Zaterdag 28 Januari 1911
25ste Jaargang N° 1628.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
i
T. BOEKHOVEN, i
Koopt geen Mestnaengsels.
FRANKRIJK.
Oeze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
AMmiementsprijS per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cest.
n zonder 50
gtiitenlasml bij vooruitbetaling met Zondagsblad ƒ7,50 zonder 4,50 per jaar
ysGiiderlfjke BUBmiers 5 test. Met Zondagsblad 7 Cent.
ÜITGEYSE
SOMMEL8BIJK.
tfeleïoyn Mo. 2.
Adyerteatiëa 10 cent per regel en s/i maal. Reclames 20 per r®geu
Boekaankondiging Cent per regel en Vs
Bienstasavragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertenties worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
%8ie stöfel&eii «ie- üeiiaetie fo'ésteMgsst, ^tiweyleiiflëis en v&r«i©re tidsulBilsfratSe franc» f©é te ®esiden aao desi Uitgever
Vereeni&eit.
God de Heere heeft in Zijne heilige
Drievuldigheid het schepsel een vin
gerwijzing gegeven tot vereenigen niet
alleen, maar ook tot de wijze waarop
En al is voor 't menschenverstand
't bestaan dier Drieëenheid in haar
innerlijk leven een mysterie; ja, al
is zelfs de openbaring naar buiten
van Allen en van elk afzonderlijk in
dat Goddelijk wezen een onbegrijpe
lijke geheimenis toch blijkt uit alle
organisch leven, dat in hem ligt de
kiem tot saambinding, saamwerken,
vereenigen, saam leven en saam op
waarts gaan en*samen inzinken.
De zes Scheppingsdagen vereend
riepen te voorschijn een in kiem vol
komen wereld en zie't was alles
zeer goed. God de Heere stelde 't
huwelijk in en man en vrouw werden,
naar luid der Schrift, één vleesch.
En 't gansche Woord door, in 't Ver
i ond met Noach. met Abraham, met
Israël, met de uitverkorenen uit alle
geslachten, talen, natiën en tongen
ligt 't organisch bestaan vast. Eén
geloof! één hoop! een liefde; allen
i in Een, en Een voor allen op Gol
f gotha.
Maar die Vereeniging draagt een
tachet, een zegeléén doel nl om
r tot eere werkzaam te zijn van dal
I wezen, dat alles schiep
»0m 's Heeren wil.« De Zoon eert
den Vader en 't Schepselendom, ver
i eenigd, zal alleen vereenigen om aan
God Almachtig toe te brengen alle
lof en eere.
Elke vereeniging, die iets anders
beoogt, dan de eere Gods, is uit den
booze.
Elke vereeniging, die niet bedoeld
de behartiging van 's naasten belan
gen met afzien zoo noodig van zijn
eigene, mag bestaan en daar is zegen
öp te wachten.
Maar ook, andersom, elke vereeni
ging, die dat doel niet nastreeft, maar
eigen belangen alleen zoekt en die
van anderen schaadt, is verderfelijk.
Wie de ordeningen der natuur, van
gezin en Kerk, van qtaat en Maat
schappij opzij wil schuiven door de
macht der gemeenschap, pleegt heil
loos werk.
Daarom is elke neutrale vereeniging
af te keuren. Of patroons dan wei
werklieden van zoo'n neutrale ver
eeniging lid zijn, is 't zeilde. Wat
voor den een verkeerd is, is 't ook
voor den ander.
Neutraliteit is een begrip dat recht
draads tegen «belijden voor de men-
ecben« overstaat; en juist dien eisch
heeft Christus altijd door gesteld.
»Wie mij belijden zal voor de men
schen« het klinkt in honderdvoudige
echo door Oud- en Nieuw Testament,
hi hemel en op aarde. En een neu
trale vakvereeniging heeft het zwijgen
°ver dat »belijden« in zijn wapenschild
geschreven.
Elke Chrristelijke arbeider overwege
dus ernstig, waarbij hij zich moet
aansluiten.
Nimmer bij een vereeniging aan
gesloten, die zich niet onderwerpen
w'l aan de tucht des Heeren.
Nimmer bij een vereeniging, die
e grondslagen onzer Maatschai pij
Muermijnt en in opruiïng der werk
ten kracht zoekt.
Maar vereenigingen in den weg van
orde en gezag. In trouw aan 't Woord.
Tot heil van allenVan sociale en
staatsdoeleinden. Voor arm en rijk.
En daardoor tot bevordering van eigen
belangen.
Mooi gezegd.
De Nota betreffende de kustverde
diging, 9 Dec. j.l. aan deKameister
hand gesteld, begint met een waarheid
ais een koe, en toch maar
al le vaak veronachtzaamd. Het luidt
«Aan ons verdedigingsstelsel be-
»hoort in de eerste plaats als eisch
»te worden gesteld, dat zijn inrichting
»en zijn vermogen volledige waarbor-
»gen opleveren voor een krachtige
»eu besliste handhaving onzer onzij-
»digheid bij een oorlog tusschen andere
«rijken
Dus in de eerste plaats volledige
waarborgeen krachtige en besliste
handhaving. Mooi gezegd
Maar dat zelfde is reeds door alle
Ministers in alle Nota's en Memorie's
gezegd. Het eene jaar in, en 't andere
jaar uit, in alle stukken van Oorlog
en Marine kunt gij die mooie frazen
lezen. Maar als op 't zaken doen aan
komt, wordt men huiverig. Eu de
Tweede Kamer, die de phraser! ook
mooi vindt, krijgt het bij e'ken Minis
ter kwaad en de eenena denam'eron
valt af, Krachtig handhaven 't Is een
pakkend woord, maar de Minister
krijgt geen centen om zijn krachtige
woorden ook maar kracht bij te zetten.
Bij Oorlog en Marine daveren de
patriottische woorden, maar men laat
den Minister, als hij naar de beurs
wijst, alleen staan. En ze verlaten
hun Departement zonder vruchten.
Een fort te Vlissingen.
Het is noodzakelijk, dat elke schen
ding van onze land- en zeegrenzen
moet kunnen worden belet of gestuit,
maar levens moet met kracht kunnen
worden tegengegaan, dat door oorlog
voerenden in het Nederlaudsche wa
tergebied of in onze territoriale wate
ren handelingen worden bedreven,
welke strijdig zijn met de internati
onale verdragen en rechtsbeginselen.
En waar 't ons recht is, om als
neutralen Staat zoo op te treden, is
t onverdedigbaar, dat 't Buitenland
zich met het fort te Vlissingen be
moeit.
Niet, dit staat vast, of't Buitenland
heeft er wel degelijk belang bij, hoe
de Schelde door ons gebarricadeerd
wordt in tijd van oorlog tusschen twee
ons omringende Staten maar wan
neer ons Kabinet blijft binnen de
perken der gesloten^verdragen, gaat
't geen enkele Buitenlander aan, hee
wij ons Land of een rivier des Lands
willen versterken.
En toch, zijn de berichten juist, dan
maakt men zich in de vreemde par
lementen zelfs heel druk met 't aan
gekondigde fort.
We hopen, dat onze Min van Bui-
tenlandsche zaken geen duimbreed
wijken zal, maar voor ons Volk het
recht zal blijven opeischen, om ter
handhaving onzer neutraliteit, alles
te doen, wat een dienaar der kroon
behoort te doen. En de Pers steune
hem in dezen
OP MTK1JH.
Prins Hendrik kan vliegen
Neen, niet ónze prins gemaal, maar
prins Hendrik van Pruisen, de broeder
van Keizer Wilhelm.
Dat is een compliment waard.
Deze prins is iets jonger dan de Duitsche
Keizer en dus om ende bij 50 jaar. Hij heeft
vrouw en kinderen, misschien al wel is hij
»opa«.
Als zoo iemand leert vliegen en't zóóver
brengt, dat hij zelfstandig de lucht in gaat
dan kan men zeggen, dat hij in 't letter
lijken en in figuurlijken zoo ver heeft ge
bracht dat zullen niet velen van zijn leeftijd
hem nadoen
Om daar een weinig over te kunnen
oordeelen, moet men het vliegiuig maar eens
vergelijken met de fiets. A!s een beginner
daar den fietser zoo zeker van zijn zaak
ziet henentrappen, èèn hand aan 't smur
en met de andere de sigaar uit de mond
nemende, dan denkt hij vaak, dat er zoo
heelemaal niets aan is.
Nu daar is iets van waar
't Is maar in kwestie van evenwicht
Als men er maar om denkt, z'n even
wicht te bewaren, gaat het fietsen wel
Doch ieder, die 't leerde ondervond dat
de praktijk heel wat lastiger is dan de
theorie en dat het soms heel wat oefening
kost, eer men er den slag van weg heeft.
Dat is nu het fietsen. Daarbij echter
heeft men nog vasten grond onder de voeten,
of liever onder de luchtband. Bij het vliegen
echter moet men zich niet naar één kant,
doch naar alle kanten in evenwicht weten
te houden en daarbij nog op zijn motor
letten. Vliegen is wel heksenwerk
't Zijn dan ook meest jonge mannen, die
zich aan de vliegkunst wijdeD.
Wie jong is, is lenig.
'n Jong kerel, die fietsen leert, trapt soms
na enkele uren oefenens al heen. Maar een
bejaard persoon doet er zooveel langer
Over. Ieder ziet dan, hoe »stijf« die al is.
Welnu dan moet het den 50 jarigen
pr.ns van Pruisen ook heel wat moeite
gekost hebben, eer hij de lucht in kon
gaan en zijn evenwicht bewaren.
Maar waarom leerde hij vliegen
Natuurlijk niet, om daardoor rijk te
worden en dat is er het mooie van.
Verreweg de meeste personen, die vlie
gen leerden, deden het, geheel of hoofd
zakelijk aangelokt door de groote sommen,
die er mee te verdienen waren. Nu zullen
we het daarom niet afkeuren. Al blijven
er tal van bezwaren Destaan, 't is toch wel
een] onzedelijke wijze van geldverdienen.
Men kan den trek naar geld, het verlangen
naar rijkdom afkeuren de daad als zoo
danig is niet iets ongeoorloofd. Net zoo
min als 't ongeoorloofd is, Daar een goud
land te gaan, om zich rijk te graven.
Genoeg daarvan, bij prins Hendrik
golden zulke overwegingen niet. Hij gaat
niet mededingen in wedstrijden.
Ook was het niet de trek naar 't bui
tengewone, naar 't gevaarlijke. Daarvoor
staat deze Duitsche admiraal heel niet be
kend. In de ute des gevaats zal hij zijn
plicht kennen, maar een avontuurlijk ka-,
rakier heeft hij niet en dan trouwenshij
is bij de vijftig jaar.
Neen, dat hij vliegen leerde kwam voort
uit zijn patriottisch hart.
Frankrijk was Duitschland vóór.
Duitschland was 't eerst gekomen met
zijn luchtschepenmet zijn Zeppelin, en
Parseval. Maat Frankrijk was gekomen met
zijn vliegtuigen en de Duitsche admiraal
zag aldra, dat er in oorlogstijd met die
brommende glazenmakers daar hoog in de
lucht méér uit te voeren was dan met de
groote luchtmonsters.
Maar Duitschland was eig achter.
Het moest veel inhalen.
En toen gaf hij het voorbeeld.
Prins Hendrik, leerde vliegen
Nu 't hem eenmaal gelukt is, het te
leeten, heeft hij er een heel leuke beschrij
ving van gegeven, maar waarin hij toch
eerlijk erkent, dat hij alles van te voren
z'n plan hadde
geweten hebbende
opgegeven 1
Maar enfinhij heeft, doorgezet.
Vorstelijke voorbeelden, men weet het,
plegen te trekken en omdat straks een
leger, dat niet in de lucht ageeren kan
achter is, terwijl men tcch ook moeilijk
een luchtmilitie scheppen kan, zooals men
een zeemilitie heeft, rn. a. w, moeilijk
bepaalde manschappen en officieren pressen
kan, om de lucht in te gaan, heeft Puns
Hendrik zich ongetwijfeld verdienstelijk
gemaakt voor het leger en voor zijn vader
land.
Hij heeft er tenminste z'n kind aan
gewaagd.
Zijn vliegen staat heel wat hooger, dan
het prijsvliegen om groote geldsommen.
Toch verdient dit laatste niet in elk
opzicht afkeuring, al kan ik voor mij me
met de wijze, waarop dat gebeurt, moeilijk
of liever heelemaal niet vereeaigen. Het
uitlooven van geld is op zichzelf nog zoo
kwaad niet.
De vraag in 't algemeen gesteld, komt
hierop neerIs het geoorloofd te prikkelen
tot het verrichten van goede, nuttige, en
dappere daden door er geld voor uit te
looven Dan zeg ik in 't algemeen geen neen
Wij hebben nu eenmaal met zwakke
menschen te doen, voor wie de belofte
van stoffelijk voordeel een aansporing kan
zijn, om te doen, wat ze anders laten
ztuden. Dat wist.b. v. Kaleb al wel, de
zoon van Jefunne, toen hij naar de zeden
van dien tijd zijn dochter Achsa den
dappere als loon toezei. Ongetwijfeld zal
hij ook gerekend hebben mei het feit, dat
hij, die een rijk erfdeel gekregen had een
rijköj bruidschat meegeven kon, al meende
later zijn dochter, dat die bruidschat wat
grooter had kunnen zijn
En tijdens onze Republiek wisten 's lands
Staten ook wel, hoe ze de dapperheid
prikkelen konden, toen ze voor de vloot
een heel reglement aanstelden, waarin de
daden van moed werden geclassificeerd en
van elke daad een vast bedrag als belooning
in geld van te voren werd uitgeloofd.
De fout, het misbruik, het kwaad bij het
tegenwoordige prijsvliegen, is dat de nuttig
heid van 't geen de vliegers presteeieD in
geen verhouding slaat tot de sommen, die
worden uitgeloofd.
Het hoofddoel is niet, om de vliegkunst
vooruit te brengen.
Dan was er niets tegen.
Ook in de vliegkunst zien we een gave
Gods, die nu nog in haar allereerste
ontwikkeling is, doch waardoor in de dagen
onzer kindskinderen het menschelijk leven
ongemeen verrijkt kan zijn.
Maar 't is niet het hoofddoel, deze kunst
vooruit te brengen.
Het is bovenal een kijkspul.
En als 't meeloopt, 'n ^zaakjei.
Gelukkig gaan er dan ook reeds stemmen
op, om 't nu eens over een anderen boeg
te gooien en flmke prijzen uit te looven
voor aan te brengen verbeteringen aan de
vliegtuigen.
Dat is veel mèèr noodig.
Die zijn nog maar in haar kindsheid.
Als men eens ziet, wat wijzigingen de fiets
heeft ondergaan eer ze het prettige en
gemakkelijke vervoermiddel werd, waarvan
wij heden ten dage 't genot hebben, dan
mag men ook van de verklaring van het
vliegtuig nog vèèl verwachten.
Bovenal verminderen van levensgevaar.
De vliegkunst naoge dan door verminde
ring van vertooningen niet zoo »interressant«
blijven ze zal er veel sneller door
vooruitgaan.
UITKIJK.
ILsêBas!- en Tiatuteosiw.
Het gebruik van kunstmeststoffen is de laatste
jaren ook in den tuinbouw aanmerkelijk toege
nomen, maar een rationeel, oordeelkundig gebruik
is het nog lang niet overal. Wij willen nu slechts
wijzen op den aftrek, dien de mestmengsels nog
bij velen vinden. Waaraan is dit toe te sch jj ven P
,,Wel", hoor ik iemand zeggen, „men kan, als
men een mengsel koopt, dan juist krjjgen, wat
men behoeft: aardappelmest, boonen-en erwten-
mest, uienmest, vruchtboomenmest enz, zonder
er verstand van te hebben of zonder hoofdbre
kens krijgt men dan toch wat men noodig heeft.
Zij, die aldus meenen, oordeelen echter ver
keerd, wat ieder bij eenig DadenkeD direct kan
begrijpenmen kan toch ook een zelfde gewas,
b. v. aardappelen, onder alle omstandigheden
niet eender bemestenmen moet hierbij toch
rekening houden met den toestand van den
grond, met vorige bemestingen, met de voor
vrucht eD de toegepaste vruchtwisseling. En dit
is immers niet mogelijk bij gebruikmaking van
een mengsel, dat steeds van gelijke samenstelling
is. Ja, men kan in het eene geval wat meer in
het andere wat minder er van uitstrooien, maar
met een zoodanige lukrake bemestiDg is aan de
behoefte van het gewas niet voldaan.
Mestmengsels zijn niet rationeel, niet berekend
naar de omstandigheden, en kunnen dus reeds
daarom nooit het grootste voedsel geven. Nu kan
ik mij voorstellen, dat iemand, die een niet te
grooten tuin bézit, een particulier, ook al weet
bij dit bezwaar, niettemin van mengsels gebruik
blijft maken, omdat hij, van de moderne bemes
tingsleer niets afwetende, er mee geholpen is,
en het gebruik hem gemak geeft, daar hij zelf
niet hoeft te mengen. Ook stelt bil zich dan
niet aan het begaan van vergissingen bloot. Zóó
mag evenwel geen vakman, ook geen bezitter
van een grooten tuin die tevens een echte lief
hebber is en gaarne veel en goede vruchten wil
kweeken, er over denken. Hjj zou zich ten
eerste te zeer kunneD benadeelen. Bij een ondoel
matige bemesting, zooals een mengsel in vele
gevallen zal zijn, kan de schade niet uitblijven,
maar zal zich noodwendig openbaren in een min
der voorspoedigen groei, een geringere opbrengst
of een onvoldoende kwaliteit, misschien ook in
ziekte van het gewas.
Ten tweedemengsels komen in 't gebruik
duurder, heel wat duurder uit dan de enkelvou
dige meststoffen. Dat is duidelijk; de heeren
fabrikanten kunnen dat mengen niet voor niets
doen. En in den regel berekenen zij daarvoor
een aardig mengloon, zoodat de pry's met min
stens een vierde wordt verhoogd. Is het niet
jammer, om dat geld zoo klakkeloos uit te geven
En dan nog vaak Diet te weten wat men beeft!
Want, 't zijn juist de koopers van meDgsels, die
ook al in bun onkunde maar in goed ver
trouwen aanvaarden, wat hun geboden wordt.
Nu is vertrouwen een mooi ding. Ik houd niet
van menschen, die altoo9 met wautrouwen hun
medemenschen tegemoet gaan. Maar in den han
del, speciaal den handel, dien wij nu op het oog
hebben, zij men voorzichtig. Men kent het
spreekwoordHaDdel is handel, waarmee men
wil zeggen, dat men bet in den handel met de
eerlijkheid niet zoo nauw behoeft te nemeo.
Waarmee echter niet gezegd mag zijn, dat alle
handelaars er zoo over denken. Doch de feiten
zijn er, die bewijzen dat er iu den kunstmest
handel ergerlijk geknoeid wordt, en dat hij, die
zijn meststoffen niet laat onderzoeken, gevaar
loopt van bedrogen te worden.
't Is dus zaak om gezamenlijk aan te koopen
en een monster van de gekochte waar naar het
Rijksproefstation op te zenden. Dan weet men
wat men krijgt. En men koope dan geen meng
sels, maar enkelvoudige meststoffen. Daartoe
behoort natuurlijk kennis of voorlichting. De
laatste is tegenwoordig gemakkelijk te verkrijgen
de Rijksland- of tuinbouwleeraar, om van ande
ren niet te spreken, staat steeds kosteloos ten
dienste. Maar van die voorlichting ga men verder.
Ieder kweeker of waarmoezenier moet zoo goed
als iedere boer, weten wat hij doet. Hij schaffe
zich een eenvoudig werkje over bemestingsleer
aan en ga aan 't studeeren. 't Is heusch geen
heksenwerk. En 't zal hem groote voldoening
geven. Hij kan dan zelf zijn meststoffen kiezen
en is hiermee goedkooper uit. Hij bemest alsdan
met oordeel, kan dit tenminste doen, als hij
zich goed op de hoogte gesteld heeft, en zai
hiervan velerlei voordeel genieten.
C. B.
Buitenland
De Kamer besprak de urgentie van een
motie, ingediend door den socialistischen
afgevaardigde Guesde, die voorstelt in de
wet op het ouderdompensioen het artikel
te schrappen, waarbij op het loon der
arbeiders een premie geheven wordt. Tevens
stelt de motie Guesde voor, op erfenissen
boven de 100,000 francs een progressieve
successiebelasting te heffen.
De minister-president Brian! verklaart,
dat, indien de motie-Guesde aangenomen
wordt, hij niet de verantwoordelijkheid
voor de toepassing der ouderdomsverze-
kering kan aanvaarden. De motie werd
hierop met 390 stemmen tegen 190 stem
men verworpeD.