m I I I 1 Woensdag 5 Juni 1912. rs. IN. Antirevolutionair 27sle Jaargang iV, 1769. Orgaan voor «Ie Ziihlliolhimlselie en Keeuwsclie Eilanden. eel )EN w m IN HOC SIGNO VINCES Aanpassen, III PEN, PIJPEN W. BOEKHOVEN, HtSU.-_ _,j .„..lyinj:- .--VWiSfe»- i •nis. lire's enz. een jaar waarvan 12-14. ieces chtafel I t ion. JEEiEN (E PRIJZEN Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent. zonder 50 Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50; zonder 4,50 per jaar. Afzonderlijke nnmmers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. SOMMELSDUK. Telefoon Intercomm. No. 2. Advertentiën 10 Cent per regel en maai. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Dieustaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote leuters en lignoKón «Oï-uen óclwkénd naar de plaatsruimte die zij b9tl»«n- Advertentiën wordeD ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. ïijden. 4 nes Lkerlj, teer. 1 14. te koop. shoolstraat in voor het rdeelen. ncurreerende 5951 lie soorten Z. Hd, tee van 9347. 51 pons, :o. ANT. ere. No. 9 nk. en 3 pCt. met drie n 3 V2 pCt. 5539 De Bakkerswet wordt op onder scheidene wijzen beoordeeld. Maar in zoo groote, scherpe woorden als de Haarlemsche bakkerspatroonsvereeni- ging dat eenige dagen geleden deed, hadden we 'tnog niet gelezen. Vol gens dat Ingezonden stuk zou men zeggen, dat er geen grooter liran rondtoog dan Minister Talma; hij lijkt, volgens dat stuk, een monster in menschengedaante, die zoowat alle Jaakkerijen zal afbreken, alle bedrijf P.n den grond boort en alle vrijheid vermoordt. Natuurlijk, die groote woorden oefenen meestal een gansch ander effect dan de schrijvers vermoeden; ze denken er een Minister mee af te breken, en ze bouwen- er hem juist mee op. Iu hun wilden ijver slaan ze hun argumenten in de lucht en hak ken ze met hun botten sabel naar de maanmaar de deskundige en nuch tere lezer ontwaart in zoo'n stuk tegen den Minister alras, waar em de reden van die verbeten woede ligt, nl. dat men bij den ouden sleur, hoe nadeelig ook voor anderen, zelf heerlijke voor - deèlen genoot; dat men, om die voordeelen ten koste van anders noes ten en te zwaren arbeid wat graag zou willen bestendigen en dat de grondtoon van heel zoo'n stuk lower Ggoïsme, puur eigenbelang is, zonder eenig warm gevoel voor degenen die door zoo'n wet geholpen worden uit den misstand, waarin ze al een eeuw zuchten. Dat Ingezonden stuk is dan ook, ons bedunkens, verkeerd »gespron gen« en de indruk is levendig, dat de Minister op 't goede pad is, waar hij den Zondags- en nachtarbeid af schafte. Wat wordt meestal door zulke schrijvers vergeten? Het aanpassen van 'tbedrijt aan den nieuwen toe stand. 't Is een vaste regel, dat iets nieuws altijd tegenwerking ervaartdat men met duizenderlei bekommernissen dien weg inslaatdat men, zich moetende ontdoen van oude gewoonten, zich met de nieuwe in 't begin niet ver zoenen kan. Maar wat bljjkt Dat, als men een poos op de nieuwe manier gewerkt heeft, meu uiterst dankbaar wordt omdat die nieuwe manier zoo veel gemak oplevert. Op alle gebied is 't waar in zijn oude pakje loopt men 't prettigst dat nieuwe pak zit hier te nauw, daar te engen men moet zoo voor zichtig zijn voor kreukels, vouwen, vuile plekken, die er gauw op zicht baar zijn; in zijn oude pakje kan men rollebollenin zijn nieuwe moet men wat stijf loopen. Maar alles komt terecht. En op wettelijk gebied is 'tkrek eender 1 De Kinderwet-Van Houten in 1874; de Arbeidswet in 1889; de Ongeval lenwet van Borgesiusde Arbeidswet van Talma; de Gezondheidswet, de Leerplichtwet: ieder was met bange vreesbezield, dat zulke wetten de vrijheid zouden dooden en 't leven zouden desorganiseeren, uit zijn voegen lichten. En tochalles heeft zich aan die wetten aangepast. De oude woning, hoe geriefelijk ze ook scheen, heeft men verlaten en in de nieuwe heeft men zijn intrek genomen, ja maar men stemt toedie nieuwe is beter dan de oude, hoe huiverig men ook den eers'.en stap in detiieuwe kamers zette. Vanzelf: de wetgever kan tyranniek optreden en dan wreekt zich dat op den duur geducht. Maar over '^gemeen zijn onze Nederlandsche Ministers en Kamerleden voorzichtig genoeg om 't niet al te gortig te maken en gaat 'tin onze Nederlandsche wetgeving voetje voor voetje. Er is in ons volks karakter niets, dat tot hevige revo lutie op wettelijk terrein aanleiding geeft. Eer te langzaam, dan te vlug. Daaromlate men kalm de Bak kerswet afwachten alles recht kom, zeiden de Transvaler?, en 't is terecht gekomen, want ze verheugen zich over hun nieuwen toestand onder Engelsch bewind. Aanpassen't is de eisch des levens en die eisch, de tijden leerden het, wordt gemakkelijk ingewilligd. De Staatsuniversiteit en de Ge reformeerden. De benoemiDg van dr. Noordzij, een Gereformeerd man, tot professor aan de Utrechtsche Universiteit is een daad van niet geringe beteekenis. De Wet van 1876 heeft veel bedorven voor elke Staatsuniversiteit. En niet 't minst in de faculteit der theologie. De theologie of Godgeleerdheid is aan de Staats universiteiten een lichaam zonder kop; 't is geen theologie meer met zijn uit gangspunt: God en Gods bijzondere openbaring, maar een Godsdienstwe tenschap. Wie dan ook maar even de onderwerpen naziet, die met de Stu denten behandeld worden en die ieder elk jaar vinden kan in het Verslag der Hoogescholen van Amsterdam, Leiden, Utrecht .en Groningen, stemt onmiddelijk toedaar is de wetenschap over Godsdienst, zeden, gebruiken.Jce- remonien der heidenen en niet-heidenen doende, maar 't uitgangspunt ont breekt »ik, Christus, ben de Weg, de Waarheid en het Leven.'" Dat dogma is alleen te aanvaarden door 't Geloot; 't verstand zwijgt en moet zwijgen. Maar .dat dogma moet niet critisch aangevallen, 't moet om helsd worden; onvoorwaardelijk en zonder tegenspraak. Dat dogma is waarachtig, omdat de Christus niet liegen kon. Maar dat dogma is niet 't uitgangs punt der theologie op de Staatsuni versiteiten. Prof. Treub zei het in de Kamer bij de behandeling der Hooger Onderwijswet en de linksche partijen waren 't daar mee eens, helaas: Ik zal mij krachtig verzetten tegen elke universiteit, die den grondslag, het dogma onttrekt aan alle wetenschap pelijk onderzoek. Juist! het dogma God en Gods waarachtig Woord mag men niet ont trekken aan 't wetenschappelijk on derzoek maar prof. Treub be doelde met wetenschappelijk®on- geloovigen daar is de klove zichtbaar. Wetenschappelijk, best, maar weten schap staande op 't Geloof, dat Gods Woord waar is, en dat, als onze wetenschappelijke onderzoekingen lei den tot strijd met Gods Woord, dat onderzoek niet deugde Daarom is 't noodzakelijk, dat de Staatsuniversiteiten bezet worden met Gereformeerden. Hoe meer, hoe beter Want 't Hooger Onderwijs raakt het geheele volk door zijn Theologie, door zijn rechten, door zijn Medische We tenschap, door zijn Wis- en Natuur kunde, door zijn Letterkunde. En hoemeer Gereformeerden 'des te meer beantwoordt de Hoogeschool aan haar hooge roepingde wetenschap docee- ren om den Schepper te dienen en dies 't volk tot dien Schepper op te trekken. In cn builen de Kamer. Land- en Tuinbouw. Uit de Pers. Spotten niet Bijbelteksten. Uit de Oost. J 5443 Tafel, 1 blad, 2 eh plne 5883 ftret- Poesie en SSCHEN lis enz. Zeepen, laad. e en IN. Vorken. nbeveelend. UITGEVER ^STEI- jeste adres. 5537 a ml. beurzen; Effecten :e conditiën palingen, die Amice t Men is dan eindelijk tevreden. De sociale kwestie tot oplossing te bren gen is begonnen, Minister Talma, staat te luisteren naar de redevoeringen der vrienden en der tegenstanders. Wilt ge wel gelooven dat ik mijn ooren niet kon gelooven toen ik bemerkte dat er nog kamerleden waren die redeneerden op eene wijze dat ik de conclussie moest trekken de heeren willen de zaken laten, gelijk ze zijn.* Ik stem toe dat ze schijnbaar ook van de oplossing der sociale kwestie wilden mede doen. Doch zakelijk kwam het neer op laat maar-waaien c. In elk geval is zeker dat voor kunne ideëu weinigen en ook zeer weinigen zijn te vinden. Het bevreemde mij, zoo iets te vernemen. Ik meen de couranten getrouw te lezen, ik bezoek de lezingen van verschillende poli tieke heeren af en toe. Niet alleen in den winter, die voorbij is, maar reeds gedurende eenige jaren. Telkens was het: de sociale kwestie moet worden opgelostEn natuur lijk, ieder droeg een steen der wijsheid in de zak. Het scheen alle partijen ernstig ge meend te zijn. Voor jaren lachtte men, toen dr. Kuyper het pleidooi in Kamer en Stan daard voerde. Lachen doet men nu niet meer. Mij dunkt dr. Kuyper zal zich in deze dagen verblijden, nu hij door de groote menigte in het gelijk gesteld wordt, 't Is toch niet te miskennen dat, wat men hem ook tegengewerkt heeft, en hoe men hem belachelijk heeft gemaakt, het eind was „hij had gelijk." Men zegt wel eens dat er, door »dik en dun« volgelingen zün. Ik kan het begrijpen, wijl hij het vertrouwen heeft gewonnen. Van achteren bleek steeds dat hij een goede kijk op de zaak had. Ge zult u wellicht herinneren dat ook ik de schouders wel eens heb opgehaald, wan neer hij met geheel nieuwe ideën kwam. Zoo iets kan nooit. In mijn onkunde haalde ik wel eens een schriftwoord aan, en meende natuurlijk het pleit gewonnen te hebben, en had dr. Kuyper verslagen. Alles lei dan tegen de vlakte. Natuurlijk zat ik in gezelschap van even onkundigen als ik zelf was, of laat mij liever zeggen, ik zat in een gezelschap van personen die meenden dat ik in wijs heid boven hen uitblonk. Zoo ben ik ter goeder trouw tegenwerker geweest en heb hem heel wat moeite bezorgd, zoodat mede door mijn toedoen de zaken geen voortgang hadden. Niet dat dr. Kuyper direct zooveel notitie van mij nam. Hij kende mij niet, en wist werkelijk niet dat er nog dwazen waren die mij voor een wijze hielden. Weet ge aan welke groote fout ik lijdende was Ik beschouwde den bijbel als een „strafwetboek". Een tekstwoord was voor mij een artikel uit een wetboek gelijk. Dat heb ik gelukkig afgeleerd wijl de klank van het tekstwoord soms voor mij pleittedoch als ik het verband thuis inzag, juist tegen mij getuigde. Ge begrijpt dat de liberalen mij tamelijk netjes groeten. Ze snapten dat ik indirect het ongeloof hielp, wijl er geen liefde tot de politieke vraagstukken werd gewekt, voor zooverre het in mijn vermogen was. Ik ben echter volkomen genezen, en doe thans mijn best ieder te overtuigen van de dwaling mijns weg, en dankt God dat Hij ons een man als dr. Kuyper heeft gegeven, die in de mijn van Gods Woord is neerge daald, en de schoone edelgesteenten te voor schijn heeft gebracht. Hij heeft mij geleerd het zwaard des Geestes te hanteeren op eene wijze, dat ik begrijp dat God van ons eischt aan politiek te doen. God heeft liefde tot de werken zijner handen. „Alzoo lief heeft God de wereld gehad." Maar zoo vraagt ge: „wat heeft dit alles met het verslag der 2de Ka mer te maken Laat me u voorloopig zeg gen „zeer veel." De heer Duys heeft blijk gegeven dat hij begreep waarin de kracht van dr. Kuyper zat, toen hij het werk „de Gemeene Gratie" medegebracht had naar de 2e Kamer. Na tuurlijk lachten de domme liberalen. Voor hen is dit Standaardwerk een almanak ge lijk. Juist in dat werk zet dr. Kuyper het vraagstuk van het verzekeringswezen schoon uiteenden wijst ons er op, dat we aan de schijnbare vrome theorie, alsof het verzeke ringswezen uit den booze is, geen voet meer moeten geven. In ons leven moet het ook zijn „tot de wet en tot de getuigenis." Als wij dwalen moeten wij ons bekeeren van de dwaling des wegs. Genoeg, ge zult begrijpen dat ik D.V. op de kwestie welke thans in de 2e Kamer hoofden en harten vervult, terugkom. Beschouw deze brief als een voorspel. Bij welzijn schrijf ik u de volgende keer over de rede van dep heer Duys, die de christelijke leer in een bespottelijk daglicht trachtte te plaatsen of m.a.w. de rechts grond voor de Christen om de verzekering niet te veronachtzamen, maar God te dan ken voor de groote weldaad, welke Hij daarin ons heeft gegeven. Vriendelijk gegroet, MARNIX. WEIDE-BEMESTING EN MELK- OPBRENGST. Te Kingston, stad in het Engelsche graafschap Derby, heeft men interessante proeven genomen, ten einde den invloed na te gaan, welke de bemesting der weide heeft op de melkopbrengst. In 1909 is men daarmede reeds aangevangen. De proeven hadden plaats op gronden, gelegen in de nabijheid van de leerschool der stad. Niet op arme zand- of veengronden, maar op de klei, zware klei. Hier werden twee per- ceelen afgebakend, elk 1 Hectare 62 Are groothet eene perceel bleef onbemest, het andere ontving een bemesting met kunst mest. Beide stukken werden echter te voren gekalkt, daar de bodem bij onderzoek kalk- arm was gebleken. In 1910 werd de bemesting niet toege past. Op elk perceel werden 2.koeien gedurende 15 dagen geweid. Later verwisselde men van perceel en deze verwisseling werd ge durende 5 maanden gedaan. Iedere groep weidde derhalve 5 maal op elk perceel. Ten einde deze dieren den tijd te laten zich aan het veranderlijk weiden te gewennen, hield men slechts rekening met de melk van de tweede week van iedere veertien dagen. Men verdubbelde dan de bekomen hoeveelheid om de melk der volle 15 dagen te hebhen. Daar het bemeste perceel zichtbaar veel verbeterd was, liet men er een derde koe op weiden vanaf den len Meiin 1909 geschiedde dit nog slechts in de maand "Juli. En wat was nu het resultaat der melkopbrengsten Gedurende den 5-maandelijkschen proef tijd beliep de melkopbrengst voor het niet- bemests perceel 3,034 Kilo, voor het wei- bemeste 3,103 Kilo. De melkopbrengst der derde koe, op het bemeste land, bedroeg 1,589 Kilo. Totaal werd dus in 1910 op het bemeste perceel 1,608 Kilo of 391 Liter per Hectare meer verkregen. In 1909 bedroeg de meeropbrengst per Hectare 282 Liters melk. Deze uitkomsten mogen er menigeen toe brengen, om eens te onderzoeken, of ook op z ij n weiden, waar tot heden geen toevoeging van kunstmest plaats had, deze wellicht een nuttig effect hebben. Als een gemiddelde bemesting voor gras land kan men toepassen 6 a 8 baal kaïniet, 6 a 8 baal Thomasmeel en 100 a, 150 K.G. Chilisalpeter per Hectare. Wordt het land gehooid, dan geve men wat meer kaiuiet dan slak, wordt het land geweid, dan om gekeerd. C. B. In de Zeeuw lazen we het volgende stuksken, dat weer eens laat zien, hoe toch in afkeer van de »fijuen« alle mannen ter Linkerzijde 't met elkander roerend eens zijn Duys heeft er Donderdag in de Tweede Kamer weer een en ander aan gesmeerd. En zija naaste geestverwanten hebben weer eens hartelijk om zijn grollen gela chen. Wij wezen er reeds op doch konden geen namen noemen. De verslaggever van de Nederlander die het flauwe tooneel van de tribune heeft aangezien komt ons echter onge- - zocht te hulp. Hij vertelt namelijk het volgende Uit Dr. Kuypers boek De Gemeene Gratie had de heer Duys opgeschar reld wat de heer Kuyper daarin over verzekering geschreven heeft, hetgeen heel makkelijk gaat, want er is een heel goed Register bij. En dat las hij toen voor. Er wordt een beroep gedaan op tal van Bijbelplaatsen, teksten, die de heer Duys voorlas, maar die de heeren van links blijkbaar niet begrepen. Dat is tot daar-aan-toe. Maar zij vonden ze, onbegrepen zoo buitengewoon grappig en komisch, dat ze er een publieke lach demonstratie van opzetten. De deftige heer Patijn zat te proesten, met den zakdoek voor den mond, de heer Thomson draaide zich in allerlei bochten, de heer Goeman Borgesius knorde van genoegen, de heer De Jong (zonder h) lachte waardig, alsof niet een openbaar onderwijzer boven zoo iets als Bijbelteksten verre verheven ware, en zelfs de heer Hubrecht vojd het machtig aardig. De heeren van de linkerzijde vertoonden hier het beeld der zuivere eendracht, eendracht in datgene waarin links het ééns kan zijn in hoog verlichte grappenmakerij over den Bijbel. Hoe is 't mogelijk, zou men zeggen, wanneer men bij een bezoek aan hun district, en hun optreden in kiezers vergaderingen, waar ook Christelijke hoorders aanwezig zijn, deze heeren met zooveel waardeering hoort spreken over hun respect voor het ware Chris tendom, de Christenen, de Christelijke scholen zelfs en ook voor den Bijbel Dan staan deze heeren daar met de witte das aan, dat men schier zeggen zou zij meenen het zoo wat zij zeggen. Ons volk houde ze in de galen die Patijns en De Jongs en Thomsons en Goeman Borgesius vooral. Hij blijft twee maanden uit. Gouverneur-generaal Idenburg gaat een tocht ondernemen naar en door de Buiten bezittingen. Ziehier nu, wat een Indisch liberaal blad daarvan zegt Het doel der reis is een inspectie der zendingsposten in het oostelijk deel van dtn archipel. »Het is zeer merkwaardig dat de Gou- veroeu--Generaal Idenburg zulke reizen ondei neemt. Voor of na heelt geen der G uverneurs-Generaal van de dagen van Jan Pieterszoon Coen tot op heden zulk een tocht gemaakt. Het schijnt zeer ver blijdend. Wat een hatelijke praatj Het »schijnt« zeer verblijdend Geen enkel woord van lof voor den gouverneur-generaal, die al de moeite, aan a 'I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1912 | | pagina 1