mn blad. Zaterdag 3 Juni 1911. Antirevolutionair 26sU Jaargang N°. 1664. Orgaan voor de %iii<lliollnn<l«elic en Zeeuwsehe Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN, PINKSTERFEEST. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent. zooder 50 Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad 7,50; zonder f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 Cent per regel en 3/z maa!> Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */8 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nar. Alle stukken voor de ISedaetie bestemd, Advertentie» en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgrever. Het is een bekoorlijke gedachte, dat de discipelen bijeen waren en bleven na den Hemelvaartsdag. Ze wachtten op de uitstorting des Gees- tes. Eendrachtig waren ze bijeen. In één geloofin één hoopin ééne liefde. Met een aangrijpend verleden achter zicheen onrustig heden en een hoopvolle toekomst. Drie jaren waren ze eendachtig bij elkaar geweestalleen Judas was uitgevallen en ze hadden hun Heiland eenparig gediendzijn woorden ingedronkenzijn won deren aanschouwdzijn teekenen gadegeslagen. In dat verleden was de Meester hun middelpunt; en Hem volgende waren ze geleerd en onderwezen in de hoogste wijs heid. Eendrachtig waren ze steedsbij- een Slechts éen oogenblik is deze harmonie verstoordtoen ze allen endrachtigvluchten voor de krijgs knechten. Dat was een daad van saamhoorigheid, die geen critiek kon doorstaan. Maar daarna; ge vindt ze weer bij elkaar, totdat de droeve gedachte in hen opkomt, dat alles tevergeefs geleefd was en tevergeefs voorbijgegaan Petrus gaat visschen. Doch het verleden was niet ijdel geweestde Hemelvaartsdag heeft ze weer bij elkaar gebracht en nu, nu volgt de opdracht, het bevel, dat ze niet scheiden zouden. De eenheid des geestes was er reeds langmaar nu stonden ze gewijd te worden in de Kerk des Heeren als voorgangers en apos telen als banierdragers en steun pilaren. Zij vertegenwoordigden de Kerkdaarom moesten ze een drachtig bijeen zijn. Om te bidden. Om de toekomst te overdenken. Om uit 't verleden nog en ander maal lessen te putten, nu ze dat verleden konden overzien van Bethlehem af tot over Golgotha naar den Olijfberg en daarboven Donkere, onopgeloste punten in de rondwandeling des Heeren op aarde, waren in die io dagen hel der geworden bij 't licht van Christus laatste woorden en zijn opvaart naar den Hooge. En met nieuwe kennis, met een anderen blik op 's Heiland leven en ster ven gingen ze de toekomst in, wachten, dat de Geest komen zou die dat verleden nog meer verhel deren zou en de wegbereider zou zijn van een nieuwe geestelijke ontwaking onder de volken. Eendrachtig in 't bidden en smeeken Eendrachtig in 't belijden. Eendrachtig in 't verlangen naar een nieuwe toekomst. Eendrachtig in 't geloof, hoop en liefdeOm samen te leven en moest het, samen te sterven voor een doel, een heilig beginsel. En de Kerk heeft van dat een drachtig samenzijn de heerlijkste vruchten geplukt. En de wereld niet minder. Zoo dan zij ook dat Pinkster feest een vingerwijzing voor alle belijders, om rondom de banier van Christus schouder aan schou der te gaan staan, om af te slaan alle arglistige aanslagen van vij anden, die 't op dat Koninkrijk Gods gemunt hebben. 't Is de schaduwzijde van Groens arbeid genoemd, dat hij steeds in den zelfden gedachtengang zich bewoog sieeds strijd voerde over en tegen be ginselen, maar nooit over de onderwer pen van praktisch Staatsbeleid en wetgeving zijn meening zei. En toen in 1871 de Standaard ver scheen voor 't eerst, was 't de N. Rott. Courant, die dit Blad gaarne een welkom toeriep in de Nederlandsche dagbladpers. (Of de Nieuwe Rotter dammer, nu, na 40 jaar, ook nog de Standaards welkom heet, die in zoovele gezinnen dagelijks verschijnt!) Maar er toen ook aan toevoegde, dat 't Blad meer dan Groen zijn gedachten zeggen zou over de toegepaste Staatkunde. Onnoodig te zeggen, dat de Stan daard zijn plicht neeft gedaan en dat van 71 af tot heden juist voor de be schouwingen van dit Blad de prak tische Staatkunde met die beginselen incluis een anderen keer heeft geno men. Had de N. R. Ct. ongelijk in 1871 over Groen? Neen en Ja. 't ls waar, dat in Groens werken over de prak tische Staatkunde weinig te vinden is. Uf Ge zijn brochures leest of zijn dikkere wei ken; zijn verspreide Ge- schaften of zijn Parlementaire adviezen ge vindt over de vragen des tijds, praktisch althans, geen antwoord. Zoek in de parlementaire adviezen naar oplossingen van de schoolkwestie, de sociale kwestie, de koloniale kwestie ge zoekt te vergeefs. In zooverre had de N. R. C. van 1871 gelijk. Maar 't had ongelijk om dien anderen arbeid van Groen, de vooropschuiving der algemeene begin selen te ver kleineeren. De N. R. C. hechtte daar weinig waar de aan ze waren voor hem nevelen. En tochGroen kon in zijn tijd niet an ders doen, dan de beginselen uitstip pelen. Hij trad op om in die mistige tijden yan beginselloosheid en onkunde en onverschilligheid weer als een vuurtoren zijn licht te werpen over die donkere zee van gevoelloosheid voor anderen en zelfbehagen in eigen rustig, voortdommelend godsdienstig en politiek leven. Groens taak was toen een reuzentaak. Een program had hij nieteen orga nisatie was er nietzijn vrienden liepen van hem weg; zijn geschriften waren te hoog voor 't volken wie ze uit de hoogere standen las, legde ze onover tuigd en zonder gewonnen te zijn, naast zichwant het Evangelie tegen de Revolutiedie altijd terugkeerende gewetenskreet van Groen, was den rijken een ergernisden hal ven voor stander te vroom, te godsdienstig, en te hoog gemikt: die kreet begrepen ze niet. En in die logge massa's moest Groen nu beweging brengen Hoe Hij kon niet anders dan altijd maar slaan op 't zelfde aambeeld, opdat zelfs de dooven eindelijk zouden hooren. Geen oogenblik kon Groen aflaten steeds en steeds weer op dat zelfde hoofdstuk terug te komenhet Evangelie tegen over de Revolutie, opdat ten slotte de steenen zouden gaan roepen. Dat was Groens taak. Dr. Kuyper had eeu andere. En hij reeds kon vruchten plukken van wat Groen gezaaid had. Thans is elks politieke taak aangewezen Groens navolger in de verspreiding der beginselensteeds en steeds weer laten hooren het getuigenis der Schrift Tegen de Revolutie het Evangelie. Maar ook navolgen de praktische staatkunde, die, in onze programs der verkiezingen geëischt wordt. En elke kiezer thans doet twee din gen hij houdt hoog de vlag van Groen, maar kijkt ook in 't rond of de poli tieke eischen door ons Kabinet worden vervuld. OP OKA UITKIJK. Tuin- en Landbouw. Nieuwe Aardappel variëteiten. UITGEVER Telefoon Intercoms*. Mo. 2. leder zijn politieke taak. De Zendingsijver ontwaakt. Dat is een moedgevend, een heerlijk verschijnsel in onze dagen. Waarlijk wij hebben 't wel noodig, dat onze ziel wat wordt opgericht uit het stof. Immers, ondanks het feit, dat ons «Christelijk volksdeel* door het voorzienig bestel onzes Gods groofen invloed ge kregen heeft op ons volksleven en regeer- beleid, moeten we toch constateeren, dat de afval van den levenden God elk jaar toeneemt. Bij de jongste volkstelling bleek, dat bv. in Amsterdam ongeveer een tiende van de bevolking opgaf, tot geen godsdienstige gezindte te behooren. Voor zo en 30 jaar waren het er enkelen maar, die zoo brutaal voor hun ongeloof uitkwamennu zijn 't er reeds tienduizenden. En daarbij moet men nog rekenen de talloos velen, die nog wel nominaal tot eenig kerkgenootschap behooren, maar feitelijk het kleinst mogelijke minimum van godsvereering hebben overgehouden. Ze komen in de kerk bij den trouw en den doop, maar kijken er verder weinig of niet naar om. Nu is Amsterdam Nederland niet. En met Dame op het platteland vindt men nog gansch andere toestanden. Maar in de hoofdstad klopt het hart des lands, ook in dit opzicht, dat zich daar vaak afteekent wat na een kwart eeuw het beeld blijkt te zijn van een groot deel des lands. We kunnen gerust aannemen, dat de afval doorgaat. Het ^Christelijk tintje* verbleekt. En verdwijnt ten slotte geheel. De snellere middelen van gemeenschap heffen steeds meer het platteland op uit zijn isolement. Ook wij juichen het toe. In stoffelijk opzicht is 't veelszins winste. Maar als de «beschaving* der groote steden ook «buiten* gezien wordt en er veel goeds doetvooroordeelen wegbezemt, star conservatisme doodt, voor de productie een afzetgebied opent en zoo al meer dan maakt ook het brute ongeloof gretig gebruik van die «nieuwe banen* en waar dan een doode orthodoxie wordt gevonden achter de vormen van een levend geloof, daar zijn in weinige jaren de verwoestingen groot. Soms dreigt men dan pessimist te wordeD. Als men dan ziet, hoe zonen uit geloovige familiên, waar in geslachten de verbonds lijn doorliep, afvallen en dat gaat ge meenlijk zoo de ergsten worden onder de godverzakers als meo ziet, hoe dochters uit vrome gezinnen de knellende banden van een godsdienstig leven van zich werpen dan wordt het wel eens baDg, Dan vreest men voor de toekomst 1 Daar komt dan bij, dat de Schrift ons die toekomst niet zoo schoon teekent. Zij spreekt van veel afvalligheid. Van een inkrimping van den kting der geloovigen. Zij laat in beelden en visioenen zien, dat alzoo het wereldbeloop zijn zal. Een periode van algemeen en afval; een triomfeeren van ds machten der duisternis een wederkomen van Christus met de tee- kenende vraagDe Zoon des menschen, als hij wederkomt, zal hij ook geloof vinden op de aarde Echter van dien dag en die ure weet niemand. Wel leert ons de historie, dat het naar dat uiterste van ongeloof niet gaat langs lijnen van geleidelijkheid. In de eeuwen die achter ons liggen waren tijden van droeve inzinking, die toch weer door perioden van toenemend geloof werden gevolgd. En daarom weten wij wel, wat het einde, maar niet wat de naaste toekomst zijn zal. Wij moeten daarom ook maar niet veel tobbenziende zijn in het gebod en blind in de toekomst. Het gebod is duidelijk en klaar. En met 't Pinksterfeest in 't gezicht, du delijker dan ooit. Predikt het evangelie aan alle creaturen. En nu is dat juist, 'k herhaal het, zoo moedgevend, dat ook in ons land de Zen ding steeds meer een der centrale punten wordt, waarvan het christelijk geloofsleven in vurigen ijver zich beweegt. Het is nog maar een begin Als we bv. zien wat Amerika en Enge land doenwat het schaarseh bevolkte Schotland op dit terrein tot stand brengt wat een klein genootschap als dat der Hern hutters verricht, dan vergaat ons alle zucht tot roemen gesteld al, dat er ooit op zendingsarbeid roem gedragen mag worden. Maar ziende op wat het was in ons land, zelfs in de 19e eeuw, dan is er reden tot groote blijdschap. Langen tijd is de Zending een particu liere aangelegenheid van enkelen geweest. Er waren eenige Genootschappen met leden en begunstigersenkele kleinere kerken zonden twee of drie mannen uit, maar de zaak leefde niet in het hart van ons chris tenvolk. Er was een Pinkster-collecte. De Zendingsteesten, nu ja 1 die trokken maar daarheen ging ook veel «ge mengd volk* op en velen was het te doen om eens 'n mooie rede of 'n dierbaren prediker te hooren. Maar diep ging het niet. De groote ernst der zaak woog het volk niet op het hart. De Zending was een Christelijke bijzaak, meer niet. Dat het met name in onze Oost de vraag zou zijn, of de 25 a 30 millioen heidenen en mohame- danen in 't eind voor den Christus zouden buigen of zich verharden zouden tegen de boodschap des heils in; dat het in verband daarmee eisch is, om met alle krachten, op allerlei wijze, na nauwkeurige voorbe reiding, volgens vast plan den strijd aan te binden tegen de machten der duisternis de groote massa had er geen Hauw besef van Het is ongetwijfeld de eere der gerefor meerde kerken, dat zij er veel toe hebben bijgedragen, om den Zendingsarbeid in betere banen te leiden. Op de Synode te Middelburg werden indertijd de grondbeginselen uitgewerkt en een vast plan uitgestippeld, dat tot ver rassende uitkomsten heeft geleid. De eigenlijke Zending, de opleiding van inlandsche helpers, de medische hulpdienst, de verhouding tot den Islam en de «heiden- sche godsdiensten*, de positie van den missionairen Dienaar des Woords, alles werd in goed, onderling verband gezet en sinds dien tijd gaat de arbeid gezegend voort. Weldra zal deze Zending reeds groo- ter jaarlijksch budget hebben dan die der oudste Zendingsvereeniglngen. Maar ook op anderer Zending heeft die der gereformeerden invloed gehad. Ook buiten de geref. kerken is 't besef ontwaakt, dat het in de eerste plaats de taak der ker .en is om Zending te drijven. Dat men niet een soort van evangelisten zenden moet, die in patria zoo iets als godsdienstonderwijzer kunnen zijn, maar Dienaren des Woords en onder hen de meest begaafden, wetenschappelijk gevormd, degelijk onderlegd, die in niets de minderen, in veel de meerderen zijn van de dienaren die achter blijven. Ontwaakt is ook 't besef, dat de Zending geen liefhebberij mag zijn. Dat ze ernstige studie eischt. Dat het noodig is, vóór alle dingen noodig, een zaak, die men liefheeft en waarvoor men arbeiden wil, recht te kennen. Een zeer goed gerucht ging utt van de «Zomer conferentie voor Zendingstudie,* 't vorige jaar te Lunteren gehouden. Zó'ó dat ze dit jaar wordt herhaald en wel tweevoudig eerst van 17, daarna van van 10 16 Augustus. Daar komen de broeders en zusters uit velerlei kerkeD bijeen, om met elkander te bespreken en van elkander te leeren, wat noodig is ter bereiking van dit groote doel De wereld te veroveren voor den Christus Gods I Met eeD huivering van eerbied spreekt men 't uit en schrijft men 't neer. Als we dan zien op onze eigen tekort komingen op onze zwakke krachtenop onze dwaasheden, die we ook op Zendings- terrein begaanop onze zonden, die eiken zegen op ons werk dreigen te rooxcn dan zouden we van onszelven gaan zeggen wat willen die aemechiige joden Gelukkig, dat het de zaak is van onzen Koning en niet de onze 1 Niet ieder kan naar Lunteren. Maar wèl kan ieder in eigen kring op bescheiden wijze aan Zendingsstudie doen. Onze predikanten op hun catechisatiên, onze onderwijzers op de scholen kunnen de kinderen de eerste beginselen leeren. Niemand behoeft om bronnen verlegen te zijn. De Zendings-studieraad heeft den heer A. J. C. van Seters, Javastraat 78 Den Haag belast met het beheer van zijn ge- heelen boekenverkoop. Die is dus de groote vraagbaak. Zooals de heer Derksen op schoolterrein. 'k Mag lijden, dat hij met aanvragen om hulp en voorlichting worde overstroomd. De Zending moet komen aan de huistafel en achter den haard, op de wandeling en op den boekenhanger dan wordt het pas goedUITKIJK. Het verkrijgen van nieuwe aardappel varië teiten is in betrekkelijken zin niet al te moei lijk. Wanneer men het zaad wint uit een natuurlijke bes en dit uitzaait, dan rertoonen gewoonlijk alle plantjes wel zooveel verschil, dat zij als nieuwe varië eiten te beschouwen zijn. In nog sterkere mate is dit het geval, wanneer de zuadbai door opzettelijke kruising is verkregen. Het doen ontstaan van nieuwe aardappel-variëteiten is dus een betrekkelijk gemakkelijk werk. Noodig daarvoor is slechts behoorlijke zorg en wat routine bij het winnen van het zaad, b(j het aanbrengen van gunsti ge kiemingsvoorwaarden en bij de bewaring der eerste knollen. Dit is dan ook ongetwijfeld de reden, waarom jaarlijks zulk een groot aantal nieuwe variëteiten op de markt komen. Het eigenlijke werk van den kweeker, waar van vooral afhangt, of hij iets goeds voort breng', is echter veel moeilijker. Dit bestaat in het nagaan en bestudeeren der nieuwe varië.eiten. Getal en maat kunnen hier wel belangrijke steunpunten vormen, maar de uitkomsten van tellingen en wegingen zijn ■iet de eenige zaken, waarmee de kweeker rekening moet houden. Hij moet bet vermogen bezitten, om door het bestudeeren van een aantal eigenschappen, die zich niet in geta

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1911 | | pagina 1