Zaterdag 27 April 1912.
27ste Jaargang Nw. 1758
voor de Zuidltollaiidsclie en Zeeuwsche Eilanden.
EERSTE BLAD.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN.
- De Titanic.
DE STEk"
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
n n zonder 50
Buitenland bjj v ooruitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50zonder f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
SOMMELSD1JK.
Advertentiën 19 cent per regel en maal, Beolames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */i maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
1 Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
ék
Alle stukken voor die Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Zonder band.
If at is .beter
OP DEW UITKIJK.
mantelmagazunT
Voor Huis en Hol'.
UITGBVER
Telefoon Intercom. So. S.
De Landen rondom den Oceaan zijn
verschriktde inwoners neergeslagen
en wanneer in de Londensche hoofd
kerk een lijkdienst wordt gehouden
ter gedachtenis aan de verdronkenen,
is deze^ tempel vol en staan zelfs de
hardvochtigste zondaars met gepersten
mond, terwijl de tranen opklimmen
in de benevelde oogen, te luisteren
naar het treurlied, dat opstijgt door
de gewelven tot dien Almachtigen God,
die in eenige seconden een reuzenwerk
vernielde.
Wat is toch de mensch geleerd in
onze dagen. Al eeuwen heeft 't Wes
ten van Europa geschitterd in kracht
en kunst en industriewetenschap en
inzicht en genie hadden hier hun zetel
opgeslagen; de zon en maan gingen
ze na op hare banen en nog pas heeft
de zonsverduistering het bewezen, hoe
ver de wetenschap het tegenwoordig
brengt, waar ze precies (en dan zoo
vele millioenen meters van ons af) den
tijd opgat, wanneer de maan haar
moeder, die haar voedt, voor ons aller
oog zou verbergen
Staat ge niet verstomd over de
vliegmachines, die als meeuwen door
de lucht scheren en spotten met heu
velen en bergen, met stroomen en
rotsen, met watervallen en sneeuwli-
niesde zon te gemoet, de sterren
van nabij beglurénd en zoekend naar
de bewoners op de maan?
Wie kent al de wonderen der tech
niek Men heeft de aarde overwonnen
over haar vliegt men door haar woelt
en wroet de onderaardsche trein door
steden en langs afgronden rent ze en
één menner, één machinist, leidt dui
zend menschen langs afgebakend spoor,
de werelden door.
De Marconietelegraal brengt midden
op den oceaan een heilgroet aan den
walen berichten van dood en leven
op de stoomers worden in weinige ce-
conden de wereld doorgeseind.
En toch de Titanic, dat won
derwerk van menschelijk genie, ligt
op den bodem van dien Oceaan, wien
te temmen in zijn verbolgenheid van
storm en orkaan, de uitgesproken be
doeling was.
De Heere bliesWeg, in eenige
seconden, die reuzenschepping.
De Christen treurt met de weenenden
en is blij met de geredden, maar hij
ziet hooger. In den hemel woont God,
bij wien vergeleken het menschenkind
slechts is een stofken aan de weeg
schaal, een droppel der zee.
Nietig schepselZandkorrel der
woestijnGroot onder 't schepselen-
heir zijt ge nochtans in alles volkomen
afhankelijk van Uw almachtigen Schep
per, die maar spreekt en 't is ontstaan
die maar gebiedt en 't is vergaan.
De Titanic. De reus. De machtige af
god |der heidenen eertijds onverwin-
Ubar.
De sterkste onder de sterke goden.
Vergaan, want God de Heere sprak
en toonde Zijn wondermacht. En we
aanbidden zij n heerlij kheid enmaj esteit.
De oorzaken van de onrust onzer
dagen in alle landen zijn verlerlei;
terug te brengen tot één oorzaak
begeerte om de maatschappij op meer
menschwaardige grondslagen te doen
rusten. Men klaagt over 't Kapitalisme
als een der booze geesten, die over
het heele leven klapwieken; over de
teugellooze concurrentie, die tot aller
lei bedroe en leugen in staat isover
het verval van godsdienst en zedelijk
heid.
Duizenden zijn zonder band.
En hoe zwaar we de oorzaken
kapitalisme en concurrentie ook laten
wegen, de oorzaak, de pijnlijkste, die
de twee andere verre overtreftde
rampzaligste, die het leven tot een
hel maakt, zelfs bij brood en spelen,
is het verval van den dienst van God.
Hoeveel kerken zijn niet ontvolkt
Hoeveel Zondagen worden niet ont
heiligd Hoeveel Zondagen zijn niet
louter vreugdedagen der werelddagen
van eten en drinken en vroolijk zijn
van spel en dan in allerlei vorm, grof
en verfijnd.
Er is bandeloosheid in velerlei ge
lederen zonder Goddelijke wet of
gebod met minachting voor inzetting
en geloofmet verfoeiing van dogma
en belijdenismet lustrom te smaden
tempel en altaar.
Die kwaal der maatschappij is een
hoofdzonde; en zelfs, al ware 't Kapi
talisme genektal- ware der teugel
looze concurentie een breidel aange
legd, zoolang die bandelposheid en
God-loosheid blijft bestaan, en geen
dam dat bederf kan keeren, zal er
treurige onrust blijven in de harten
der mokkende scharen. Want de vrede
is niet te koop voor geld maar wordt
alleen gevonden in den weg van Band
met den Zone Gods. De vrede des
gemoeds tiert het best bij de kennis
van Golgotha's smarten.
Bij de kwestie der Staatspensionee-
ring dingen twee vragen om den
voorrang. De eene isMag men premie
eischen van een arbeider, die een laag
loon heeft? De tweede is: Moet de
premieheffing niet leiden tot beter
loonstandaard.
De Staatspensioneerders zeggen op
de eerste vraag neeneen arbeider
verdient te weinig, dus Staatspen-
sioneering.
De tegenstanders zeggenGegeven,
dat een arbeider te weinig verdient
dat aangenomen maar dan rust op
hem de plicht te zorgen, dat door
zijn loonactie, door zijn loonstrijd, die
premie er komt.
Zoo staan dus de twee meeningen
lijnrecht tegenover elkaar.
En ons dunkt, dat de Premievoor
standers het met hun argument bij
eiken arbeider zullen winnen.
Veel hooger dan het geroep»de
arbeider heeft nief,« staat de aan
sporing»zie dat je 'tkrijgt.« Want
de loonactie is geen arbeidersvraag
alleenneen, ze raakt heel de maat
schappij.
De maatschappij gaat geen stap
vooruit, als de arbeiders hun premie
cadeau krijgen; maar ze gaat wel
vooruit als een drie honderdduizend
arbeiders hooger loon krijgen. Daar
verkwikt heel het sociale leven van.
En daarom weg met het Staatspen
sioen. Zie dat ge uw premie uit uw
loon kunt betalen.
Ze schijnt nu dan toch voorgoed ge
komen de Lente
Grillig is ze als 'n jong meisken.
In Februari al laat ze zich even zien
kijkt ze even met het blondgelokte hoofd
door uw venster en ge droomt al van
HOOGSTRAAT
172.
bloemenpracht en voorjaarsgeur, van wande
ling en fietstocht maar dan grijpt
de winter, die niet scheiden wil, haar aan,
trekt haar -reeds terug en blaast fel van
kwaadheid, dat Lente hem nu al het rijk
betwisten wil.
Zoo gaat dan Maart voorbij.
Ën den knoop aan uw overjas, die wat
loswrong en die het tot den volgenden
herfst wel houden zou, meendet ge, laat
ge nog eens extra vastzetten, om de jas
goed vast te kunnen tijgen tegen de gure
Maartsche vlagen en het grillige April
klimaat.
De humeuren beteren dan niet.
Het menschdom wordt ongeduldig.
't Moppert, dat zóó de zomer om zal
zijn, eer het mooie weer aankomt.
't Kijkt boos naar de knoppen, die
maar niet verder open willen gaan of
die het helpen kunnen, dat de wind in den
kcuden windhoek blijft en de vermeerderde
zonnewarmte opslorpt.
Alles wacht, ongeduldig.
De landman bij zijn zaaisel, dat dor
staat en kruinig de tuinier bij zijn bloemen
die naar den open grond verlangen en toch
zóó niet uit den bak kunnen het vee in
den stal, dat ziet hoe 't licht en zonnig
werd buiten en niet begrijpen kan, waarom
ér nog geen gras is in de weide
En dan, inééns, dan komt Lente
Dat gaat haast elk jaar zoo.
In de tweede helft van April.
Dan ve andert de God des hemels het
gedaante des aardrijks.
Soms in één enkelen nacht.
't Hangt af van één wenk Zijner al
macht. Een enkele verschuiving van den
wind baant dan vaak voor Lente den weg.
Ik herinner me 'n jaar, uit deze eeuw
nog, dat de koude erg lang geduurd had
en we den 3oen April met den winter naar
bed gingen ik had 't avonds de kachel
op m'n werkkamer nog eens duchtig op
gepord en 's morgens reed Lente al
vroeg in 'n bloemensjees onze ramen voor
bij en wuifde ze mij vriendelijk toe, toen
ik de gordijnen van mijn slaapvertrek op
trok.
En acht dagen later was 't zomer.
Ze kwam nu niet zoo laat.
Hall April was ze er.
En dan rekent de mensch al uit, hoe
het lot half October mooi kan blijven
hoe we dus een zesmaandschen zomer
vóór ons hebben. Zes maanden van licht
en leven, van warmte en zonneschijn, van
groen en bloemen, van geur en kleur.
Het menschdom verheugt zich.
Den grootsten nurks, den donkersten
zwartkijker, dunkt mij, moet toch het hart
sneller kloppen gaan, als Lente langs zijn
huis voorbijgaat.
Lente, de lachende Lente.
De blonde maagd, licht als een gazelle,
met gouden lokker, het vlugge kapsel met
bloemen omkranst.
Ziet haar frissche schoonheid, bepereld
met den dauw des velds
Hoort haar klankrijken lach
Waar zij voorbijgaat, daar buigen de
boomen hun trotsche kruinende overige
bloemekens wiegelen van louter leut heen
en weder en de vogelenwereld voert de
juichende vreugd-cantate uit, die het oor
van den meest verfijnden liefhebber streelen
moet
Als zoo alles nieuw wordt, krimpt uw
hart meer dan anders, samen, wanneer ge
ziet de verwoestingen der zonde en tenge
volge daarvan de sociale ellende, waar
onder een groot deel van 't menschdom
lijdt.
Ge denkt b v, aan die arme zwoegens
in de groote stad.
Ook hun hart kan toch niet onaan
doenlijk zijn bij Lente's lach
En als zij den ganschen dag hebben
gezwoegd op de vunzige fabriek met haar
stof en vuil en smeer dan klimmen
ze 's avonds drie of vier hoog in hun
kooi-kamertje, of kruipen in hun kelder
woning, waar geen ruimte is en geen lucht
waar de kook en baklucht op de trappen
hangtwaar het zuur ruikt en muf van
kacheiwalm en menschenadem,
O, die woning ellende in de groote stad 1
Wat heeft dan de minste heide-bewoner,
nog een voorrecht, zoodra Lente komt.
Die heeft het zonnebad gratis en zuiver in
de atmosfeer om hem heeD.
Maar ook die heeft zijn getob
Hij ziet hoe de vogelen, overvloedig
vinden en wegsleepen, wat ze noodig heb
ben tot nooddruft voor zichzelf en hun
kroost en hij met moei e weet hij de
zijnen nog zoowat de maag te vullen en
met lompen en vodden moet hij hunne
naaktheid bedekken.
De schrijnende tegenstelling doefde so
ciale ellende nog zooveel dieper voelen, als
de natuur haar feestkleed aantoog.
't Is eigenaardig, dat een groot deel
van onze arbeidersbevolking op het platte
land zoo letterlijk gansch geen oog heeft
voor de schoone natuur om haar heen.
>Gewoonte< zegt men allicht.
En daar is wat van waar. Wie aan de
rivier woont weet het frissche water lang
zoo niet zoo té waardeeren, als de heide
bewoner die al blij is als hij binnen 't
kwartier' een beekje of kom vindt.
Maar dat is toch niet alles.
Het altijd zwoegen en jachten om het
dagelijksch brood te verdienen de voort
durende kommer en bekommernissen, waarin
velen leven, verstompt hen.
Zeker ze komen er.
En, al lijkt het een wonderlijk zeggen,
wie in die kringen bekend is stemt het toe
ze voelen zich in den regel nog niet zoo
erg ongelukkig, als het tenminste niet al te
erg nijpen gaat.
Maar hun leven is zoo »laag«, zoo »slak«
zoo langs en over den grond heen.
Hun gedachtenwereld zoo arm hun ge
noegen zoo plathun bestaan zoo klein.
Kon een gezonde, sociale wetgeving het
gansche leven van die arbeiders eens op
iets hooger niveau brengen, hoe zou het
niet zijn ter eere van den Schepper, van
wiens Beeld ook zij immers nog eemge
trekken vertoonen
Maar aan den anderen kant, hoe is in
gelijke kommervolle omstandigheden de
dienst des Heeren verheffende de ziele.
Ik heb een arbeider gekend, die 't hard
had. 'n Vrij groot gezin en hij moest het
alles met z'n twee handen en z'n tien vin
gers verdienen.
Toch had hij leeren lezen het grootste
boek der natuur.
Lenteweelde kon hem ongemeen aan
grijpen en bekoren.
Eens, op een lente-avond staarde hij
peinzend in de verte.
»Wel, Klaas waar denk je aan
Klaas nam eerbiedig de pet af.
»Aan de nieuwe aarde, waar 't eeuwig
Lente zijn zal. Wat zal dat heerlijk zijn 1
En Klaas keek eens naar zijn eeltige
handen en gelapte broek en dacht aan 't
verheerlijkt lichaam en de witte kleederen,
die ook hij verkrijgen zou.
En was, ondanks alles gelukkig
UITKIJK.
Dr. B. Brand te Utrecht deelt in het Ned.
Tijdschr. v. Gen. het volgende geneesmid
del tegen jicht mee, door hem met een snel
en volkomen succes in verschillende ge
vallen aangewend:
Men doet een flinke hoeveelheid bicar-
bonas natricus in een kom, voeg daarbij
zóóveel koud water, dat na doorroeren een
stevige brij ontstaat; deze brij wordt on
geveer een halven centimeter dik uitge
smeerd op een doek van zoodanige grootte,
dat men het aangetaste gewricht en om
geving er geheel kan inwikkelendaarna
legt men den gepraspareerden doek met de
door de brij bedekte zijde om het aange
taste lichaamsdeel, en bevestigt geheel met
een of ander windsel. Een laag watten, een
stuk ondoordringbare stof, kan men des-
verkiezende daar overheen bevestigen, al is
de werking zonder deze bijvoeging er niet
minder om. 't Verband blijft liggen, totdat
het droog wordt, waarna men het weder
bevochtigt, wat zoo noodig meermalen her
haald kan worden.
Ter afdoende bestrijding der zoo lastige
mieren heeft men volgens een Fransch
bakkersblad, slechts stukjes beschimmelde
citroenen neer te leggen. Geen versche
maar bepaald beschimmelde. Deze versprei
den een geur, die aan zwavelether doet
denken, en na een paar dagen zijn alle
mieren spoorloos verdwenen De citroen
moet niet in verschen staat aan stukken
gesneden en dan zoo neergelegd worden,
in welk geval de stukken spoedig uitge
droogd zouden zijn. Het beste is een paar
citroenen eenige dagen op een vochtige
plaats te leggen, in een kelder bijv., totdat
zij bedekt zijn met een laagje groene schim
mel. Dan pas zijn zij goed om aan stuk
ken gesneden en hier en daar neergelegd
te worden, want dan verspreiden zij den
geur, die de mieren verjaagt.
Is een snornuttig? Een snor is
nuttig voor allen, die stoffigen arbeid heb
ben, als molenaars, bakkers, steenhouwers,
enz., daar het stof door dezen natuurlijken
respirateur van de longen afgehouden wordt.
De sappeurs en mineurs in het Fransche
leger, die wegens de groote en de schoon
heid van hun baard bekend staan, verheu
gen zich dan ook over een zekere inmuni-
teit tegen ziekten der ademhalingsorganen.
Waar deze organen anders licht door te
veel inspanning lijden, zooals bij zangers
enz., daar is baard en de snor de beste
hulp om zulke storingen te voorkomen.
Prof. Jessen uit Straatsburg hield te
Amsterdam een voordracht over bestrijding
van het tandbederf. Hij zei o.m.
5 Het onderzoek van het gebit van dui
zenden soldaten en kinderen heeft aan het
licht gebracht, dat de tandziekte zonder
overdrijving een volksziekte genoemd mag
worden, die in 't belang van de volksge
zondheid met alle kracht bestreden dient
te worden*. Dit kan nu volgens prof. Jes
sen het best, en het meest afdoende ge
schieden in schooltandklinieken.
Van een plaats met 50.000 kinderen
schatte spreker de kosten eener dergelijke
kliniek op 31.000 tot 43.500 mark per jaar
dat is dus nog geen f 0.60 per kind en
per jaar.
Met klem wees Prof. Jessen op het
groote belang, dat de school heeft bij de
bestrijding van het tand-bederf. „De school,"
aldus besloot spreker, >is er niet alleen
om den kinderen geleerdheid in te pompen,
doch ook om er zorg voor te dragen, dat
zij opgroeien tot een gezond en sterk ge
slacht. Immers de jeugd is het grootste,
de gezonde jeugd het beste kapitaal van
een volk. OBSERVATOR.