SEKSTE BLAC.
Zaterdag 17 Augustus 1912.
27sle Jaargang N°. 1790.
Antirevolutionair
Orgaan
voor de ZiiidliollamlM'lie en Zeeuwsclie Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
Art. 171 der Grondwet en de
herziening of de zilveren
koorde langer.
„DE STEK"
Zie onze
Opruiming. It
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag,
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
n zonder 9 50
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50zonder ƒ4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
W. BOEKHOVEN.
SOMMELSD1JK.
Advertentiën 10 eent per regel en i/1 maal, Reclames >0 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/i *aal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten irorden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaau
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
AJ8e stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis
Hoe luidt dit artikel nu en hoe zal
het wellicht worden. Het luidt nu zoo
De tractementen, pensioenen en
andere inkomsten van welken aard
ook, thans door de onderscheidene
godsdienstige gezindheden of der-
zelver leeraars genoten wordende,
blijven aan dezelfde gezindheden
verzekerd.
Aan de leeraars, welke tot nog
toe uit 's Lands kas geen of een
niet toereikend traktement genie
ten, kan een traktement toegelegd,
of het bestaande vermeerderd
worden.
Dit artikel 171 is dat der zilveren
koorde van de Kerk aan den Staat.
Wordt de Grondwetsherziening een
voldongen feit, dan zal deze koorde
langer worden en zullen ook de Gere
formeerde Kerken en allerlei andere
groepen van den Staat subsidie ont
vangen en wel voor elke 1000 leden
f 455.
Het nieuwe artikel 171 zal dan lui
den:
Aan de godsdienstige gezindhe
den welke of welker leeraars thans
gelden, onder welken naam ook,
uit 's Rijks kas genieten, wordt
een jaarlijksche uitkeering toege
legd, bedragende het door elke
dier gezindheden of hare leeraars
in 1912 genotene behoudens het
bepaalde in het 4de lid. Onder
het genotene wordt mede verstaan
hetgeen in 1912 uit 's Rijks kas
aan pensioenen voor oud-leeraars
en voor de weduwen en weezen
van leeraars en oud-leeraars is
uitbetaald.
Aan de overige thans bij de
Regeering bekende gezindheden,
welke en welker leeraars tot dus
ver geen gelden uit 's Rijks kas
genieten, wordt een jaarlijksche
uitkeering toegelegd, bedragende
voor elk vol duizendtal 455 gld.
Aas gezindheden, ontstaan door
splitsing van een of meer der in
de eerste leden bedoelde gezind
heden, wordt uit 's Rijks kas een
jaarlijksche uitkeering toegelegd,
bedragende voor elk vol duizend
tal leden 455 gld., indien die ge
zindheden overigens voldoen aan
de vereischlen door een algemeene
wet te stellen.
Elke tien jaren te beginnen met
1921 wordt de jaarlijksche uit
keering aan elke der gezindheden,
in de eerste drie leden bedoeld,
met 455 gld. verhoogd of verlaagd
voor elk vol duizendtal, waarmee
het aantal harer leden blijkt te
zijn toe- of afgenomen.
Enz. enz.
Een kleine opmerking vooraf. Art.
171 is een der artikelen uit het Zesde
Hoofdstuk, dat ook bevat artt. 167—
168—169—170—171—172 en 173, alle
7 handelend over »deGodsdienst«, en
sommige aitikelen zullen ook veran
derd worden. Nog meer't opschrift
zelfs wordt veranderd.
Nu nog is 't het Zesde Hoofdstuk
der Grondwethet wordt het Achtste.
Nu nog is het opschrift: »Van de
Godsdienst« het wordtVan de vrij
heid van Godsdienst, de Godsdienstige
gezindheden en de openbare Gods
dienstoefeningen.»
Art. 167 zal voortaan luiden
Ieder belijdt zijn godsdienstige
meeningen met volkomen vrijheid.
Deze vrijheid ontheft niet van de
verantwoordelijkheid ingevolge de
Strafwet.
De laatste regel is een zachter vorm
voor de oude redactie, waar stond
behoudens de bescherming der maat
schappij en hare leden tegen de over
treding der strafwet.
Art 168 luidt in het Zesde hoofd
stuk Aan alle Kerkgenootschappen
in het Rijk wordt gelijke bescherming
verleend.
Het art. zal voortaan luidenAan
alle godsdienstige gezindheden in het
Rijk wordt gelijke bescherming ver
leend
Art. 169 luidt in het Zesde hoofd
stuk: De belijders der onderscheiden
godsdiensten genieten allen dezelfde
burgerlijke en burgerschapsrechten en
hebben gelijke aanspraak op het be
kleeden van waardigheden, ambten
en bedieningen.
Het art. zal voortaan luidenDe
uitoefening van burgerlijke en staat
kundige rechten en de benoembaarheid
tot openbare ambten en bedieningen
is onafhankelijk van eenige geloofsbe-
belijdenis.
Art. 170 luidt in het Zesde hoofd
stuk Alle openbare godsdienstoefe
ning binnen gebouwen en besloten
plaatsen wordt toegelaten, behoudens
de noodige maatregelen ter verzeke
ring der openbare orde en rust. Onder
dezelfde bepaling blijft, de openbare
godsdienstoefening buiten de gebou
wen en besloten plaatsen geoorbofd,
waar zij thans naar de wetten'en de
reglementen is toegelaten.
Dit artikel zal voortaan luiden
Openbare godsdienstoefening binnen
gebouwen en besloten plaatsen is vrij,
behoudens de noodige maatregelen
ter verzekering der openbare orde en
rust, openbare godsdienstoefening bui
ten gebouwen en besloten plaatsen is
geoorloofd, behalve ingeval naar aan
leiding daarvan de openbare orde en
rust dreigt te worden verstoord.
Dan volgt het artikel 171, dat der
zilveren koorde, om aan alle gods
dienstige gezindheden 455 gld. te geven
bij een 1000 tal ledenmen zou het
wel kunnen noemen. Ret artikel, waar
alles om gaat.
Zeer zeker, als men het opschrift
»Van de Godsdienst» verandert is
goed, wan| het hoofdstuk handelt niet
over den Godsdienst, maar over de
Vrijheid om dien te belijden. Zeker,
het is goed als men 't woord Kerkge
nootschap laat vervallen en daarvoor
schrijftGodsdienstige gezindheid
zeker, het is beter om de Kerk niet
zoo kwaadaardig aan te zien als de
oude wetgever dat deed met zijn
waarschuwing tegen strafwet, rust
en ordeverstoring enz. maar de hoofd
zaak is en blijftHet geld, de Staats
subsidie voor de Kerken, die er nu nog
niet van profiteeren.
Over die zilveren band in een vol
gend artikel, waarin we het ontstaan
MANTELMAGAZUN
van die verhouding zullen aantoonen
en de gevolgen daarvan op kerkelijk
terrein en voorts de licht- en scha
duwzijden van den nieuwen toestand,
waarin ook de Gereformeerde Kerken
komen kunnen en alle andere gezind
heden, die van het Staatsgeld zullen
willen gebruik maken.
Begeven we ons dan niet op kerkelijk
terrein Ja, omdat de Grondwet en
hare wijziging daartoe roept. De
Grondwet bemoeit zich met de Kerk
en dus is de Kerk in de staatkunde
van ons Land allernauwst betrokken
betrokken van eeuwen heren betrok
ken sinds 1815 en 1816, sinds 1830
en 1886, toen die verhouding aller-
scherpst op den voorgrond trad.
We wenschen dus het artikel 171
alleen van den wettelijken kant te
bezien met de gevolgen, vóór en na-
deelen.
OP DEW UITRIJR.
Zij zeggen't Is veranderlijk, omdat de
menschen van zienswijze veranderen. Wat
in de i8e eeuw slecht heette, kan in de
20e eeuw als een deugd worden aange
prezen.
Land- en Tuinbouw.
Volledig mesten.
UITGEVER
Telefoon loterconn. 91 o. 2.
z
HOOGSTRAAT
172.
»Stuiver_tje wisselen*, zegt men.
Men kent er de beteekenis van.
Voor óns staat van de grondlegging der
wereld tot aan het einde der eeuwen vast,
wat goed is of kwaad, recht of onrecht,
zedelijk of onzedelijk, deugdzaam of slecht.
Voor onze tegenstanders niet.
Wij zeggen 't Staat vast. omdat de Heere
God zijn ordinantiën dienaangaande gaf.
Lang was dit theorie.
Want de christelijke ideeën zitten met
taaie regelen vast in het volk.
Wijze* heeren mogen het deugdzaam
heeten, als b.v. de man zijn vrouw verlaat,
omdat hij zegt, geen liefde meer vèor haar
te gevoelen en »onzedelijk«, als de echtge-
nooten alevel bij elkander blijven.het
volk zal nog lang den man, die zijn vrouw
liet zitten*, met ketelmuziek thuisbrengen,
als hij zich vertoonen durft.
Maar toch, de gestadige droppel holt
den steen uit.
Ook het volksgeweten verslapt.
En het ^stuivertje wisselen* komt in alle
klassen der maatschappij in de mode, zóó
dat het kwade goed geheeten wordt en ook
door de publieke opinie geprezen wordt.
Dan is 't ver gekomen met 'n volk 1
Gelukkig zijn we bij ons zóo ver nog niet,
maar in Frankrijk, dat nog steeds blijft aan
de spits der revolutionaire ideeën is dat
2-stuiver'je-wisselen* als een nationale sport
geworden, waarmee de geestelijke gezond
heid der natie verdubbeld wordt.
Een kleine historie, die we dezer dagen
lazen, spreekt meer dan boekdoelen.
'tls gebeurd te -Parijs.
Met een zeker echtpaar Block.
De heer Block had een flinke zaak, was
voor die zaak nog aleens op reis, maar had
het geluk, terugkeerende zijn vrouw te ont
moeten, die hem op de handen droeg en
hem het leven zoo aangenaam mogelijk
trachtte te maken.
Volgens eigen getuigenis, hiélï hij ook
veel van zijn vrouwzij was een model
van een echtgenoote, een uitstekende op
voedster hunner kindereneen vrouw, lijkt
het wel, die hoewel het Spreukenboek niet
kennende, veel eigenschappen had, welke
Salomo aan de ^deugdelijke huisvrouw*
toeschrijft.
Alle gegevens voor een gelukkig huwelijk
waren dus voorhanden.
Er kwam nog meer bij.
De heer Block kon zelfs op zijn huis
vrouw min of meer lrotsch zijn. Voor 't
geluk is dit allerminst noodig, want het zijn
vaak de edelste planten, die schier onopge
merkt bloeien, terwijl de trotsche bloem,
die hoog reikt met den stengel, weieens
behooren wil aan een vergiftige plant.
Maar toch moet naar waarheid getuigd,
dat zijn huisvrouw bevallig en schoon van
aangezicht heeten mocht, terwijl zij ook als
schrijfsters wel eenigen naam had gemaakt,
zoodat haar pennevruchten de algemeene
opmerkzaamheid trokken.
En toch wat gebeurde er
De man werd zijn vrouw ontrouw.
Daar was een andere, aan wie hij zich
verslingerde en die hij naliep.
't Was een vreemd geval.
Want die andere was ouder dan zijn
eigen echtgenoote, lang niet zoo knap van
uiterlijk, lang niet zoo begaafd.en een
vrouw zónder hart.
't Was zoo vreemd, dat een Fransch
dagblad-reporter, deze zaak onderzoekende,
en hoewel Parijsche journalisten op dit ge
bied anders wel wat gewoon zijn, niet kon
nalaten te vragen »Maar m'neer Block,
hoe kwam u er toch toe, om voor zulk
een vrouw uw eigen echtgenoote ontrouw
te worden
En let op 't antwoord.
Schaamde de man zich
Neen, allerminst. Hij vond het heel
gewoon. Hij had zelfs over 't geval kalmpjes
weg wat gefilosofeerd jen gjaf nu het cynische
antwoord: »Wel, ik denk.... omdat ik
een man ben als alle andere mannen*.
Met al z'n heidensche filosofie en cynische
wijsbegeerte, moest de man toch nog der
waarheid getuigenis geven Als een Kajafas,
die pleitte voor Jezus' dood. Want
hij heeft gelijk.
Niet anders bedoelt en zegt het Gods
Woord, wanneer het ons zoowel den man
als de vrouw den mensch teekent, gelijk
hij van nature is.
Geneigd tot alle kwaad.
De Schrift teekent hem ons o m. als zich
vroeg opmakende, een iegelijk naar zijns
naasten huisvrouw.
Doch ziehier nu het ^stuivertje-wisselen.*
De demonische omkeering van de orninan-
tiën Gods.
De Schrift predikt bekeering. Stelt de
noodzakelijkheid der wedergeboorte. Om
waarlijk »mensch« te zijn en te blijven. Om
te wórden >mensch*, zooals hij eenmaal uit
Gods handen »goed« voortkwam. Ja, om
méér te worden dan dat.
Maar neenzoo oordeelt de moderne
wijsheid niet.
Die zegt, dat de mensch zich niet ver
anderen kan en kent geen Heiligen Geest
meer, die 't hart vernieuwt. Hij is wat
hij is. Moet zich daartegen maar niet ver
zetten. Dat helpt toch niet Hij moet >zich
uitleven*. Alle mannen zijn zoo, meent deze
filisoof, dus ik ben het ooken ik kan
dus niet and rs doen, dan de neiging des
vleesches en de begeerlijkheid der oogen
maar stil opvolgen.
Doch de historie is niet uit.
Mevr. Block kwam er achter.
Had meer rust noch duur.
Ging haar mededingster opzoeken, en
smeekte haar, dat ze toch een gehuwden
man niet langer van zijn wettige vrcuw af
houden zou.
Maar 't baatte haar niets.
De andere lachte haar uit en zei ruw
Ik heb hem en houd hem.
Ook hier dus weer een totale omkeering
der goddelijke ordinantiën, dien den band
des huwelijks heilig noemen En verheerlij
king der vrije liefde*, die neemt wat ze
krijgen kan en geen huwelijk erkent.
Mevr. Block is radeloos.
Maar ze heeft nooit geleerd, waarheen
ze met a! haar smart vluchten kan.
»Hij komt de wrake toe. Ik zal het ver
gelden I* zegt God.
„Doch de mi derne wijsheid neemt de wraak
in handen en zoo trok deze vrouw dan ook
een revolver voor den dag en schoot haar
mededingster dood.
Ze deed dus een moord.
Waarvoor misschien een rechter verzach
tende omstandigheden laat gelden, doch
die haar schuldig stelt, diep schuldig voor
God en menschen.
Maar zie nu, wat gebeurt.
Van alle kanten stroomen toe de betui
gingen van sympathie.
Stapels brieven komen in.
Als een voorgangsters, een heldin, wordt
zij bewonderd
Alsof daar ook maar iets heldhaftigs aan
ware, een weerlooze vrouw, die op niets ver
dacht is, onverwachts een kogel door de
borst te jagen Gevaar is er niet bij, want
de ervaring leert, dat geen Parijsche jurry
in een dergelijk geval het wagen zal over
een vrouw het ^schuldig* uit te spreken.
»Bravo, lieve vriendinheet het.
2-Uitstekecd gedaan!* schrijft een ander.
En een derde betuigt»Ik zou eveneens
gehandeld hebben
Ze verdringen zich als 't ware, om de
met bloed bevlekte hand der moordenares
te mogen kussen. En dat zijn de vrouwen
van stand, van aanzien, van geboorte, die
zoo handelen,En de »filosoof«, de
ontrouwe man is eveneens over zijn vrouw
in de wolken en hoopt, dat ze maar spoedig
tot hem zal terugkeeren.
j>Zij zal in mij een trouw en liefhebbend
echtgenoot terugvinden*, zegt hij.
Er is niets nieuws onder de zon
In de dagen van Jesaja heette het alreeds
■2. Wee degenen, die het kwade goed heeten
en het goede kwaad die duisternis tot licht;
stellen en het licht tot duisternis, die het
bittere tot zoet stellen en het zoete tot bit
terheid
Wat óns aangaat
Dat het zout toch niet smakeloos worde
Laten wij des te meer door de genade
des Geestes ons heil zoeken in de onder
houding van Gods geboden, want daarna
is groote loon. En vooral ook prenten we
vroeg onze kinderen de geboden des Hee
ren in, opdat ze er, oud geworden niet
afwijkenUITKIJK.
Hieromtrent een kort artikeltje, waarin
wij slechts op een enkele belangrijke zaak
de aandacht willen vestigen, welke nog
maar al te vaak wordt voorbijgezien. Vol
ledige bemesting! Zoo zoetjes aan dringt
het tot de meesten onzer tuin- en land
bouwers door, wat men hieronder verstaat.
Men meent althans het te begrijpen. Vier
voedingsstoffen moeten worden gegeven
kali, phosphor zuur, stikstof en kalk. Zoo
houdt men zich voor, en dat is goed.
Evenwel, al wordt dit in acht genomen,
daarmee is nog volstrekt niet altoos aan
den eisch van: volledig mesten, voldaan.
Ook hierop dient geletof bij de bemes
ting de vier voedingsstoffen in de juiste
onderlinge verhouding voorkomen, welke
verhouding natuurlijk niet steeds dezelfde
is, doch door de verschiliende behoeften
der onderscheidene gewassen wordt bepaald.
Die verhouding is dus uit den aard der
zaak niet in 't algemeen aan te geven,