Woensdag 2 October 1912
Antirevolutionair
27ste Jaargang V. 1803.
Orgaan
voor de Zuidhollandsclie en Zeeuwselie Eilanden.
K-'t
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
s i zonder 50
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad f 7,50; zonder f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
UITGHEYER
SOMMELSDIJK.
Telefoon Interconn. So.
Advertentiën 10 Cent per regel en maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */8 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
1 Advertentiën wordeD ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 unr.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie tranco toe te zenden aan den Uitgever.
Dr. Colenbraader beweerde in de
Gids, dat het zwakke punt der clerica-
len dit was, dat ze zich veel meer met
de vraag bezighouden, wie de school
zal betalen, dan hoe de school zoo
voortreffelijk mogelijk zal zijn.
De schrijver bedoelt dus, dat de
offervaardigheid gaat slinken door de
subsidies die de Bijz. Scholen ontvan
gen; bedoelt, dat door de Staatshulp
in finantieelen zin de zucht naar geld,
naar subsidie vermeerdert en dat onder
den invloed van Mamon nu 'de liefde
voor de school en het beginsel ver
duistert.
We snappen niet, hoe de schrijver
zoo iets zeggen kan. In de eerste plaats
mag toch, zonder eenige onbillijkheid
te betrachten jegens eenige andere
school of jegens eenig ander beginsel
de voorstander van Bijz. Onderwijs
vragenwie zal de school betalen
Die vraag is hem al 50 jaar opgedron
gen door de praktijk der Liberalen,
die kort en goed antwoorddenDe
Op. School zal door het Rijk en de
Gemeente betaald worden, maar de
Chr. School betaalt ge uit eigen zak.
Op dit oogenblik, nu de toestand ver
anderd is en 't recht eenigermate
triomfeert, komt die vraag luider dan
ooit naar voren en geven we
zelf ook een antwoord terwijl
we vroeger moesten zwijgen door de
onmacht van 't volk achter de kiezers.
Natuurlijkwie zal de School betalen
En we danken er hartelijk voor om
de Bijz. School uit eigen zak te main
teneeren, als de Openbare ook niet
uit eigen zak geholpen wordt.
Maar in de tweede plaats. Hoe kan
men een School zoo voortreffelijk mo
gelijk maken, als de Openb School
onze fondsen rooft. Neen, neen I de
voortreffelijkheid van een School gaat
niet buiten fondsen omer moet geld
zijn voor boeken, kaarten, meubelen,
salarissen enz. enz. Een lekkere trak
tatie wil iedere huismoeder, maar als
ze 't zelf moet betalen, draait ze eerst
't dubbeltje nog eens om, vóór ze 't
uitgeeft.
Maar in de derde plaatsweet de
schrijver dan niet, dat de clericalen
alles in 't werk stellen om de School
zoo voortreffelijk mogelijk te doen zijn;
dat doen ze om 't kind, dat ze lief
hebben en waarvoor ze verantwoor
delijk zijn; dat doen ze om het be
ginsel, opdat het niet daardoor gesmaad
zou wordendat doen ze om de kin
deren van de Op. School af te krijgen,
waar het heusch ook zoo voortreffelijk
niet is; dat doen ze omdat het hun
plicht is, want ze verdienen aan die
School hun brood.
In de inleidende rede, door dr. De
Visser gehouden op de Jaarvergade
ring der Christelijk-Historische Unie
komen dingen voor, die we gaarne
onderschrijven, maar ook sommige
andere verklaringen zijn ons niet erg
duidelijk. Zoo zei hij
Deze echt-Nederlandsche gedach
ten (ze worden door De Nederlander
gepropageerd door mr. Lohman)
zijn voor ons de Christelijke-Histo-
rische beginselen.
Wat zijn dan »deze« gedachten 7
En dr. De Visser duidt ze aldus aan
Zij toch bieden een krachtig mid
del tot bevordering van des volks
zedelijken en stoffelijken bloei.
Zij wijzen ons een vaste lijn, waar
langs wij voor afdwalingen in aris-
tocratischen of democratischen kas-
tegeest worden bewaard.
Zij stellen ons in staat een prin-
cipieelen strijd te voeren zonder dat
de waardeering van tegenstanders
afgemeten wordt naar hun verhou
ding tot ons.
Zij doen ons rustig in het heden
op de grondslagen van het verleden
voortbouwen, met passend gebruik
van 't goede, dat ons het heden biedt.
Zij prijzen ons als historische
beginselen« de beginselen van ont
wikkeling, vooruitgang, evolutie aan,
en geven ons tegelijk als Christelijke
beginselen een keursteen in handen,
om daarbij het kwade van het goede
te onderscheiden.
Maar de antirevolutionair wil pre
cies hetzelfde. Geen enkele zinsnede,
hierboven geciteerd, of de antirevolu
tionair kan ze met volle vrijmoedig
heid onderschrijven.
Als dat dus de »echt« Nederlandsche
gedachten zijn, dan is elke antirevo
lutionair een »echte« Nederlander,
wat trouwens de waarheid is en vóór
tegenspraak niet vatbaar.
Zóó zou dus een Christelijk-Histo
rische als twee druppelen water op
een Anti gelijken en dat zou hij
ook, als de Christelijk-Historischen
Kerk en Staat wat beter onderscheid
den als ze de Ned. Herv. Kerk uit
hun program schrapten, zooals de
Anti's elke kerk schrappen en alle
kerken, politiek gesproken, op gelijken
voet willen beschouwen en behandelen.
En uit de Jaarvergadering bleek dit
ook wel, toen Art. 171 der Grondwet
aan de orde kwam, dat door de Grond-
wets-Commissie gewijzigd istoen de
subsidie aan de Geref. Kerken aan de
crde kwam. Toen raakte heel de ver
gadering in extase; toen vlogen de
veeren omhoogtoen siste het boos
heid en werd aan de Coalitie den
oorlog verklaard.
De Chr. Historischen moesten de
Kerk met rust latendan waren ze
in velerlei opzicht onze broeders en
p rtijgenooten. Maar nu ze Kerkje gaan
spelen in de politiek zijn ze, met hun
»echte« Nederlandsche beginselen op
dat punt beslist onze tegenstanders
en is hun streven on-Nederlandsch, in
strijd met de vrijheid, die ze zoo zeggen
te begeeren en voor te staan.
In diezelfde vergadering zei dr. de
Visser tot de Christelijk Historische
vergadering
Onder de grieven, die tegen de
Colalitie bestaan ga ik die voorbij
van hen, die altijd, wanneer een
zeker Kabinet een tijd aan 't bewind
is, naar verandering verlangen en
uit louter variatiezucht met den
dag harder over 't bestaande oor-
deelen.
Ga ik ook die voorbij van hen,
die zouden wenschen, dat de Regee
ring des Lands alleen met hun in
zichten, hun belangen, met hun man
nen rekening hield.
Ga ik ook die voorbij van hen,
die meesters zijn in het afbrekenen
dwergen in het opbouwenof helden
met de penmaar kinderen in de
praktijk.
Keurig gezegd 1 En er zijn toch
zoo'n hoop van die stuurlui aan den
wal.
Kritiek op een Kabinet: ze moet
en mag er zijnmaar dan alleen, als
blijkt, dat zonder eenig bezwaar de
beginselen hadden kunnen worden
toegepast en 't dan niet is geschied.
Als de Ministers lokken naar de
tegenpartij, terwijl ze de eigen partij
in 't zonnetje zetten.
Als ze mild zijn voor den tegen
stander, maar schriel voor den voor
stander bij benoemingen, subsidies,
commissies, enz.
Maar geen critiek is noodig, als 't
Kabinet niet anders handelen kon,
dan 't deed, gezien de toestanden,
waarin het verkeert, of die 't ontmoet.
In en buiten de Kanier.
Tuinbouw.
Voor Moes- en Bloemtuin enz.
Voor Huis en Hof.
Het zwakke punt?
Niet erg duidelijk.
V
Mooi gezegd.
Amice I
De politieke molen maalt weer. Aller
oogen zijn naar Den Haag gericht. Voor-
loopig draaien de persmannen het orgel.
De liberale b'aden, en vergeet de socialis
tische niet, ijn druk in de weer om het
Christelijk Ministerie bij het volk in een
ongunstig daglicht te plaatsen. De opzet
is duidelijk. Het zaakje moet in 1913 be
klonken worden. De liberalen begeeren de
meerderheid in de Kamer te hebben, en de
Christelijke partijen natuurlijk in de min
derheid. Wilt ge wel gelooven dat ik soms
zit te schudden van lachen 't Is misschien
verkeerd van mij. Ik kan er echter niets
aan doen. Ge ontmoet soms in uw leven
„optimistische ongelukkige menscken." Ge
zegt dat zoo iets niet mogelijk is, want
„optimisme" en „ongeluk" sluiten elkaar
volkomen uit. Toch blijkt dat ons denken
niet altijd met de werkelijkheid van het
leven klopt. Er zijn menschen, die ge tot
de armen moet rekenen, en die rond gaan,
bedelende om een stuk brood. Ze wanen
zich rijk. Ik heb ze ODtmoet, die ik pas een
stukje wit geld van mijn pover inkomen
had gegeven, en die mij oogenblikkelijk
vertelden dat ze het o zoo goed hadden.
Ze zeiden te verdienen ongeveer een 2000
gulden per jaar. Nu weet ge, dat ik bij
lange na dat inkomen niet heb Ik zou liet
u wel op de cent af kunnen zeggen,
'tls echter onnoodig. Gij weet hoe het
bij mij in huis gaat. Rijkdom is mijn deel
niet. lederen dag moet overleg gepleegd
worden om eerlijk rond te komen. Mijn
vrouw zegt mij wel eens, „wel man, hoe
kom je er bij aan lui die zeggen zooveel
inkomen te hebben nog een gave te geven
Werkelijk, amice, mijn vrouw is dan wel
eens boos. Ze snapt het leven niet vol
doende. Ze verstaat het niet dat er „opti
mistische ongelukkigen" zijn personen, die
zich uitgeyen graven, baronnen, jonkheeren
te zijn, doch die tijdelijk door onrecht geen
beheer hebben over hunne landerijen enz.
Het zijn diep ongelukkige lui. Zoo lang ze
nog één cent op zak hebben, wanen zij
zich rijk, al behooren ze tot de dakloozen.
Pessimist zijn ze, wanneer die ééne cent
verteerd is. Geeft iemand hun weer één
cent, dan zijn ze weer de ouwe Jan. Ze
dragen het hoofd fier op, fluiten een deuntje,
en stappen alsof ze den koning te rijk zijn.
Bij dit soort ongelukkigen vergelijk ik
de liberalen. Ze verkeeren thans in een
toestand dat ze in de minderheid zijn, en
dus geen cent op zak. »Geen duit
kunnen ze in het zakje doen." Dat doet
hen zeer. Voor dit oogenblik zijn ze „pes
simist." De wereld ligt glad verkeerd. Ze
razen en tieren geducht. Het Christelijk
Ministerie zit hun in den weg. De coalitie
is hun een doorn in het oog. De heele boel
loopt in de war, zoo zeggen ze. Natuurlijk
blijft de kritiek op het beheer van lands-
gelden niet achterwege.
Een Minister van finantiën die in uit
zicht stelt een Tariefwet, is te dom om
uit zijn oogen te kijken
Verbeel je, de gelden staan goed, en toch
begaat die man de dwaasheid om rijks-
gelden door de Tariefwet te versterken
Zij zouden het anders doen. Gelijk de »op-
timistische ongelukkigenu geteekend,
zouden ze eerst de laatste cent verteeren,
voordat zij aan versterking van geldsmid-
delen zouden denken.
Zij leven er echt op los, als een „vroolijk
Fransje" of gelijk ik wel eens een dronken
troep hoorde schreeuwen „zoolang de lepel
in de pappot staat."
Nu zeide ik u, dat mijn vrouw soms
boos was, wanneer ik de „optimistische
ongelukkig.-n" een gave gaf. 't Gaat helaas
zoo menigeen, die zijn oor te luisteren legt
aan de dwaasheid der liberalen. In plaats
te denken, en naar waarheid te denken,
„och, de man is ongelukkig genoeg," gaat
men de „verstandelijk handelende" men
schen tegenstaan, begint mede te mopperen,
helpt de diep ongelukkigen niet, maar werkt
mede om het ongeluk der ongelukkigen nog
grooter te maken.
Ik vertrouw dat gij uw kennissen ernstig
zult waarschuwen, opdat we het ongeluk
niet weer beleven een tweede ministerie De
Meester te krijgen. Daar zou het op afgaan,
indien ons land nog niet iets ergers over
kwam nl. mr. Troelstra op het torentje of
Minister van Finantiën. Ge zult snappen dat
we aan „binnen* zijn!!! Geloof me dat de
kar zou stooten
Minister Kolkman is wel zoo verstandig
dat hij tracht de finantiën in goede orde
te houden, 't Gaat hem als een goede huis
vrouw. Zij ziet iederen dag de kleeren 'der
kinderen na, stopt de gaten in de kousen
wanneer de kinderen te bed zijn, al waren
die gaten voor 't oog der menschen in de
schoenen verborgen. Ze rekent en rekent
nog eens, en laat de geheele wereld praten,
wanneer deze zegt, dat er aan haar niets
is voor de conversatie. Zij zorgt voor haar
huis. 't Siert haar. Zij wint de liefde van
haar man en kinderen. Zij dwingt achting
af bij ieder die het waarlijk wel meenen.
Al dat liberale geklets over Minister
Kolkman doet mij denken aan vrouwen
die altijd bij den weg zijn. Achterklap en
laster blijft niet achterwege. Het huis wordt
„doorlekkende* en het eind is dat alles
vergaat. Een ruïne blijft er over. Daar gaat
't heen, wanneer de „optimistische ongeluk
kigen* hun zin kregen. Op de puinhoopen
zouden »de rooien* de overwinningsteeke
nen plaatsen.
't Is treurig dat veler oogen daarvoor
gesloten zijn en blijven. Om het ongeluk
lacht men en om het geluk treurt men.
Men gaat liever naar een stierengevecht
om bloed te zien, dan genoegelijk in huis
te verkeeren. De mensch strijdt voortdurend
tegen zijn geluk. Toch vertrouw ik dat
>onzet mannen voet bij stuk zullen hou
den, en ijverig zullen werken dat niet de
„optimistische ongelukkigen* de meerder
heid krijgen. We leven in een omgeving
waar nog veel te doen is.
Het land der Watergeuzen bv. behoort
niet aan een Roodhuyzen, maar aan een
man met een Geuzenkop. Laat men in
den Brielle en omliggende dorpen ijverig in
de weer zijn. Verstoppertje spelen doen
kinderen, of struisvogels.
Hierbij laat ik het deze keer. Mijn groet,
MARNIX.
Thomasslakkenmeel of een andere Phos-
phorzuur meststof.
In deze en in de volgende weken is de
bemesting in vollen gang. Dan worden er
heel wat balen, heel wat waggons slakken-
meel en kainiet uitgestrooid Die beide
meststoffen vormen in hoofdzaak de herfst-
bemesting. Men noemt ze in één ademze
hooren bij elkaar. Af en toe rijst echter de
vraag, naar aanleiding van aanbiedingen,
bij land- en tuinbouwvereenigingen inko
mende »Is het slakkenmeel niet te ver
vangen door een andere, minstens gelijk
waardige en goedkoopere phosphorzuur-
meststof
Behalve Thomasmeel, superphosphaat en
beendermeel alle erkend goede mest
stoffen heeft men de laatste jaren nog
andere gekregen: Algiersphosphaat, Agri-
cultuurphosphaat en de Bernardphosphaten.
Men kan ze in één adem samenvatten:
ruwe phosphaten, waarvan men in ver
schillende landen lagen aantreft, en die
uitsluitend ouoplosbaartricalcium phosphaat
driekalksch phosphorzuur) bevatten. Zij
worden gebruikt voor de fabricatie van
superphosphaat, waarbij door behandeling
met zwavelzuur het phosphorzuur oplosbaar
wordt gemaakt. Voor rechtstreeksche be
mesting kouden ze niet dienen, hoe vaak
men het ook beproefde. Niet omdat ze als
zoodanig totaal waardeloos, werkeloos
bleken, maar het effect was in den regel
gering, slechts in enkele gevallen, onder
bijzondere omstandigheden van eenige be-
teekenis.
Soms biedt men den land- en tuinbouwer
een phosphorzuurmeststof aan zooals
den laatsten tijd het Bernard-phosphaat
welke van ruw phosphaat door verhitting
op een hooge temperatuur heet bereid te
zijn. Door die behandeling zou dat phos
phaat dan in bemestingswaarde zijn ge
stegen. Evenweldoor een eenvoudige
verhitting van een krijtphosphaat, als het
B.-Ph. is, worden wel de koolzure verbin
dingen ontleed, maar niet de phosphorzure
kalk, zoodat het B.-Ph., al moge het ge
gloeid zijn (wat op grond van het groote
koolzure-kalkgehalte moet worden betwij
feld), niettemin als een ruw phosphaat
moet worden beschouwd.
Hoe over de ruwe phosphaten in het
algemeen moet worden geoordeeld, kan
voldoende blijken uit de volgende aanhaling
van Louis Decoux, Belgisch landbouw
ingenieur
Slechts op zure gronden kan een ge
deelte van het phosphorzuur der ruwe
phosphaten oplosbaar worden door de
zuren van den bodem bij een gebruik voor
de eerste maal. Zoodra echter de zure aard
van den bodem verdwenen is, houdt ook
op zijn vermogen om het ruwe phosphaat
op te lossen, en blijft dit zonder werking.
Men heeft beproefd, het phosphorzuur van
het ruwe phosphaat opneembaar te maken,
door het te gloeien. De proeven, die met
dit gegloeide phosphaat genomen werden,
zijn volkomen negatief uitgevallen. De
heeren Molinari en Ligot van Staatsproef-
station te Luik publiceerden hun uitkom
sten met de volgende slotsomDe gebrande
ruwe phosphaten, gemalen, bij haver aan
gewend, hebben voor den practischen land
bouw, noch in den grond, noch in zand-
cultuur, beduidende resultaten gegeven,
terwijl de Thomasslakken zich geheel en
al werkzaam toonden.*
De uitkoinsten der Belgische onderzoekers
Smets en Schreiber stemmen hiermee ge
heel overeen. (Slot volgt.)
Oude wijsheid.
Acmar Ben Kharidja, een Arabisch ge
schiedschrijver in de 2e helft der 16e eeuw,
schreef een boek over het huwelijk, waarin
ook voor onzen tijd nog wel wat te leeren
valt. Daarin legt hij er den nadruk op, dat
men, alvorens in het huwelijk te treden,
zeer goed het karakter van de vrouw, die
men trouwt, moet kennen. Trouw niet, zegt
hij, met: 1. een klaagster, dat is zij, die
niet ophoudt met klagen en zuchten en er
steeds over spreekt dat zij ziek isdaar
komt niets goeds van2. een vleister, die
zich bij haar man aanprijst door te zeggen
Dit of dat heb ik voor je gedaan, opdat
je er plezier van zal hebben; 3. een ver
kwistende vrouw; dat is zij, die naar alle
nieuwe voorwerpen kijkt en haar man
dwingt ze voor haar te koopen; 4. zij, die
door haar deugd wil schitteren, dat is
degene, die de spijzen afwijst, maar haar
deel alleen in een hoekje stilletjes verorbert.
Opvoeding.
Heeft men bij kinderen te doen met een
geval van lekkerbekkerij, dan is in het be
lang van 't kind streng en standvastig
optreden bepaald noodig, dan moet het kind
door kleine hoeveelheden aan den smaak
wennen (het doen van een verhaaltje onder
het eten verricht dikwijls wonderen), en bij
onwil een kleine straf, waaronder de ge
zondheid en de voeding niet lijden, als geen
toespijs, enkel brood of zoo wat, gegeven
worden. De ouders bewijzen hun kinderen
werkelijk een weldaad, wanneer zij ook dit
punt in de opvoeding niet verwaarloozen,