1 I Zaterdag 14 September 1912. 27s1® Jaargang N°. 1798. EEBSTE BLA33. .He Ster" Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES Rotterdam voor de Zuidhollandsclte en Zeeuw^ehe Skilanden. 't Ambtsgebed en de Bevolu- tietijd. Man tel magazijn Tijdens de verbouwing wordt de opruiming voortgezet. I ts r i Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent. n zonder 50 Buitenland bij TOOrnitbetaling met Zondagsblad f7,50zonder f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. W. BOEKHOVEN. SOMMELSD1JK. Adrertentiën 1.0 cent per regel en maal. Reclames SO per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/ï maal. Dienstaanvragon en MenstaanMedingen 50 Gent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 unr. Alle stukken voor de Redacts bestemd, Advertesitfësi en verdere Administratie franco toe te «enden aasi den tUItg-ever -O J De Staten-Generaal hadden een Ambtsgebed met den Naam Jezus Cbristusmaar de Revolutietijd onder den invloed der Rede schrapte dien Naam, en werd het«Goed en aan biddelijk God, enz.« De directie van den Levantischen AT handel en navigatie (zeevaart) in de Middellandsche Zee te Amsterdam, in 1625 had in dit jaar een zeer treffend gebed, waarin o.m. deze woorden .tot welken eynde wij hier nu wederom in Uwen Naam sijn vergadertwij bidden U, dat gij ons alle wilt stereken met Uwen Heiligen Geest ende genade. Dat bidden wij U, o Getrouwe Godt en hemelschen Vader, om de verdiensten Uwes lieven Soons Jesu Christi wille, die met U ende den Heyligen Geest leeft en re geert in eeuwigheid. Amen. Dit gebed werd omstreeks 1800 afge schaft en de eerste woorden werden Goedertieren God en Vader van alle menschen. - C Ten tijde der Republiek werd, om de godsdienstige beginselen bij den rechter te verlevendigen, elk rechtsge ding door een gebed geopend. Onder Koning Lodewijk Napoleon, 1806-1810, verdween deze bepaling. In de Instructie voor de burgerlijke rechtbanken werd voorgeschreven, dat de vergadering met een gebed zou geopend worden (22 Aug. 1799), welk gebed aldus begon Algenoegzaam Opperwezen. Wij bidden U om Uwen bijstand De Naam van Jezus komt er niet in voor. In de Instructie voor 't Gerechtshot werd hetzelfde gebed gebeden en dus kwam ook daar de Naam van Jezus Christus niet voor. De Hooge Militaire Vierschaar der Bataafsche Republiek ingesteld, be paalde in Art. 1 van 't reglement van orde, vastgesteld den 17 Sept. 1802, dat de vergadering zou geopend wor den met gebed, dat aldus begon God van hemel en aarde. Als rechters nedergezeten zijnde Dit bidden wij ootmoediglijk in den Name van onzen Heer en Zaligmaker Jesus Christus. Amen. Bij art. 2 van het reglement van orde voor de Tweede Kamer werd vastgesteld dat de griffier een gebed zou voorlezen. Het begon aldus Aanbiddelijke God, die door Uwe oneindige wijsheid het heelal .regeert en ons geroepen hebt tot het bevorderen van de onafhanke lijkheid van dezen Staat, van de vrijheid en welvaart van deszelfs ingezetenen, wij bidden U en om Uwes Zoons Jezus Christus wille verwachten mogen. Amen. In dit gebed werd dus de Heilige Naam weer opgenomen, maar bij de vaststelling van het reglement van 25 Sept. 1815, werd 't gebed afgeschaft. De Provinciale Staten van Gelder land werden geopend door een predi kant met een gebed volgens besluit van 11 Febr. 1595, welk gebruik stand hield tot 1795. Óp 6 Maart van dit revolutiejaar werd het ingetrokken en vervangen door een ander, waaruit de Naam Jezus geschrapt werd. Noch tans waren er toen leden, die dit met hun geweten niet konden overeenbren gen en op 14 Mei werd op hun aan drang dit Provinciale gebed weer aan gevuld met de woorden Dat bidden wij ootmoediglijk door Uwen eenigen Zoon Jezus Christus onzen Heer en Zaligma ker. In Nijmegen had men volgens be sluit van 7 Maart 1595 een gebed dat aldus luidde Onse hulpe bestaat in den Naam des Heeren, die hemel en aarde geschapen heeft. Dat bidden wij ootmoedelijck door Uwen eeni gen Soone Jezum Christum, in wiens Naam wij U aanroepen met 't allervolmaakste gebedt Onze Yader enz. Dit gebed was tot 1794 in gebruik. In 1801 en 1802 werd er geen gebed gelezen. In 1803 en 1804 kwam het gebed weer te voorschijn. Van 1804-16 geen gebed gelezen. Van 1816-51 een ander gebed. In 1851 is het afgeschaft. Het zou ons geen moeite kosten uit de provincies en de steden van het oude Nederland aan te toonen, hoe de Revolutiegeest zich op 't gebed wierp om dat te verminken of 't af te schaf fen hoe op tal van plaatsen de Naam van Jezus Christus werd weggenomen en de gebeden werden aangevangen met allerlei aansprekingen van God. Maar wie al die gebeden doorleest en de discussies er over, dankt er nochtans God voor, dat de mannen der Rede niet overal hun meening hebben kunnen doordrijven dankt er God voor, dat ondanks de stormen van Godverzaking en Godsontkenning, er toch nog tal van mannen waren tal van Elia's uit Achabs dagenbe- hoorende onder de 7000, die hun knie voor Baal, den Tijdgeest, niet hadden gebogen; en die de Macht Gods en Zijn genade om Christuswille nog bleven erkennen De Revolutiebeginselen hebben op geestelijk terrein veel kwaad gesticht en nog in onze dagen, zijn't diezelfde beginselen van Liberalen en Radicalen en Socialisten, die vijandig staan tegen de erkenning van Gods algenoegzaam - heid en alomtegenwoordigheid. De Rede, in haar edelste uiting, kan nog een God erkennen maar in haar oproerig streven wil ze God van den troon halende mensch-god wil op den troon om er den God-Menseh af te rukken. Toch schaamtshalve beroept die oproerige rede zich op »eerbied« zooveel eerbied heeft ze voor God, dat ze Hem verzwijgt en ze Hem ner gens wil erkennen. Schaamtshalve spreekt ze van «eer- bied«omdat ze wel weet, dat het Christendom 't niet dulden kan, dat die Naam Gods zou verzwegen worden of totaal miskend. We prijzen elke Gemeente gelukkig, waar 't gebed is ingevoerd. Liefst zagen we den Naam Jezus gebruikt maar iedere Gemeente moet weten, wat ze voor den Hartenkenner kan verantwoorden en als dan de Naam Gods plechtig door de Raadszaal klinkt, is er contact tusschen hemel en aarde. Heerlijk is 't, voor we »zaken doen« met elkaar in den Raad, eerst eens «zaken te doen« met den Koning der Hoogstraat l?£ Koningen en God der goden. En als de Raad de zaken eens minder met de menschen, maar eens meer met God behandelde, zou er meer zegen vloeien en meer goeds geschieden. Koode Dinsdag. Verleden jaar was er een groote Socialistische optocht bij de opening der Kamer. Zoogenaamd om propa ganda te maken voor 't Algemeen Kiesrecht, wat een smoesje was. Hoofddoel was om tegenover den stoet van 't Gezag, nl. de Koningin te kunnen stellen de stoet van de Kracht. De Koningin zou als hoofd van den Staat, als vertegenwoordiger der Macht, als draagsteï van 't Gezag de Kamer openen mr. Troelstra zou die handeling in de schaduw stellen, ver- kleineeren door met zijn Kiesrecht- betoogers ook de straat op te gaan. Koninklijke macht moest in de schaduw door de macht van het zoo genaamde proletariaat. De Haagsche Burgemeester doorzag dat, onnoozel genoeg, verleden jaar niet en liet den stoet passeeren. De Koningin bleef toen thuis. En de So cialisten in der nopjes, dat zij 't ge wonnen hadden. In 1912 zouden ze nog eens hetzelfde herhalenin nog grooter massamet nog meer vaan dels en schilden en opschriftenmet nog meer enthousiasme en opge togenheid. Stop! De Haagsche Burgemeester heeft er nu een schotje voor geschoten en de betooging gaat niet door. De Koningin komt de Kamer openen en Troelstra's gezelschap mag toekijken. Zóó is de zaak in orde. Willen de Socialisten voor 't Alge meen Kiesrecht ijveren, ze gaan eiken dag, eiken Dinsdag hun gang. Ze kunnen overal vragen om optochten te houden, biljetten aan te plakken, spreekbeurten in de open lucht te organiseeren alles goed en welmaar van de Kameropening blijven ze af: dat is de dag van 't Nederlandsche Volk in zijn geheel, en niet van eenige Socialistische betoogers. De Kameropening is een Koninklijke daad voor de 6 millioen onderdanen, en leidt in, een jaar van arbeid voor 't gansche' Volk. Daarom legge nie mand ooit op dien dag beslag. Het Gezag, de Wetgever opent 't arbeids jaar daarom blijven de onderdanen er af. Ook mr. Troelstra en wie hij voorts zij. Men kijke toe en hoore de Troonrede en zoo noodigmen levere daarop critiek. Dat recht bezit ieder. OP DEN UITKIJK. God geeft ze. En dan springen ze wel zoo in 't oog, dat ze vanzelf komen op de plaats, waar ze zijn moeten. s:. 'VA: fell mS. pk, ver- 5679 |en Ik ibrugge zal dan de |kt. 0. B. P. O. C. Irstrekte me- Onderlinge landbouwers 11 Juli 1912, Loan p.jaar f 111,247 273.401 79,111 30,778 79,510 25,240 219,319 285,689 230,547 38,371 f 1,373,308 lincie zijn er [landbouwers raar de klok li het aantal .14,764 loon. pgzame men- inoeite van [gedekt: niet risico van 't 11e mogelijke pans in Zuid eiland geen llen. En lang getroffenen beds ter ver- lessenturis te ihthuizen die ;ijn oog sloeg gesticht (Dir. tterdam. De Rekening van .tselijke leden ongevalaan- l bij ons in. 1, die bij de eens onver- zekefden be- ntstaan zijn zaamheden« te geven op niet altijd .mheden met ls blijkt 't uit ok niet. Een ,1s plaats van orzaak ha- hand gesne- len getwijfeld ,ts had, maar a of de plaats gebruik was de haver ge- i op last van i welke hand >vendien is 't in de pink, e onduidelijk ianleiding tot ulke of 't on- ïgeval is. Het ijs stellen op ongeval. Niet tond kunnen n bedrijfson- onder langen nof rechts- den Ghef van aar óók voor irectie gaarne ndbouwwerk- gevallen lieb- leden dit punt de opzending oeite daaraan ogen door de Secretaris. UITGBY1S Telefoon Intercoms», lo. f. Die 'k spreken moest, stond aan de telefoon. 'n Gek gehoor, als je er zoo bij staal en het halve gesprek hoort. Wat ten monde wifgaat, hoor je, maar wat door de gehoorbuis ter core ingaat, dat hoor je niet. 't Is net zoo mal, als wanneer een mensch de rechterhelft van zijn gelaat met 'n masker bedekt en je de lin kerhelft zien laat. Er werd daar gesproken. Ben je met je eigen gedachten bezig, dan word je daarin gedurig gestoord door den luisteraar, als-ie zelf aan 't spreken gaat. En heb je geen gedachten op dat moment, dan ga je onwillekeurig luisteren, of je verstand de kous ook aanbreien kan, zoo datje te weten komt, waar't eigenlijk overgaat. Hoe 't nu met mij op dat oogenblik stond, weet ik niet. Of ik in gedachten stond of zonder gedachten was, kan ik niet zeggeD. Wel weet ik, dat plotseling al mijn aan dacht op de telefoon gevestigd was, toen ik met blijkbare verbazing hoorde vragen Dr, Kuyper, zegt u? En even later wist ik hetZijne Excell. dr. A. Kuyper, minister van Staat, lid der Tweede Kamer voor het hoofdkiesdistrict Ommen, ,had wegens toenemend oorlijden en hardhoorigheid, ontslag aangevraagd. Toen had rk genoeg le denken. Veertig jaren gingen mijn oog voorbij. En ik begreep, dat het een historisch oogen blik was, waarvan we de beteekenis maar niet zoo dadelijk ten volle kunnen bepaleD, doch eerst in de toekomst kunnen vaststellen. Het beteekent toch niet meer of minder dan zijn terugtreden uit de actieve politiek. Hij wordt géén »emeritus.« Al zou hij er, reeds verder op zijn jaren gekomen, meen ik, dan Groentoen hij zijn emeritaat nam, er ten volle recht op hebben. De ïtwee deuren naar de straat* mogen dan langzaam maar zeker gesloten worden nog zijn voor hem »de zon en het licht en de maan en de sterren* niet verduisterd nog beven »de sterke mannen* niet God geve, dat bet nog een wijle dure, eer ook hij gaat naar zijn »eeuwig huis.* Zijn hand voert nog de pen. Zijn hoofd denkt nog helder. En, wie weetwat vrucht hem nog ge geven wordt in den ouderdom te dragen. Want zoó kent ons calvinistisch volk zijn leidsman wel, dat het hem zich niet anders voorstellen kan, dan werkende zoolang het voor hem dag is. Daartoe spare de Heere hem! Geve hem geen >wintersche ouderdom. Maar een herfst des levens, die nog schoone vruchten drage Edoch hier staat een mijlpaal. Van den kansel bracht God hem eerst naar de Katheder. Vandaar op de banken der volksvertegenwoordiging; [toen in den raad der Kroon thans heeft Gods voorzienighe'd hem teruggeleid in de stille studeercel. Hij moge daaruit nog 'n enkelen keer opstaan, om zijn broederen op hun landdag toe te spreken en te bezielen als de strijd evenwel op 't heetst ontbrandt, dan moet hij voortaan als Mozes op den berg achterblijven late de Heere 't ons niet aan de Jozua's ontbreken, die dan staan kunnen aan 't hoofd des legers Waarom niet één jaar gewacht? Die vraag wordt onwillekeurig gedaan. De adviezen zijner geneesheeren geven daar afdoende antwoord op. In de woel'ge Kamer; bij de hoogst belangrijke debafien, die voor de deur staan, kan hij als aanvoerder en woordvoer der der club, zijn plicht niet meer doen. 't Was al soms lastig. Door anderen moest hij zich over den stand en den loop der debatten laten in lichten. Aan het afdeelingswerk, waarbij uiteraard gewoon gesproken wordt, kon hij geen deel nemen. De inspanning van 't hooren benadeelde zijn gestel, 't Werd, na kortstondige beterschap, nu weer erger En toen nam hij zonder aarzelen 't be sluit, niet te wachten, maar te gaan, waar God hem klaarblijkelijk dit werk uit de handen nam. Wij hadden 't anders gewild. In 1905, toen de vrijzinnigheid hem zoo smadelijk verjoeg, was déze wensch in 't hart van al ons volk, dat hij, als de vrij zinnige staatkunde fiasco zou gemaakt heb ben, wederkeeren mocht op de plaats, vanwaar men hem had verjaagd. 't Heeft niet zoo mogen zijn. En wij berusten in Gods bestel. Hij deelt eenigszins het lot van Keuche- nius, die hier op aarde evenmin satisfactie ontving van den smaad waarmee men hem overladen had. Maar dat deert toch niet. Want verre boven zijn persoon, gaat bij dr. Kuyper zijn werk. En dat staat vast, al moge dan ook een vrijzinnig werkmans- blaadja onlangs smadelijk meenen, dat dr. Kuyper's levenswerk op het punt staat ineen te storten. Pijnlijk is zeker dit afscheid. 't Doet altijd zeer, wanneer men een deel van zijn werk moet opgeven, omdat de krachten te kort schieten. Toch geloof ik niet, dat dr. Kuyper nu zoo shing* aan zijn Kamerzetel. Kamerlid was hij, omdat hij daarmee 't best arbeiden kon, aan wat hij nu veertig jaren lang beschouwde als zijn levenstaak, maar niet omdat het Kamerleven zelf hem zoo aantrok. De studeerkamer en de vrije tribune der pers waren hem liever, 't Is nu 25 jaar geleden, in de fel-be- wogen doleantie-dagen, dat hij in een zijner strijdbrochures de woorden neerschreef »Aan het Kamerleven ontkwam ik.« En als hij in diezelfde brochure een ant woord geeft op de vraag, door vijanden en twijfelvrienden gesteld>wat wil jdr. Kuyper toch dan komt daar van een hernieuwd Kamerlidmaatschap n'ets in en sprak zich uit, de man van studie, die aan rustigen arbeid in de studeerkamer verre de voorkeur gaf. Iu 1894 kostte 't heel wat moeite, hem zóó ver te krijgea, dat hij zich bij de Ka merverkiezingen beschikba3r stelde en toen alleen nog maar voor de behandeling der Kieswet. Eerst in 1897 bij z'ch geheel voor den Kamerarbeid. Zoo gaat het meer. God brengt ons vaak waar we nu uit onszelf niet in de eerste plaats zouden heengegaan zijn. Voor onze Kamerclub is dr, Kuyper's terugtrekken een groot verlies. Het legt ons in 1913 een gewichtige taak op en daarom wil ik iets zeggen. Iemand als dr, Kuyper vervangen dat gaat niet. Zulke mannen maakt men nietmen leidt hen niet opmen zoekt ze ook niet en kiest ze niet, na vergelijkend examen In de Kamer missen we nu den generaal en chef. Niemand zal zich teruggezet ach ten, als we dr, Kuyper zoo noemen en meenen, dat die plaa's in de Kamer voors hands door onze partij niet kan worden bezet. Maar we hebben wel goede aanvoerders. In de Kamer en daarbuiten. 't Zal nu zaak zijn, met Gods hulp te zorgen, dat de besten hunner in de Kamer komen, 'als er weer gestemd moet worden. We staan er gelukkig beter voor, dan toen in '73 de >afgevaardigde voor Gouda* 't eeist in de Kamer kwam. Nog zijn ze schaarsch, onze mannen, waaruit men Ka merleden en straks ministers snijdt. Maar ze zijn er toch. De beste hunner naar 't Binnenhof, dat moet straks onze ge dragslijn zijn. Zoo eeren we Kuyper's gedachtenis als Kamerlid 1 UITKIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1912 | | pagina 1