Zaterdag 16 December 19il 26M® Jaargang JN1720 Orgaan voor ile Znidliollaiidselie en SISeeiiwsclie Ellsindeii. 4 li rrevolution a Ir IN HOC SIGNO VINCES AAI OIZE L1ZEES OPRUIMING. W. BOEKHOVEN, SOMMELSDÏJR. Alle Mokken voor de Redactie beMemd. Advertenties! eis verdere Administratie franco toe ie zenden aan den SJIinjever. a 35 Cent. 25 Ceot. s=a Doze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent. zonder 50 Buitenland bij voomitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50; zonder f 4,50 per jaar fzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. UITGEVER IFelcfooss Isstercesam. Ne. 8. Advertentiën 10 Cent per regel en 3/, maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */8 maal. Dienstaanvrsgen en Dienstaanbiedingen 50 Cent psr plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. hebben wij het genoegen te berichten, dat wij voor ons ZONDAGSBLAD, dat 1 Januari compleet is, een keuri- gen prachtband hebben gemaakt, dien we verkrijgbaar stellen voor slechts Zij, die van de 52 ontvangen iium- "mers dan een keurig boekdeel willen hebben, gelieve die afl. ons na num mer 52 toe te zenden en we zullen voor de goede afwerking zorg dragen. Evenzoo voor ons FEUILLETON, dat zijn einde nadert, hebben we een prachtband geslagen, die er wezen mag. De prijs daarvan is slechts Wie het Feuilleton dus nu blijvend wil maken, zende het ons toe en een keurig gebonden boek krijgt men terug. Voor wie enkele afleveringen mist, of zoek zijn, kunnen we, zoolang de voorraad strekt, bijpassen. Daar wij echter een beperkt aantal banden hebben gere.d gemaakt, is spoedige opgaaf gewenscht. DE UITGEVER. Vooruit III 6 December. »Vooruit« had een derde artikeltje Ze schrijft Telkens en telkens zuchten de kerkelijken, dat ze moeten leven van giften en gaven. Waarom ook geen subsidie van 't Rijk. We zouden in een herhaling moeten vervallen we zetten vroe ger reeds uiteen, welke plichten er rusten op de Openbare School en welke op de kerkelijke 1 oen bleek reeds duideiijk, dat de regeering door de Wet op 't Lager onderwijs alle waarborgen eischt van de Openbare School en de kerkelijke bijna geen enkele waarborg behoeft te geven. Ze willen dus wel de centen hebben, maar voor 't restje niets te zeggen geven. Dat gelooven we graag. Maar wie de lusten wit, moet ook de lasten dragen. Jawelmaar daar zijn ze niet van thuis, dan zijn ze immers getn baas meer in hun school. Het moet immers hun school zijn welnu, dan is er ook niets tegen, dat ze die school zelf onderhouden en totaal niets van 't Rijk krijg.n Ons antwoord kan weer zeer kort zijn. En dan snappen we niet, hoe het mogelijk is, dat iemand in 't krijt treedt voor de Openbare School met zulke botte wapenen. Want er is geen tittel of jota van aan, van wat ze schrijft. Ze noemt de Wet op 't Lager Onderwijs, maar in die Wet staat alles krek anders dan wat Vooruit» mededeelt. Waarborgen voor Christelijk On derwijs precies als voor de Openbare: Art. 2 der Wet. Op de| Chris telijke School en de Openbare moet geleerd worden lezen, schrij en, rekenen, Nederlandsche taal, Vad. geschiedenis, aardrijkskunde, kennis der natuur, zingen, teekenen, nut tige handwerkeu voor meisjes. Deze vakken zijn voor alle Neder landsche scholen verplichtend. Vrage nu toch wat leeren de kinderen van een Christelijke school nu minder dan van een Openbare. Art. 5 en Art. 59 der Wet. Geen lager onderwijs wordt gegeven in lokalen, welke door den hoofd inspecteur van de volksgezondheid zijn afgekeurd als schadelijk voor de gezondheid of \an on voldoen .e ruimte voor 't aa ta! schoolkinderen. De Bijz. school krijgt subsidie, zegt Art.59, voor schoolbouw, mits voldaan wordt aan de regelen bij algemeenen maatregel van bestuur, zoowel in 't belang van de gezond heid als van 't onderwijs, vastgesteld omtrent den bouw en de inrichting der lokalen, alsmede omtrent het aantal kinderen dat daarin mag worden toegelaten. De lezer ziet dus, dat de Wet èn voor 't aantal vakken èn voor den schoolbouw, voor de Openbare school en de Christelijke precies dezelfde eischen stelt. De Regeering waakt voor 't geestelijk leven der kinderen en voor hun gezondheid precies even aandachtig voor de Christelijke als voor de Openbare. Maar we zijn er nog niet. Er zijn nog andere gelijke waarborgen. Wie moeten de kinderen leeren? En hoeveel onderwijzers moeten er zijn op de Openbare èn op de Christ, school. Let dan op. Art. 24 en 28-55-59. Art. 59 schrijft aan de Christe lijke scholen voor dat ze subsidie krijgt, mits het aantal onderwijzers voldoet aan de eischen, voor de Open bare school gesteld in de artikelen 23 en 24. Let erop: we krijgen geen subsidie, of we moeten, zóó staat het er precies, woord voor woordvol doen aan de eischen voor de Openbare school gesteld. Net zooveel onderwij zers als de Openbare school heeft, net zooveel moet de Christelijke school hebben. De kinderen van de Openbare school genieten dus niets meer onder wijs, en niets degelijker dan de kin deren van de Christelijke. Maar eilieve, waar zitten dan toch die hooggestemde waarborgen, waar over «Vooruit,volgens zijn schrijven, reeds »duidelijk« geschreven had. Duidelijk, ja, als koffiedik. Want als «Vooruit® «duidelijk® geschreven had, met de Wet in de hand, dan hadden al de «Vooruit lezers« gezegd: Wat scheelt die redactiede Wet is voor de Chris'elijke en de Openbare net eender. De waarborgen zijn gelijk We weten niet, wat »Vooruit« vroe ger aan zijn lezers heelt opgedischt, maar dan zijn die menschen kort en goed misleid en bedrogen Niet met opzet, natuurlijk! 'tWas werkelijk betreurenswaareige onkunde. Of geen onkunde, en wel opzet? Maar, zal iemand zeggen uw leer vakken zijn gelijk; uw schoolbouw gelijk uw aantal onderwijzers gelijk maar maar hoeveel leert ge de kinderen. Zie naar Art. 59. Een Christelijke School krijgt geen subsidie ot 't leer plan moet aan den Schoolopziener wor den meegedeeld Wat is dat: een leer plan Dat is de hoofdzaak van wat in een School geleerd wordt. En zie nu Art. 21. De Openbare School moet ook haar leerplan opsturen naar den Schoolopziener, deze moet 't goed keuren. Voor onze Scholen wordt het aan hem gezonden, hij leest 't en deugt 't niet, dan komt er een verzoek om te wijzigen. Voor de Openbare tf£a O m «5 'ti PL, Schooi moet 't goedgekeurd worden, 't onze wordt meegedeeld, zegt de Wet. Welk verschil is er nu in de waar borg voor goed onderwijs, als 'tleer plan van een Christelijke School net zoo goed door den Schoolopziener be en veroordeeld wordt als dat der Openbare School. Ja maar, zegt er één. De Openbare School heeft een strenger toezicht op den ijver of de onverschilligheid der onderwijzers. Wat blief De Christelijke School en precies zoo de Openbare staan onder toezicht van een Minister, een Inspecteur, een Districtsschoolopziener, een Arron- dissements Schoolopziener, een School commissie. Alleen de Openbare School heeft nog de Raad, en de Chr. Schooi heeft een Bestuur, wat krek op 't zelfde neer komt. Ieder ziet dus, dat in 't toezicht ook al geen andere waarborgen zijn. 't Is precies het zeilde. Maar waar zit em dan 't verschil? Waar zijn dan die hooggewensch e waarborgen, die Vooruit al aan zijn lezers »duideiijk« heeft gemaakt? We wenschten wei, dat dit Blad al die waarborgen eens herhaalde. Hoe eer hoe lieve-want dan zijn wij verlost van een schromelijke dwaling, waarmee we tot heden rondliepen En als ze dan de artikelen der Wet opgeeft met de letter erbij, dan kan de zaak tot groote klaarheid komen en we zullen onze dwaling erkennen en ons haasten om den iezers mee te deelen, dat de Openbare Schooi waarborgen bezit voor goed onderwijs, die wij niet be zitten- Maar wij profeteeren de liberale en antirev. kiezers al bij voorbaat, dat »Vooruit« geen letter er ter en schrij ven zal; d. i. tegen wat we, met de Wet naast ons, over onze waarborgen geschreven hebben Ze kan 't niet. We hebben nu onze waarborgen genoemd de vakken gelijk school bouw gelijk; aantal onderwijzers ge lijk. Schooltoezicht gelijk. Wat kan dan nog ongelijk wezen De Examens! Neen. Want Art. 55 zegt, dat geen enkele onderwijzer op de Christelijke School mag wezen of hij moet een acte hebben een bewijs van goed gedrag van den Burgemeester en een bewijs, dat de Burgemeester van zijn nieuwe woonplaats die twee stukken, (acte en gedrag) gezien hèeft en in orde bevonden. Ja maar, een onderwijzer van een üpenb. School heeft veel meer rechtszekerheiddat maakt zijn leven en onderwijs secuurder. Niets van aan. Art. 59 regelt voor den onderwijzer zijn heele bestaan, 't Is net zoo secuur als van een Openbaar onderwijzer. We eindigen. We betwisten aan »Vooruit« de onwaarheid, die ze vroe ger »duidelijk« heelt doen blijken; toen ze haar lezers maar wat wijs maakte. En we verlangen er naar eens van »Vooruit« te hooren, waarin dan toch de betere waarborgen be staan. En we hopen daar dan weer op terug te komen. Want 't is een hoofdpunt in onze discussie, die we niet moeten sluiten v< ordat 't volle lirhr. schijnt. Vooruit 13 Dec. Nooit dwazer stelling geponeerd dan Vooruit plaatst in zijn nummer van 13 Dec.De Gemeente is de vader en de moeder der kinderen". Dat de schrijver een klap van den Socialis- tischen molen gekregen heeft, is be slist en zeker. De kopstukken der Socialistische partij hebben in dien geest geschrevenVader Staat en Moeder Gemeente zullen wel voor alles zorgen. En in den Socialistischen heilstaat zal veel meer dan nu nog dat Staats- en Gemeentelijk Socialisme den boventoon voeren. Maar wie niet Socialist is. denkt er gansch anders over. En dan is niet de Gemeente voor de opvoeding verantwoordelijk, maar de ouders. De 13. Schrift leert ons dat op elke bladzijde. «Gij ouders, voedt uw kinderen op in de vreeze en vermaning des Heeren," zegt de Apostel. En dat is de grondregel, waarnaar ieder zich moet reguleeren. Zeker, we zien 't wel voor oogen, dat de Gemeente veelmeer dan vroeger optreedt om als Beheerder van aller lei zaken (Gasfabriek, Electriciteits bedrijf, Bad- en Zweminrichting, Openbare Reiniging, Brandweer, ont ginning enz. enz.) op te tredenwe weten ook wel, dat ze als Burgerlijk Armbestuur voor ongelukkigen op treedt in Weeshuis- en Armhuis, maar èn dat lijkt nog niets op een rechtens vaderschap van die Gemeente over haar onderdanen, zooals een vader over zijn kinderen de volle zeggens schap heeft, èn wat de hoofdzaak be treftnoch 't Beheer eener Gasfabriek enz. noch de Armbedeeling hebben ook maar iets te maken met de op voeding der kinderen, voor wie de ouders en niet de Gemeente verant woordelijk is. Vooruit haspelt de werk kringen eener Gemeente door elkaar Al wordt ze geroepen tot 't een. dan mag ze daarom 't andere nog niet doen. Haar terrein is beperkt. En de op voeding van kinderen ligt daar buiten w MIS* rrrMUH »Hoe groot zijn, Heere Uwe werken zoo rcepi de d-chier uit. En welk een tmehtig onderscheid tus schen de scheppingswerken Gods en de kunstgewrochten der menschen. Neem een bouwwerk, een schilderstuk of wat ge wilt. Ge moet het. om het tn bewonderen op een afstand zien. Vlak bij zult ge in de steen en aan de verf immers zooveel onefï nheden en klon ters merken, dat alle gezicht op de schoon heid van 't geheel u ontgaat. Zoo niet bij de weiken Gods. Uit de verte en in hun geheel gezien, zijn ze volmaakt. Maar hoe nader men ze leert kennen, hoe grooter d e volmaaktheid wordt, to dat de geloovige in ontroering en aanbidding neerzinkt en stamelt»Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt Terecht maakte iemand onlangs de op merking, hoe het onze schuld moet worden voor God, dat men nog maar steeds het onderzoek van de groote werken Gods in het Rijk der Natuur, goeddeels overlaten aan de oDgeloovigen. Voorheen was dit niet alzoo. In den bloeitijd van het Calvinisme stond ons Vaderland ook vooraan, waar het gold de navorsching der natuur. Maar onder die geleerde onderzoekers waren er niet weinige, d:e dm Heere hun God zagen en kenden in de werken Zijner handen en er van ver telden asu hun volk onder den kenschet- seuden tiiel van »De wonderen des Aller- hoogstt'D« of iets dergelijks. D*t is iiU zoo gaasch anders. Onze tijd kenmerkt zich vooral ook door de zuch», om te lezen in het Boek der Natuur. Zien we op 't geen de mauDen aan de overzijde doen, om planten en dieren in hun groei en samenleving te bespieden, hoe ze afdalen in de diepten der zeeën en opklimmen tot den hemel der sterren, om dat gansche samenstel van Gods werken te ODtieden, dan moeten we beschaamd staan, dat zij doen, wat wij, als geloovigen in de eerste plaats hadden moeten doen, omdat wij den gouden sleutel hebben, die de opperste geheimenissen van dat Boek der Na'uur ontsluit een sleutel dien zij missen Toch zijn we hun dankbaar. Wat zij medebrengen van hun zwerf tochten door de Natuur,wordt dcorons gaarne, als waardevol materiaal aanvaard en het is ons een gedurige herinnering aan ons verzuim, een aansporing, om ook op dit terrein de wetenschap op te eischen voor den Christus Gods Het is toch zoo interessant Twee voorbeelden, die ik de laatste weken las en die me bijzonder troffen mogen dit nader aantoonen. De kleine, nietige mier heeft reeds van oude tijden de aandacht getrokken der onderzoekers. Reeds Salomo had met de gebrekk ge hulpmiddelen uit zijn tijd het leven der mier gadegeslagen en er de grootheid Gods in gezien. Later kwam veel meer aan 't licht. Het is al lang van algemeene bekend heid, dat de mieren onder elkaar in een geordende samenleving veikeeren. Dat ze met goed gedrilde en georganiseerde ba- taillous ten strijde trekken. Dat ze zelfs hun eigen kudden »bladluizen« houden, ver- lei kei d als ze zijn op het zoete vocht, d;t dce dieren afscheiden Doch er is zooveel meer. Hoe nauwkeuriger men het leven van dit »or,s'erk« volk beschouwt, hoe dieper men onder den indruk komt van de wijsheid d- s Sch-ppers, die zelfs dit kleine, nietige c n-T-ider 1 van zijne grootsche Schepping zóo heef gemaakt en zóó laat leven. Het khiikt soms fabelachtig. 't Lijkt wel haast een sprookje. Ma-r ti ch is het alles de zuivere waar heid zooals nauwkeurige enherhaalde onder zoekingen bewezen hebbende waarheid lij'-1 «oins onwaarschijnlijker dan 't sprookje Mieren als »veevokkers« waren reeds lang bekend een Amerikaansche geleerde en natuuronderzoeker heeft ze ons, niet lang geleden, ock doen zien als landbouwers. Deze landbouwmier kweekt bepaalde plan ten, gewone grassoorten, en legt daarvan groote akkers aan, die zij dan niet zelden nog door wallen omringt, teneinde aan andere gewassen het indringen te bemoei lijken. De mier is dan verzot op de zaden dezer planten en tracht daartoe de flora in de omgeving van haar nest geheel uit die ééne plantensoort te doen bestaan. Ze doet dat op negatieve manier, door nl. alle andere plantensoorten, zoodra ze zich maar even boven den grond vertoonen, uit te roeien. Ja, de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat ze ook werkelijk positief zaait. De groote moeilijkheid is alleen, om te con- stateereD, of de zaadkorrels, die zij werkelijk hier en daar vallen laat, met opzet worden neergelegd, dan wel of ze haar ontglippen bij 't vervoer naar haar nest. Om dat te weten, zou men 't haar moeten vragen I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1911 | | pagina 1