Zaterdag 5 October 1912. a7,le Jaargang N". 1804. Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidltollaiidsclie eai Zeedwoche Eilanden. BSIB SLA!. „üe Nter" IN HOC SIGNO VINCES Hl an tel magazijn Rotterdam. W. BOEKHOVEN. Een Zijkje Zie Advertentie in dit nummer, Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent. zonder 50 Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50zonder ƒ4,50 per jaar, Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. UÏTGETES SOMMELSDUK. Telefoosa Enterooatra. lo. 3. Advertentiën 10 cent per regel en maal. Reclames SO per rs^a Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Oent per plaatsing Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die «q naslaan Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 1 'iui. Alle slakken voor de Redacfüs bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «endest aan «leut Uitgever Hoogstraat 172 OP DEN UITRUK. Indie is voor velen een gesloten boek. Wat de meeste menschen er van we ten, zijn nog herinneringen uit de School of het heeft betrekking op span nende gebeurtenissen, zooais de ge schiedenis van Atjeh en het vermoorden cvan zendelingen, en de uitbarsting van ;ulkanen in zee of te land, waardoor ellende verspreid is rondsomme. Men weet nog zoowat van een Oostindische Compagnie, van slavendienst, van Mo hammedanen, van opium, van afgoden, maar overigens heeft Indie nimmer onze aandacht getrokken, 't Is ook zoover weg en 't zijn maar heidenen en we hebben in eigen ons Land al met zooveel moeilijkheden te worstelen, dat we ons aan Indie al weinig kun nen gelegen laten, 'tls zoo; nochtans er wonen daar een 50 miilioen men schen, voor wie Nederland verantwoor delijk wier Koningin de onze is, wier geestelijk en zedelijk en stoffelijk leven ons niet onverschillig mag zijn, omdat ze door historische toestanden sinds een drietal eeuwen aan ons Volk en Vaderland verbonden zijnwaar tal onjer zonen en dochteren hun brood vdienen waar de godsdienst die we belijden nog weinig ingang heeft ge vonden. Dat Indische Volk is onze belangstelling waard, omdat het een overwonnen volk is, dat we wel veel goeds gebracht hebben, maar dat ook ons niet weinig voordeelen geholpen heeftonze schatkist gesteund en on zen handel uitgebreid heeft en aan tal van Nederlanders gelegenheid ge schonken om een eervolle plaats in te nemen in de samenleving. Indie is onze belangstelling waard doch het zijn slechts de Staatslieden geweest, die er zich hoofdzakelijk mee bemoeid hebben met 't oog op de ba tige of nadeelige saldo'smet 't oog op de winsten of verliezen voor de schatkist, hetzij deze verliezen en win sten ontstonden uit oorlogen en oog sten en belastingen en voortbrengselen en landaanwinning enz. enz. hetzij uit regeeringsmaatregelen tot steun van een ingezonken Volk. Alleen de Staats lieden bemoeiden zich met Indie om der schatkist wille; omdat de Wet toezicht eischte; om de verdrietelijk heden niet nog grooter te maken, maar te waken, dat er dan toch eindelijk eens een tijd aanbrak, waarin men van Indie voor goed af was. Voor goed afniet om de landerijen te verkoopen aan Engeland of Duitschland, maar om van het verdriet af te zijn, dat er elk jaar over die heidensche landen gediscussieerd moest worden en vaak hevig gestreden. De Staatslieden be moeiden zich met Indie niet, omdat ze 't zoo lief hadden, maar om de moeite, die ze er mee hadden, zoo gauw mo gelijk van de schouders te kunnen werpentrouwens, de staatslui hadden met Nederland al genoeg te tobben en te sukkelen en dan nog dat Indie, waarvan de meeste Kamerleden toch zoowat niets afwisten. Van de 100 waren er eens een of twee geweest en die een of twee waren nog maar in een heel klein stukje van dat reus achtige Land geweest', en die een of twee waren er ook niet heengegaan om als Naomi, in armoe, terug te ko men ze kwamen er meesttijds met welgespekte beurs van daan en deze een of twee Kamerleden vertelden dus ook niet alles, wat ze gezien en zelf wellicht gedaan en ondervonden hadden, zoo ten goede als ten kwade. De Staatslieden bemoeiden zich alleen met Indie en ze moesten hun stem uitbrengen, kijkende door den bril van die een of twee. die er eenige jaren geweest waren. Tot dat men algemeen tot de overtuiging Jcwam, dat er een onderzoek moest ingesteld worden en dat regeeringspersonen er heen moes ten om te gaan bestudeeren dat Volk en die toestanden. En zoo langzamer hand wordt de sluier opgelicht. Ook door den invloed der Kerken, die hun roeping meer getrouw worden en zen delingen sturen. Ook door de woelin gen der Chineezen en andere indringers wier actie we moeten controleeren. En zoodan weet men tegenwoordig meer van het geestelijk en stoffelijk leven der Indiërs dan jaren her. Niet meer de Staatslieden alleen spre ken over Indie, maar ook zeer velen van 't Volk vragen naar kennis aan gaande de Indiërs. En dat is nood zakelijk. Vooral tegenwoordig, nu ook in Indie kwaad zaad gezaaid wordt. Nu China en Japan hun revoluties hebben en hun onmondigheid afwer pen. Nu China en Japan zich zelf gaan voelen en de westersche beschaving invloed gaat oefenen op deze volken. Nu ook de Chinees in Indie met re volutionaire ideeën rondloopt en onrust stookt onder de bevolking. Nu er ver binding komt en is tusschen de on ruststokers op Java en de revolutionaire elementen in 't zoogenaamde Hemel- sche Rijk, zooals de Chinees zijn Vaderland pleegt te noemen. Het Ne- derlandsche Volk kan en mag niet onverschillig blijven omtrent Indie, want er staan groote dingen op 't spel. Nederland telt 6 miilioen menschen en ze hebben 50 miilioen broeders in Indie. Maar China telt 400 miilioen zielen, die op de 50 miilioen loeren om ze in te lijven. Machteloos, totaal mach teloos staat Nederland tegenover China, als dit Land waarlijk eens zijn macht ging ontplooien in Indie. Wat zouden wij met ons kleine Indische legertje de millioenen van China kunnen tegen houden. En dan rekenen we met Japan nog niet. Neen I waarlijk de toestand is onzes inziens niet heel helder! De toekomst niet zoo mooi. En daarom moeten niet alleen de Staatslieden, maar heel Ne derland zich met Indte gaan bemoeien en belangstelling gaan voelen voor dat Land der Bruinen, v oor ónze Bezittin gen met een 50 miilioen inwoners, aan onze geestelijke en stoffelijke hoede toevertrouwd. Er komt dan ook gelukkig meer onrust in Nederland over t toekomstig lot van Indie, juist, waar 't zoo dicht gelegen is bij het brandpunt van on rust in 't Oosten. Want ook, gaan we Indie verliezen, dan zijn we een groot stuk van ons crediet kwijt in de we reld. Nederland heeft nog naam onder de volken ook door zijn onmetelijke koloniën maar raken we deze laatste kwijtoch, wat is dan nog het kleine Landje aan de ZeeDaarom ieder probeere van dat Indie meer te lezen en meer te hooren. De zending te steunen. Zendingsgeschriften ijverig aan te schaffen. En op de hoogte te blijven door de dag- en weekbladen van dat Insulinde, dat zich slingert om den Oceaan. Meer belangstelling kan groote onheilen afwenden, die onzes inziens van China en Japan dreigen. Chineezen. Wij hadden ons hoofdartikel ge schreven, toen we onderstaand be richtje lazen. Wel opmerkelijk De door een Comité te Batavia op touw gezette actie tot het ver- leenen van geldelijken steun aan de vrijzinnige partijen in Nederland bij de verkiezingen, het volgende jaar te houden, heeft ook buiten de kringen van Europeanen de aan dacht getrokken. Verschillende Chineezen schreven -voor aanzienlijke bedragen in Er zijn er in Indie tal van libera len, die geld bijeen brengen voor een verkiezingsfonds in 1913, om onze Kamer om te zetten en 't Christelijk kabinet te verjagen en Chineezen dra gen ook aanzienljke sommen bij. Dit zijn waarschijnlijk handelaars en marktbezoekers, die van onze poli tiek schade hebben. De opium kwestie zal hier ook wel een rol spelen De sluiting van pasars of markten op Zondag idem. Het nauwere toezicht op die heeren idem. En omdat die Chineezen van ons Christelijk Kabi net en van den Gouverneur-Generaal niet heel veel plezier hebben gaan ze de liberalen steunen om zoodoende meer vrijheid te krijgen. Althans zoo stellen we ons den gedachtengang van die Langstaarten voor. Ze gaan dus woelen tegen ons Land door hun re laties met China en tegen ons Kabinet door hun aanzienlijke sommen. Die Chineezen moet men in de gaten houden. t Vredespaleis. Heel den Balkan is in onrustmaar 't hindert niet, want in den Haag staat 't vredespaleis te pronken. Da's je ware. Italië en Turkije zijn sinds een jaar in oorlogmaar wat deert hetin den Haag staat het vredespaleis. Da's je ware. Frankrijk zoekt het meesterschap over de Middellandsehe Zee maar wat wou zoo'n heerschappijin den Haag staat 't vredespaleis, o zoo'n mooi ge bouw met een mooie poort ervoor, ge schenk nog al van den Duitschen kei zer. En zoo'n paleis met zoo'n mooie poort, uitgevoerd door een Duitschen professor is toch maar je ware. En in Afrika schiet men de Marok kanen dood en sjachert men met Engeland over stukken van Egypte, maar dat geeft allemaal niets't is 't sop in de kool niet waardin den Haag staat 't vredespaleis en zoolang dit er is.schiet men elkaar maar voor de aardigheid dood en loeren de Koningen en Keizers zonder mee- nens op, buit en bout. Toch een mooi ding. zoo'n vredes paleis. 't Heeft schatten gekost, maar nu komt er dan vrede ook. Vrede in heel Europa en dat, je kan het haast niet gelooven, alleen door dat paleis. De gedachte aan dit gebouw brengt beroering in de hoven van Duitsch land, Engeland, Frankrijk, Italië en Oostenrijk en Rusland. Die Landen beven als de gezanten over den hoogen torenspits berichten overseinen. En dan die poort van den Duitschen keizer En men prijst Nederland gelukkig, zeer gelukkig, dat 't een vredespaleis heeft, want nu denkt Duitschland er niet aan om ons in te palmen't is bang voor dat paleis; 't gaf zelfs een mooie poort ten geschenke, om 't Frankrijk te laten zien, dat Elzas en Lotharingen volstrekt geen reden tot vijandschap behoefden te zijn. Och, och dat vredespaleis Treu rig aanschouwen bij zooveel Euro- peeschen wrevel. »Mag het of mag het uiet?« Die vraag wordt gedurig gesteld en niet het minst door en onder ons christenvolk. En daar is reden voor. Wij leven in een zondige wereld en wij dragen bij onszelf een zondig hart om, zoodat het waarlijk geen wonder is, dat we gedurig het peillood eens moeten uit werpen, om te onderzoeken, of ons scheepje soms stranden kan. Nu zijn er menschen in soorten. Gij hebt er, met een »zéér« ruim geweten. Dat is zeer gemakkelijk. Al wat in hun voordeel is of voordeel belooft, weten zij goed te praten. Dat is geoorloofd. In elk geval niet beslist verboden. Zijn zulke menschen »vroom,« dan heb ben ze in hun kerkbijbel driemaal onder streept het woord van Paulus; Gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders 1 Maar de ern stige vermaning, die hij er op vo'gen laat, komt hun minder in 't gevlei en dies laten zij die weg. 't Moet al heel raar gaan, wanneer ze een zaak niet weten te rangschikken onder de 2>middelmatige dingen«, waar omtrent broeders elkander niet lastig vallen mogen. En dan zijn ze klaa'. Dan hebben ze den Bijbel mee ImmersEen ieder zij in zijn eigen ge moed ten volle verzekerd, zegt de Schrift. En hun gemoed kan nu eenmaal aardig wat verdragenMen valle hen dus niet lastig 1 Ik wou wel, dat zulke menschen wat meer vreeze hadden voor Hem, die harten en nieren proeft en ook dat »gemoed« binnenst-buiten keert, zoodat voor Hem niets verbolgen, maar alles naakt en ge opend is Er zijn ook andere lieden. Beoefenaars van geestelijke »sport Redeneerende redetwisters. Die een vraagof iets mag of niet mag aangrijpen en er een ganschen winter aan den huiselijken haard en bij de buren, de praat over hebben. Zooals een wereldling met de biljartkeu schermt of ongeduldig de kaarten schudt, rondziende of ook één 'n partijtje met hem maken wil, zoo hebben zij hun twistvragen bij de hand en kijken rond, wie het tegen hem opnemen wil, En met name de vragen, of iets mag of niet mag, zijn dierbaar in hun oog. Ner gens zijt ge voor hen veilig. Ja, bij be grafenissen laten ze u soms nog niet met rust. Zij willen niet overtuigd worden. Willen ook niet overtuigen. Maar ze willen strijden- Dal is hun liefhebberijhun krachthun spert. Tegenover zulke menschen moet ge wei eens onbeleefd zijn en hun eenvoudig geen antwoord geven. Doch er is nog een soort. Dat zijn zij, die werkelijk in onzekerheid verkeeren. Die geen licht hebben in eenige zaak en nu hun best doen, om licht te krijgen en te weten, hoe ze zich gedragen zpllen. Met dezulken is een ernstig gesprek mogelijk en profijtelijk, vaak voor vragen en antwoorden beide ook al zouden ze soms want ook dat komt voor nog niet zoo dadelijk tot een resultaat ge raken. Zoo zag ik mij eens voor de vraag ge steld, of het een christen geoorloofd was den »meer en meer gebruikelijken wegc te volgen en in een der bladen een adver tentie te plaatsen, om zoodoende een huis vrouw te verkrijgen. Ik zie sommigen reeds opschrikken. Dat is »wereldsch,« zeggen zij. Een oogenbliksken geduld! Daarmee moeten we voorzichtig zijn. Ik heb den tijd gekend, dat beproefde vromen veroordeelden het rijden op een fiets. En dat zij evenzoo het meisje met toelieten het haar met kuifkammetjes en dergelijk toilet-gerei in de hoogte te brengen, wijl het vallen moest, zooals God het gescha pen had. Beide heette »wereldsch.« En al weet ik nu zeer wel, dat een christen niet mag opgaan in wielrensport en dat een christinne niet mag pronken met de vlechtingen heurs haars toch z?l het oordeel dezer vromen, hoe goed ook gemeend, weinig instemming meer vinden. Evenwel daarmee wil ik allerminst toegeven, dat de »gebruike!ijke« weg, dien de wereld inslaat, voor den christen geoor loofd is. 'k Heb er ernstige bezwaren tegen. Maar al te vaak wordt er een »grap« van gemaakt. En de jongelui, die de ant woorden ontvangen en met elkaar er de grootste schik van hebben, zijn laffe flauwerds, die verdienden uit elk fatsoenlijk gezelschap gestooten te worden, als ze niet wegschuil- den achter de anonymiteit van een annonce Doch ook, als 't ernst is Dan heb ik mijn bezwaren. 't Is vaak traagheid of blooheid, die een jongman beletten, zelf uit zijn oogen te zien naar de vrouw, die hem past. Beide moeten overwonnen. Een goede vrouw vraagt en krijgt men van den Heere. Net als ons dagelijksch brood. Doch voor beide moet den weg der middelen worden ingeslagen. Wie geen stap verzet ten en geen woord spreken durft, om tot een vrouw te geraken en 't met een adver tentie denkt af te doen, die is lui. Lui,, op dat bepaalde punt. De luiaard nu zal gescheurde kleederen dragen, ook al omdat hij niet bijtijds een vrouw trouwt, die ze verstellen kan. Weet de jongeling zelf geen weg, wel hij heeft ouders, of broeders, of vrienden, of geestverwantenhet is een eerlijke, Gode gevallige zaak, hij kan er gerust voor uitkomen en menigeen is door goeden raad aan een beste vrouw geholpen Zoo blijft er, dunkt mij, al weinig te zeggen over, voor die »meer en meer ge bruikelijke weg.« Dus in elk geval af te raden Neen, dat zeg ik niet. Ik heb zelf een geval gekend van een ambtenaar van geref. belijdenis, die door de Regeering naar een streek gezonden was, waar niet anders dan roomschen en modernen woondenuren ver van geest verwanten verwijderd. Op zijn eenzamen post had de man een »hulpe« tegenover hem, méér dan anderen noodig. Ik weet, dat het hem een zaak des ge-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1912 | | pagina 1