voor de ZuidliofllaiMlsehe en Zeeiiwsclie Eilanden. Zaterdag 17 Juni 1911. 20"te Jaargang N°. 1608. An tirevo In lion air Orgaan 1 IN HOC SIGNO VINCES Oud, maar nooit verouderd. SOMMELSDIJK. 4,31 8,37 5,40 8 40 5,^3 8,53 5,58 8,58 6,08 9,08 6,19 9,19 6,30 9,30 3,35 3,15 3,51 9,47 r,26 10,22 12, 1,06 4,45 7,30 6,10 9,05 6,45 9,40 9,45 9,55 11, 11,0» 11,20 11,34 11,46 11,57 12, 9,85 9,38 9,49 10,01 10,15 10,26 10,35 10,32 10,37 10.43 10,47 10,55 10,59 11,09 11,20 11.27 11,31 11.44 11,51 12, 10,15 10.24 10,31 10,46 10,50 10,58 11,10 11,19 11,23 11,30 11,34 11,40 11,45 11,10 8,35 8,47 Deze Couraal verschijnt eiken Woensdag en g&terdag. AbOfifi-smentsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent. zonder 50 Buitenland bij VOOraübetaliag met Zondagsblad 7,50; zonder f 4,50 pa? ja&r.j Afzonderlijke BHmBters 5 Ceitt. Met Zondagsblad 7 Cent. ÜITGBVEB W. BOEKHOVEN. TeïeSooa Intcrce%i«. Ko. 8. AdrerÉOHtiëa 10 cent per regal en maal, Reclames 20 per regel, i Boekaankondiging 5 Cent per regel en Maal» iïlenstasüTragen en Dienstaanbiedingen 50 Oent per plaatsing. ilrcote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan i Advertentie!» worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nnr. sïoiifeeis éi* RtedaciSe Siesfessfail, -tslverlessfiëii est verdere Administratie franco toe êe zentieiu aam den Uitgever. In onzen driestar merkten we 't verleden week reeds op, dat rar. Vos- maer zich vergiste, toen hij 't uitsprak dat het conflict tusschen Eeuwig en |C Modern in het Parlement en in de Wetenschap had afgedaan. Neen, die antithese bestaat nog en zal blijven bestaan, zoolang er op de wereld twee levensbeschouwingen om d n voor rang) dingen. De eene is die des Evan gelies; de andere die der Revolutie. Die twee beginselen hebben onder allerlei naam, onder allerlei vorm, in alle tijden en eeuwen, gestreden om de macht. Beide ideeën zijn oud, maar niet verouderd. Revolutie pleegde Adam, toen hij in ongehoorzaamheid aan zijn Schepper zijn trouw aan de ordinantiën Gods Hem opzegde en luisterde naar 'tverlei- delijk woord zij n er vrouw, die op haar beurtbekoord was door het »Ge zult als God zijn, kennende 't Goed en 't Kwaad«, dat de Verleider der zielen haar toeflitste. Dat was revolutie ja, ^zonder geweervuur, zonder barricaden, zonder plundering en schotletring zonder bloedstorting, zonder vernieling van have en goed: toch de ware, de onvervaischte revolutiede revolutie in haar afgrijselijken vorm n.l brute overtreding van de geboden Gods vertrappen van zijn beloften, zijn eischen, zijn vermaningen, zijn ge boden. En van Adam af heeft die Revolutie nooit zich anders geopenbaard dan in drieste ongehoorzaamheid. En overal waar men Gods geboden overtreedt in Kerk en School, in Staat en Maatschappij revolveert men, ki.ert men den eisch Gods onderstboven en gebiedt de mensch zich zelf in plaats als gehoorzaam schepsel naar Zijn Vader in de hemelen eerbiediglijk en volkomen onderworpen en onderdanig te luisteren Zeker; wie van Revolutie spreekt, bedoelt meestal die ontzettende Om wenteling van '1789 in Frankrijk, toen het Weg met God in zoo brutalen overmoed werd uitgesproken door een heel Volk, dat 't tot heden z'n weerga niet heeft gehad. Maar de beginselen zelf dier revolutie die opstand tegen God, ze is oud, en nog niet verouderd. Maar evenzoo is 't met 't Evangelie. Haar klank is een Goddelijke, 't Is de roep om Vrede met Hem in den weg van Christus, en als onmiddelijk gevolgeen leven uif God, en tot Hem op alle terrein des levens. 't Evangeiiebeginsei 1 t Is de kreet om 't leven te wijden aan Hem, die ons gemaakt heeft en verkoren 't Is de zucht naar redding en verlossing van heel 't Schepselendom uit zijn onwil en onmacht om Hem volkomen te dienen, en om Gezin School, Kerk. Staat, Maatschappijeigen leven en lichaam en ziel feren aan Hem en hare volheid. Ook dit Evangelie is oud en nooit verouderd. In 't Paradijs werd het gehoord het klonk de wereld door 't werd gehoord in Kanaans voedzame landouwen ia Bethlehems stalop Golgotha's kruis; aan de zee van Tiberiasop de Olijf erg en zijn kracht glinsterde toen de martelvuren blaak alle krachten te of- wiens de wereld is ten en de slachtoffers in de smokende vlammen hun lied aanhieven. Die stiijd, dat Conflict tusschen die twee beginselen is oud, maar niet verouderd. En mr. Vosmaer dwaalde, toen hij het zag vernietigd in Parlement en in Wetenschap, Zoolang 't Liberalisme, 't Socialisme blijven bestaan, blijft 't beginsel der Revolutie. Zoolang de wereld de liederen der kinderen Gods hoort klinken, de Bijbels in eere blijven de Kerken in eere en de Christelijke Scholen in dankbare waardeering zoolang blijft 't Conflict totdat op de nieuwe aarde alle strijd zal opgeheven zijn. Ook die. Maar dan zal de aarde ook »nieuwa zijn. 't Oude is voorbijgegaan 4 72 ton. In het Voorloopig Verslag over het Militie-ontwerp, ingediend door Minis ter Colijn, werd geklaagd door de Lin kerzijde over het militair beleid van dit Kabinet. En dit werd toegelicht door een verwijzing naar de suppletoire begrooting voor het dienstjaar 1908. waarbij een krediet van 41/» ton werd verleend om het blijvend gedeelte alsnog op de vereischte sterkte te brengen. 4'/2 ton, zoo zei de Linkerzijde, was onnut besteed. Een krasse, maar on ware beschuldiging. Wat antwoordt de Minister Dit »Voor zooveel aanbelangt de aan vulling van het blijvend gedeelte in 1908, zij er nogmaals aan herinnerd dat de Regeering met 't oog op de veiligheid van den Staat en de belangen van den dienst, de voortdurende aan wezigheid van een zeker aantal geoe fende manschappen onder de wapenen onontbeerlijk acht; dat aantal was in 't begin van 1908 niet aanwezig en moest dus beschikbaar worden gesteld. Gaat h t nu aan om te zeggen ach teraf is gebleken, dat die mannen niet noodig waren en daarom was het bestede geld een nuttelooze uitgave.« Precies. In elk huisgezin, in elke Gemeente worden dagelijks gelden uitgegeven, waarvan achteraf bleek, dat ze niet noodig waren. Hoeveel geld is er al uitgegeven voor brandassurantie, en de brand komt gelukkig nooit. In elke Gemeente staan de brand spuiten klaar, maar hoe weinig is 't aantal keeren, dat ze nu eens noodig zijn. Zoo ook met 's Rijks finantiën. Er moet voorzorg zijn en alle voorzorg kost geld. We nemen een parapluie mee, al regent 't nog niet. Dwaas is 't daarom van de Linkerzij, om daar nu aanmerking op te maken. Oorlog is er niet. Schaf dan 't leger maar af. Neenvoorzorgsmaatregelen neemt ieder mensch. Dieven zijn er weinig op Eiakkee maar ieder sluit 's nachts zijn deur en schuur. En wie dan ook tegen een Minister zegt: achteraf blijkt, dat dat blijvend gedeelte onnoodig en onnut was is een dwaas, die met zich zeiven en zijn eigen gezin niet rekent, waar hij wel terdege voorzorgsmaatregelen neemt. Maar zoo zoekt men spijkers op laag water. Men zoekt een stok, om den hond te slaan. Maar eilacyde stok treft niet. De Ongevallenwet. Minister Talma is een stoers wer ker. Langen tijd reeds werd van de overzijde geroepen waar blijven toch de sociale wetten van Talma. Zij wisten wel, dat zulke wetten zoo maar niet uit den mouw te schudden zijn, maar op 't lezend publiek moest de indruk gemaakt, dat er van Talma voor 't Sociale arbeidersleven niets te wachten is. Hoe ze zijn verstomd. Elk eerlijk liberaal, die geen blad voor den mond gehouden word door een politieken voorganger of chef; ieder eerlijk libe raal, die niet met z'n cornuiten mee praat of verblind is voor de deugden van een tegenstander, erkent 't thans ten volle, dat Minister Talma een man is van stage vlijt en onmetelijke werk kracht, die ook in de Kamer zijn wetsontwerpen zoo uitstekend verde digt; zóó op de hoogte is van al de finesses, d.i. van al de kleinste onder- deelen van de zaak, waarover 't gaat, dat zelfs zijn grootste tegenstanders moeten denkenhij is waard aan de Groene Tafel te zitten. Steenhouwerswet. Ziektewet. Pensioenwet. En nu de herziening der Ongeval lenwet. Meen nu niet, dat hier en daar zoo maar eens een artikel is vervangen en een betere redactie van een of andere zin is gegeven. Dat zou de Mem. van Toelichting bij 't op 2 Juni ver schenen ontwerp u wel anders leereD. Het wetsontwerp met zijn verande ringen telt alleen een 20 blaz.hier is dus de Ongevallenwet onderstboven gehaald We komen er later op terug, maar wenschen er nu reeds op te wijzen, dat Minister Talma zijn plicht ten volle vervuld heeft. En als de Pensioenwet, met de Ziektewet en nu ook nog de Ongevallenwet in 1913 niet in 't Staatsblad staan, dan treft niet aan Minister Talma eenig verwijt, maar aan de Kamers. Is dan de Tariefwet ook in veilige haven, dan kan dit Kabinet met eere terugziea op den tijd sinds zijn eerste optreden ia 1908. En 't volk zal het dankbaar zijn. De Liberale partij heeft altijd den mond vol g*had van liefde voor den arbeider, maar in de sociale wetgeving is er tot heden al een droef beetje van gebleken. Haar pogingen leden steeds schipbreuk op onderling geharrewar en onderlinge hartelijkheden, waardoor niets goeds tot stand kwam, dan dit, dat een Recbtsch Kabinet de verwar de zaken herstelt. OP IKJITfilJM. Hier schuilt eenig gevaar. 'k Zal het niet tegenspreken. In onze eeuw neemt het verzekerings wezen een ongekende vlucht. Eerst won de viije, particuliere verzekering steeds meer veld en nu komt ook 4e verplichte, door de Overheid ingestelde verzekering op. Het heeft lang geduurd, eer de groote meerderheid van ons christenvolk voor de idee der verzekering gewonnen was. Veroordeel hen daarom niet. Want hun tegenzin kwam voort uit op rechte Godsvrucht, al merken we onmid delijk op, dat deze godsvrucht hier toch het spoor bijster was De christen kent zich in alles op het diepst afhankelijk van zijn God. Maar hier staat tegenover, hoe 't hem een vaste be lofte van zijn Vader in de hemelen is, dat hij geens dings gebrek zal hebben. Dat hij eerst meet zoeken het Koninkrijk Gods en dat hem dan alle andere dingen worden toegeworpen. Ik kan 't me zoo begrijpen, dat vrome teedere zielen hiermee de idee en de prak tijk der verzekering niet in overeenstemming konden brengen. En dat er nóg zoo veel zijn, zie zeggen ze als het onweer losbarst, dan bidden we. dat God ons be ware. En als het ons toch treffen moet, dan vertrouwen we, dat de Heere met ons doen kan, als met Job en 't ons dubbel kan wedergeven. Waarom ons dan te ver zekeren En wat hier geldt voor de verzekering tegen brand, dat geldt ook voor verzeke ring tegen allerlei ander onheil, dat den mensch in dit leven treffen kan. Toch gaan zulke christenen op een car- dinaal punt mis. Zij vergeten, dat God als regel middelijk werkt. Ms uitzondering ge biedt hij den raven, dat zij Elia brood brengen en vleesch, maar de regel is, dat de hand des vlijtigen, door zijn aibeid en dus in den middelijken weg zal gezegend worden. Ik herinner me iets uit een oud leesboek over onze Vaderlandsche Historie. Vroeger hadden we nog geen eigen leer boeken en moesten we maar al te vaak leentje-buur spelen bij onze tegenstan der. Zoo heb ik nog geleerd uit een boek geschreven door iemand, die zijn ongeloof niet- oDder stoelen of banken stak. Nu kwam in dat leesboek ter sprake, hoe in de achttiende eeuw onze zeeweringen in Noord-Holland werden bedreigd door de paelwormen. 't Werd zoo erg, dat men vreezen moest voor een nationale ramp. Toen zoo verhaalt deze geschied schrijver werden alom bedestonden uit geschreven, om afwending te vragen van dat gevaar. En dan kwam er het snijdende zinnetje, waarbij men de lippen van den schrijver zich verachtelijk krullen zag Mocht niet baten Van andere zijde kwam uilkomst Kort daarna kwam iemand op de ge dachte om de houten zeevveeringen door steenen te vervangen en het bazalt te ge bruiken in plaats van palen. En dat hielp Aldus deze ongeloovige schrijver. De man had er geen oog voor, dat hierin nu juist te zien was de verhooring van het gebed door Gods volk opgezon den. De voorzienigheid Gods, die over alle dingen gaat, lset juist, toen 't noodig was deze gedachte opkomen in 't hart van dezen man en verhoorde aldus 't gebed des volks. De ongeloovige ziet dat niet. Maar de christen mag niet nalaten, ook hierin Gods groote daden op te merken. Want onze God werkt middelijk. En zoo is 't nu met de verzekering net eender. God, de Heere, is het die deze idee opkomen deed in de harten der men- schen en die er ook de toepassing van bestuurde. Daar mag, ja moet ik Zijn bestel in zien. En dat wordt te vaak ver- geteD. Als ik bv. brand heb gehad en ik krijg mijn schade van de maatschappij vergoed, dan heb ik daarvoor niet slechts zijdelings, maar rechtstreeks mijn God te danken. Hij was het, die alles zoo bestuurde. Die deze maatschappij, door Zijn Toorzienig bestel in 't leven riep. Die mij de middelen schonk, om mij daarbij te verzekeren. En uit Gods hand ontvang ik nu door middel der maatschappij hetgeen ik noodig heb, om mijn schade te vergoeden. Zóó most de christen, zal hij recht staan voor God, met die verzekering werkzaam zijn. Dat móét niet alleen, maar dat kan ook het is de levenspraktijk van duizenden op rechte kinderen Gods. Zoo moet het ook zija, als 't goed is, met de »verplichte verzekering.t De arbeider, die om Gods wil werkt en uit Gods hand zijn dagelijksch brood aan neemt, zal ook van God af bidden, dat hij als de avond des levens gekomen is, moge ontvangen, wat hij noodig heef'. Komt nu de verplichte verzekering en is do arbeider daardoor op zijn ouden dag niet geheel at hankelijk van menschen, dan zal hij daarin zien de verhooring van zijn gebed »God heeft op deze wijze voor hem willen zorgen.c Maar en ziehier het gevaar toege stemd moet worden, dat langs dezen weg het gevoel van afhankelijkheid bedenkelijk afneemt, tot schade van het geestelijk leven, zoowel van den enkelen geloovige, als van het geheele volk. Dat gaat altijd zoo. Het leven van vele duizenden is zoo geregeld, dat ze letterlijk leven van den eenen dag in den anderen. Elke week krijgen ze hun afgepast weekloon, waar ze hun dagelijksche behoeften mee kunnen bekos tigen, maar iets wegleggen voor den kwaden dag daar komt niet van iD. Het kan eenvoudig niet. Dat is vaak een moeielijk leven, maar het dient ook niet zelden tot oefening dos geloofs. De man en de vrouw, die zóó het leven door moeten, leeren niet zelden zich gehéél en onvoorwaardelijk overgeven in de hand van hun hemelschen Vader, dat ze neen, géén zorgeloos leven leiden maar dat ze toch van den eenen dag tot deD anderen minder zorg hebben en gemak kelijker het hooid nederleggen, dan de bezitter van kapitalen, landerijen en fondsen, die er niet van slapen kan, als de pacht wat minder goed binnenkomt of de papieren wat zijn gedaald. En zoo is het tot oefening des gelóofs vaak profijtelijker, als men niet van te voren weet, vanwaar de huipe komen zal, dan wanneer de rente vast staat en het pensioen of de uitkeering klaar ligt bij de Rijksbank. 't Is goed, dat we dit helder inzien. Niet, om de verzekering ?èlve tegen te houden Zij is en blijft een goede gave Gods, die Hij zijn menscheckinderen heeft laten vinden, om hen door en over den dag des kwaads wat gemakkelijker heen te helpen. Maar om op onze hoede te zijn tegen het gevaar, dat er aan verbonden is. Want waarlijk het is ook hier alleen de zegen des Heeren, die rijk maakt En niet de verzekerings- rente. Den een zal hij, ook zonder die rente, als Mozes de kracht niet doen vergaan en het oog niet verduisteren, zoodat hij tot in hoogen ouderdom van den arbeid zijner eigene handen leven kan en den anderen dag kan hij mét zulk een rente, vele kwalen en tegenheden zenden, naar ziel en lichaam. Zoodat de eerste psalmen zingt des lof en der dankzegging. En de ander zuchtend voortstrompelt naar zijn einde. Wij hebben echter op onze hoede te zijn. Het is goed, dat er veel gepraat wordt en gewerkt wordt om verzekering. Het is één der middelen, waardoor God de schrik kelijke gevolgen, die de zonde over ons menschelijk geslacht heeft gebracht, ver zachten wil. Maar dat tegelijk onze bede verdubbele, om toch onze af hankelijkheid van God recht te mogen gevoeleD. Een leven in afhankelijk heid is een heerlijk, een stil en een gerust leven. Als we daarbij niet staan naar hooge dingen, maar vergenoegd zijn met het tegen woordige. Wij bekommeren ons over vele dingen, ook over allerlei verzekering, waarover onze vaderen zich nimmer bekommerd heb- hebben. En het is goed. De g*ven Gods hebben we te gebruiken ze dankbaar te aanvaarden. Maar vergeten we het »eene noodige* niet. Ook hierin bestaande, dat we ons naar lijf en z ei, voor tijd en eeuwigheid, in jeugd en ouderdom zóó het eigendom weten van onzen Heere Jezus Christus, dat we vastelijk gelooven en vertrouwen, dat

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1911 | | pagina 1