•japuA uajuq uua apaoq
gp ui sum p§jozaq paoS apjoopjaA ufiz pup 'psiM fiq ug
•uauoop 91 peo§ piaqjaddup 119 pqouiq ufiz noz uaqqaq
piaqua§apa§ fiq pnpooz 'uapnoz uapaorapuo uapuefiA fiz
pup 'sjpaz apclooq ua uappuAeS pjnaq a; sum apuuupsueu
JUUq 9qp9M (j99 9p J0AO §iqqn[0§ .i09z SUM flZ qOO do
uSjnqpaqpay Ciq paiu rauMq 'uaraoqjaAo noz qnpaSuo
uaa §muog nap uua §ujpiap9§0q ui apsjeip Juuq pup
epqoupaë ap 119 'uapiaq uua naeg fiz uapuaq saai^ 'U8U
-fiqos §ipqonzjpaz para uassiuapjnaqaë a§ipqaiMe§ azap pu
japuo uappiM [12 qjoq spqaaps sum pjaqëaig na uëjnq
-paqpay uaqossnp piaqasju peg raapajpsaè puq qpoA suaipi
nagap fiq pup 'napapag uapuuura a§iuiaM juuiu gon qoop
sua\ paq saaAvaq 'ëuqapmaaiA uap 'raaq ëuiuovp ap
pup 'uaAvnojpjaA p; ibao pgnaqiaA jaaz sum p.iaqgatg
j uauaip uagotn
ap saaapsaani agooq aiuq ufiz apfqq uappnz u9muoja
azno na uaMnoq juuq jooa siapud naa uaqassnpui uappnz
fiM" i qfipoojA punuqug dapj „jjaiq juuui .reuq §uaig"
(1j jaiq spu BipiaA ooz paiu
gon Crz st pops s(pjuqpaqpay d() ■upSuiuoq ap puura puag
-[OA naa Eim uapuq uup 'gn.iap paog puurapip Eim irauiovp
•uappapjaA uaMnojA apapa jap Buippaj ua duqosuagunAag
ap uua sinapaiqasag aqfipJUuqjapuoM apaaq ap SaMjapuo
uup fim uauunq eig -uuuBaera paoui 'naAagaq pjaaq
duqosua§nuAa§ ui saiapsaant aufiz para BippiMfijA qoiz
aip 'duuuq ap qoo raazfiMaq psuaip uapsiaa nap laiuura
azap do firn na uapiapaëaq [tut paoni piaqëaig 'puuq
spog ui si uoAap ufij\[ *si pspoojg paq juuAa§ paq juum
uaaqjuup pftppu qi u§ uup 'ue§poA fim 'uannnra aiaddup
pup 'paaM qi spy" :§ipsuia apiaz Buiuog ap qooQ
Hi napjoAv uauunq qfipjuuAaB paaq pqoip noz pqoop aip
na 'ju puupjapuA paq uua paq paq p§uuq n uua 'pnupo
agqtaA paq do qoop nu .xaiq fig jEqq 'gniuog .taajj"
gtnnovp nap pop pgjozaq jaaq qoo apiaz fiq na ua.iooq
nuA spein qfipmnpnu nn punuquq pug appiAA xbuq
-uura aufiz [u uappuq pnoAu uapnp nap pop nagioni nag
-aojA uap nn^ •naA\noq ap do 'naAajqag naruAA joao gon
namui aqiaps ap unAJUUAv 'pqoinq nfiz mo uagopag qjaAA
pt uuu apnoq ap sqnnpno qfqpappimno iiojuav pjaqgaig
uuA aip para na uanunra aqospuag ènfiz para jpaz fijj
■napqotiaq ap sajpe guinog nap rao 'uapnozag xassay^
.luun uadaqos apsaara ap para uupsjpn^ uapno nap qfxp
-[appimno fiq pnq 'pirejag suav puag ni .nraf aguoA paq
nuA uaSup apspraq iap uaa fiq pupuy -uaufiz ,iap aip ua
uagnr-tbaja aufiz gntuog nap pug ap ajqapaA uaqossnpuj
•na.oU.ip ap uuu pnoq[aqqo.ids puAV quip .loop 'ufiz psnaip
jaaA uua fnpaiq napnoq 'uapuid ua uadooj napqoora
uaraus .laaAV fiz pup 'ua.iUA\ giqqnjagjaAO 110 raa.iUM
fiq qoo .ia aip 'paijini^ PJOICüinAY 'PuolS8Cl ?1I(1
-i9Auq ua qosaapv 'pooaq pin pup '[uura agipnoAuaa paq
nappiaiaq ua sinqqo[q ania[q paq nu uoprupaq nanuura
auapiaqosiOA ua uapguurapsuaip ap 'uaAinoiAjapa aQ
(<j naqura gipaods [a.*A fiM naqnz uaqu .iooa gaonag apraini
na« -pin ia fiq guz pqaAiagdo ua quip 'pgaouag.iaA ooz
apnaqiaq sqfqaAvnuu Sniuog uap aip 'pnnnqug pug dap
(('sno fiq qaaAA uaa jooa puuuooA gou uaqqaq fiy^«
t raajappirasuaAaj uuu paq pqaaiqpuo ua uiajq qoo uup pnq
apsi[u 'uapaiquuu [9av gou n qi uuq [aaAOOz« 'guiuog
ap aptaz 1('uarajUAA ap n rao pnq ap juun aara praog«
•puupa p6
"iuuu uaA\no.iA[apa ap ua pug uap para raaq pqaniq ua
puuq ap pin raooqiuuA uap guiuog uap rauu pjaqgaig
U9[apa .iap puupa paq do
•xnxsajfooH aaNaixaaa
S9S
aaoaaaiuHog m -svvjy nva xoiamnag
252
AETHELBÜRGA
Feuilleton van Maas- en Scheldebode
245
en de mannen tot hunne nieuwe dagtaak te roepen.
Rondom over de rivier en het moeras lag nog een
dichte nevel, doch de heuvel werd reeds bestraald door
het morgenrood. »Een heerlijk toevluchtsoord," zeidehij
weer bij zich zelf; „over een week heb ik het zoo ver
sterkt, dat ik het met mijne mannen tegen het geheele
leger der Denen kan verdedigen. Doch het is dan ook
de laatste vesting der Saksen, en het bergt hun grootsten
sehat, daarom is spoed wel noodzakelijk. Wie weet of
de vijand niet spoedig dit eiland in 't bosch ontdekken
zal!"
Hij had deze laatste woorden binnensmonds gezegd,
en wilde zich juist naar 't groote blokhuis begeven,
toen hij eensklaps hevig schrikte en met de hand naar
zijn zwaard greep. Iemand had hem de hand op den
schouder gelegd. Doch een zachte, vriendelijke stem
stelde hem gerust„Moet de ouderdom de jeugd be
schamen De Koning stond voor hem. Hij sliep
zeer licht en het opengaan der deur had hem doen
ontwmken. Te zamen gingen zij nu naar de mannen.
Allen waren spoedig, na vlug wat te hebben gegeten
tot den arbeid gereedEalmund meende hen weer allen
aan hetzelfde werk te zetten, doch de koning had een
ander plan.
„Twee derde der mannen moogt ge hier houden,"
zei hij tot den Earl, „maar met de anderen zal ik het
bosch ingaan om levensmiddelen te halen, wat bijna
nog noodzakelijker is dan de versterking van het
eiland. Ik hoop dat wij dan een kleine afdeeling van
den vijand ontmoeten. Deze ziillen dan de eersten zijn
die terdege zullen ondervinden, dat de Koning der
Christenen nog leeft, ik zal ook aan èenige vrienden
bericht doen toekomen, dat gij met de uwen gekomen
zijt; dat geeft hun allen nieuwen moed, want den
held van Swanewick vereeren zij bijna nog iheer dan
den Koning
nen met den grootsten ijver gearbeid om hunnen ge
liefden Earl met vrouw en kind weer een nieuw tehuis
te verschaffen. Het puin werd opgeruimd en spoedig
verrezen eenige sterke blokhuizen op den ouden heuvel,
welke ruimte genoeg verschaften, totdat er betere tij
den zouden aanbreken. De edelvrouwen hadden indien
tijd in de visschershut gewoond, en de mannen waren
op de schepen gebleven.
Doch nauwelijks hadden zij de blokhuizen betrokken,
of daar kwam Wulfstan half Februari terug met de
tijding»De vijanden zijn midden in Wessexde Ko
ning is gevlucht of omgekomen en het volk is wan
hopend
Wulfstan had nauwelijks deze droevige berichten
vernomen, of zijne meeste mannen waren ook wegge
vlucht. De brave oude man was een klein eindje het
land ingegaan, doch had ook daar niets over den
Koning kunnen vernemen. De meesten hielden hem
voor dood. Toen had hij eindelijk met een bezwaard
hart den steven huiswaarts gewend.
»Ik was geheel verslagen door dit vreeselijk be
richt,» ging de Earl voort, »ik zag, dat de Noormannen
weer vlugger waren geweest dan wij. Maar ik kon niet
gelooven dat God zijn Christenvolk geheel verlaten
zou; ik kon en wilde niet gelooven, dat mijn Koning
omgekomen was. Daarom riep ik al mijne mannen bij
een, zoo ongeveer tweehonderd, en Siegberts mannen.
Daar de burcht nog niet gereed was en ik ook niet
weer dadelijk van vrouw en kind wilde scheiden, nam
ik haar mee en voer met mijne drie schepen naar
Exeter. Van daar uit gingen wij 't land in om u te
zoeken. Langen tijd konden wij niets bepaalds te weten
komen. Ik trof veel moedeloozen aan, doch hier en
daar ook reeds verbolgenheid over de vreeselijke ver
woestingen der Denen, en verlangen naar den Koning,
wiens raad en.bevel men zoo snood veracht had. Wij
9X 'II voaaaiHHiav
psiSuajj uua pqou[sa§ p( pin japqoop ap raqaz si puQ«
•Svz luuq fiq uaop 'uaSoo aufiz qoo uappraips ua
Soo p, ui qoo MnojAquof rap a;[iqsa§ a§ooq ap paiqy
§aajq njq 'uim ua§oo apuapsips para 'pjaiq apimi do
umu uapsaq uapspooi§ nap iooa japuA iimq uaip '§uiuog
uap qaaq ua róimqpiqpoy puops pjaq§aig psuuu qiqy
»j piooqaqaop
snpsiiqo fi§ pup 'firn paq p§naqj0A psaara p( qooQ 'pjaaq
uapu[J9A firn q[OA ua§ia ufim mup 'raAO [aqqnp ra fira
qi §naqi9A nu ua 'ratiAvq firn pop qjOA jaddup Mn pin
jappu uaa spa p§naqjaA jaAO pfipju fira ia qaq qj -p§a[a§
uaqqaq apfiz Jap [fiqpfiips ap psaaa jimra fiM spu 'uasqug
ua U0U0Q jooa §aou9§ spmqd puiq suo ui si ja :prep
'puupuapsijqQ p, ui raoqja^» fiq epiaz pjaq§aig poq,
'uaraouaègaM ufiz ap [aaqa§ [ooqossuapfq
ajuMz ap Joop uaaqos 'pSmqqag pi:q quuA iaëaoiA
uara J9A0JUUM 'spojp ua piaqpjuq aQ 'azfiM aqfi[apuaiJA
psaara ap do uapaqs§fijq ap qoo appo[s uap ua aMnojA
ajapa ap ua piaq§0ig uuruup appaoj§aq ua 'speq uap
rao qu[a§ ufiz uua puuraiaAO ap ui 9Mnoipa§ uapno ufiz
fiq [aiA juup ua 'puuqiaAO uap umi §ipaods sum fig
„i ppaads
uum.i09a jooa ua puu§ paoraa§ap qaz - uaq §uiuog ap
pup 'qoo qaop p; psud 'uaraoq popspnoM ufira ui uapsu§
e§ooq aqpnz ja spu qooQ 'araoqrao ia§uoq uua pain puup
paq uua Suitiog ap pupdo 'uapepaq ap poojq rao uuu§a§
-pin uapaq si pqoauq apspuup ufip\r 'Suiuaipaq apqiqosa§uo
j9a0 ua§upq laara paiu qoo fiq uuq uup 'uaApaz qoiz nu
puaipaq ua 'punrapug 'uapjOMa§ juupepaq uaa si §uuio\p
Mg» apiaz puaqoupmip§ fiq pfiMiap 'puuqjaAO uap juun
qops ua§uup uaa para §ipuuq paq apjnnps ua 'ju puup p(
uua popA paq appoops 'jaAao uap juuu fiq §uoids §npy
•punrapug uua juuqos ap fiq puoAaq uaMnojA pupuuu poo.i§
uaa qoiz ja pup 'fiq apqjaraaq psjaa njq -uuu uurapapa-
uap ëuiuovp ap apjooq §uizuqjaA ua duqospfipq pap\r
ii(j uajuuaip aMu ufiz juum ua uaraoq n fiq fiM
aaoaacrcaHog Na -swpj nva Noianranag
248 AETHELBÜRGA
der Judith. Maar dan moet de jonkvrouw van avond
nog een weinig voor dominee spelen, dat zal haar wel
beter bevallen dan priesteres van Wodan te zijn door
waarzeggen en allerlei teekens het volk te verleiden
tot den afgodendienst. God heeft haar daarvoor gena
dig bewaarddoch in een Christelijk huis zijn wij allen
priesters en priesteressen, als wij Gods Woord ver
kondigen
Het was Aethelburga zeer zeker duizendmaal liever
dan een heidensche priesteres te zijn, maar toch viel
het haar zeer moeilijk om voor den grooten geleerden
Koning te lezen. Maar de Koning wist haar verlegen
heid te overwinnen door haar vriendelijk toe te spreken
„Doe het om mij genoegen te doengij weet niet, hoe
zeer ik er mij op verheug. Na mijn moeder Judith heb
ik geen enkele vrouw meer hooren lezen."'
En dus las Aethelburga verscheidene gedeelten uit
haar boek, en allen werden er door gesticht. Daarop
bad de Koning. De vrouwen legden zich aan de eene
zijde van het vuur ter ruste, de Earl en de Koning
aan den anderen kant. Mos, bladeren en dennetakken
vormden hunne legerstede, en dierenvellen hun dek.
Toch sliepen de meesten spoedig rustig en vast. De
Koning, die vol was van zijne plannen, voerde nog
eenigen tijd een fluisterend gesprek met den Earl.
Doch plotseling kreeg hij een luid snurken ten ant
woord. Toen strekte hij zich glimlachend op het mos
uit en fluisterde: „God zegene je, beste trouwe vriend,
en je gezonden slaapDien zou ik je nog kunnen be
nijden, als dat Christelijk wasZuchtend keerde hij
zich omhij wist zeer goed, dat hij heden nog langen
tijd niet den verkwikkenden slaap zou vinden, welke
zoo vaak voor zijne zorgen en zijne pijnen op de vlucht
ging.
O, hoe vele gedachten hielden hem dien nacht bezig.
Met gevouwen handen lag hij op zijn legerstede en
(;uapapa aap puupia" paq do §iqqnpa§ qfipaqaaM uappi:
qaop uajuAV ua 'ua§uijajjodo joa uaAap unmzqjaM uaa
pnoM apqaip p( ui uaqasuara apapa aip uappiap 002
■ua§.iozaq sinqap qosp.nm Mnaiu uaa paM
qoo irniq noz jaag eMnojp ap uapuoAa§ pmq.rapuA qfip
-apsaaë Mnaiu uaa fiz uappuq puupiag unq up raaraou
-aëdo uapjOM ap qiaq aqfipapsgqg ap ui doop ua§ipiaq
uepjoop rao 'juuu ppuudaq ja uap§uupjaA fiz ua 'psooip
ua apënajA jaara spaaps juuq apiuqos.iaA joopa§ aMuapu
pag -uaraau ap §aM qfipuaop paaA ooz §uipaoA jap ua
ëuiuoM ,iap aëipaoraiu paq rao aara ëipfqA uadpaiq ua
uaèuijaqpuo apaA ap fiz ua§aoipi0A ëippnpaë i uuu uaq
Eiq raam spaaps qoiz uapops uqppjjpg- ua u§jaqsg s.iapno
jajuq qnpa§ paq uua pqoajdo pooua§ uSmqpaqpay
»j pufiqos qfqjaaq jaaM nu qoop'sum piapsinp.iaA §uup ooz
eip 'uaAap ufira uua uoz ap pfiz Ei§ uqpgppug '.iaaM
pioou spai ooz §92« pm daiJ na §uipa§uof uaa qfqaë
§ijua ooz juuq pooua§pqoa juuq apraiurao nu mrqq
•aop uuu
puaqoupraip§ §ipaoraaaM ja fiz apëaoA »j uaq jooa pao§
§ou qi juum ua 'qaq piaapa§ qi puM sappu qoo qoop
si pug r; uaop ap p§uurapsuaip auaa uua qjaM paq uara
-uqos uup, qoiz lapqoopsSuiuovi uaa noz uiojuu^ <i uuup
-a§ uapsuaipspqoauq uaa§ jpaz ëuiuovp apooj§ ap pjaapq?
appjooMpuu fiz qoop 'oppqoiiiaA qia.w §iuaa muoja
aufiz pup 'uuupsaop paiu pqjapspoA ps.iaa appiAv pjug ag
»ipao§ ooz
sappu paq pquuras raoiuup pinjqa§ apjaip para si pug«
VDHDHHHHJiHV 9Q<5
Feuilleton van Maas- en Scheldebode 249
het eene gebed na het andere werd tot God opgezonden.
Ja, hij was nu in het donkere daleen blokhuis was
zijn paleisMaar toch waren zijne gedachten meer van
vroolijken dan wel van treurigen aard. Naast hem lag
de groote gestalte van zijn trouwsten en dappersten
leenman, wiens komst zijn hoop en vertrouwen kracht
dadig had versterkt. Aan hem had de trouwe God
Zijn Almacht en Zijn goedheid heerlijk geopenbaard,
hoe kon 't dan anders dan dat hij zelf, de Koning, ook
weer moed vatte Met de dappere mannen van Eal
mund zou hij 't kunnen wagen vrouw en kind naar
zijn nieuwen burcht op het „Eiland der edelen" te
brengen. Nu kon hij de eerste tochten tegen de Denen
ondernemenJa, Ealmund had gelijkAethelinga was
een Koningseiland, want van hier uit hoopte hij zijn
Koninkrijk opnieuw te grondvesten.
Langen tijd bleef hij zoo liggenhet was reeds bijna
middernacht en alle andere schenen in een diepen slaap
verzonken te zijntoen stond hij zachtjes op om het
uitgedoofde vuur wat aan te blazen en er nieuwe
blokken hout op te leggen, want de nacht was tame
lijk koud en buiten huilde de stormwind. Maar toen
hij daarop weer naar zijne legerstede terugliep, ging hij
niet weer liggen, doch knielde neer met het gelaat naar
den wand gekeerd en de gevouwen handen omhoog
geheven, zoo lag hij langen tijd st ilslechts af en toe
ontsnapte een zucht aan zijne borst.
Hij meende alleen wakker te zijn, doch hij had zich
vergist. Er was nog iemand in 't blokhuis, die geen
rust kon vinden. Evenals drie maanden geleden op Arends
horst lag Ealdritha ook hier naast hare dochter, met
de hand in de hare. Zij dacht aan dien avond, toen
zij haar kind als gevangene had teruggevonden. Zij
dacht aan al die moeilijke lijdensjaren en vooral aan
den vreeselijken dag, toen haar kind zou worden ge
offerd. Heden kwam haar dit alles voor als een be-