Zaterdag 26 October 1912.
27ste Jaargang
voor tie ZuidhoSlamSsrlie en Zeeuwsche Eilanden.
EMTB M.
De Ster"
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
Rotterdam
W. BOEKHOVEN,
SOMMELSDIJK.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertenties en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitirever.
Eet Eamerlid Mt.Treub over
Staatspecsioneering,
Hoogstraat iZ'£
Ontvangt dagelijks de
laatst uitgekomen
NOUVEAUTE'S.
OP DEN UITKIJK.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
zonder 50
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50; zonder f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
V. UITGEVER
Telefoon Intercontna. Do. 8.
Advertentiën 10 Cent per regel en 3/, maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/8 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën wordeD ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
We wijken heden af van de ge
woonte en geven het gesprokene weer
door Mr. Treub in de Kamer over
de Staatspensioneering. Niet, dat hij
zoo vóór dwangverzekering is of in
T hoogsten nood niet tot Staats
pensioen als socialistische idee zou
durven overgaan, maar hij erkent in
zijn belangrijke rede de groote scha
duwzijden van dat Staatspensioen en
als onze politieke tegenstander; als
tegenstander van dit Kabinet laten
we hem nu spreken over die Staats
pensioneering.
Maar nu de andere voorstanders
van Staatspensioneering, welk prin
cipieel standpunt nemen die nu in
in deze zaak? Wij hebben daar gis
teren iets van gehoord van den heer
de Jong. Deze heeft getracht ons dui
delijk te maken dat degenen die
werken niet alleen werken voor zich
zelf maar ook voor de maatschappij
en op dien grond dus ook hebben een
recht tegenover de maatschappij als
tij oud worden en niet meer kunnen
werken. Dat is het standpunt dat in
1909 is ingenomen in de brochure,
uitgegeven door de Liberale Unie. Ik
heb daarop toen een critiek geleverd,
die ik hier moet herhalen, in het
nummer van 17 Mei 1909 van het
dagblad Land en Volk, waarin ik
schreef
»Wie arbeidt, aldus de nieuwste
economisch-politieke opvatting van
de Liberale Unie, werkt niet alleen
voor zichzelf, maar ook voor de ge
meenschap reeds uit dien hoofde heeft
hij recht op pensioen als hij te oud
geworden is om te werken. Men moet
aannemen, dat wanneer het hoofdbe
stuur der grootste vrijzinnige partij
eene brochure in het licht geeft over
een belangrijk vraagstuk van sociale
politiek, daarin bij de uiteenzetting
van het nitgangspunt geen phrases
zonder inhoud voorkomen.
»De Liberale Unie moet dus iets
bedoelen met haar opzet, dat wie
werkt, werkt niet alleen voor zich en
zijn gezin, maar ook voor de gemeen
schap. Doch wat kan zij er mede be
doelen? Dat het nuttig voor de ge
meenschap is als haar leden vlijtig
en niet lui zijn? Dit toch wel niet.
Met deze gemeenplaats is niets uit te
richten. Als het iets beteekent, moet
het dit zijn, dat wie werkt, hetzij als
zelfstandig ondernemer, hetzij als
arbeider in dienst van een ander, daar
mede zich een aanspraak schept niet
slechts tegenover zijn werkgever of
tegenover dengene, die van zijn dien
sten gebruik maakt, maar ook tegen
over den Staat, als vertegenwoordiger
van de rechten en van de verplich
tingen der gemeenschap.
»Hoe dit past in onze op ruil van
goederen en diensten en op het toon
stelsel opgebouwde maatschappij is
niet duidelijk. Niemand heeft een
rechtsaanspraak tegenover de gemeen
schap op grond dat hij gewerkt heeft
in eigen onderneming of in loondienst
van anderen. In de maatschappij, zoo-
als zij nu eenmaal is ingericht, heeft
men rechtsaanspraken tegenover den-
gene met wien men heeft gecontrac
teerd. Tegenover de gemeenschap
heeft men uit dien hoofde geen andere
aanspraak dan dat zij naar vermogen
zorgt dat contracten met onrechtvaar-
digen inhoud worden geweerd en dat
volgens de wet gesloten overeen
komsten worden gehandhaafd. Andere
aanspraken tegen de gemeenschap
construeeren op grond van contrac
ten in onze tegenwoordige maatschappij
gesloten, kan alleen hij, die zich stelt
op sociaal-democratisch standpunt.
Het eigenaardige van de Staats
pensioneering is inderdaad, dat zij in
wezen socialistisch is. Ik zeg niet
sociaal democratisch, maar socialis
tisch of communistisch, in dezen zin,
dat zij den ganschen last van de
ouderdomsverzorging legt op den Staaf,
die door de belastingheffing dien last
afwentelt op het volk als geheel, op
de gemeenschap. Ik zeg er onmiddel
lijk bij, dat hejsft voor mij niet in het
allerminst ieféafschrikwekkends. Onze
maatschappij gelijk die ophetoogen-
blik is, en in de maatschappij de Staat
als het rechtsorgaan en het orgaan
voor de algemeene belangen en de
algemeene plichten in die maatschappij
is nu eenmaal opgetrokken niet uit
sluitend op individualistischen, maar
tevens op communistischen grondslag.
Den derden grondslag, dien van de
liefdadigheid, laat ik op het oogenblik
er buiten. Ik kom daarop aanstonds
terug.
Een zuiver individualistische maat
schappij is bij den maatschappelijken
toestand waarin wij zijn en bij de
ingewikkeldheid van het geheele maat
schappelijke organisme even ondenk
baar als een zuiver communistische.
In. dit opzicht is de voorstelling van,
laat ik zeggen, de vroegere liberale
partij en van de orthodoxe sociaal
democraten aan beide zijden even
simplistisch, evenzeer veel teeenvou
dig voor de werkelijkheid waarin wij
leven. Steeds zal de maatschappij, en
steeds zal de Staat als rechtsorgaan
in de maatschappij staan voor het
onoplosbare, en ik zegt" gelukkig on
oplosbare, probleem hoe men in een
bepaald ontwikkelingsttadium hetzij
het communistische, hetzij het indi
vidualistische element in de samen
leving meer naar voren moet brengen,
voor zoover de Staat bij machte is
daarop invloed uit te oefenen.
Steeds zal de Staat bij elk speciaal
geval zich deze vraag moeten voor
leggen. Welnu, ik voor mij sta op
het standpunt, dat het in het tegen
woordige ontwikkelingsstadium van
onze maatschappij bijna zonder uit
zondering noodig zal zijn het com
munistische element meer naar voren
te brengen dan het individualistische,
m. a. w., dat het noodzakelijk zal zijn,
voor zoover de Staat daarop invloed
uit kan oefenen, te gaan in sociali-
seerende richting. De rechtsbedeeling,
de zorg voor de veiligheid naar bin
nen en naar buiten zijn reeds lang
zuiver communistisch geregeld. Op
economisch gebied is de zorg voor
het verkeer in verschillende opzichten
zuiver communistisch geregeld. Men
denke slechts aan de landwegen, aan
de waterwegen, aan de straten en
kanalen. Echter niet geheel en al,
men denke slechts aan de spoorwegen
om te zien, dat het communis'ische
principe op het gebied van het ver
keer wel reeds een zeer groote schrede
heeft gedaan, maar nog volstrekt niet
geheel het fundament is waarop het
verkeer in onze maatschappij berust.
Op geestelijk gebied eindelijk is het
Hl a nt el in a ga zijn
99
communistisch principe maar ik
zeg er bij nog lang niet sterk genoeg
medesprekend op het gebied van
het onderwijs. Speciaal op het gebied
van het volksonderwijs is het com
munistische principe reeds zeer
sterk in toepassing gebracht moeten
worden.
Welnu, Mijnheer de Voorzitter, wat
is nu de eigenaardigheid van de maat
schappelijke inrichting, voor zoover
die op communistische principe is
gebaseerd Dat men daarbij geen
rekening houdt met het individueele
voordeel, dat bepaalde personen van
deze regeling kunnen hebben, omdat
het algemeen belang in deze zoozeer
primeert, dat men op dat individueele
voordeel van bepaalde personen niet
behoeft te letten. Maar een andere
eigenaardigheid van alle communisti
sche regelingen in de tegenwoordige
maatschappij is, dat zij ten doel heb
ben voorwaarden te scheppen voor
de grootst mogelijke uiting, ontwik
keling, expansie van den individueelen
aanleg en de individueele kracht.
Mijnheer de VoorzitterDat geldt
principieel èn voor de defensie èn
voor de rechtsbedeeling èn voor de
verkeerstaak van de gemeenschap èn
voor het onderwijs.
Ik heb deze eenigszins uitvoerige
academische beschouwing laten voor
afgaan om te doen zien dat men zich
in het geheel niet behoeft te laten
afschrikken doordat de Staatspen
sioneering is communistisch. De vraag
is alleen of op het gebied van de
ouderdomsverzorging de uitsluitende
toepassing van het communistische
principe door de omstandigheden is
geboden of wordt vereischt door de
maatschappelijke verantwoordelijk
heid van den Staat als opkomende
voor de verplichtingen van de ge
meenschap ten opzichte van den toe
stand waarin zoovele ouden van dagen
tegenwoordig verkeeren.
Welnu, Mijnheer de Voorzitter, dan
geloof ik, dat men daarop geen ander
antwoord kan geven dan dat in onze
tegenwoordige maatschappij er wel is
een mede-verantwoordelijkheid van
den Staat, maar dat men niet kan
ontkennen, dat wanneer ouden van
dagen arm zijn, dit niet uitsluitend te
wijten is aan maatschappelijke oorza
ken, maar dat daar individueele en
andere oorzaken in medespreken. Voor
zoover dus die mede verantwoordelijk
heid van den Staat reikt, is het een
principieele grond om ook den Staat
te laten bijdragen, maar voor zoover
er naast die mede-verantwoordelijk
heid van den Staat is een individueele
^verantwoordelijkheid van den persoon
zeiven, en een verantwoordelijkheid
van den werkgever, is er geen aanlei
ding om de kosten van de ouderdoms
zorg geheel voor den Staat te nemen
en dus hier het communistische begin
sel geheel te laten gelden.
Ik heb zooeven reeds gezegd, dat
de voorstanders van de Staatspensio
neering hun kracht dan ook eigenlijk
niet zoeken in een principieele recht
vaardiging van hun standpunt Al wat
men van hen hoort is eigenlijk dit,
dat de lounen te laag zijn om daarvan
voor dit doel nog uitgaven te kunnen
afzonderen. Voor zoover dit argument
juist is, brengt het in de Staatspensio
neeriDg hetzelfde element waarop de
heer Tydeman doelde met betrekking
tot de sociale verzekering ik ben
het in deze niet met hem eens voor
zoover® het betreft sociale verzekering
met bijdragen van de belanghebbenden
de werklieden en werkgevers zelf
het element van de algemeene liefda
digheid het element vandearmenzorg.
En aangezien men nu de Staatspensio
neering op zuiver communistischen
grondslag niet kan motiveeren im
mers. behalve van de sociaal-demo
craten, die ik uitzonder, heb ik van
geen enkelen voorstander van de Staat-
pentioneering een houdbare theore
tische motiveering gehoord komt
men tot de conclusie, dat men hier te
doen heeft met een mengsel van het
communistisch element met de armen
zorg
Het verschil tusschen de voorstan
ders van de Staatspensioneering en
hen, die de ouderdomsverzorging uit
sluitend als armenzorg willen opvat
ten, is intusschen niet alleen gelegen
in het verschil van wat de Duitschers
noemen de Begründung, maar het is
ook gelegen en nu kom ik tot een
practisch zeer gewichtig punt in
het verschil, dat de armenzorg alleen
geeft gunsten en dat de Staatspensio
neering wil geven en geeft rechten.
Hierdoor is een van de Begleiter-
scheinungen van de armenzorg en
een van de meest ongelukkige
inderdaad weggenomen.
De armenzorg heeft deze eigenaar
digheid, dat zij bij hen die van de
armenzorg trekken, opwekt een gevoel
van kruiperige onderdanigheid, een
gevoel van persoonlijke af hankelijk-
heid en vernedering, doordat men
afhankelijk is van gunstbetoon van
anderen.
Doordien de Staatspensioneering
geen gunsten geeft, maar rechten,
steekt zij in dit opzicht ver boven de
gewone armenzorg uit. En door aan
de Staatspensioneering. gelijk de voor
standers dat willen, geen enkel staat
kundig nadeel te verbinden, wat
wel aan de bedeeling verbonden is
wordt dit verschil tusschen de
Staatspensioneering en de bedeeling
nog grooter. Maar dat verschil heeft
tevens dit andere ongelukkige gevolg,
dat een andere, zeker even weinig
gelukkige Begleiterscheinung van de
armenzorg bij de Staatspensioneering
nog sterker is. Wie "eenmaal gewend
is iets te ontvangen om-niet, wat hij
zich met eigen krachtsinspanning had
kunnen verwerven, wordt er toe ge
bracht die krachtsinspanning allengs
achterwege te laten.
Het is van de armenzorg algemeen
erkend en bekend, dat zij verslappend
werkt op de energie van ieder die
eenmaal in haar handen is gevallen.
Welnu, terwijl bij de Staatspensionee
ring het gevoel van vernedering, van
te moeten dankbaar zijn, het gevoel
van min of meer te moeten krnipen
wegvalt, heeft zij het gevolg, dat men
er gemakkelijker toe zal komen om
niet voor zich zelf te trachten te ver
werven datgene wat men op die wijze,
zonder zich te vernederen, voor niet
zal krijgen.
In dit opzicht heeft dus de Staats
pensioneering de neiging om het
volkskarakter niet te versterken, maar
daarop een verslappenden invloed uit
te oefenen, En dit is m. i. in de
hoogste mate bedenkelijk.
't Was 't bruis van mijn kinderjaren.
Thans, nu naar ze zeggen er al
'n grijze tint over m'n kruin komt, hoe
wel ik gelukkig nog lang niet ^afgaande
onder de mannen* ben thans lijkt me
dat kruis gering en glimlach ik, terugden
kende, hoe ik er onder gebukt kan gaan
'k heb, a's ieder, daarna groote menschen-
Ieed geproefd en dan vergeet men 't kin-
derkruis wel 1
Maar voor 'n kind zijn de proportiën
anders en mijn kruis drukte mij.
Zie, ik woonde in 'n vrij groot dorp.
Toch niet zoo groot of ieder kende
mij van naam en uitzicht.
Op dat dorp waren >fijnen<.
Of, als ze destijds met diepe minachting
heettenafgescheidenen*.
Mijn vader was één van hen.
En op allerlei gebied hun hoofd, hun
woord- en aanvoerder.
Al was hij nu, zoolang er geen beginsel
'n 't spel kwam, een man des vredes, die
gaarne met iedereen in een goede verhou
ding stond toch had hij den haat en
de vijandschap van een groot deel der
tegenstanders tot zich getrokken en
ik, zijn zoon, moest daarin deelen,
Dat was toen veel erger dan nu.
Ook in dAt opzicht zijn we uit het dienst
huis uitgeleid* al is de haat in den
wortel niet afgesnedenD4t blijkt wel, als
ergens de onzen b.v. een onverwachte
stembus-overwinning behalen. Of ook, als
ergens een moderne predikant, na langan
strijd in de Hervormde kerk door een
orthodoxen wordt vervangen. Of als ergens
de eers e christelijke school wordt gesticht.
Dan groeit die vijandschap diep en breidt
soms uit.
En dan moeten de kinderen 't net
zoo goed ontgelden als de ouders.
Zelfs groote menschen kunnen dan zoo
echt »klein« handelen.
Zoo werd b.v. in April van dit jaar te
Sloten (Fr.) de chr. school geopend en
dat gaf daar nogal wat tweedracht in 't
dorp.
Nu was daar let goed op de
verhoudingen Jeen jongetje van vier
ja*r, wiens vader voorstander was van da
christelijke school. Dat jongetje werd
's Woe dags- en 's Za'erdagsmiddags op
gepast door een kindermeisje, wier moeder
schoonmaakster was in de Openbare school,
dat kindermes.-je liep dan met 't knaapje
wel eens even te kijken bij haar moeder,
die de openbare school >aanveegdec.
Zoo geschiedde ook ditmaal.
Komt aangeloopen het hoofd der openb.
school, die het knaapje ziende, boos werd
en op hoogen toon beval: Zulke kinderen
hooren niet in deze school, die moeten
maar naar die Chr. school.*
't Ventje, onthutst, moest er uit
Nu, wij grootenl lachen er om
zoo iets en trekken de schouders op.
Maar toen ik 't hoorde, moest ik direct
weer aan m'n eigen jeugd denken, want
voor 'n kind is zulk een behandeling géén
kleinigheid.
Tenminste, mij was 't een kruis.
Liep ik over straat, 't kon nooit vijf
minuten duren, of ik kreeg 'n scheldwoord
naar m'n hoofd. Vaak werd er naar me
gegooid met allerlei vuil. Wilde ik me bij
de jongens voegen, om eens braaf mee te
ravotten, ik werd uit den kring gestooten