Oudejaarsavond. Een Nieuwjaarslied. Hoveling en gevangene. Oudej aarsavond-gedachten dagen doorleefd en zien terug op den afgelegden weg. Aldus worden wij bij de wisseling des jaars bepaald bij de snelheid van den tijd. Wat is een jaar spoedig voorbij Dag bij dag, week bij week, maand bij maand kwam tot ons, werd gebruikt en ontvlood ons weder. En nu zij achter ons liggen schijnt het kort van duur. Hoeineer dagen de mensch tot zijn levenstijd ziet toegevoegd, hoe sneller hem dunkt de tijd voorbij te gaan. Aan het einde van het jaar gaan de de gedachten terug en in de herinne ring stelt zich alles voor den geest wat blijvenden indruk heeft gemaakt. De blijde en de droeve dagen worden her dacht. De oudejaarsavond aanschouwt den een verheugd en den ander bedrukt van harte. De een treedt het nieuwejaar in vol hoop en den ander met vreeze. Bij de wisseling des jaars ontmoeten elkander de gezegenden en de gekastij- den, de rijken en de armen, de godvree- zenden en de goddeloozen. En tot hen allen komt de vraag Waarom zijt gij, wat gij heden zijt Ziet niet alleen op hetgeen het afge- loopen jaar u heeft gebracht, doch gedenkt ook aan Hem, die alle menschen en alle dingen regeert. Al wat in dit dagental uis geschonken of ontnomen, kwam van Zijne hand. Hoe zal nu een antwoord worden gevonden op uw: Waarom? Zal het u baten, u, die niet zonder smart het jaar zijt doorgegaan, om gade te slaan de blijden Zal net u, dien het zoo meeliep en zoo goed ging, duidelijk zijn bij het aanschouwen degenen, die bezwaard zijn? Is voorspoed en tegenspoed in 's menschen eigen hand Immers neenBij alle inspanning kan de uitkomst nog anders zijn dan de verwachting. Maar hoe zal h. fc antwoord dan worden gehoord Dan is het te vinden, als beleden wordtwij zijn van gisteren en weten niets. Daarheen wijst het woord van Bildad, ons in het hoek van Job bewaard ge bleven. Het verband, waarin deze uitspraak voorkomt doet ons kennen de bedoeling van den spreker, n.l. deze, dat de mensch zal terugzien op het vorige geslacht. De tijd, die is voorbijgegaan moet overdacht worden en dan moeten de gedachten zich niét bepalen bij eén enkel ■jaar of eigen leeftijd, maar ook de vo rige geslachten zullen niet onopgemerkt blijven Ziet de mensch alleen eigen werk aan van korteren of langeren tijd, dan schijnt het hem o zoo gewichtig. Doch, stelt hij zichzelf voor, hoe hij vroeger- levenden is opgevolgd en met hunne ervaringen winste doet dan valt er van eigen lof veel weg. Zet hij dan zijne onderzoekingen verder door en stelt zich de vraagWat zou ik moeten aanvangen, indien de voorgeslachten geenerlei wijze lessen had nagelaten welk antwoord kan hij geven anders danmoest ik zelf mijnen weg zoeken door het leven en werken, hoe onkundig en onervaren zou ik er dan voorstaan. Het leven ware tekort om te onder zoeken en aan te leeren. Nog meer dan voor de aardsche zaken geldt, dit voor de geestelijke dingen. Dok hier moet beledenWij zijn van gisteren en weten niets. Indien de ervaringen der voorge slachten niet waren bekend, hoe onwe tend zou de mensch zijn aangaande zonde en verlossing. Het leven is te kort om uit het onderzoeken der mee ningen en godsdiensten der menschen te vinden de ware dienst des Heeren. Ja, zou wel ooit een mensch tot de zekerheid komen Doch nu heeft de Heere Zijn weg en werk onder de vroegere geslachten laten beschrijven om te onderwijzen lien, die nog op aarde mogen verkeeren. Daarom is Gods Woord onmisbaar, wijl zonder dat Bijbelboek het men- schenkind is een onkundige, een slechte, gelijk onze Staten-Vertaling zegt. Bepalen wij ons nu alleen bij de geestelijke belangen. Dus gaan wij niet over tot het bespreken van het antwoord inzake stoffelijke, wereldsche dingen dat de mensch moet geven op de vraag Waarom ben ik, die ik ben Dat ant woord kan niet anders luiden dan Omdat ik mijn voordeel heb gedaan met de ervaring der voorgeslachten. Gelijk antwoord past, ziende op de geestelijke, niet tijdelijke belangen. Dat wij een Huis des Heeren hebben, een Kerk mogen bezitten, gegrond op de drie Formulieren van Eenigheid, dat is het werk der voorgeslachten. Dat de Waarheid op de aarde bekend is, het is in de vroegere tijden onder de men schen bekend gemaakt en door hen beleefd. Nog verder teruggaande wordt ons geopenbaard, vanwaar zij hunne wijs heid bekomen hadden. Met een enkel Woord kunnen wij dit aldus zeggen Het was uit God en door God en keerde Weder tot God. looner is dergenen, die Hem zoeken Hoe zal hij nieuwe levenskracht aan God vra gen, zoo zijn hart niet dankbaar gestemd gevoelt jegens Hem, die deze levenskracht hem verleend heeft? Daarenboven, wie recht gevoelt, dat hij voor veel vurig te danken heeft, die weet ook, dat hij veel dringend noodig had van wat hem gegeven werd, en het gevoel van zijn behoefte zal hem van het danken tot het bidden bren gen. De handen gevouwen tot dank en bede zit onze oude daar neder, en peinst over den ernst des levens. Zijn brood ligt nog onaangeroerd, zijn lepel rust nog. Spijze en drank dank zij misschien zijn sober maal, zijn voor hem niet het eerste, zijn voor hem niet het meest belangrijke. Zijn brood zal hem niet brooddronken ma ken zijn melk hem niet benevelen; en beide zullen hem bij het zoeken van den hemel niet aan de aarde binden. Ook daarvoor bestaat gevaar op den oudejaarsavond, dat al het denken aan en om de spijze, die vergaat, onze ziel belet of hindert, berg opwaarts te gaan, en wanneer dit op den Oudejaarsavond het geval is, als we een oogenblik rusten bij den mijlpaal, hoe zal het straks zijn, als we opstaan en loopen en rennen langs de baan! En als dat in de jeugd zoo is, hoe zal het in later jaren zijn, waar al meer aardsch slijk aan onze voeten weegt, waar almeer stof op den wind des levens de vleugelen onzer ziel bezwaart. Nemen we een voorbeeld aan onze grijsaard. Hij heeft de reisjas er niet bij uitgetrokken, en waarom zou hij den riem losgespen waaraan de reistasch weegt Hij is een vreemdeling hier beneden, en zoekt een beter Vaderland. De aardsche spijze is slechts teerkost voor de reis Vaders feestmaal wacht hem bij de thuis komst. Is het met u iets anders, lezer, lezeres Dan zou het met u niet goed zijn. Gezegend maaltijd, oude, en een geluk kig nieuwjaar! Timotheus. P. J. K. Weer een jaar is heen gevlogen Als de nmpling op den stroom. Weggezwindeld uit onze oogen Als de schaduw van een droom. Toch schoon ik op de oude paden Niet één voetstap wederkeer', Al mijn woorden al mijn daden, Vind ik bij mijn Rechter weêr! Weer een jaar werd mij geschonken Als mijn levens zonneschijn Eens ter kimme waar' gezonken, Waar zou thans mijn ziele zijn? Ben ik zeker, dat ik heden, Zonder wroeging, zonder rouw, In dat heerlijk Hemelsch Eden 't Hallelujah zingen zou Neenik tel ze niet, Alreine Ai mijn zonden van dit jaar. Klein in 't groote, zwak in 't kleine, Louter zwakheid sta ik daar. Weg is al mijn valsche vrede! Al mijn deugden zijn te licht Ach, ik heb maar éene bede: «Treed met mij niet in 't gericht!'* Neen ik tel ze niet, Algoede Ai Uw weldaan van dit jaar. Als mijn Hulp, mijn Heil, mijn Hoede. Louter liefde staat Gij daar. Levend water, hemelmanna. Daalde voor mijn voeten neer Ach ik heb maar éen hozanna »Abba Vader, U zij de eer!« J. J. L. ten Kate. Mijn Schepper! die mijn zielekrachten Gemaakt, den rang van dag en nachten Gesteld hebt in het gansche jaar Maak, bid ik U, mijn ziel voorzichtig, Dat ik mijn dag en jaar gewichtig Tot Uwen dienst zorgvuldig spaar. Doe mij uw heilzaam Woord na dezen Met aandacht hooren, ijvrig lezen. Schep, Schepper in mij meerder lust. Aan zuchten, bidden en gezangen Doe 't hart al zuchtend blijven hangen, Totdat het rust in U, zijn rust. Heer! leer mij kennen mijn verduren, In jaar, maand, weken, dagen, uren En oogenblikkendat ik ken Waar blik, uren, dag, week, maanden, [jaren, Al stillezwijgen henen varen, Totdat ik niet op aarde ben. Jaar, maand, week, dag,uur, oogenblikken> Leer mij, mijn Vaderzoo te schikken Dat ik des hemels leere leer. Ja, leer mij, ware schatten garen In tijds, dat tijd van maand en jaren In zalige Eeuwigheid verkeer. J. v Lodenstein. Jolim Wesley zoo verhaalt men, predikte eens voor eene vergadering van hovelingen en edellieden. Zijn tekst was het woord tegen de Farrizeën gesproken Gij adderen- gebroedsel, enz. Naar aanleiding hiervan deed hij scherpe vermaningen en bestraf fingen hooren. Het gehoor was niet weinig geërgerd en een van hen zeide bij het verlaten van het gebouw tot Wesley Die preek had gij in de gevangenis moeten houden. Neen, zeide de prediker, daar zou ik tot tekst gekozen hebbenZie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Bij de wisseling van het jaar moet de belijdenis des harten zijn, gelijk aan de ervaring der godvreezende vaderen Goae alleen de eer. Daarvoor is noodig te weten de er varing der ouden, maar zoodanig, dat in de omstandigheden, die zich voordoen wijsheid en onderricht gevraagd wordt van dien God, die ook hen met raad en daad bijstond. Zij hebben hunne zonden leeren ken nen en mochten vergeving vinden door Christus Jezus. Daarna was hun leven in gemeenschap met God en hun sterven gewin. Zal dan een mensch terugzien op een enkel jaar of zijn eigen leeftijd, hoe moet hem de belijdenis van de lippen Wij weten niets van nature, want ons leven is kort. Hoeveel tijd gaat er af voor de wereldsche zaken en laat maar weinig tijd en gelegenheid voor de belangen der ziel. Och, dat de les van het voorgeslacht worde ter hartegenomen en gebeden Leer ons, o Heere onze dagen tellen, opdat wij een wijs hart bekomen. Zoo spreken de ouden tot onsNiet genoeg is het te weten, wat wij beleefd hebben; zal het wel zijn, dan is de persoonlijke ervaring noodig in u. Noodzakelijk moet het komen tot de erkentenis: Wij gelooven niet meer om uws zeggens wilwant wij zeiven heb- gaat in hoofd en hart, dat ge gevoel kunt hebben voor de prikkeling van uw smaak als ge gelukkig zijt, omdat ge dat eten kunt, wat daar vóór u staat, vooral ook, als die spijze, onder Gods zegen, de vrucht of het loon is van eigen inspanning en verdienste. Honger en waar we dit woord voor de tweede maal gebruiken, denken we ook hier weer niet uitsluitend aan het onaangename gevoel, dat ontstaat bij totaal gemis aan spijze gedurende ge- ruimen tijd maakt rauwe boonen zoet, die we toch, zonder honger, niet zoet zouden achtenen wie op droog brood en koud water aangewezen is, dien is de warme maaltijd, welken hij zich éénmaal gunnen mag, een waar feestmaal, heerlijker dan den meer bedeelde hot dessert, dat zijn al tijd welvoorzienen disch aanvult. Neen, in het weinige of vele geld, dat de maaltijd kost, zit het 'm nietals ge dien met een ontevreden hart tot u neemt dat is nog veel erger, dan wanneer de meid de soep heeft laten aanbranden, j} Waarom we nu hiermede zijn begonnen Wel, de meest oppervlakkige blik van onze plaat stelt ons in het gelijk. Als ik beweer dat de oude heer, op onze plaat voorge steld, lekker eten zal op den oudejaarsavond dan ziet ge misschien »nuffig« (ik hoop, voor mijn taalgevoel, dat lezeressen niet alleen »nuffig« kunnen zijn*) naar die kist en die spijzen er op, en mij dunkt, ik hoor een enkelen uitroepen «Hij kan de beenen niet eens onder de tafel steken Ik moet dan ook eerlijk erkennen, als ik op die kist niet anders zie dan die melkkan, ge reed om de melkspijze in de kom te ver- ook reeds geleerd, dat de geluksstemming van uw hart niet afhangt van weelde, en van hetgeen uit de hand in den mond komt Leerdet gij reeds uw God danken voor hetgeen Hij u, immers ook u, uit loutere genade schonk Of bleef daarvoor misschien geen tijd en geen hart over bij al het nijdig staren op hetgeen Hij andere gaf, of bij al het vragen aan den goeden Vader om meer en ander en beter? Gij hebt nog zulke zware stormen niet door leefd, gij hebt nog weinig leed gekend, en toch, hebt gij Hem voor dat weinige leed reeds leeren danken Indien niet, hoe zult ge het ooit voor het vele kunnen doen Ja, vraag uzelf eens, of ge Hem zelfs voor het lief reeds, en genoeg, dankbaar waart Tot zulke en dergelijke overwegingen roept de oudejaarsavond als van zelf, en ik vrees, dat hij of zij, die op dien avond daartoe zich niet voelt dringen, daartoe in het overige deel des jaars wel gansch geen drang kennen zal. Veel van het goede, dat we genieten, leeren we uit de ontstentenis en de con trasten waardeeren. Onze oude zit daar eenzaam en verlaten op zijn Oudejaarsavond en toch - hij dankt God. Hebt gij Hem al gedankt voor de liefde en vriendschap, die u omringen, of, zoo u deze als toe kwamen, waarom werden ze anderen ont nomen Gelukkig, ook de anderen, hoe alleen ook, kunnen hun weg met blijdschap reizen, maar toch Gedankt voor de kracht uwer jeugd, voor uw welgeschapen lichaam, uw onbenevelden geest, uw ge zondheid, uw levensmoed en levenslust Of was het zoo natuurlijk, dat ge dat alles ben hem gehoord, en weten, dat deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld. Wie Crhistus heeft, kan zeggenIlc weet niets en ben van gisteren, dewijl mijne dagen op aarde eene schaduw zijn, maar Christus is mij geworden wijsheid van God en het eeuwige leven. En op de vraagWaarom ben ik, wat ik ben is het antwoord Omdat ik, onmachtig en onwillig om de erva ring der voorgeslachten tot eigen voor deel aan te wenden, door de krachtige hand des Heeren ben bekwaam gemaakt tot het doen van wat ik wist. Alleen zoo is het geloof waar, wijl hij het zeker weten van de Openbaring Gods zich heeft gevoegd het vast ver trouwen van de vergeving der zonden in Christus Jezus, die heden en gisteren en tot in eeuwigheid dezelfde is. (Bij de plaat.) In zijn blijspel «De Gierigaard* laat de Fransche dichter Molière zijn gierigaard zeggen: «Lekker eten voor veel geld, dat is, zoowaar, geen kunst, maar lekker eten voor weinig geld,« enz. Nu schijnt dat zoo waar, en toch is die uitspraak alleen waar voor den oppervlakkigen beschouwer. Wanneer eet ge lekker? Als de spijzen duur en uitgezocht zijn Immers neen Maar als uw lichaam behoefte heeft aan spijzen honger is de beste kokals ge gezond zijt; als daar niet zooveel om dunnen, dien homp brood, en niet eens een mes, geen tafelkleed of servet, en ik let dan op dat welgevulde, tevreden gelaat van den oude, en zijn tot bidden saamge- vouwen handen, dan roept onze plaat mij onwillekeurig toe; »'t Is niet in den over vloed gelegen, dat iemand leeft uit zijn goederen. We zouden nu over dien oude kunnen gaan fantaseeren en wie weet, hoe we onze lezers en lezeressen zouden amuseeren of boeien voor het minst, maar het zou pure fantasie zijn, en we hebben hier met werkelijkheid, met een stuk leerrijke loer- keljkheid te doen. Daarmee willen we ons dus vergenoegen. De grijze haren, die rimpels en groeven op het gelaat zeggen het ons, dat de man niet slechts oud van jaren, maar ook oud van dagen is geworden, dat is, dat hij rijk is aan ervaring. Laat ons nu van dien eenvoudigen grijsaard leeren «vergenoegd te zijn met het tegenwoordige,en onzen God te danken voor wat Hij ons uit ge nade gegeven heeft, zij het weinig of veel Menige storm is over dat grijze hoofd ge varen, en, als ge nu te veel aandacht schenkt aan die kist, en wat daar op is, dan heeft hij niet te veel buit uit den lan gen en bangen levenstijd weggedragen. Maar als ge dat rustig gelaat er boven, en die gevouwen handen naast dat weinige ziet, dan heeft hij daarin geleerd, tevreden te zijn met, en dankbaar te zijn voor Gods goede gaven. En deze dankbare en tevre den stemming is hem precies zooveel, of meer waard, dan de weelderigste table d'hote in Restaurant Riche! En gij, jonge lezer en lezeres, hebt gij genoot, dat ge het danken er voor vanzelf naliet Maar als dat alles zoo van zelf spreekt dat een mensch deze dingen geniet, tel dan de zwakken, de klanken van zin, de zieken en gebrekkigen, de levensmoeden en droe ven, en zeg mij, waarom benijden ze u, zoo ze het nog vermogen Ik weet het wel, en vergun mij nog eens figuurlijk te spreken ook bij een schraal levens- maal kan men God danken, ware het maar daarvoor alleen, dat men zich de maag niet bederven kan aan het vele en zoete. Maar toch Gedankt, ook daar voor, dat ge Hem danken kondt en dan ken mochtdat Hij u een hart gaf om Hem te danken, en dat Hij, die zóó hoog zit, zoo laag ziet, en het oor naar u wil neigen, waar gij toch niet tot Hem naderen kuntdat Hij in Christus uw Vader is, en er zelfs prijs op stelt, dat gij, Zijn kind, telkens tot Hem wederkeert Of is dat ook een van-zelf-heid Waarom die, milioenen heidenen, die Hem niet kennen, die andere millioenen Joden, die uw Heiland vloeken en die meerdere millioenen Christenen, ver loren zonen, die nog altijd den draf be- geeren, welken de zwijnen eten, die het voornemen en den moed misschen om op op te staan en tot Hem weder te keeren De laatste avond des jaars is een avond om te danken, wijl hij een avond tot bid den is. Laat uw gebeden met dankzegging bekend worden bij God Hij alleen kan bid den, die het danken kent. Immers, hoe zou hij het juiste adres weten, waarheen hij zijn gebeden heeft te richten, als de dank baarheid zijns harten hem niet zegt, dat hij ondervonden heeft, dat God is, en een Be-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 16