Zaterdag 20 Juli 1912,
27*w Jaargang N°. 1782.
voor de Zuidhollandsclie en Zeeuwsclie Eilanden.
EEESIE M.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
zonder 50
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50zonder ƒ4,50 per jaar.
ifeonderljjhe nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
Advertentiën 10 oent per regel en i/1 maal, üeolames ÏU per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nnr
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den tJifirever
Aan jubel en vreugd niet
meedoen.
In de Tweede Kamer was 3 Juli
jl. aanhangig het Wetsontwerp «Aan
vulling en verhooging van het tiende
hoofdstuk der Staatsbegrooting voor
jGt dienstjaar 1912
Wat was dat voor een Wetsont
werp
't Is ingediend 30 Mei 1912 en dient
om 110 000 gulden op de Staatsbe
grooting uit te trekken voor subsidie
aan de Centrale Commissie voor 't plan
1913, samengesteld op initiatief van
de Maatschappij van Nijverheid.
Wat is dat voor Commissie en dat
Plan 1913 Wel het honderdjarig
bestaan van Nederland als Koninkrijk
(1813—1913) te vieren en dan van
Rijkswege ook eens wat te doen.
Wat wil het Rijk dan doen? Dat
staat in de Memorie van Toelichting.
Daar lezen we: Meer en meer is
men in de laatste jaren hier te lande
tot het inzicht gekomen, dat het een
zaak van groot belang is, om Ne der-
land in den vreemde grootere bekend
heid te geven en in het Buitenland
belangstelling te wekken voor hetgeen
op verschillend gebied hier te lande
wordt gepresteerd. Vooral voor kleine
landen als Nederland is het dan ook
zaak niet achteraf te blijven, doch in
het volle licht te treden, en den vreem
deling te toonen, dat men bestaat,
en dat als een natie met lust tot leven
eu met drang tot verdere ontwikkeling
na een groot verleden. Ons Land is
in de laatste jaren reeds gaandeweg
meer op den voorgrond gekomen, en,
mag het zich al niet met de groote
mogendheden op één lijn kunnen
stellen, op het gebied van werken des
vredes en vooral op dat van het in
ternationaal recht, heeft het zich voor
zeker niet onbetuigd gelaten. De ves
tiging hier te lande van het Intern.
Hof van Arbitrage was voor ons Land
een feit van groote beteekenis en de
voltooiing van het gebouw voor dat
Hof, het Vredespaleis, die in 1913
verwacht wordt, zal aan dat jaar een
bijzondere beteekenis geven. Ook uit
een ander oogpunt zal dat jaar voor
Nederland een meikwaardig jaar zijn.
Dan zal een eeuw verloopen zijn sinds
een groot keerpunt in onze historie,
het begin van een regeneratie (weder
geboorte), die volgde op eene periode
van afbrokkeling van aanzien en wel
vaart geëindigd in eene, gelukkig
korte, vreemde overheersching.
In een dubbel opzicht verdient dus
het jaar 1913 hier te Lande eene bij
zondere viering en bij het bestaan
van het inzicht, waarin hierboven
sprake was, is het derhalve niet te
verwonderen, dat spoedig in vele krin
gen instemming bleek met een plan,
om in verband met die viering de
bekendheid van ons Land te bevor
deren. Dit plan, bekend als het Plan
1913.
Ziedaar dus het doel van 't Plan,
waarvoor een Commissie bij elkaar
kwam, genaamdde Centrale Com -
missie.
Maar hoe wil die Commissie haar
doel bereiken nl. om ons Land in 1913
eens voor vreemdelingen aanlokkelijk
te maken en 't bezoek uit alle wereld
streken te bevorderen. De Memorie
zegt 'tzoo: Het plan komt hierop
neer, dat in verschillende plaatsen van
ons Land tentoonstellingen of fees
telijkheden zullen worden georgani
seerd niet dus, zooals bij eene groote
wereldtentoonstelling, alles op een
plaats zal worden geconcentreerd (bij
eengebracht). Daardoor zal de vreem
deling allicht van elke plaats, waar
zoo'n tentoonstelling is, een meer met
de werkelijkheid overeenkomenden
indruk krijgen. Een bezwaar is natuur
lijk de noodzakelijkheid, dat de be
zoeker van plaats tot plaats moet
reizen doch bij de korte afstanden
hier te lande, mag dit bezwaar nauw-
lijks gelden en een doeltreffende
regeling van het verkeer is dan ook
een van de punten, waarmee de ge
noemde Centrale Commissie zich
bezig houdt. De Commissie rekent
ook tot haar taak het verkeer te ver
gemakkelijken, het hotelwezen te ver
beteren, het gidswezen uit te breiden,
het kennisnemen van toonaangevende
fabrieken en werkplaatsen te verge
makkelijken en alles te doen, wat er
toe kan leiden, dat de reizigers blij
vende betrekkingen met ons landge
nooten aanknoopen.
Voor al die karweitjes vroeg de
Commissie 110 000 gulden, waar
de socialisten vóór stemden; daarbij
was echter een eigenaardig debat
tusschen Schaper en Karnebeek over
den «jubek van 1913, dat we in ons
volgend artikel zullen vermelden.
OP DEN UITKIJK.
«DE STEÏr
Tuinbouw.
Voor Moes- en Bloemtuin enz.
UITGBVEB
SOMMELSD1JK.
Telefoon Intercom**. No. 2.
Wordt vervólgd.)
'k Zal geen »dikke woorden* gebruiken.
En daarom niet spreken van een >teeken
des tijds.c
Maar tóch vond ik 't merkwaardig, wat
een correspondent van een onzer dagbladen
dezer dagen mededeelde.
Hij kwam, uit den aard zijner betrekking
nogal vaak in aanraking met jonge meisjes,
zoo van 18-25 jarigen leeftijd.
Uit de arbeidersklasse.
En uit de kleine burgerij.
En hij stelde aan verscheidene meisjes
't was in een groote stad de vraag
a) of ze haar eigen kousen breien konden
en b) of ze dat ook werkelijk dédeD.
't Resultaat was verrassend.
Slechts 20 procent van deze meisjes
verstonden de kunst, om haar eigen kousen
te breien. En niet meer dan 10 procent,
die 't ook af en toe déden.
De groote meerderheid verstond er niets
van.
Had misschien op school de eerste begin
selen van 't breien geleerd, maar was totaal
vergeten, hoe de breikunst moest worden
uitgevoerd en was niet in staat het-inter-
nationale voetbekleedsel, de kous, zélf te
vervaardigen.
Of dat geen gemis was P
Zij, in haar stad, voelden daar weinig van.
Winkels te kust en te keur.
Kousen, zoo goedkoop, dat je er niet
tegen aanbreien kon.
En als de groote warenhuizen* aan 't
opruimen gingen, ochdan had je voor 'n
schijntje geld jezelf al gauw een uitzet aan
kousen bijeengekocht 1
Mazen of stoppen dat gaat wel.
Al zijn er tegenwoordig al jongedoch-
ters, die haar eigen kousen niet behoorlijk
stoppen kunnen en 't zoo maar wat »bijha-
len,« gelijk ze 't noemen.
Loopen de »stoppen« te smal, nu dan
heeft men de machinale breierijeD, waar
voor niet veel geld, 'n nieuwe voet of 'n
nieuw been wordt aangebreid.
Waarom die kousen-historie?
Om de vraag te stellenGeven wij er
onszelf wel voldoende rekenschap van dat
MANTEL MAGAZjüN
w HOOGSTRAAT
172.
ook in het leven der vrouw langzamerhand
een omwenteling zich voltrekt
't Is 't kousenbreien niet alléén.
Dat is slechts een tymphtooD.
Allerlei echt -vrouwelijke bezigheden ver
dwijnen of geheel of grootendeels, omdat
het zoo gemakkelijk is, maar naar den win
kel te gaan en er te koopen, wat men
vroeger zelf bereidde of vervaardigde.
En nu kan meu kunstmatig de wijzers op
de klok achteruit draaien, doch daar verzet
men niet den tijd zélf mee 1
Ik bedoel, dat we den gang van 't leven
kunnen regelen en corrigeeren, maar niet
veranderen. De vrachtrijder, die toen de
spoortrein in zijn streek kwam en hem het
brood uit den mond nam, met zijn zoons
tusschen de rails ging staan, lange pieken
in de hand, om den trein tegen te houden
en met de zijnen vermot se!d werd
is het beeld van een ieder, die op
zettelijk tegen den loop van 't menschelijk
leven ingaat.
Denk aan het spinnewiel.
Vroeger 't eeremeubel in 't woonvertrek.
Een echt vrouwelijke bezigheid, nietwaar
om van eigen vlas den draad te spinnen
voor 't weefgetouw.
Maar 't moest het verliezen.
't Kon zich niet handhaven.
De fabriek en de machine waren te mach
tig. En men ziqt het niet anders meer dan
als antiquiteit.
En zoo gaat het telkens.
De voorbeelden zijn voor 't grijpen.
De ouderen herinneren zich den tijd,
toen elke boerenvrouw 't als haar hoofdtaak
alméé beschouwde, om aan de wringtobbe
of bij de karnton te staan en zoo het zuivel
zelf te vervaardigen.
Maar dat is uit.
Of 't raakt in de toekomst uit.
Waar eenmaal de fabriek de taak der
vrouw heeft overgenomen, daar dénkt nie
mand er aan, den wijzer des tijds achterwaarts
te draaien.
Doch nu dan de toepassing.
Geven wij er onszelf wel behoorlijk reken
schap van, dat bij veranderde tijden en toe
standen ook een andere opleiding past voor
onze vrouwelijke jeugd P
Ze leeren thuis steeds minder.
Ik heb een oude huishoudster gekend,
die niet lezen of schrijven kon.
Een aarts-ouderwetsch mensch.
Die nu letterlijk in niets met den tegen-
woordigen tijd meeging.
Maar kóken, dat ze konAller-over-
smakelijkst 1 En dat zoowel den gewonen
pot, als allerlei toespijzen, waarvan ze de
recepten in haar hoofd had. Ea in de
mmaaktijd was ze de vraagbaak, een uur
m de omgeving, 't Was 'n lust, wat zij
van appels, peren, pruimen, abrikozen, aard
beien, bessen enz. enz. wist te maken.
Vergeleek met dat dan bij de gelijkna
mige koopwaar uit den winkel dan proefde
men pas 't onderscheid 1
En nu is het toch maar zóó, dat onze
jongedochters thuis minder leeren, danbv.
een eeuw geleden in dagen van de dames
Wolf en Deken. Veel, dat toen door de
handen der vrouwen en dames zélf ging,
wordt nu in winkels gekocht. En zoodoende
krijgen onze meisjes steeds minder opleiding.
'k Bedoel dat niet in feministischen ziD.
'k Wil thans niet een lans breken voor
de opleiding der vrouw tot allerlei mannelijke
bezigheden. Al is 't mijn vaste overtu'ging,
dat de veranderingen in de maatschappelijke
positie der vrouw haar steeds meer zullen
dringen in de richting van buitenhuiselijken
arbeid.
Maar 'k heb het nu over huiselijke bezig
heden.
En dan durf ik de vraag te stellen, of 't
geen lijd gaat worden, dat we de opleiding
onzer joDge meisjes voor deze bezigheden
krachtig ter hand gaan nemen.
Opleiding in vrouwelijke handwerken in
strijken in koken en bradenin huishouden
in stoffen- en warenkennisin poetsen en
stoffen en tafeldienen zelfs.
Men begrijpe dit goed.
Ik wensch geen dametjes school.
Waar nu juist de meer gegoeden es wat
gaan »huishouden« en ^handwerken,* zoo
als ze gaan >tennissen« en >croquetteD.*
'k Zou wenschen, dat er geleerd werde,
en dan perfect 1 al wat een huismoeder
kennen moet en wat haar te pas komen kan.
En dan zoo, dat de kleine burgerij er
net zoo goed van profeteeren kan als de
hoogere standen. Ja, dat het arbeidersmeisje
en de dienstbode des avonds ook nog cur
sussen volgen kunneD.
Over de uitvoering spreek ik nu niet.
De bestaande industrie- en huishoudscho
len voor meisjes hebben veel goeds, maar
ze hebben dit euvel, dat ze de meisjes tot
haar 15e a 16e jaar geheel opvorderen.
Ik zou een opleiding wenschen, die slechts
op een deel van den dag beslag legde Zoo
dat meisjes die thans niet geheel gemist
kunnen worden bv. een paar dagen in de
week, of permanent des morgens of des
middags onderwezen werden. Zoo, dat in
afzonderlijke cursussen ook des avonds de
dienstboden konden proliteeren. Zoo, dat
ook de meisjes van het platteland er wat
aaD hadden. Zoo, dat bv. in verschillende
centra dezelfde onderwijzeressen op verschil
lende dagen of uren onderwijs gaven.
Zoo, dat het eenvoudig bleef dus.
Niet overmatig veel kostte.
Maar zoo, dat we toch niet langer behoe
ven te zeggenVoor onze jongens wordt
veel en steeds meer gedaan doch voor
onze meisjes niets.
Ja, ze kunnen naar de H. B. S. Of naar
het >gym.« Als de ouders duiten hebben
maar is dat nu de opleiding,
die wij voor onze meisjes 't eerst wenschen
UITKIJK.
De zomerweelde openbaart zich niet het
minst in den rijkdom en de pracht van
bloemen. Wat zou de zomer zijn zonder
Flora's kinderen 1 Van die weelde moeten
we zooveel mogelijk genieten binnens- en
buitenshuis. Ook binnenshuis door onze
vertrekken met wilde bloemen en snijbloe
men uit een hof op te sieren. Al zijn het
maar weinige en eenvoudige bloemen, tot
een tuiltje vereenigd, het geeft toch een
vroolijken en gezelligen aanblik. Verfris-
schen is geregeld noodig, want vele bloe
men verwelken spoedig. Maar niet steeds
is het noodig ze door andere te vervangen.
Ten eerste zorge men er voor zooveel mo
gelijk met lange stelen te plunken of te
snijden en doe dit, terwijl ze nog niet ge
heel geopend zijn. Nietwaar, .velen doen
anders: ze plukken de bloemen als ze
reeds op heur mooist zijn, en nemen ook
den tijd van den dag niet in acht. 's Mor
gens in de vroegte moet het gebeuren. Da
gelijks worde het regenwater verfrischt en
daarbij wordt dan het onderste stukje der
bloemstelen afgesneden. Op die wijze houdt
men de bloemen wel een anderhalve week
goed.
Vooral de rozenhof kan ons nu materiaal
leveren. Vindt ge dit misschien jammer?
Meent ook gij nog waarde lezer en geachte
lezeres, dat door het laten uitbloeien der
rozen de struiken gespaard worden Nitts
is minder waar, want juist het uitbloeien
der bloemen onttrekt aan de planten de
meeste voedingstoffen, 't Is daarom aan te
raden de rozen terstond af te snijden, zoo
dra ze haar schoonsten vorm hebben, al
zou men ze alleen tot versiering der woon
vertrekken gebruiken, 't Geeft een dubbel
voordeel. Ten eerste blijft een afgesneden
roos langer goed, als ze wèl verzorgd
wordt, dan een die aan den stam blijft
zitten. Voorts zal de rozenstruik, wanneer
de bloeiende bloemen geregeld worden af
gesneden, een menigte nieuwe knoppen
geven en blijven doorbloeien.
In ieder geval moet men, als de rozen
volop in bloei staan, ze om den anderen
dag nazien en de uitgebloeide bloemen
verwijderen, om te voorkomen dat deze
met de goede in aanraking komen, die
daardoor besmet zouden kunnen worden.
Men verwijdere in den rozenhof ook de
uitloopers aan den voet of den stam der
rozen, welke eenigszins den groei belem
meren. Het besproeien in den avond bij
droog weer is uitnemend om het zooge
naamde w i t tegen te gaan, terwijl het
ook een bestrijdingsmiddel is tegen de
rups. Het beste middel hiertegen is echter
afzoeken, dagelijks afzoeken Ook ter wering
van de groene luis kan besproeien dienstig
zijn. Het in orde houden der bloemperken,
geeft nu geregeld zorg. Vooral bij vochtig
weer zal men de meeste uitgebloeide bloe
men en gele bladeren aantreffenook de
laatste neme men weg. Elke week moeten
de kanten worden afgeplukt of afgestoken,
om het gras uit het perk te houden.
Vuile bloemen en bladeren worden ook
weggenomen. De perken met Knolbegonia's
moeten goed vochtig worden gehouden.
De planten worden begoten met een sproei-
gieter, maar dit is niet voldoendemen
giete ook eens tusschen de planten met een
pijpgieter.
Wat het gieten in het algemeen betreft,
dikwijls wordt gevraagd hoe vaak moet
ik gieten? Die vraag is moeilijk te beant
woorden. Evenmin als de mensch eiken dag
dezelfde behoefte aan drinken heeft, heeft
dat de plant. Al naar het weer is, kan het
gebeuren, dat een potplant dagelijks twee
malen moet begoten worden, om geen ge
brek te lijden, als het warm, zonnig weer
is, terwijl dezelfde plant in 't zelfde jaar
getijde 4, 5, 6 dagen kan wachten, eer ze
begoten moet worden, namelijk bij bewolkte
regenachtige lucht. Als regel kan gelden,
dat men een potplant niet eer mag begieten,
dan wanneer de aarde in den pot begint
droog te worden. Niet stofdroog dat zou
te ver gegaan zijn. Een nauwkeurig opmer
ker zal 't al spoedig aan de plant kunnen
zien of de plant water noodig heeft, daar
natte aarde donker bijna zwart ziet, droge
daarentegen een lichte kleur heeft. Bij groote
potten kan meu nagaan of de aarde voch
tig is, door tegen den pot aan te kloppen.
Is de klank dof, dan is de aarde nat ge
noeg is de klank daarentegen helder, bijna
als een klok, dan is 't hoog tijd om te
gieten.
't Ergst zijn in elk geval die planten er
aan toe, waarvan de eigenaar zegt: »Ik
begiet ze alle dagen en toch willen ze niet
tieren.» Door dat maar door blijven gieten
eiken dag wordt de aarde te nat, te zuur,
leemig, de wortels gaan afrotten en de plant
kwijnt langzaam weg. Zeer verkeerd is het
de planten van onderen door 't bakje water
te geven, uitgezonderd de eigenlijke water
planten als Calla, Cyperus, enz. integendeel
moet, als door 't gieten van boven water
in 't onderstaande bakje is geloopen, dit
worden verwijderd, opdat geen stilstaand
vocht het groeien belet en de wortels doet
bederven.
't Beste water om te gieten is regen- of
rivierwater. Kan men dit niet krijgen en
moet men zich met putwater behelpen, dan
late men dit een paar dagen buiten staan,
eer men het gebruikt, 's Winters moet het
bovendien eerst eenigszins lauw gemaakt
worden. Daar wordt echter ook wel beweerd
Fransche kweekers beweren uit ervaring