EISTE BLAD.
Zaterdag 9 December 1911
,4tV"! Jaargang N". 1718.
A n tirevo lu
Orgaan
voor tie Zuidliollanilselie en Zeenwsefie Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
Alle stukken voor «le Etedactie bestemd, Advertentiën ess verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever.
AAN ONZE LEZERS
hebben wij het genoegen te berichten,
dat wij voor ons ZONDAGSBLAD
een keurigen prachtband hebben ge
maakt, dien we verkrijgbaar stellen
voor slechts
35 Cent.
Zij, die van de 52 ontvangen num
mers nu een keurig boekdeel willen
hebben, gelieve die afl. ons na num
mer 52 toe te zenden en we zullen
voor de goede afwerking zorg dragen.
Evenzoo vojr ons FEUILLETON,
dat zijn einde nadert, hebben we een
prachtband geslagen, die er wezen
mag. De prijs daarvan is slechts
25 Ceist.
Wie het Feuilleton dus nu blijvend
wil maken, zende het ons toe en een
keurig gebonden boek krijgt men
terug.
Daar wij echter een beperkt aantal
banden hebben gereed gemaakt, is
spoedige opgaaf gewenscht.
DE UITGEVER.
Esd dwaling.
We schreven in onze vorige artikelen
over onderwerpen, die bij elkander
behooren, om zoo langzamerhand te
komen tot de volledige ontwikkeling
van 't begrip Sociale toestanden. We
schreven over de scheppingsorde, over
de ordinantiën Gods, over de inge
schapen Godskennis, over de natuur
drang en positieve wetten. En we
zeiden, dat elke positieve wet de na
tuurwet dekken moet, en dat elke.
Regeering, elke Overheid, maar ook
elk mensch door de wetten en veror
deningen en reglementen en statuten
en voorschriften, die hij geeft trachten
moet de natuurwet zoo dicht mogelijk
te naderen, opdat er geen verzet, geen
oppositie ontsta, tusschen hetgeen een
Overheid voorschrijft en hetgeen we
zelf als natuurlijk en redelijk vinden.
De groote vraag is echter dezewat
is die natuurwetwaarom heeft zij de
macht om zelfs een positieve wet van
Rijkswege b.*v. te miskennen en te ver
onachtzamen. Waarom zit in een na
tuurwet zoo'n machtige drang om zelfs
aan koninklijke wetten ongehoorzaam
te zijn en te vertrappen met allerlei
verordeningen van provincie of Ge
meente den spot te drijven. Ge kent
toch wel de volksmond»ik heb lak
aan die wet»; of »ze doen maar, wat
ze geleerd hebben, maar ik doe 'tniet«
of nog wat harder»ze ben gek die
heeren in Den Haag«. Zie, zulke uit
drukkingen wijzen er op, dat er in de
volksconcientie iets leeft en ritselt, dat
niet altijd klopt met wettelijke maat
regelen en verzet uitlokt. Die natuur
drang of natuurwet is dan toch wel
een eigenaardig iets.
't Zal wel waar wezen En omtrent
haar zijn groote dwalingen in omloop
die met de antithese in 't allernauwste
verband staan.
Er zijn er die een natuurwet be
schouwen als een verzameling van
onder formules gebrachte gewoonten,
die de mensch volgde in den
zoogenaamden natuurtoestand
toen hij nog zoo ongeveer een aap
was. Iecler weet, dat er menschen zijn,
die zeggen, dat ze van een aap af
stammen. Welnu, die aapmensch leef
de op zijn manier en de natuurwet
is nu de volledige somma van alle
grappen en alle brouhaha, die in dien
aapmensch aanwezig was. Maar zegt
geer is op 't oogenblik geen aap
mensch te vindenwaar je in Neder
land komt, 't zijn allemaal menschen
en geen aap hoe moeten we nu weten,
wat die eerste menschen, die dier-
menschen uitvoerden. Wel, antwoordt
zoo'n aap-mensch-bewonderaar, ga
dan naar de barbaarsche volkeren,
naar 't hartje van Afrika of Austra
lië, en zooals ge daar de menschen
bezig ziet in hun doen en laten, zoo
was de eerste mensch, toen moeder
Natuur hem ontwikkelde uit nog la
gere soorten, uit, ja, wie weet, waaruit.
Maar eilievedie geleerde heeren
met hun natuurstaat, en aapmensch,
en natuurwet, openbaar in diemensch-
dieren uit de vóórwereld, jagen slechts
louter fantasie, hersenschim, en het
openbaart niets dan vijandschap tegen
't Woord Gföds, dat van een Adam en
Eva spreekt, die niet als apen, maar
als menschen met hooge gaven van
geest en hart bedeeld, uit de hand
huns Scheppers kwamen.
En waar is er in de wereld een
ruwe, barbaarsche volksstam, die uit
zich zelf tot vervolmaking kwam
Nergens. Wel andersom. Wel zinken
beschaafde menschen tot dierenwel
wordt een beschaafd volk een volk
zonder banden en toomeloos, en zinkt
't weg in een verdierlijkten toestand,
maar van een dier mensch worden,
neen, dat moet nog gezien worden.
Doch aangenomenstel 't onmoge
lijke er was een aapmensch, maar
zou dan 't leven van dat beest-mensch
ons de wet moeten zijn, ingeschreven
in onze harten.
Is dat apenleven de kreet des ge
wetens P Dwaas, die 't gelooft.
Neen, de natuurwet moet dus wat
anders zijn dan een somma van leef
regelen uit den tijd, toen de aap zich
tot mensch ontwikkelde, volgens die
dwaze geleerden.
Nog eens dus de vraagwat is in
onze harten ingegriftbij allen, groot
en klein, oud en jong.
Er zijn andere geleerden, die zeggen
wil je weten, wat een mensch eigenlijk
is, gaat dan naar een mierennestbe
studeer dat, en zooals je die diertjes
léert kennen uit hun loopen en gaan
en staan, zoo moet je ook den mensch
bestudeeren; beschouw hem dag in
dag uit en wat je bij alle menschen
vindt, is de wet der natuurdat is 't
goede in den mensch, 't oorspronke
lijke. En de wereld moet geregeerd
worden zoofils je de menschen vindt
en ziet en hoort.
Jilaar deze geleerden dwalenwant
een mensch is meer dan een stukje
vleesch. Hij is geen mier, maar heeft
een verstand, en wilen dat vérstand
en die wil zijn daarenboven door de
zonde bedorven
Om de natuurwet te vinden, die
elk regeeringspersoon moet kennen,
zal hij zijn volk wijs en goed regeeren,
moeten we dus niet naar Afrika's
Hottentotten, noch naar de mieren.
Waar dan heen?
»Vooruit« wijdt drie artikeltjes aan
een onzer driestarren nl. over het
schoolgeld te Middelharnis. Ze juicht
't lage schoolgeld toe. Op welken
grond? Want om iets toe te juichen,
moet er toch een reden zijn. Eu men
staat verbaasd over wat ze zegt
Wordt de burgerman niet genoeg
gedrukt door hooge belastingen
Anderen grond geeft ze niet.
Ja, maar! als een burgerman gedrukt
wordt door hooge belastingen, dan
ontslaat die druk hem niet om school
geld te betalen. Dien druk moet hij
van zich afwentelen door te protes
teeren bij den belastingwetgever, dus
moet de burgerman naar Den Haag,
maar nooit mag hij op de Gemeente-
fmantiën verhalen wat 't Rijk hem
oplegt.
Maar nooit kan een zware Rijks
belasting iemand ontslaan om aan
zijn ouderlijke plichten te voldoen, d. i.
te betalen wat zijne kinderen aan
onderwijs kosten.
Die vader heeft tegenover de school
een schuld af te doen. De school en
de onderwijzers en de leermiddelen
zijn in dienst van zijn kindde ge
meentelijke overheid heeft die school
laten bouwen voor zijn kind. en die
onkosten door de gemeente gemaakt,
ten behoeve \an dit kind, moet de
vader betalende vader en niemand
anders. Dat kind geniet de lusten, de
vader draagt de lasten.
't Zou wat moois worden, als ik naar
den bakker ging of naar den kleer
maker en zeiBaas de belastingen
zijn toch al zoo zwaar, geef me eens
zes jaar aaneen brood of elk jaar een
paar nieuwe broeken cadeau voor
mijn Hansje. De kleermaker zie je
aankomen En de bakker zou zeggen
Ga maar naar mijn buurman.
Absoluut onhoudbaar is destelling
van »Vooruit,« dat men geen school
geld betaalt, omdat de belasting zoo
hoog is. Ze moet betere redenen op
geven.
Schoolgaan is onderwijs kooien en
wie koopt, moet betalen. En of nu de'
belaslingen hoog zijn of niet, dat doet
aan het betalen van schoolgeld niets
af. Of de dure erwten 18 cents per
kop«zijn, doet niets af van't feit, dat
ik voor een brood 14 cent moet geven.
Kan een burgerman niet betalen,
dan moet hij zijn kind thuis houden
en zelf onderwijs geven, maar hij moet
er niet de gemeente voor laten «op
draaien.»
Want nog dit: als al de burgerlui
ophielden met schoolgeld- te betalen,
omdat de Rijksbelasting zoo zwaar
is, maar eilieve 1 dan val je van de
wal in de sloot, want dan wordt de
Hoofdelijke Omslag ook veel hooger
dan vroeger en dan is die burgerman
er geen stap mee vooruit gegaan.
't Debat over Koloniën is geëindigd
en de Pers komt Jos over Minister de
Waal Malefijt.
Eertijds werd hij met een laatdun
kend schouderophalen begroet. Na
tuurlijk, 't rechtsche Kabinet moest
toch een Minister van Koloniën heb
ben, maar bij dien minister, neen
min-is-'ter't was niemendal. Hij had
zijn voorkomen niet mee.
Zijn stem was niet zoo mooi.
Hij stond er zoo saai en droog bij.
En zijn rede was zoo houterig, niets
pikants.
Hoe zijn de rollen verwisseld.
Lees nog eens de groote liberale bla
den, maar ze tappen al uit een ander
vaatje; en erkennen volmondig, dat
de man niet volmaakt is, maar onder
de liberale ministers van Koloniën
waren er van heel wat minder allooi,
zeggen ze.
Maar een anti valt wel eens meer
meeDie man wordt gewoonlijk be
schouwd als een sul. eeu lomperd, een
beunhaas, een naprater in de oogen
van zoo'n quasi geleerden liberaal.
Maar als zoo'n lomperd eens toont,
dat hij ook wat weet, dan staat de
liberaal, wat bescheidener geworden,
verbaasd. He, dat wist en kon die
anti ook! Hoe is't mogelijk, he!
En zoo is 't met onze Ministers ook.
Heusch, die menschen vallen wel mee.
üf liever ze presteeren steeds veel.
Maar een liberaal zit zoo vastgeroest
in de gedachte aan zijn-eigen-zelvers-
bekwaamheid, dat hij geen oog heeft
voor ,een ander, 't Is jammer, dat
een liberaal mensch zoo is. Beterschap
zou de dokter zeggen
IfSSAT UITÜfJ84.
Deze Courant verschijnt eiken "Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
zonder 50
Buitenland bij vooraitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50; zonder 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
UITGEYEB
SOMMELSDIJK.
ïelefe®ss lnterconesa. So. 'S.
Advertentiën 10 Cent pe? regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en i[s maal,
Dienstaanvrsgen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zjj beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Voor wie enkele afleveringen mist,
of zoek zijn, kunnen we, zoolang de
voorraad strekt, bijpassen.
Aan Vooruit I.
Meegevallvn.
't Wordt nu de omgekeerde wereld.
Beleefd is ons volk nu eenmaal nietin
dit opzicht zijn onze nationale voortreffelijk
heden niet van dien aard, dat we ons
daarop behoeven te roemen.
De buitenlander weet er van te praten
En slechts zelden komt hij van een reisje
door Nederland terug, of hij heeft allerlei
voorbeelden van onbeleefdheid, om niet te
zeggen onbeschoftheid, waaraan hij heeft
blootgestaan.
Maar niet alleen de buitenlander.
Ook de eigen landgenoot ondervindt het.
En niet slechts van de n-heffe des volks«,
neen, soms in de bejegening, die men voor
het ^beschaafd* publiek ondervindt ik
bedoel, dat zijn onbeschaafd hart achter
beschaafde kleedij omdraagt van den meest
kwetsenden aard. i
Wij, Nederlanders, hebben genoeg natio
nale deugden, om op deze ondeugd eens
goed den nadruk te leggen.
Liegen is altijd kwaad.
Men kan ook liegen in den omgang. En
als ik tegen iemand ernstige grieven heb,
dan is het een minne leugen, wanneer ik
hem met groot, beleefdheidsvertoon, onder
't mom van hartelijkheid, in mijn ha t, zoo
niet verwensch, dan toch verre wensch.
Maar overigens kon ons huiselijk en maat
schappelijk samenleven door een onderling
beleefd en beschaafd verkeer en zoo winnen.
Ik bedoel geen vormelijkheid.
Niet wat men noemt manieren
Zeker ^ongemanierd* zijn, is geen aan
beveling. Maar wat dan heet de vetikettez
is in verre de meeste gevallen juist een
wijde verberginsmantel, om het gemis aan
ware beleefdheid en beschaving des harten
niet te laten uitkomen.
Bij ongepolijste vormen, heb ik u de
woorden en daden van de eenvoudige plat
telanders vaak meer ware beleefdheid
gevonden, dan ter plaatse, waar men geacht
mag worden, te weten, hoe het hoort.
En onder het volk staat het platteland
in dit opzicht vaak het hoogst
mits men weer niet komt in industriestreken
of dicht bij 't water de filosoof moge
uitzoeken, waar 'm dat in zit.
In afgelegen landbouwdorpjes in Holland,
heb ik nooit anders gezien, dan dat de
schooljeugd den vreemdeling pettikkend
groette. Maar hoe dichter men dan een
groote stad, een industrieplaats of een
rivierdijk nadert, hoe minder dit wordt. Eerst
blijft de hand in den zak, wat verder volgt
brutaal stilstaan en naoogen, dat gaat over
in najouwen en 't slot is gooien met slijk,
met steentjes of wat meer tot dit kinderver-
maak kan bijdragen.
Zoo de ouden zongen, piepen de jongen.
Komt men dan langs een »dam«, een
»huis«, een j-driesprongof eenige andere
verzamelplaats van volk: brugleuning, kade,
poort enz., dan merkt men alras, dat de
jeugd haar leerschool dicht bij heeft.
Ruwe woorden knappen. Flauwe aardig
heden sissen en worden met een grooten
lachmond herhaald. Men schaamt er zich,
om 't een of ander gewooD beleefd, netjes,
beschaafd te zeggen. Wie dat doet, hoort
niet in den kring.
Heeft een zaak twee woorden, ter keuze
van den spreker dan moet het
ruwsie en plats e woord gebruikt, anders
ia t niet »echt«, over niets zwijgt men, maar
z'n durf moet men toonen, door in ieders
oor ook de meest onkiesche zaken, pruim-
kauwend, uit te rafelen.
Zoó schijnen er tegenwoordig ook over
te denken de zeven steunpilaren der sociaal
democraten, die zitten in de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
Vroeger was het zoo, dat een uit
drukking, die in beschaafd gezelschap niet
op haar plaats was, als »onparlementair"
werd geteekersd. Nu gaat het zoo worden,
dat men weldra een onbehouwen polder
jongen, die ruwe keetpraat braakt, zal toe
voegen: Kerel! je gaat te keer of je in
't parlement zatof je lid van de Tweede
Kamer bent schaam je wat
In het Parlement zitten de »verkorenen
der natie".
Dat zijn dus, mag men aannemen, uit
de ruim drie millioen mannelijke Neder
landers de besten, de wijsten, de beza-
dtgsteD, in elk opzicht de primi des volks.
Daar drijft boven de vette room van ons
politieke vaderland. Men vindt er een
neusje van de zalm. De toongevers der
natie.
Zij zijn het volk ten voorbeeld.
Naar het Binnenhof wendt het zich, om
te weten, hoe het spreken moet; hoe het
de politiek moet behandelen zijn tegen
stander moet beantwoordenhet debat
moet voeren, hoe het waardig optreden
kan in 't publiekhoe het als volk zijn
eer hoog houden zal te midden van de
volkeren der aarde.
Zoo behoort het te zijn.
Maar de sociaal democraten denken daar
anders over. En zij, helaasniet alleen,
zij bulderen, schelden, razen, tieren, smaden,
hoonen, tergen naar hartelust.
En waren nu de Troelstra's de Hugen
holtze. d. g. op de bierka geboren en
in den baggerbak opgegroeid men zou
wel kunnen begrijpen en vergeven.
Doch dit is zoo niet.
Zij hebben een goede opvoeding genoten.
Als zij wilden, zouden zij zeer goed met
felien bijtenden spotmet vlijmende satyre
met geeselende taal de «bourgoisie" kunnen
te lijf gaan en toch als beschaafde
lieden blijven binnen de parlementaire
vormeD.
Maar dat willen ze niet.
't Is hun, behalve om den inhoud, juist
ook om dien vorm te doen.
Die geeft »kleur" aan hun sprekeD.
Nu daardoor schijnen ze hun volgelingen
te moeten overtuigen, dat ze wel degelijk
kunnen één zijn.
Met een smultrek van genot, leest dan-
den volgenden dag departijgenoot" in
een schafthalfuurlje 't verslag. Van de
meest gepeperde passages laat hij z'n kame
raad naast 'm mêe genieten. En als 'm
uit is, dan vloeken ze samen op die »ge-
meene smeerlappen van Rechts'', met hun
schijnheiligen snoet" en verkneukelen ze
zich er over, dat Schaper of 'n ander je
zo® lekker op d'r gegeven heeft."
Zoo wordt de volkstem verslechterd.
Het volksgemoed vergiftigd.
Het volksleven verlaagd.
In mijn jonge jaren kerkte ik eens bij
een boeren-oefenaar in een der gemeenten
i>van min vaste formatie", zooals ze, ge
loof ik, heetten.