voor «1e Zni<lliollaii«l*elie en Zeeuwselie Eilanden. Zaterdag 13 Januari 1912 26s" Jaargang N\ 1728. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES OPRUIMING. W. BOEKHOVEN, Deze Courant: verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. inet Zondagsblad 75 Cent. x zonder 50 w Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad f 7,50zonder f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. TJITGEYEB, SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 Cent per regel ea 3/j maai. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Alle stiifckei® voor de Hedacfie bestemd, Advertentlen em verdere Administratie frasieo toe te Kenden aan den Uitgever. *JeAan Vooruit die te hard schreeuwK Wat geschreeuw, maar geen wol op dat schaapVooruit heeft weer één van die schetterende artikelen, vol van groote bom-bom-woorden, maar zin ledig, Ze heeft 't over ons artikel van eenige weken. »Vooruit in deernis over de werkgevers«. We hadden toen de lezers er op gewezen, hoe Vooruit vol meedoogen was over die arme werkgevers ze moesten voor den ar beider 10 miilioen premie opbrengen en dan nog de Tariefwet sjonge,sjonge, dat deed Vooruit toch zoo'n zeer. En vooral die 10 miilioen premies voor den arbeiderdat kon ze niet ver kroppen. Neen, die werkgevers moes ten liever gespaard worden. En waar om wilde ze dat? Wel met 'toog op 1913 naiuurlijk. Je kon nooit eens wetenals er eens christelijke werk gevers afgeschrikt werden van die premies, dat zou een voordeeltje zijn voor de Liberale partij, in troebel water visschen gaat ock wel. Maar Vooruit merkt nu, dat ze in de kaart gekeken isen nu blaast ze den terugtocht met fanfares en met liefdeklanken voor de arbeiders. Dat is nu niet zoo erg, als iemand zóó zijn aftocht dekt, maar erger is 't, dat ze 't alweer zoo onbeholpen doet. Ze schrijft Het is onbillijk de kosten te laten betalen door de arbeiders van wier loon geen premie alkan. Het is onbillijk voor de kosten twee klassen onzer samenleving de arbeiders en de werkgevers aan te spreken. Het is schandelijk door een Tarielwet het heele volk te brand schatten, en de noodzakelijke le vensbehoeften van armsten te belasten en aldus op de zwakste schouders de zwaarste lasten te leggen. Het is billijk en rechtvaardig de kosten om te slaan over het geheele volk naar draagkracht. Te vinden uit verhooging der successierechten, uit een inkom stenbelasting, een pensioenbelas ting naar draagkracht. Wie dat stelsel voorstaat mag gerust zeggen, dat hij de arbeiders een goed hart toedraagt »Mag gerust zeggenJa maartus- sehen zeggen in een krantje en doen in de Kamer is een groot onderscheid. En daar mankeert't nu krek bij Voor uit aan en bij heel de L'berale partij. Zie eens de korte geschiedenis van ,t Pensioenvraagstuk. 15 Dec. 1885 komt voor 'teerstde pensioenkwestie door'tKamerlid Heldt in de Kamer, In '87 vraagt hij den Minister, hoe 't ermee staat. Geen antwoord. In '88 vraagt Smidt weer, hoe 't ermee staat. Geen boe of ba In '90 komen Heldt, Smidt en Bor- gesius weer den Minister polsenGeen boe of bah. Op 15 Sept. '91 verschijnt de Troon rede en 't draait uit op een Lijlrentebank, geen pensioen voor den arbeider. Op 29 Maart 95 wordt de motie Heldt met 62 tegen 5 stemmen aangenomen dat de Regeering moet gaan onder zoeken op welke grondslagen pensioen mogelijk was. Tien jaar na 't eerste optreden van Heldt moet de liberale regeering nog verzocht worden om eens te gaan onderzoeken. In Mei 01, dus zes jaar later, komt 't paradepaard van minis'er Lely vlak voor de verkiezingen. En, lach niet neen lach nu niet Lely zal laten betalen 20 cent liremie voor wie f240 ot minder verdient. Wie van 240 tot 450 verdient betaalt 24 cent. 't Rijk geelt een paar miilioen. Het Kuyperkabinet treedt op; de premies blijven dezelfde, maar 't Rijk geeft 6 miilioen of 4 miilioen meer dan Lely wilde, dan nog daarenboven een weduwenpensioen en idem voor de kinderen tot hun 16e jaar. Het Kuyperkabinet valtminister Veegens, een liberaal, dient in October 07 een nieuw wetsontwerp inpremie 20 cent voor wie (neen, lacht nu niet om Vooruits krantenwoorden) verdient 240 gld. en minder. Dat liberale Kabinet valt ook alweer in 1909 en nu moeten de kiezers ge lokt worden met krantenwoorden de Staatsponsioneering. Maar o, weede kopstukken der Liberalen, die geen krantje schrijven, maar die, en dat is een andere kwestie, tot de verant woordelijke regeeringstaak kunnen ge roepen worden, deinzen terug. Voor een verkiezingsleus was Staatspensio- neering een mooi dingvoor een krantje om er mee te dwepen in de verkiezingsdagen, maar de werkelijk heid. Hoor eens even Dr. Bos spreekt 7 April 1909 te Bellingwoude. De ziekte en invaliditeilsver- zekering is beslist noodig en 't gaat daarom niet aan den men- schen wijs te maken, dat er geen premie betaling in 't vervolg noodig zal zijn. Mr. Marchant spreekt 12 April 1909 te Voorst Ik sympathiseer met een ver plichte verzekering b. v. volgens het Duitsche stelsel, mits met vermijding der daaraan klevende fouten* b.v. de kostbare en om slachtige administratie. Mr. de Meester, de af te treden libe rale minister, en deze financier zal toch ook wel een kijk op 't leven hebben, spreekt op 9 Febr. 1909 te Zuidhorn Ik wil toegeven, dat, wanneer men tevreden wil zijn met minder dan het ontwerp Veegens beloof de, wellicht met 8 of 10 of 12 milboen kan worden volstaan. Maar wil men echter alles, wat dat ontwerp beloofde zonder pre miebetaling, dan is er 40 miilioen noodig. En hij verklaarde blij te zijn, dat het vraagstuk door de liberalen eens ter hand genomen werd, dat ze er eens mee begonnen, ernstig ziet u maar de 40 miilioen En wat antwoordt Mr. Treub, die toch wat hooger staat in kennis en ontwikkeling on kijk op 't sociale leven als 't Haagsche weekblad hem schrijft om de belastingen en 't successierecht te verhooger. Als 't Haagsche Weekblad staatspensioneering voorstaat, een a m H ïA p* 24 miilioen is er voor noodig naar de grondslagen van dat blad, waar moet dan 't geld vandaan komen voor de weduwen en wee- zenverxekeringvoor de invalidi teitsv er zekering, voor de ziektever zekering en nog een aantal kosten met zich brengende sociale plich ten, welke de staat heeft te ver hullen. De 12 of 16 of 17 miilioen zijn wel uit 's Rijks schatkist te halen volgens belasting naar draag kracht, maar als ge ze er uithaalt voor een doel en er zijn nog zooveel andere zaken in het verschiet, die niet minder noodig zijn, die geld kosten en waarvoor dan geen geld meer is, wat dan 2 y>Wat dan?<i Juist, daar spreekt de man van inzicht in 't sociale, en finan- tieele leven van een volk dat is man nenpraat. Wat Vooruit bazelt over zijn staatspensioneering is 't aanhoo- ren niet waard. We zullen niet voortgaan om uit 1909 nog al meer liberale sprekers te laten optreden, die, hun verantwoor delijkheid gevoelende en ziende, wat Vooruit niet ziet (want dat is maar een krantjvan 't heden, om de kie zers voor 1913 al vast te lokken met allerlei vogels in de lucht 1) voor Staatspensioneering doods benauwd zijn, niet om die 12 miilioen, want die kunnen er best komen, maar om de velerlei andere sociale gevolgen, en de schatkist wordt het slachtoffer neendat zou al erg zijn, maar de werkman zou 't slachtoffer worden. De kwestie is te ingewikkeld en de Sociale kwestie is te diep, dan dat we in een kort artikel van discussie de door Vooruit daar maar in de lucht geslingerde verhoogingen van belastingen en die groote woorden van »onbillijk« en »schadelijk« en »recht- vaardig« tot hun rechte almetkag en op hun geringe waarde kunnen terug brengen. Dit staat vastde liberale partijen hebben altijd premie gewild voor de lage loonen, zonder eenige uitzonde ring en dit staat ook vastdat nog niet èén liberale verantwoordelijke voor vechter heden zelfs den moed heeft gehad om aan 't Nederlandsche volk nu eens een flink, afgerond plan ol ontwerp te leveren met volledige op gave van alle kosten en de gevolgen daarvan voor de andere takken van sociale wetgeving, gevolgen en voor 'a Rijksschatkist én voor de werkgevers én voor de arbeiders én voor de be- lastingplich'igen in 't algemeen. En zoolang men dit niet durft en niet kan, blijft 't geschetter en kranten woorden, maar een ernstig politicus doet aan dat geschreeuw niet mee vast staat ook, dat de Liberale par tijen onder den invloed der verkiezin gen van 1909 en nu weer onder die van 1913 den kiezers gaan lokken met leuzen, zonder dat er één lib. Kamerlid lot heden den moed gehad heeft in de Kamer zijn stelsel nu eens uit een te zetten, wat n.l. hij zal doen, als hij eens minister werd, met al de verzekeringen enz. die in aantocht zijn. En waar bekwame libe rale woordvoerders en politici schuch ter zijn om over deze ingewikkelde kwestie te schrijven, daar komt me een blaadje Vooruit als op den hoogsten toon van gezag verklaren dat kan en dat kan en dat kanon- noozele zieleoverzie eerst eens heel uw veld van verzekering van de hoogste rangen tot de laagsteoverzie eerst eens de sociale gevolgen voor arbeiders, voor 't Rijk, en de beiastiDg betalers, eer ge zulke groote woorden gebruikt. Belasting wetgeving enVerzekerings wezen zijn met geen groote woorden klaar te spelen dan moet men meer in zijn marsch hebben dan Vooruit. En dan de Loonkwesties nog én de Zekerheid van Arbeid De vorige weken had Vooruit een hoog woord over de Waarborgen van 't openbaar onderwijs en we toonden haar dwaling aan. Nu hooren we geen kik meer van Vooruit over die kwestie. Laat 't bij deze discussie nu niet zoo zijn. Laat Vooruit op onze arti kelen ingaan, heel graagen als ze dan de zaak der Belastingwetgeving en der Verzekeringen grondig wenscht te behandelen voet bij stuk, dan kan ze er op rekenen, dat we haar artikelen zullen nagaan en er ons voordeel mee doen, want ook de tegenstander, die ernstig is, mag en moet gehoord worden Vanzelf komt dan de Arbeider in zijn voile beteekenis ook naar voren, want hij is er op alle manieren in betrokkendan krijgen we een leer zame, vruchtbare discussie. Dan komt 't crganisch leven der Maatschappij op de proppen en heel den samenhang van werkgevers en werknemers en betalers van belasting enz. Maar praatjes als »dat kan en dat kan«, zijn van nul en geener waarde. OP DEJN UITRIJK. Telefoons IatercoBH». fëo. 'i. msTi m 'k Zat onlangs in een stoomtram. Géén ideaal verkeermiddel, zoo'n platte lands-stoomtram, die »de magere jaren? nog niet dóór is en 't daarom zoo zuinig mogelijk aanlegt. lo m'n nek en langs m'n voeten toch te het, of er een koude-lucht-ventilator gere geld aan 't blazen was en het kacheltje, dat ons heette te verwarmen en waarin, vermoed ik, de afval van de locomotief-kolen gestookt werd% pufte voortdurend een gif- tigen smook uit, d e m neus en keel en longen drong, spottend met alle hygiënische eischen van onzen tijd. Maar ik zat in de rammelkast en móést meerijden. »Hooren, zien en zwijgen? is dan mijn wachtwoord. En zoo luisterde ik een gesprek af tus- schen een paar veekoopers, die 't er onder anderen óók over hadden, dat de boer van tegenwoordig zooveel beter op de hoogte van zijn vak was, dan zijn vader en groot vader een 25 a 50 jaar geleden. De boer van thans, zoo klaagden ze elkander, weet precies wat elk van zijn koeien waard is. Niet slechts wat zijn vleesch en vet betreft dat wisten ze vroeger ook wel maar vooral wat zijn waaide als melkdier aangaat. Ze weten precies hoeveel liter elke koe in 't jaar opbrengt en even precies, hoeveel die melk waard is, d.w.z. hoe hoog vetge halte zij heeft. En ze gebruiken hun wetenschap. Verbeteren aldoor hun veestapel. Verkoopen met plezier de minder voor- deelige koeien, al zien ze er nóg zoo schoon uit, voor de slachtbank, uiaar de echte melk- geefsters krijgt men niet uit hun handen. Men moet es erg gelukkig zijn op een boelhuis of bij een dergelijke gelegenheid, anders is er geen bieden naar. Het deed me genoegen. Ik heb vanouds een zwak voor onze vaderlandsche boeren, wijl ik 't grootste deel van m'n leven in hun midden heb gewoond. Dat de benaming »domme boer? allerminst op hen toepasselijk is, wist ik al lang. Maar vroeger had ik me toch ook weieens geër gerd aan een te strak getrokken conserva tisme en 't deed me nu goed, weer te hooren dat ook de boeren steeds meer »nieuwe banen? zoeken voor hun bedrijf en allerminst af keerig ervan zijn, om de hulp middelen en de resultaten van de wetenschap te gebruiken, waar die profijtelijk kunnen zijn voor hun bedrijf. Landbouw en veeteelt zijn de laatste vijf entwintig jaar met reuzenschreden vooruit gegaan in ons vaderland en nog steeds houdt die vooruitgang aan. Dat is een verblijdend teeken. De tijd is voorbij en voorgoed voorbij, naar 't ons schijnt, dat de handel 2>de? hoofdbron was van onze nationale welvaart en alles daaraan ondergeschikt moest zijn. Vroeger was dat werkelijk zoo. In den bloeitijd onzer Republiek, Door een samenloop van omstandighe den, die zich naar den mensch gesproken nimmer weer kan worden, waren wij geworden de vrachtvaarders van Europa en hadden we ook in de groote-zee-vaart het meeste te zeggen. Toen moest voor den handel alles wijken en 't was van onze vaderen te begrijpen, dat in elke kwestie van oorlog of vrede, van binnen- en buitenlandsche politiek, de kwestie van het handelsbelang overwegend was. De handel was oas brood. Zonder handel, scheepvaart en visscherij waren we niels. De handel maakte ons rijk. En 't is te begrijpen, dat 's Lands regen ten zich om den landbouw weinig bekom merden, die moest zichzelf maar redden mocht tevreden zijn met de kruimkens van den vaderlandschen disch. Die kwam 't laatstmaalde 't laatst. Sinds veranderde de toestand. Engeland kwam er in de achttiende eeuw bovenop trok in de negentiende den gan- schen wereldhandel aan zich en heeft wel in den aanvang der twintigste een zwaren concurrent gekregen in Duitschland maar, tusschen beide rijken gelegen, al blijft er ook nogwel een eigen terrein voor ons over, voor óns is 't naar den mensch gesproken onmogelijk, om de handelsmo- gendheid te worden, die we in de zeventiende eeuw zijn geweest. Ed daarom hopen we van onze Tariefwet een herleving voor onze vaderlandsche industrie. Daarom verblijden we ons te meer in den bloei van landbouw en veeteelt. Onze boeren, dat ze 't vooral goed ver staan, waar 't nog niet doordrong ze hebben dan alleen een toekomst, als ze gebruik willen maken van de voorlichting, die de mannen der Iandbouw-wetenschap hun bieden. Ik weet het kost soms moeite. Maar al te vaak is de toon, de wijze, de manier van optreden dezer mannen zoo geheel in strijd met onze christelijke traditiën. Ik was jaren geleden eens in een boeren- bijeenkomst, waar een landbouwleeraar met vuur en kracht allerlei verbeteringen be pleitte, die het boerenbedrijf meer winstge vend maken konden. Gedurig hamerde hij er op, dat de boeren den grond, die in zichzelf wel goed was,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1912 | | pagina 1