de lat
ten van het raam, daar de raat dan scheef
en krom trektde afstand van de zijlatten
moet minstens c.M. zijn, onder mag die
wel 1 c.M. wezen.
Maak hem dan in orde het is ge
makkelijk te doen. Zonder pijn, zon
der stoornis alleen door het heilzame
effect merkt ge dat ge genezen zijt
door
Het liegt.
De N. Bott. Cour. nam onlangs een
stuk over het Kuijperianisme in de provin
cie op, en veioorloofde zichzonder zweem
van bewijshierin de Antirevolutionaire
partij van aankweeking van onware, leugen
achtige verhoudingen te beschuldigen.
Ons antwoord hierop, is, dat 't niet bij
ons, maar juist aan den liberalen kant liegt
't dat giet.
Met name komt dit uit in de maar al
toos herhaalde, telkens vernieuwde, en zon
der eind gedurig weer op den voorgrond
gestelde leugen, dat 't Dr. Kuijper is die
de Hervormde Kerk van haar geld wil be-
rooven.
Iets wat op bewijs lijkt, kan niemand
hiervoor aanvoeren.
Het tegendeel staat veeleer vast.
Aan het voorstel omtrent Art. 171.dat
de Grondwetscommissie aanbood, had Dr.
Kuijper part noch deel. Integendeel, hij
heeft er steeds voor geijverd, dat de trac-
tamentsbedragen gekapitaliseerd, en aan de
Kerken zouden uitbetaald worden.
Ds. Klomp in deProtestantscheNoord-
brabanter voegt hier nog het volgende
aan toe.
»Mag ik, geachte Redactie, de vraag
nog even onder het oog zien of Dr. Kuijper
de Herv. Kerk schaden wil. Velen be
weren dat, doch zonder gronden, althans
deugdelijke gronden aan te voeren. Bij
verreweg de meesten is het napraterij
En het is waarlijk geen wonder, want in
alle toonaarden hoort inen onder predi
kanten en gemeenteleden het liedeke uit
zingen Kuijper is de groote vijand der
Herv. Kerk. Maar wat is er van waar
Daarover zal de historie wel recht doen
Laat mij echter enkele dingen mogen
zeggen
Sinds Kuijper een begin maakte met
het benoemen van Dr. H. Visscher is de
Utrechtsche teol. faculteit schier geheel
ten gunste der Gereform, beginselen om
gezet. Is dat schade voor de Herv. Kerk
Door de H. Onderwijswet-Kuyper is de
mogelijkheid geopend aan de theol. fa
culteiten der Staats universiteiten voor de
vrije leerstoelen. Kan Kuyper het helpen
dat de Herv. Kerk zoo hopeloos verdeeld
is, dat zij nog geen enkelen stoel bekleedde?
Het was in den jare 1904, dat een
mijner moderne hoogleeraren den minis
ter van binnenlandsche zaken Dr. Kuy
per hulde bracht voor wat hij voor de
theologische afdeeling der Universiteits
bibliotheek had gedaan.
En boven dat alles, zijn de machtige
werken van Dr. Kuijper niet velen stu
deerenden der rijkshoogescholen ten ze
gen geweest Het mag wel eens publie
kelijk uitgesproken, in hoevele Hervormde
pastoriën de werken van dezen theoloog
worden bestudeerd en de gemeente ten
nutte komen. Neen, Dr. Kuyper niet,
doch vele orthodoxe predikanten berokke
nen de Kerk nadeel. Of is dit tot heil
der Ned. Herv. (Gereformeerde) Kerk,
dat in sommige groote sleden orthodo
xen met modernen saamspannen bij ker
kelijke verkiezingen Bekommert dien
predikanten, die in hun ijveren voor het
behoud van art. 171 G. W. zelfs de
hulp der modernen inroepen (zoo meldde
ons de 2>N. Rott, Courant* dezer dagen
het waarachtige heil der Kerk Misschien
wel, doch dan is hun ijveren een ijveren
2>zonder verstand*. Al zulke mannen die
meenen te ijveren voor Christus en zijne
Kerk, zullen ondervinden, dat hun actie
het ongeloof ten goede komt.*
De waarschuwing waarmee Ds. Klomp
besluit, is zoo ten volle waarheel deze
actie komt alleen aan 't ongeloof ten
goede
Metterdaal is het pijnlijk, op te merken
hoe ze'fs Hoogleeraren en Kamerleden van
de overzij in 't eind niets meer ontzien
voor de meest brutale leugens niet terug
deinzen wit zwarl noemen, terwijl ze per
soonlijk uitnemend goed weten dat 't wit
isen aan zoo door niets gerechtvaardigd
liegen schuldig maken, enkel om de schare
te misleiden en ze door misleiding naar hun
kant te trekken. >Standaard«.
Neem eens aan
Neem eens aan, dat het in Juni aan de
vrijzinnige concentratie gelukt de meerder
heid te halen, zoodat de coalitie beneden
de vijftig komt en het Ministerie-Heemskerk
genoodzaakt is af te treden
neem eens aan, dat een toekomstig
leem-en-ijzer kabinet den droeven moed
heeft de aangenomen sociale wetten niet
uit te voeren of zelfs waagt in te trekken
neem eens aan dat de ouden van dagen
dus niet den vo i gesielden bescheiden teer
kost op hun veid ren levensweg zullen ont
vangen
neem eens aan, .«at derhalve de hoop op
invalidiïeitsuiikeering en verzorging bij ziekte
verijdeld zal worden
neem eens aan, dat de Tariefwet niet
tot stand komt, zoodat er eenerzijds geen
geld in de schatkist vloeit voor sociale wet
geving en anderzijds voor vele handen geen
arbeid en voor vele monden geen brood
zal zijn
neem eens aan, dat aan vrijmaking van
het onderwijs in geen jaren te denken valt
het openbaar onderwijs vertroeteld en het
bijzonder onderwijs nauwelijks geduld zal
worden
neem eens aan, dat het verlies van één
rechtschen Kamerzetel de schaal doet om
slaan en de concentratie regeerdurf geeft
neem eens aan, dat die zetel verloren
ging, omdat uw kandidaat één stem te kort
schoot, een denkbaar en meermalen voor
gekomen geval
neem eens aan, dat het in uw macht gestaan
had, deze alles-beslissende stem zelf uit te
brengen of dat ge een ander naar de stembus
had kunnen leiden
zoudt ge dan niet vier jaar, neen, veel
langer in zaken assche neerzitteD, over zoo
veel rampspoed door eigen verzuim
Voor zoover het aaD ons, menschen
staat, is er maar één middel om alle zelf
verwijt te voorkomen.
Ge vindt het in deze korte catechetische
les
Wat zult gij doen, mannenbroeders
Wij zullen waken, werken en werven
om, kon het zijn, te winnen!
(Nieuwe Haagsche courant.)
Onderwijskwestie voorop
De hekken zijn al verhangen.
De Rechterzijde, met haar coalitie en
haar apolitiek accoord*, heett nu de leiding
in den verkiezings macht.
Het bleek al zeer duidelijk, toen de vo
rige week een man als dr. Bos, een der
meest begaafde Kamerleden der Linkerzij
de, in 's lands hoofdstad een rede hield
en reeds in den aanvang rondweg erkende
dat het onderwijs staat in het brandpunt
van den politieken strijd
Dat zegt een man van Links.
Niet de eerste, de beste.
Het onderwijs de hoofdzaak.
Niet dus het Staatspensioen. Niet de Ta
riefwet. Niet het Kiesrecht. Maar wel het
Onderwijs.
Aldus de heer dr. Bos.
Deze erkenning mag de Coalitie in 't ge
meen en de antirev partij in 't bizonder al
vast als eerste stembus-succes boekeD.
De Meiboom slaat in de kap
Maar ze willen hem er uit wegnemen,
mannen - broeders Dr. Bos voorop
Laten wij dat keeren 1 »Onze Court.*