voor de Zuidhollandsclie en Zeeuwüelie Eilanden.
An tirevo lu
Orgaan
Zaterdag '45 November 1911.
•40",e Jaargang N". 1714.
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
Minister Talma over het
Mosd- en Klauwzeer.
SOMMELSDIJK.
Alle slisfekera voor de Redactie bestemd, Advertenties? en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
4&S* IftKS UITHUI*.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per dria maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
zonder 50
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad f 7,50; zonder f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent, Met Zondagsblad 7 Cent.
UITGEVER
Teïefoffiis üasfercossssi io. 2.
Advertentiën 10 Cent per regel en 3/t maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel sn */8 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
I
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis.
Het aantal herkauwende dieren en
'varkens, dat sinds het uitbreken van
de ziekte in elke provincie werd afge
maakt, bedraagt voor:
Runderen
Yarkena
en kalveren.
en biggen.
Friesland
454
121
Groningen
470
253
Drenthe
268
233
Overijssel
95
109
Gelderland
450
361
Limburg
187
177
Utrecht
110
86
Noord Brabant
85
58
Noord-Holland
92
55
Zuid-Holland
253
354
Zeeland
110
45
Totaal 2574
'1852
Toen om de reeds genoemde redenen
van het afmaken moest worden afge
zien, werden zooveel mogelijk maat
regelen genomen om het zieke en
verdachte vee op te stallen, op te
hokken of al te zonderen, in die ge
vallen ontvangt de eigenaar van Rijks
wege eene tegemoetkoming voor de
kosten van onderhoud. In streken
echter, waar gedurende den weidetijd
de veestallen voor berging van kaas
worden bestemd, alsmede daar, waar
gedurende dien tijd meer vee wordt
gehouden dan de stallen kunnen be
vatten, rezen tegen opstalling van de
zijde der veehouders dikwijls onover
komelijke bezwaren. Maar ook waar
deze niet bestonden, stuitte men her
haaldelijk op de geringe medewerking
van veehouders, wier protesten tegen
het opstallen zoowel als tegen de toe
passing van andere maatregelen even
wel niet tot wijziging van inzicht
konden leiden, aangezien bestrijding
van eene besmettelijke ziekte alleen
kan geschieden door maatregelen, die
vernietiging en voorkoming van ver
spreiding van smetstof ten doel hebben,
hetgeen niet anders mogelijk is dan op
de grondslagen, in de wet aangegeven.
De ondergeteekende is het geheel
eens met de meening van die leden,
welke het laten doorzieken onjuist
achten. Moge dit, waar het één of
meerdere in elkanders onmiddellijke
nabijheid gelegen stallen of weiden
betreft, al aanbeveling verdienen, voor
geheele streken, waar de omstandig
heden soms van dien aard zijn, dat
de smetstof zich slechts langzaam ver
spreidt, zou dit «laisser aller« kunnen
leiden tot een voortdurend heerschen
der ziekte.
Zij, die bij het begrip doorzieken
denken aan het achterwege laten van
eiken bestrijdingsmaatregel, dienen te
bedenken, dat dit beduidt het doen
vervallen van het mond- en klauwzeer
uit de lijst van besmettelijke veeziekten,
bedoeld in art. 34 van de wet van
20 Juli f870 Staatsblad no 131), en
dus het voortdurend blootstellen van
onzen veestapel aan een ziekte, die
van de tegenwoordig optredende be
smettelijke veeziekten als de voor de
veehouderij meest schadelijke moet
worden aangemerkt, terwijl deze wijze
van handelen ten opzichte van onzen
uitvoer van vee en landbouwproducten
ongetwijfeld tot groote moeilijkheden
aanleiding zou geven.
De opmerking van sommige leden,
dat met bestrijding der ziekte nog
niet openstelling der grenzen wordt
verkregen, wordt weersproken door
de bepalingen, die in meerdere landen
ten opzichte van den invoer van vee
en landbouwproducten gelden.
Zoo is de invoer van herkauwende
dieren en varkens in Zweden, de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika,
Argentinië toegestaan, als in het land
van herkomst in de laatste 6 maanden
geen mond- en klauwzeer is voorge
komen, terwijl o.a. Brazilië, Canada,
Portugal den invoer steeds toestaan,
als een certificaat kan worden over
gelegd, waarin wordt verklaard, dat
gedurende een bepaalden tijd geen
mond - en klauwzeer in de streek van
herkomst is- voorgekomen.
Onder deze voorwaarden wordt ook
in België en Frankrijk ons vee in den
regel toegelaten.
De belangen van den handel, en in
het bijzonder die van den veestapel,
rechtvaardigen dan ook ten volle de
uitgaven, die ten behoeve van de be
striding zijn gedaan. Uit den aard der
zaak kan hierbij niet worden ontkomen
aan uitgaven voor schadeloosstelling
aan hen, die door insluitingof opstalling
vsn hun vee of verbod van uitvoer
van melk rechtstreeks worden getroffen
al moet hierbij ook met de uiterste
zorg worden gewaakt, dat niet meer
dan het noodige worde gegeven en al
moet worden erkend, dat niet alle
schade kan worden vergoed.
Op het verkrijgen van een middel
ter voorkoming van de ziekte is de
aandacht van de Regeering bij 1 oort-
during gevestigd. In verband hiermede
wordt aan de Rijksseruminrichting in
deze richting gewerkt.
Inderdaad is bij deze epizoötie ge
bleken, dat wijziging van enkele wette
lijke bepalingen aan de bestrijding ten
goede zou komen en dat aanvulling
van sommige voorschriften wensehelijk
is. Bij de wijziging dier bepalingen,
welke in voorbereiding is, wordt de
aandacht geschonken aan de bewaking-
van besmette hoeven en afgesloten
kringen, terwijl wordt overwogen, of,
en zoo ja, in hoeverre daarbij de hulp
van militairen kan worden gemist.
Art. 40 van den in dezen toegepasten
algemeenen maatregel van bestuur,
waarbij aan den Minister de bevoegd
heid gegeven wordt kringen aan te
wijzen, waarin vervoer van herkau
wende dieren en varkens verboden is,
ontleent zijne rechtskracht aan artikel
15 van de wet van 20 Juli 1870 Staats
blad no. 131).
Het inrichten van concentratiekam
pen, waarin ziek vee wordt bijeenge
bracht, ot wel het verdeelen van de
gemeenten, die door de ziekte worden
bezocht, in een gezonden en een zieken
kring, in welken laatsten voortaan het
besmette vee zou worden samenge
bracht, zou op te groote practische
bezwaren stuiten.
Naar aanleiding van de klachten,
welke aan sommige leden ter oore
waren gekomen over de trage uitbe
taling der schadeloosstellingen voor
het afgemaakte vee, moge in herinne
ring worden gebracht, dat de hierbe-
doelde schadeloosstellingen ingevolge
art. 28 der wet van 20 Juli 1870
(iStaatsblad no. 131) uit de gemeente
kassen werden voorgeschoten. Is een
zoodanige kas voor het doen van een
dergelijk voorschot ontoereikend, dan
worden aan den burgemeester der
betreffende gemeente, ingevolge alinea
2 van gemeld wetsartikel, gelden ter
goede rekening uit 's Rijks schatkist
verstrekt. De verstrekking van derge
lijke gelden door het Departement van
Landbouw, Nijverheid en Handel ge
schiedt steeds met den meesten spoed.
Bestrijding van het mond- en klauw
zeer krachtens wettelijke voorschriften
dateert hier te lande van het jaar
1880, in welk jaar bij Koninklijk be-duit
van 14 Maart Staatsblad no. 31) deze
ziekte onder de besmettelijke ziekten
van het vee werd opgenomen.
In het sedert verloopen tijdvak trad
de ziekte herhaaldelijk in meerdere
of mindere mate op. In den regel kon
met vrij groote nauwkeurigheid worden
nagegaan, dat de eerste gevallen hun
ontstaan te danken hadden aan het
voorkomen der ziekte bij onze Ooste
lijke of Zuidelijke naburen, Naar ge
lang van de meer of min gunstige
omstandigheden, waaronder de bestrij
ding plaats had, vond van uit deze
eerste gevallen uitbreiding plaats.
Duidelijk heeft de ervaring, bij de
verschillende epizoötieën opgedaan,
aangetoond, dat aan doeltreffende be
strijding der ziekte niet behoeft te
worden gewanhoopt, Vóór het jaar
1894, toen hier te lande voor het eerst
afmaking van zieke en verdachte dieren
plaats had, werden de ook thans nog
gebruikelij ke atzonderingsmaatregelen
toegepast. Toen in 1894 en daarna
herhaaldelijk door afmaken getracht
werd de ziekte te bestrijden, trad
duidelijk aan het licht, dat deze maat
regel met goeden uitslag kan worden
toegepast, indien o.a. door tijdige
aangifte van het optreden der ziekte
verspreiding van smetstof wordt voor
komen.
Het verzoek om nadere inlichtingen
betreffende de kosten geeft den onder
geteekende aanleiding dienaangaande
het navolgende mede te deelen.
Bij de indiening van het wetsont
werp was de oorspronkelijk op het
artikel toegestane- som van f 350 000
met ruim f 179 000 overschreden. Daar
voorts de ui-gegeven gelde.'behoudens
een bedrag van bijna f4000, uitsluitend
waren gebezigd ten dienste van de
bestijding van het mond- en klauwzeer,
was op genoemd tijdstip voor dit doel
over ruim f500 000 beschikt. Na dien
tijd werd voor de bestrijding nog
bijna f 180 000 uitgegeven.
Bezwaarlijk laat zich evenwel zeg
gen, hoeveel in het geheel boven de
thans aangevraagde verhooging noodig
zal zijn, omdat uit den aard der zaak
niet bekend is, hoeveel de bestrijding
der ziekte zal vorderen over het nog
resteerende tijdvak tot 1 Januari 1912.
Evenwel kan worden medegedeeld, dat
de door de onderscheidene gemeente
besturen tot heden gedane en nog
niet door het Rijk gerestitueerde uit
gaven in totaal een bedrag van circa
f390 000 beloopen. In ronde sommen
is derhalve thans aan de bestrijding
ten koste gelegd f 500 000 -j- f 180 000
f390 000 of f 1 070 000. Hierbij zij
aangeteekend, dat van eerstgenoemde
som, welke grootendeels is samenge
steld uit aan onderscheidene burge
meesters. door tusschenkomst van de
Commissarissen der Koningin, ver
strekte gelden ter goede rekening, een
thans nog niet te bepalen bedrag
ongebruikt zal blijven Tot op het
oogenblik werd te dezer zake in 's Rijks
schatkist teruggestort een bedrag van
f8000.
De kosten wegens bestrijding van
het mond- en klauwzeer over de laatste
5 jaren beliepen
1906 Nihil
1907 f 156 820,485
1908 22 472.775
1909 228 742,75
1910 28 705,425
»Toen de Konirgin prinsesje was
Aldus luidt de titel van een boeksken,
geschreven door miss E. Saxon Winter,
vertaald door mej. Kuyper en uitgegeven
bij Bootsma in Den Haag.
Dat werkje zal wel gaan
Nog altijd is bij een groot gedeelte van
ons volk de belangstelling levendig voor al
wat betrekking heeft op het Huis van Oranje,
niet het minst op onze regeerende vorstin.
Wie zou daar onze Koningin niet willen
zien als kind, in de kinderkamer en te midden
harer poppenEu wie was beter in staat
daarover een en ander te boek te stellen
dan de vrouw, onder wier leiding zij jaren
lang heeft gestaan en die, uit dankbaarheid,
nog af en toe op Het Loo wordt te gast
gevraagd.
In 't algemeen echter dwepen we niet
met dergelijke beschrijvingen.
De kinderleeftijd leent er zich niet toe.
't Is opmerkelijk, dat ook van de grootste
mannen eu vrouwen, wier leven dikke boeken
vult, de kinderjaren in den regel een schrale
oogst opleveren.
Enkele statistieke gegevens.
En dan was twijfelachtige anecdoten, niet
veel anders dan zwakke legenden.
Ja, de heilige apostelen, gedreven door
den Heiligen Geest, hebben ons zeker
niet zonder wijze bedoeling slechts zeer
weinig over Jezus' kinder- en jongelingsleef
tijd medegedeeld. Een enkele trek meer
niet. En de spreker, die het land ingaat,
om over Jezus' jongelingsleeftijd te spreker,
heeft wèl een lokkenden titel voor zijn
onderwerp genomen, maar móét toch min
of meer teleurstellen, wijl hij, willende blijven
op protestantsch-christelijk erf, zoo weinig
gegevens heeft.
Het kind komt niet in 't publiek.
Zoolang de erfgenaam een kind is, onder
scheidt hij zich in niets van andere kinderen.
En 't is niet zonder bedenking, als een
kind gemaakt wordt tot den held of de
heldin in onze kinderboeken.
't Is een kind toch al eigen, om zichzelf
te beschouwen als 't middelpunt van zijn
kring. De grootste moeite heeft de opvoeder
om het kind te leereu klein van zichzelf te
denken, niet alles voor zichzelf te eischen,
zijn egoïsme te overwinnen en de duizenden
vaders en moeders, die al beginnen met het
kleine kind op z'n wenken te bedienen en
het »leuk« vinden, dat de kleine broer of
de jonge zus zoo den baas kunnen spelen,
beseffen niet, hoe ze zich aan de ziel van
hun kind vergrijpen anders zouden ze
deze zonde wel beter bestrijden
'k Had het over miss Saxon Winter.
Ik kan begrijpen, dat zij voor den drang
is gezwicht en eenige harer herinneringen
uit de koninklijke kinderkamer heeft te boek
gesteld.
Blijkbaar is ze bescheiden geweest.
Wat haar boeksken ten goede kwam.
Ongetwijfeld geeft ze het kindergemoed
betere kost dan in vele verhalen van rood
huiden, goudzoekers, roovers of brave-
hendrikken geschiedt.
Ook doet zij een goed werk door enkele
zotte anecdoten, die er over de jeugd van
onze Koningin liepen, den kop in te knijpen.
Zoo b.v. het praatje, als zou de jonge
Wilhelmina haar gouvernante eens geplaagd
hebben door op een landkaart Nederland
reusachtig groot en Engeland penterig klein
te teekenen.
Niets van dien aard is gebeurd.
En de beide hoofdpersonen van 't praatje
hebben er meermalen smakelijk om gela
chen 1
Goed is het ook, dat de schrijfster laat
zien, hoe de jeugdige prinses een mensch
was van gelijke beweging als wij, ondanks
haar koninklijke afkomst. En onze jeugdige
lezeressen zullen er ongetwijfeld de les uit
trekken, dat een koningskind niet in alles
te benijden is, al heeft ze dan ook een pop-
penkamer, waar menig ander kind slechts
van droomen kan.
Echter onze instemming met een werkje
als dit is niet zonder reserve.
Het kan toch onmogelijk een juist en
volledig beeld geven van het leven onzer
Koningin als kind en jong meisje.
Zelfs de machtigste vorst op aarde blijft
zondaar voor God en zondaar ook in zijn
omgeving met de menschen. En ook daarin
was onze Koningin een kind als alle kinderen,
dat de zonde ook bij haar het hoofd opstak
en bestreden moest worden. Het beeld nu
van »ons prinsesje« is niet volledig, als ook
die zijde van haar leven niet uitkomt. Onze
tegenwoordige kinderschrijvers gaan dan ook
begrijpen, hoe ze hier tusschen de gevaar
lijke klippen van een zonde-prikkelend rea
lisme en een leugenachtig idealismebij
hun beschrijving van het kinderleven, ver-
standiglijk moeten doorzeilen.
Dat kon miss Winter moeielijk doen.
Zoo werd het beeld, dat zij teekende van
prinses Wilhelmina eenzijdig. En onze
meisjes, die haar boekje lezen, zullen vragen
of prinsesje dan nooit eens, als zij, ondeu
gend was. Zullen haar allicht wat al te
volmaakt vinden en zich afvragen, of vor
stenkinderen dan werkelijk anders zijn dan
die van burgerlui.
Ik geloof dan ook niet, dat de liefde
voor het Oranjehuis door zulke boekjes
zoozeer bevorderd wordt. Het is me te lief,
te lievig, te zoet, te zoetsappig.
Niet het leven der kinderen, maar der
groote mannen en vrouwen uit het Oranje
hui moet men brengen tot oog en hart
van ons volk.
Dan is er nog wel voor 'n eeuw stof.
De laatste vijftig jaar hebben vele nieuwe
bronnen, geopend voor deze historie.
Maar er wordt nog zoo weinig gebruik
van gemaakt
Onze jeugd zoekt haar 2>helden,«
Laat de man opstaan, die het leven van
onzen eersten Oranjevcrst, om met hém te
beginnen 1 voor onze jeugd beschrijft, na
eerst zelf van jaar tot jaar en in de meest
benarde tijden van dag tot dag den strijd
van den Vader des Vaderlands te hebben
meegemaaktmet zijn eigen geloovige ziel
de geloofsworsteling van den grooten Oranje
te hebben doorleefd.
Er komt dan iets beters.
Dan kan de auteur nuchter blijven en
evenwel zijne lezers in gloed ontsteken
Hij ontkomt de klip, waarop miss Win
ter weieens vastliep.
Zoo zegt ze b.v. op bl. 3 van haar eerste
ontmoeting met de kleine Wilhelmina:
»Het kleine, recht-opstaande hoofd,
niet het kortgeknipte blonde haar, was
niet precies mooi, maar had iets buiten
gewoon aantrekkelijks En de traditioneele
waardigheid en het geestelijk overwicht
van het Koninklijk Huis van Oranje
schenen reeds hun onuitwisbaren stempel
op deze kleine afstammelinge gezet te
hebbeD.«
Dat geldt een tiy/jarig meisje.
Ieder voelt hier het overdrevene.
Met wat de waardigheid en het geestelijk
overwicht der Orange's betreft
trotsch zijn we als natie ook daarom op ons