TWEEDE BLAD Zaterdag 24 Mei 1913, No. 1870. Twee Bladen. Reclames Mededelingen enz ®s uw lever ziek? BHCHAM'S P1UEN VRAAGT MONSTERS. Dit nummer bestaat uit Officieel Gedeelte. Ingezonden. Bijenteelt, (20 Cents per regel.) ÏJit de Pers. IN HO C SIGNO WSES HERZIENING der Lijst van Inkwartiering. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Sommelsdijk maken bekend, dat op heden is aangeplakt en gedurende veer tien dagenvan den 22 Mei tot en met den 4 Juni aanstaande, ter Gemeentesecre tarie voor een ieder ter inzage is gelegd de herziene lijst, bevattende de namen der inwoners, die voor het verleenen van inkwartiering en onderhoud aan krijgsvolk in aanmerking komen, met aanduiding van de mate waarin ieder hunner, naar gelang van de beschikbare ruimte zijner woning, en van de gebouwen en getimmerten voor stalling bruikbaar, geacht wordt daarin te kunnen voorzien. Inlichtingen omtrent het indienen van bezwaren tegen de lijst zijn ter Gemeente secretarie te bekomen. Sommelsdijk, den 21 Mei 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secetaris, De Burgemeester, Iz. GEELHOED. BOUMAN. Invordering 's Rijks Directe Belastingen. De BURGEMEESTER der gemeente Som melsdijk maakt bekend, dat het kohier van de personeele belasting no. 2 over het belastingjaar 1913, invorderbaar verklaard op den 17 Mei 1913, aan den Ontvanger ter invordering is ter hand gesteld en ieder daarop voorkomende belastingschul dige verplicht is zijnen aanslag, op den bij de wet bepaalden voet, te voldoen. Sommelsdijk, den 20 Mei 1913. De Burgemeester, BOUMAN. Kunst God is de Formeerder der aarde met al hare schatten en verborgen krachten. Naar Zijn welbehagen schiep Hij drie rijken, die, ofschoon één gedachte in zich omdragend, nl. God zooveel mogelijk af te beelden, toch een eigen karakter vertoonden, en vergelijkenderwijs eene opklimming bedoel den delfstoffen-, planten- en dierenrijk. Daar boven stond de mensch er geplaatst, om de trekken Gods in de natuur te zoeken. Ieder rijk, voor zoover het met zijn Wezen bestaanbaar was, moest drager zijn van Gods deugden en eigenschappen. Immers zou dan de mensch van zijn Maker zooveel begrijpen, als met zijn Wezen overeenkwam, om door de liefde en de doelmatigheid, die in de Godsgedachten doorstraalde, den Heere te kunnen loven en prijzen. Anderzijds zou de ontdekking en de toe passing dezer krachten en gaven den mensch in staat stellen, niet alleen om te kunnen leven, maar ook om het min of meer aan genaam te maken. De mensch moest dus de wereld kunnen opnemen, verstaan en weergeven. Dit laat ste in woorden of anderszins. Derhalve heeft de mensch nooit iets in de natuur gelegd. Voor zijn schepping waren de drie genoemde rijken reeds aanwezig. En uitge nomen heeft hij ook niet. Wel wanorde gebracht. We lezen toch niet dat God na den zondeval iets nieuws geschapen heeft. Dus de natuur is een voorwerp van on derzoek. Nu kende de menschheid in 't begin die natuur zeer onvolkomen, denk bv. aan een Batavier. Doch de Heere God had een onuitroei bare trek tot onderzoek in den mensch ge legd. Dit moest, opdat het doel, opsporen der Godsgedachten in de natuur tot zijn recht zou komen. En zoo nam 't getal speurders toe, al meer en meer drong men in de diepste schuilhoeken door, leidde de Heere in dezen de menschheid. Hij wilde, dat de mensch telkens iets nieuws uitvond, om Hem daarvoor te danken. En wat ge vonden was, paste men toe. Voor er bv. een gasfabriek in de wereld was, vond men door kleine proefnemingen de gasbe- reiding. Aldus werd het leven meer en meer verfijnd. De pas vervlogen 19e eeuw was, vooral in de tweede helft, rijk aan allerlei ontdekkingen. En wie weet, wat ons nog bereid is, want de natuurkunde bv. schijnt gereed te staan om geheim zinnige gebieden te ontsluiten. Maar nu moet de natuur met al hare verschijnselen ook opgenomen in onze ziel kunnen binnendringen. Dit geschiedt door de zintuigen, die als poorten kunnen aan gemerkt. Doch door een zintuig komt nooit de geheele wereld der verschijnselen binnen. Alleen dat deel, wat er voor geschikt is. Ieder zintuig neemt dus maar een gebied op. Een schilderij kan men niet hooren, een kanonschot niet zien (geluid). De ontvangen indrukken geeft de ziel weer. Maar bij alle menschen is dit op nemen en weergeven in verschillenden graad aanwezig. Geen twee personen bezitten dit even sterk. Hij nu, die dit opnemen en weergeven in hooge mate kan, kan veel, is dus een kunstenaar. Het vermogen zelf heet kunst. Zoo spreekt men van schilder- en dichtkunst, enz. De kunstenaars ontvingen hun ver mogen van God. Zij kunnen meer dan een ander, zij zijn van binnen kunstig bewerk tuigd. Een gewoon mensch bezit voor veel aanleg, maar 't eischt taai geduld en veel scherpzinnigheid, om dien te doen uit komen. Maar boven de mensch in doorsnee staat de kunstenaar, die in den zin van ons opstel God meer ziet dan een ander. Wat fijn gevoel, welke verbeeldings kracht doet hem de wetten opsporen, waarin het fiere, treurige, oprechte, leugen achtige spreekt. Hoe getuigen hunne mees terwerken, waarvan de gewone mensch in de verste verte geen denkbeeld heeft, wat moeite en dege studie het kostte, om ze te ontwerpen, van dat navorschen en ge trouw weergeven van die wetten. Hunne voortbrengselen, stoffelijk van vorm, zijn een kleed voor die geschapen regelen. Zij doen zien, wat ze voelden en dachten. En ze slepen de menschheid, die een totaal indruk van kracht ontvangt, mee. Eigen aardig, de mensch kan wel oordeelen, dat iets grootsch is, maar om het in regelen te brengen waarom, dat kan hij niet. Een meesterstuk kan hij mooi vinden, maar 'tniet doen, niet nadoen zelfs. Neem als ter verduidelijking een beeld van een der Grieksche goden. Dus dat is niet de afbeelding van een bepaalden mensch, de vervaardiger was niet gebonden aan een model, maar kon zich vrij een vorm kiezen. Gereed, vond ieder 't beeld schoon. Maar kon van het waarom geen uitleg geven. Dat vermocht de vervaardiger, die u zou antwoordeneen lichaam is dan op zijn schoonst, als de lengte gelijk is aan 6| maal de voetlengte, enz. Deze wetten vond men door studie. En deze toepassingen maken op den mensch een geweldigen indruk. Wie kan zich aan de macht van een gevoelvol mu ziekstuk, eene soms toch zoo eenvoudige, aangrijpende schilderij, een trotsch stand beeld onttrekken Men wordt niet moe van luisteren en beschouwen en gevoelt, dat van die mees terwerken eene niet te beschrijven macht uitgaat, doch voelt zooveel te meer zijn eigea kléin- en nietigheid, 't Schijnt dat die werken altijd nieuw zijn. Is dit niet een afschaduwing der eeuwige dingen? Ver veelt het obit Ps. 42 nog eens en nog eens weer te lezen en te zingen Maar wanneer die aardsche meesters onze ziel zoo weten aan te grijpen, hoe groot moet dan die groote Kunstenaar wel zijn, waarbij onze kunstenaars nog maar knut- selaartjes zijn Zoo brengt de kunst ons in een eerbiedige, stille stemming, om God in ootmoed te loven en te danken. Hieruit volgt, dat de kunst aangemoedigd moet worden, om 't even, of ze meer in de geestelijke wereld, als muziek, enz. werkt, dan zich meer werpt op de prac- tische zij van 't leven, bv. op 't gebied der electriciteit. Een tentoonstelling late men niet onbe zocht. Mits, 't is zeker overbodig |e zeggen, de consciëntie niet in 't gedrang köme. Aan wereldzin doen wij niet mee. Ten onrechte staat de kunst bij sómmige Christenen in minachting, immers die staat buiten de zaligheid. Was er geen kunst, zoo redeneert men, men zou toch zalig kunnen worden. Dit is in hoofdzaak waar maar de kunst staat niet buiten God. Die heeft de kunst gewild. En met opzet die groote meesters gegeven, opdat de alle- daagsche wereld in haar eenzijdig zwoegen om den strijd van 't bestaan dok door hunne werken op God zou worden gewezen. Hoe hoog stonden ze, zelfs in 't fijne, heidensche Griekenland, in 't ijzeren Rome. Veel, van wat die Grieken vonden, wordt nog onderwezen, 't Romeinsche recht vormt in veel deelen nog een grondslag voor ons rechtswezen. Hunne denkbeelden bestaan reeds circa 20 eeuwen. Ook de apostel Paulus erkende het hooge standpunt der Grieken, als hij zegtuwe dichters hebben gezegd, dat wij. de menschen van Gods geslacht zijn; en zij oordeelden jnist. Waar dus de kunst bedoelt om ons tot God op te voeren, moeten wij haar be vorderen. En God de eere geven. Die mag daarin niet tekort komen. Omdat de kunst misbruikt wordt, mag men haar toch niet afkeuren. Ge wilt toch het gebruik van scheermessen, omdat er wel eens iemand mee vermoord wordt, niet verbieden. Welnu, men zorge, dat de kunst steeds op een Christelijk standpunt sta en niet verwereld lijkt worde. De kunst staat onder controle der Chris telijke beginselen en helpt die. Zoo mogen kunst en zedelijkheid niet met elkaar strijden. Ze zijn één. Wat zich daar buiten kunst noemt, is óf niet geoorloofd öf valsche kunst, 's Menschen lichaam moge nog zoo schoon van vorm zijn, ook nog na de zonde en men mag zichzelven meenen te kunnen opheffen tot zulk een idealis tisch standpunt, dat 't schilderen van levende beelden de ziel niet kan besmetten, noch van vervaardiger, noch van kooper 't is al ijdele inbeelding, dat het mag, want het strijdt met de bedoeling in het 7e ge bod uitgedrukt. In dezen moet de schoon heid wijken voor zieleschade. Liever missen we dit stuk der schoonheid, dan dat we onze en anderer ziel in de waagschaal zouden stellen. God bemint de kunst. Wie nog mocht twijfelen, kunnen we o. a. naar het 0. T. verwijzen. Dan moet toch alle tegenspraak verstommen. De Heere maakte ten dienste van den Tabernakel zulk een ruim gebruik van de kunstzij stond in dienst van den godsdienst. Niet alleen dat de stoffen in hun natuurlijken toestand (denk aan de steenen in den borstlap des hoogepriesters), door God Zelf bij name werden genoemd en verkozen, maar ook wat reeds door de kunst van menschenhanden was bewerkt, vormde mee bouwstof des Tabernakels. Och, zoekt eens machtig te worden, desnoods door een predikant, de symbolische betee- kenis van al die onderdeelen. Uw bewon dering voor de liefde en doelmatigheid, waarmee al die dingen als onderwijsvoor- werpen in dienst stonden van 't Genade- verbond (want onderwijs was heel de Tabernakeldienst), stijgt aanmerkelijk. Aldus gebruikte de Heere zelfs de kunst voor 't eeuwig zieleheil. Gansche hoofdstukken in Exodus zijn niet anders dan Goddelijke bevelen, hoe de Tabernakel moest ingericht. Steeds begint het: Gij zult. Zoo kunstig was alles, dat de Heere opzettelijk twee mannen met dat kunstenaarsvermogen begiftigde. Zoekt eens gewaar te worden, waarom er sprake is juist van hemels blauwe gordijnen, enz. van zilveren voeten. En hoe schitterde Salomo's tempel Wat schatten had vader David reeds gespaard. Hiermede kon de wijste vorst der wereld woekeren. Geld en wijsheid, in de hoogste mate aanwezig, vormden een schoon geheel, om alles te doen slagen. De verhooring van Salomo's gebed bewijst, hoe lief den Heere deze prachtige woning was. En nu werpe men niet tegen, dat de bouwkunst bij Israel niet erg hoog stond, 't Feit is waar. Maar dit bewijst nog niet, dat de Heere in die kunst geen welgevallen had. Juist om die groote macht der bouw kunst had Jehova haar 't volk onthouden. Die macht, misbruikt, was zoo 'gevaarlijk. 't Volk maakte graag goden, en nu be geesterd en verleidt een prachtig beeld toch meer dan een gewoon. De Syriërs beoefen den de bouwkunst meer hartstochtelijk. Jammer daarom, dat bij ons de kunst zoo vaak misbruikt wordt Zoo wordt ons veel schoons ontnomen, liever, het genieten ervan onmogelijk gemaakt. Is de kunst der bioscoop niet mooi Dat vertoonen van lichtbeelden Maar wat vertoond wordt Goed en kwaad. Dat is 't gevaarlijkst, ge lijk overal, die halfheid, 't Is toch niet zoo erg, zegt men, er is toch iets goeds te zien en te leeren. En zoo gooit men het met zijn ziel op een accoordje. Schoon is de tooneelkunst. Maar de stof Echtbreuk, enz. Dat pakt en slaat in. Be doelden die stukken nu nog, om die zon den af te keuren, zoo zou 't nog gaan, maar juist het tegendeel geschiedt. En zoo is ons de. weg tot samenwerking op 't gebied der kunst meestal afgesloten. De duivel wordt er te vaak gediend. Toch is ons christenvolk daarvan wel meer dan eens de schuldige. Eigen vereenigingen op kunstgebied moeten we hebben, b.v. zang verenigingen, fanfarecorpsen, enz. Maar die kosten geld. Dan maar bij een neutaal corps aangesloten. En zoo glijdt men lang zamerhand af. Dan is 't beter te doen als volgt. Verleden jaar was er tentoonstelling in een provincie, men beproefde saam te werken, de meerderheid des bestuurs was liberaal en besloot de tentoonstelling ook des Zondags open te stellen. Waarop de christelijke inzenders eene vergadering hiel den, om hunne gedragslijn verder te be palen. 't Besluit werd afgekeurd. Zie, zoo .verbant de wereld ons overal. En zal dit nog meer doen. Hoeveel te meer de Christelijke beginselen doorwerken, hoe meer wij onze eigen instellingen krijgen Lagere school, de school voor middelbaar onderwijs, de eenige hoogeschool, ze zijn de beginners, christelijke krankzinnigenge stichten zijn er. Wetenschap en barmhar tigheid gingen natuurlijk voor. Maar de kunst zal en moet volgen. Meer dan een talent ging, menschelijkerwijs gesproken, door de lauwe houding van ons volk, voor de christelijke kunst verloren. Worden we dan allen vurige beminnaars van de kunst, want, 't moge vreemd schij nen, toch is 't zoo al wat de mensch uit vindt, is goed, want hij werkt met de van God gegeven krachten. Maar hij mag de uitvinding nooit misbruiken. NAVORSCHER. In en om den bijenkorf- en kast keersclit nu, bij mooi weer, een gezellige bedrijvig heid, een naarstigheid, die het imkershart verrukt en van blijde verwachting doet kloppen, 't Is een lust, om dat alles gade te slaan Intusschen blijve de imker waakzaam. Alles bloeit en honigt nu, en overal is thans voor onze bijtjes wat te puren. Mits het weer gunstig zij De bijen verbruiken heur voorraad en worden zij gedwongen tot werkeloosheid, dan zou de ontwikkeling der kolonie worden belemmerd, indien de imker niet helpend tusschenbeide kwam. Hij dient dus steeds een oog in 't zeil te houden, want ook nog in dezen tijd komt het voor, dat volken van honger omkomen. Gaat echter alles naar wensch, dan breidt de bevolking zich gestadig en snel uit, en het broednest wordt weldra te klein. Komt het zoover, dat de bijen het vóórlaatste raam bezetten, dan is het tijd om de wo ning te vergrooten. De afsluitingsplanken en de buitenste ramen worden achteruit gezet en een aangebouwd raam plaatse men langs beide kanten naast het broed nest. Het broednest te verdeelen moeten wij ontraden, daarbij zal men zich in den regel niet wel bevinden. Houdt de honig- oogst aan, dan worden de andere ramen op dezelfde bijgevoegd, en vóór het geheele broednest bezet, bevolkt is, wordt een lioog- sel geplaatst. Is de honigoogst aangevangen en wil men nieuwe bijenwoningen bevolken, dan is de tijd daar om kunstzwermen te maken. Men neemt deze alleen uit koloniën, die sterk bevolkt zijn en veel voorraad bezitten. De eerste natuurlijke zwermen komen ook in Mei afdit jaar waren de voor- loopers hier en daar al heel vroeg. Wie kasten (lossen bouw) heeft, is in staat het zwermen te beperken en kan zich aldus toeleggen op het verkrijgen van sterke vol ken. Bij strooien korven (vasten bouw) gaat dat moeilijker. Zij, die ook eens met lossen bouw een proef willen nemen, kunnen daartoe thans zeer geschikt overgaan. Men make of koope een kast, en brenge daarin een of twee zwermen. Over de be handeling geven wij in de volgende stukjes een en ander. Het aanbrengen van raten (kunstraat,) welke men bij eiken handelaar in imkersbenoodigheden kan koopen in de ramen moet met zorg geschieden. Men neemt zeer fijn, vertind ijzerdraad. Zeer fijn, zeggen we sommigen gebruiken dik ijzerdaad, dat in 't geheel niet deugt. In de bovenste en onderste lat van het raampje boort men gaten op een afstand van 10 a 14 centimeter, waarin men den draad steekt, die men zoo stijf mogelijk spant. De draad moet trillen als een snaar. De draden late men aan de zijkanten slechts op 2 c.M. van de stijltjes der ramen ver wijderd blijven. De twee einden van den draad draait men om een nageltje (klein spijkertje), dat in de bovenste en de on derste lat steekt en daarna dieper in hout wordt geslagen. Dan neemt men een plank, zoo groot als het ramapje, legt er de raat op en plaats hier het raampje om heen. Met het gebruikelijke wieltje (spoortje), dat eerst is verwarmd, drukt men den draad in de raat en smelt dien daar in. Plaats vooral de raat niet zoo kort tegen de lat ten van het raam, daar de raat dan scheef en krom trektde afstand van de zijlatten moet minstens c.M. zijn, onder mag die wel 1 c.M. wezen. Maak hem dan in orde het is ge makkelijk te doen. Zonder pijn, zon der stoornis alleen door het heilzame effect merkt ge dat ge genezen zijt door Het liegt. De N. Bott. Cour. nam onlangs een stuk over het Kuijperianisme in de provin cie op, en veioorloofde zichzonder zweem van bewijshierin de Antirevolutionaire partij van aankweeking van onware, leugen achtige verhoudingen te beschuldigen. Ons antwoord hierop, is, dat 't niet bij ons, maar juist aan den liberalen kant liegt 't dat giet. Met name komt dit uit in de maar al toos herhaalde, telkens vernieuwde, en zon der eind gedurig weer op den voorgrond gestelde leugen, dat 't Dr. Kuijper is die de Hervormde Kerk van haar geld wil be- rooven. Iets wat op bewijs lijkt, kan niemand hiervoor aanvoeren. Het tegendeel staat veeleer vast. Aan het voorstel omtrent Art. 171.dat de Grondwetscommissie aanbood, had Dr. Kuijper part noch deel. Integendeel, hij heeft er steeds voor geijverd, dat de trac- tamentsbedragen gekapitaliseerd, en aan de Kerken zouden uitbetaald worden. Ds. Klomp in deProtestantscheNoord- brabanter voegt hier nog het volgende aan toe. »Mag ik, geachte Redactie, de vraag nog even onder het oog zien of Dr. Kuijper de Herv. Kerk schaden wil. Velen be weren dat, doch zonder gronden, althans deugdelijke gronden aan te voeren. Bij verreweg de meesten is het napraterij En het is waarlijk geen wonder, want in alle toonaarden hoort inen onder predi kanten en gemeenteleden het liedeke uit zingen Kuijper is de groote vijand der Herv. Kerk. Maar wat is er van waar Daarover zal de historie wel recht doen Laat mij echter enkele dingen mogen zeggen Sinds Kuijper een begin maakte met het benoemen van Dr. H. Visscher is de Utrechtsche teol. faculteit schier geheel ten gunste der Gereform, beginselen om gezet. Is dat schade voor de Herv. Kerk Door de H. Onderwijswet-Kuyper is de mogelijkheid geopend aan de theol. fa culteiten der Staats universiteiten voor de vrije leerstoelen. Kan Kuyper het helpen dat de Herv. Kerk zoo hopeloos verdeeld is, dat zij nog geen enkelen stoel bekleedde? Het was in den jare 1904, dat een mijner moderne hoogleeraren den minis ter van binnenlandsche zaken Dr. Kuy per hulde bracht voor wat hij voor de theologische afdeeling der Universiteits bibliotheek had gedaan. En boven dat alles, zijn de machtige werken van Dr. Kuijper niet velen stu deerenden der rijkshoogescholen ten ze gen geweest Het mag wel eens publie kelijk uitgesproken, in hoevele Hervormde pastoriën de werken van dezen theoloog worden bestudeerd en de gemeente ten nutte komen. Neen, Dr. Kuyper niet, doch vele orthodoxe predikanten berokke nen de Kerk nadeel. Of is dit tot heil der Ned. Herv. (Gereformeerde) Kerk, dat in sommige groote sleden orthodo xen met modernen saamspannen bij ker kelijke verkiezingen Bekommert dien predikanten, die in hun ijveren voor het behoud van art. 171 G. W. zelfs de hulp der modernen inroepen (zoo meldde ons de 2>N. Rott, Courant* dezer dagen het waarachtige heil der Kerk Misschien wel, doch dan is hun ijveren een ijveren 2>zonder verstand*. Al zulke mannen die meenen te ijveren voor Christus en zijne Kerk, zullen ondervinden, dat hun actie het ongeloof ten goede komt.* De waarschuwing waarmee Ds. Klomp besluit, is zoo ten volle waarheel deze actie komt alleen aan 't ongeloof ten goede Metterdaal is het pijnlijk, op te merken hoe ze'fs Hoogleeraren en Kamerleden van de overzij in 't eind niets meer ontzien voor de meest brutale leugens niet terug deinzen wit zwarl noemen, terwijl ze per soonlijk uitnemend goed weten dat 't wit isen aan zoo door niets gerechtvaardigd liegen schuldig maken, enkel om de schare te misleiden en ze door misleiding naar hun kant te trekken. >Standaard«. Neem eens aan Neem eens aan, dat het in Juni aan de vrijzinnige concentratie gelukt de meerder heid te halen, zoodat de coalitie beneden de vijftig komt en het Ministerie-Heemskerk genoodzaakt is af te treden neem eens aan, dat een toekomstig leem-en-ijzer kabinet den droeven moed heeft de aangenomen sociale wetten niet uit te voeren of zelfs waagt in te trekken neem eens aan dat de ouden van dagen dus niet den vo i gesielden bescheiden teer kost op hun veid ren levensweg zullen ont vangen neem eens aan, .«at derhalve de hoop op invalidiïeitsuiikeering en verzorging bij ziekte verijdeld zal worden neem eens aan, dat de Tariefwet niet tot stand komt, zoodat er eenerzijds geen geld in de schatkist vloeit voor sociale wet geving en anderzijds voor vele handen geen arbeid en voor vele monden geen brood zal zijn neem eens aan, dat aan vrijmaking van het onderwijs in geen jaren te denken valt het openbaar onderwijs vertroeteld en het bijzonder onderwijs nauwelijks geduld zal worden neem eens aan, dat het verlies van één rechtschen Kamerzetel de schaal doet om slaan en de concentratie regeerdurf geeft neem eens aan, dat die zetel verloren ging, omdat uw kandidaat één stem te kort schoot, een denkbaar en meermalen voor gekomen geval neem eens aan, dat het in uw macht gestaan had, deze alles-beslissende stem zelf uit te brengen of dat ge een ander naar de stembus had kunnen leiden zoudt ge dan niet vier jaar, neen, veel langer in zaken assche neerzitteD, over zoo veel rampspoed door eigen verzuim Voor zoover het aaD ons, menschen staat, is er maar één middel om alle zelf verwijt te voorkomen. Ge vindt het in deze korte catechetische les Wat zult gij doen, mannenbroeders Wij zullen waken, werken en werven om, kon het zijn, te winnen! (Nieuwe Haagsche courant.) Onderwijskwestie voorop De hekken zijn al verhangen. De Rechterzijde, met haar coalitie en haar apolitiek accoord*, heett nu de leiding in den verkiezings macht. Het bleek al zeer duidelijk, toen de vo rige week een man als dr. Bos, een der meest begaafde Kamerleden der Linkerzij de, in 's lands hoofdstad een rede hield en reeds in den aanvang rondweg erkende dat het onderwijs staat in het brandpunt van den politieken strijd Dat zegt een man van Links. Niet de eerste, de beste. Het onderwijs de hoofdzaak. Niet dus het Staatspensioen. Niet de Ta riefwet. Niet het Kiesrecht. Maar wel het Onderwijs. Aldus de heer dr. Bos. Deze erkenning mag de Coalitie in 't ge meen en de antirev partij in 't bizonder al vast als eerste stembus-succes boekeD. De Meiboom slaat in de kap Maar ze willen hem er uit wegnemen, mannen - broeders Dr. Bos voorop Laten wij dat keeren 1 »Onze Court.*

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1913 | | pagina 3