1 eis Zaterdag 25 Maart 1911 26ste Jaargang N°. 1044. j I 1 voor tie ünie!li®!laiiiiselie en Zeruwselie Eilanden. bine EEESIÜ BLAD. A n tirevo lu t ionair Orgaan IJK. IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN, SOMMELSDIJK. Alle «tukken voor de liedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den 1 itarever 'HSMatra) onlanden i-en. 3877 :LT" ><tt ra) len. ons. Wdelsm erk BalJegoog. (Foots, psteren. l ij er Itenferugge. 2445 Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent. n n n zondor 50 Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad f 7,50; zonder f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cnnr Met Zondngshlad 7 Cent. UITGEVER Telefoon Xntercomm. So. 3. Advertentiën 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */8 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën wordeD ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. -[boedels enz. _liü ?n Uw gezin wasch wilt pilt maken, lilt houden, voldoet. |klaar. 0, neen! |ing te zien. iwoordiger 4,80 5,49 6,02 6,07 6,17 6,28 I 6,39 6,44 I 6,54 7,05 7,35 [9,15 4,45 6,25 6,55 7.05 7.15 7.16 7,27 7,87 7,48 7,53 8.06 1,30 7,30 9,10 9,40 9,45 9,55 4.45 6,25 6,55 6,59 7.09 7.10 7,13 7,22 7,33 7.46 7,57 ',"5 1,30 8,39 8,50 9,04 9,18 9,27 9,80 9,32 9,42 9,52 10,22 12, 7,30 9,10 9,40 9,45 9,55 Leerplicht. Door de Kamerleden Ketelaar, Bos, Drucker, Teenstra, Vorsterman Van Oijen is op 17 Maart j.l. de volgende motie voorgesteld, naar aanleiding van de Arbeidswet, die thans in de Kamer aanhangig is. Y De Kamer, van oordeel, dat vqor L> een doeltreffende regeling ten aan zien van den arb-id van kinderen en jeugdige personen wijziging der Leerplichtwet wenschelijk is dat deze wijziging behoort te om vatten uitbreiding van de leerver plichting voor de Lagere School tot den leeftijd van 14 jaren en invoering vm leerpl ebt voor 't oortgezet ouderwijs. Er is dus sprake van leerplicht tut 't 14e jaar. En al zijn we nog zoo na niet, 't hangt in de lucht en de toe komst zal ons dien leerplicht gewis brengen. Nu ligt er in dit denkbeeld iets bekoorlijks en iets afstotends. Bekoor lijks omdat de laatste schooljaren de beste zijn en ieder onderwijzer er prijs op stelt om de kinderen behoorlijk laar te maken voor hun intree in 't vak dat ze zich hebben gekozen. Af- stootendsomdat 't hier niet geldt, wat een onderwijzer begeert, maar wat een ouder. En zoo keeren de oude vragen van weleer weer terugWat is in de/en de roeping der ouders en wat die der overheid. Nu heeft de Antirevolutionaire partij zich nooit verzet tegen leerplicht; leerplicht is een vanzelfsheid en ieder, die ziet, wat door de Christenen voor hun onderwijs wordt opgeofferd, zal eerbied hebben voor de liefde, die zij voor de opvoeding en den leerplicht koesteren. Ieder Christen beaamt ten volle de wenschelijkheid van goed en voldoend onderwijsdien plicht Deemt hij reeds op zich bij den doop als hem ge vraagd wordt 't kind op te voeden of te doen opvoeden. Die Doop sluit een onderwijs in de Schriften en der Kerk noodzakelijk inwant de Kerkleer kan een kind nooit duidelijk aan 't verstand ge bracht worden, tenzij 't behoorlijk in 't lezen en taal is onderwezen en 't van de andere vakken een behoorlijke kennis draagt. 't Is dus de Doop, die eiken Christen verplicht om de kinderen »naar zijn vermogen« te onderwijzen of te doen onderwijzen. 't Is die Doop, die 't aantal Chris telijke Scholen hand over hand doet toenemen. 't Is de Doop, die tot de offervaar digheid van millioenen guldens heeft geprikkeld en nog dagelijks daartoe drijft. DerhalveEen Christenouder weet zeer goed, welke plicht op hem rust dat behoeft de Wet op den Leerplicht hem niet te vertellen. Maaral is de Antirevolutionaire partij ook voor Leerplicht, door den Doop daartoe verplicht, dan wil dat volstrekt nog niet zeggen, dat we ons moeten neerleggen bij een Leerplicht wet van den oud-minister Borgesius En zoo komen we van zelf tot de tweede kwestie, die der Overheid. De Overheid heeft in 't algemeen gesproken wel toezicht op 't onderwijs omdat '1 Landsbelang bij 't Onderwijs ook betrokken is, maar zij heelt niet 't recht om dien Leerplicht op te leggen in een vorm, dien ze in de be kende Leerplichtwet heeft aangeno men. Er zijn heel wat andere en be tere .wegen te bewandelen om »ver- waarloozinga tegen te gaan. Want zie immers in De Overheid constateert op haar manier, dat er verwaarloozing is en straft. Maar is er dan ook waarlijk verwaarloozing, als een ouder niet voldoet aan de wettelijke voorschriften Ieder voelt de onzinnigheid van den Wetgever. Zij, de Overheid, stelt een paar ken- teekenen en de ouders kunnen maar goedkeuren, dat die de openbaringen ztjn van hun verwaarloozing der ouder- plichteu. Wat onzin toch Wat tiran nie Dat is geen leerplicht meer, maar leerdwang en hatelijke Overheidsbe moeiing. Voor Leerplicht! Maar de Overheid had een heel anderen weg in moeten slaan. En dat heeft men steeds gevoeld en voelt 't nog. Maar om nu nog verbetering in zoo'u wet te krijgendat is een on mogelijke zaak. Men kan er aan gaan snoeien, maar 't grondbeginsel te nek ken is te laat. En andere redenen zou den 't ook wel tegenhouden. Derhalve de mode der heeren verbe- ti rt noch verergert 't slechte beginsel, dat Mr. Borgesius in de Wet gebracht heefthet stelsel en 't beginsel blijven even bestrijdbaar of men leerplicht van 13 of 14 of 16 jaar neemt. Maar een andere vraag isIs 14 jaar met de landbouwtoestanden overeen te brengen Die praktische vraag dient overweging Een nieuwe partij Ons wordt toegezonden een eerste iioramer van De Plattelander, maand blad ter behartiging van de belangen van 't Platteland, van den Land- en Tuinbouw Dat zoo-'n Blad verschijnt is op zich zelt niet vreemd. I.aud- bouwkranten van alle soorten zijn er genoeg. Maar dat Blad bedoelt een partij te vormen. Er staat »Wij wenschen te komen tot een agrarische partij». En dan vervolgt de ridacteur (P. Tennissen, Amsterdam). Tot een partij, die in de aller eerste plaats zal opkomen voor de belangen van den boerenstand in 't bijzonder en die van 't platteland in 't algemeen De boerenstand moet macht hebben in 't parlement Zulk een macht is nooit te ver krijgen, als de landbouwers over 't gehéele land zich niet krachtig en algemeen organiseerendoor die vakorganisatie ontwikkelt 't zich ge makkelijk een verkiezings-organi- satie. AldusEen organisatie van alle boeren Aldus Een nieuwe partij de boe renpartij om macht te oefenen in 't Parlement en in de Lande. Maar nu een paar vragen 1. Wie worden tot »boeren« gere kend 1 Is ooit die grens te trekken en zal daardoor reeds niet de agra rische partij zwak komen te staan, dat ze uit zal sluiten. 2 Maar zullen bij een politieke verkiezing de »boeren« wel eendrach tig zijn Wie zullen van die agrari sche partij de candidaten zijn 1 Een Socialistische boer Maar dan vreezen we, dat veie antirev. en Room^che boeren hem niet stemmen. Uf een Roomsche boer Daar moeten vele Chr. Historischen weer niets van hebben Wat moet er van zoo'n verkiezing terecht komen En 't is toch om den boeren candidaat te doen- 3. Zullen we dan in de toekomst krijgen: Een boerenpartij, een arbei derspartij, een broodbakkerspartij, een schoenmakerspartij, een opperlui partij, een barbierspartij, met ieder z'n candidaten Dat belooft wat in de toekomst OP UIT 14 IJ fit. Dat zal wel een onvervulde profetie blijken Iemand heeft n.l. eens gezegd, dat de eerste vijftig jaar er van een »kerke!ijke kwestie* op politiek terrein wel geen sprake zou zijn. Nu is 't altijd gevaarlijk, om een halve eeuw vooruit de horoscoop te willen trekken, maar vooral waar het geldt de politiek, die vaak onbegrijpelijk wondere sprongen maakt, is dit gewaagd. Profeteeren doe ik niet. Daartoe voel ik me onmachtig. Maar ik wil constateeren En dan kan niemand me tegenspreken, als ik zeg, dat er van het kerkelijk vraag stuk, ook op politiek terrein, veel meer werk gemaakt wordt, dan 10 jaren terug. Dat is ik zeg niet begonnen maar voor 't eerst duidelijk aan 't licht gekomen, toen de Eerste Kamer het Regeeringsvoor- stel verwierp, om de Rotterdamsche Her vormde gemeente een bijdrage te geven tot het traktement van haar r 7en predikant. Die verwerping was geen schade. In zeer korten tijd was het kapitaal, uit welks rente dat traktement betaald kan worden, bijeen. En dat door vrijwillige bijdragen. Zelfs bleef het daar niet bij 1 Onmiddelijk toch werd begonnen gelden te verzamelen voor een r8en predikant. En dat de liefde tot kerk en godsdienst nog niet is uitgedoofd, bleek o.a. wel uit het verblijdende feit, dat voor dit Dieuwe fonds nog kort geleden de aanzienlijke gift van f 5000 inkwam. Dr. Bronsveld, had dus wel gelijk. Toen hij indertijd de Rotterdamsche gemeente aanspoorde, om zelf de hand aan den ploeg te slaan en niet te wachten op de hulp van den Staat. Intusschen is meer dan vroeger, ook in verband met de komende Grondwets-her- ziemng, de verhouding van Kerk en Staat een onderwerp van denken en schrijven gewordeD. Schrijven, dat soms verschrijven wordt Zoo b.v. de heer Mr. Verkouteren on langs in de Gooische Couranti. Hij sprak daarin over art. 171 der Grond wet, dat handelt over de uitkeering van gelden aan de Kerkgenootschappen en zegt dan »De anti-revolutionairen voelen niet veel voor art. 171 der Grondwet en van hun standpunt is dit zeer natuurlijk. Zij zijn echter bereid, om, ter wille van hun bondgenooteD, hun strijd tegen dat artikel te laten rusten. De roomschen daarentegen en de Chr. Historischen willen het behouden, maar aan de Linkerzijde is er niet één fractie, die het niet wil terzijde schuiven 1* Dat maakte me toch éven kregel. Voor den eenvoudigen lezer worden hier de anti-revolutionairen met de gansche Linkerzijde op één hoop gegooid, als vijan den van art. 171. En dat is toch geheel onjuist 1 Niemand kan meer principiëel gekant staan tegen de revolutionaire scheiding van Kerk en Staat, die men Links wil, dan juist de anti-revolutionair. Zeker wij vragen >Iosmaking van den financiëelen band*. Doch: na uitbetaling aan de rechtheb benden. En meermalen is onzerzijds betuigd, dat de overheid bij d'e afrekening ruim heeft te werk te gaan, zoodat geen enkele kerk ook maar een centiem te kort kome bij wat ze nu krijgt. Terwijl het beginsel der Revolutie juist is, om art. 171 eenvoudig te schrappen. De vrijkomende gelden kun nen dan voor volksontwikkeling, musea of iels dergelijks worden gebruik 1 Een onderscheid als dag en nacht. En te eer en te meer willen wij dat, opdat er niet eenmaal een dag kome, waarop de mannen van Links eenvoudig met meer derheid van stemmen hun zin doorzetten. Daar stuurt men op aan 1 Zondag 9 April zal er te Rotterdam een vergadering worden gehouden, waarin men een plaD van actie wil vaststellen, een »landelijk comiiè wil benoemen en een vereeniging snch'e, die zich over het gansche land verbreiden zal, om déue revolutionaire scheiding van Kerk en Staat krachtig te propageeren. O, jadat is maar een begin. Maar de elementen, om zulk een beweging te steunen, zijn alom te vinden. En wie acht geeft op de teekenen der tijden, die let op zalke dingenHoe meer de groote massa van de Kerk vervreemdt, hoe meer invloed zulke revolutionaire ideeën krijgen Zoo komt de »keik« in 't gedrang. En kunnen we midden in de kwestie zitten, eer wij het weten. Ook dr. mr. Van de Laer houdt zich bezig met de verhouding tusschen Kerk en Staat. Zoo vroeg hij onlangs, dat de Regeering door daden erkennen zou de positie in en de beteekenis van de Ned. Herv. Kerk voor ons volksleven. Nader ondervraagd, wat hij daarmee bedoelde, kwam zijn meening hierop neer, dat deze Kerk recht heeft op bizonderen steun. Buiten en be halve hetgeen zij van rechtswege uitgekeerd krijgt. Niet slechts steun voor een enkele predikantsplaats, neenhet aantal predi kantsplaatsen moet mede door den sieun der Overheid zeer belangrijk toenemen. Maar dit is 't merkwaardigste niet. Wij hebben, zegt hij in De Beukelaar, feitelijk twee volkskerkende Hervormde Kerk en de Roomsch Katholieke Kerk. Btide moet de Overheid krachtig steunen, omdat zij samen veire en verre het grootste deel onzer gedoopte natie omvatten. Nu is er zeker voor dit verlangen wel iels te zeggeD. Dr. De Visser heeft het eens zóó uitgedrukt: De Overheid subsidi eerd wel musea en ambachtsscholen, ver- eeuigmgen voor tuberculose en drankbe strijding waarom zou ze het de Kerk niet doen En ook zou hierbij van onbillijkheid jegens de >kleinere« Kerken geen sprake hoeven te zijn. Ook zij toch oetenen hun invloed uit ten gunste van ons volksleven op dezelfde gronden zou dus dr. Van de Laer ook voor haar even redigen steun uit de Staatskas bepleiten. Toch staat zulk een denkbeeld mijlen ver buiten de praktijk des levens. Zie als Nederland een groot zen- dingsveld ware, en men kon bv. de eene kerk in Zeeland en de andere in Groningen laten beginnen, om zoo naar elkander toe te werken dan was er wellicht iets méér voor te zeggen. Maar ze liggen dooreengemengd. De steun van Staatswege zal dus, dat mogen we betreuren, maar 't kan niet anders, voor een goed deel gebruikt wor den om tegen elkander in te werken. Net als wanneer A van buiten en B van binnen tegen een deur duwt, wat op krachtsver spilling uitloopt, zonder dat de deur veel beweegt. In de tweede plaats vergeet men maar al te vaak, hoe met name in de groote plaatsen, waar het volksleven zich consen- treert, het modernisme op den tel af verre in de meerderheid is. Nu bekommeren de vrijzinnigen zich niet veel om de kerk, al komt ook daar reeds verandering in. Maar gaf de Staat krachtiger extra-steun, dan zouden ze met man en macht komen opzetten en de steun der Overheid zou de propaganda van het ongeloof ten goede komen! Want die steun zou juist voor negen tienden naar de groote plaatsen gaan, wijl daar de behoefte het sterkst spreekt. üf als dat niet lukte en de vrijzinnigheid herkreeg in den Staat de macht, dan zou ze den weg van Frankrijk opgaan en ze den steun van den Staat ontnemen, terwijl de kerken dan niet zouden geleerd hebben, op eigen krachten te ver trouwen in de mogendheid des Heeren. En dan zou de inzinking veel grooter nog zijn, dan te voren de schijnbare bloei Deze voorslag zou dus 2ijn tot schade van Kerk en Siaat beide Toch blijkt uit al zulk schrijven wel, hoe de gedachten uit veler hart beginnen geopenbaard te worden. En dat reeds is winst. UITKIJK. Land- ess luniboiiu. K a I i m e e 1. (Slot.) Het is niet ons doei van alle proeven,nog het vorige jaar met kalimeel genomen, melding te maken. Daartoe zouden wij te veel plaats behoe ven. 't Resultaat van alle wel te verstaan der goed opgezette en offieieële proeven was vrij wel hetzelfde: ongunstig voor het kalimeel. De reeds genoemde Dr. Popp, directeur van het land bouwproefstation „Oldenburg'', nam ook in 1910 proeven op verschillende grondsoorten, bij onder scheidene gewassen, vergelijkende kalimeel met de kalizouten en overal vielen ze in 't nadeel van het kalimeel uit. Bijvoorbeeld: op veenach- tigen zandgrond bij aardappelen, als de boogere opbrengst, met een zwakke bemesting met het 40-procentig kalizout verkregen, op 100 werd gesteld, dan bedroeg die van kainiet 96, door kalimeel in den winter 33 en door kalimeel in 't voorjaar 40. In geen geval zegt Dr. Popp kon het kalimeel met de kalizouten concur- reeren. Ook Prof. Pfeiffer te Berlijn en de h. h. E. Blanch en M. Flugel namen proeven, ook met het doel om de potproeven van Proi. Wein den autoriteit der kalimeelmannen eens te toetsen. Hun slotsom was een heel andere dan die van prof. Wein, die 't zij terloops gezegd sedert zijn vermaarde kalimeelproeven als propagandist is opgetreden van de West-duitecbe spoorwegmaatschappij, welke het kalimeel in den handel bracht. Zij kwamen tot deze conclusie dat het niet twijfelachtig is, dat alle licha men, die niet den landbouw in betrekking staan verplicht zijn voor het gebruik van kalimeel met aandrang te waarschuwen. Wat moet men nu, staande tegenover deze uit komsten en uitspraken van een aantal weten schappelijke mannen, zeggen van de houdingen het geschetter der hiervoor bedoelde kalimeel- propagandisten? Getuigt het niet van een treu- rigen moed te durven spreken van „schoeljes" en „Duitschen rommel"? Maar wij komen wat dichter bij huis. Ook de heer Elema, rijkslandbouwleeraar voor Drente nam verleden jaar in z(jn ressort proeven. Daar hebben de „kalimenschen" de heer Elema maakt er in zijn verslag melding van ook nog voor de oogst was te benaderen, op afgegeven, maar zij haalden spoedig bakzjjl. Er waren proef velden aangelegd bjj E. Hoving te Gees(eschgrond) Wed. A. BteveDS te UfFelte (eschgrond) en W. Stavast te Odoornerveen (nieuwe dalgrond). W(j willen volstaan met de mededeeling der conclu sies: 1. De kali van het kalimeel is tenmin ste in het eerste jaar na de aanwending minder voor de planten beschikbaar dan de kali van de Staszfurtsche zouten. 2. Het kalige halte van de oogstproducteu is bij een bemesting met de St. kalizouten zeer veel hooger dan bij een kalimeel bemesting. 3. De oogstvermeer- dering is echter niet evenredig aan de meerder opgenomen kali, 4. De oogstvermeerdering was hij de St. kalizouten overal grooter dan bij het kalimeel. Ze was echter bij de rogge veel minder belangrijk dan bij de stoppelknollen en aardappels. 5. In verband met deze resultaten en den prjjs van het kali in beide vormen is er voor de praktijk geen enkele reden van het kali meel gebruik te makeD. Hiertegen is zeltsvoor- Joopig sterk te waarschuwen. 6. Mocht men de tegenwerping wiilen maken, dat bij onze proeven mogelijkerwijze het magnesium in het minimum voorkwam, zoo is dit wetenschappelijk juist, doch practisch wordt daardoor de codcIu- sie 5 nog sterker, wijl deze plantenvoedende stof in de St. zouten van nature aanwezig is en niet betaalt behoeft te worden. Zonden de „kalimeelmenschen" zich nu maar niet tot den aftocht bereiden Hun zeliverdedi- gende houding wijst er reeds op, 't Wordt ook hoog tjjd. C. B.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1911 | | pagina 1