25hU Jaargang JN°. 1618. voor de Zuidltollandsclte en Keenwüelie Eilanden. EEESTE BLAB. 1911. Nieuwjaarwenschsn Zaterdag ^December 1910. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES Vrede op aarde. SOMMELSDIJK. Bijenteelt. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag, ibonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Ceïït. zonder 50 Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad ƒ1,50 zonder ƒ4,50 per jaarJ ifzouderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. UITGEVER T. BOEKHOVEN. Telefoon Interconm. Mo. 8. Advertenties 10 cent per regel en maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en ®aal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- eu Vrijdagmorgen 10 uur. 4lie stisfelieo voor «Ie Bedactie bestemd, idvertenfieo en verdere Administratie franco toe te aseodesi aan den Uifarcver, Wegens de invallen de Kerstdagen zal het nummer van a.s. Woensdag niet verschijnen. In het a.s. Nieuwjaarsnummer van dit blad, zullen evenals vorige jaren, gebracht aan Familie, Vrienden en Begunstigers opgenomen worden, tegen den geringea-prijs van slechts 25 cents, indien de advertentie 5 of minder regels bedraagt. Elke regel meer 5 cents. Daar van deze wijze om elkaar geluk te wenschen, steeds meer wordt gebruik gemaakt, omdat het 't om slachtige verzenden van naamkaartjes kan vervangen, zal het ons aange naam zijn. reeds nu de advertentiën daarvoor te ontvangen, teneinde voor eene goede plaatsing te kunnen zorg dragen. De Uitgever. Ach Wat leed wordt op aard gele den! Persoonlijk leed van 't ge weten leed door laster en ver dachtmaking; familietwisten en onvrede in 't dorp. Wat leed Leed door geboorte en door sterfte. Leed door verlies en achteruitgang! De wapenen springen in de schee den rumoer van oorlog en onrust onder de volken Wat leed Een wereld vol kommer en strijd; van ergenissen en ontevredenheden. Een wereld van zondeBergen hoogzeeën diep. Kwaad bij kwaad; laagheid bij laagheid; verdervingen ontbinding. 't Is de nachtkant van 't leven. En dezonnezij? 't Uitnemendste geeft nog moeite en verdriet. Maar toch vrede op aarde In dien poel van aardsche zorgen, bekommernissen, verdeeldheden klinkt zoo teeder zacht: Vrede! Vrede voor U, onrustige aarde! Vrede voor onrustig men- schenhart. Door den geboren Christus Uit Bethlehems stal klinkt over de gansche aarde dien hemelschen jubel: Vrede op aarde! Maar al leen door den Christus uit den stal. Door geen ander. Door niets anders ter wereld. Geen geld, goud, goed, wijsheid niets van dat al geeft vrede Maar alleen het bezit van den le venden Christus. Wat de aarde ookoplevere; hoe de vijanden en eigen vrienden ook soms vroeten en woedenChris tus alleen is de Rustaanbrenger. En zijn Naam is: Vredevorst! Heerlijk Kerstfeest voor hem, die dien Christus kent Niet bij name! Dat heeft geen de minste waarde. Maar kent als Vredeaan brenger, die de zonden heeft ver geven en 't hart gelouterd. Vrede! ook in 't Staatkundige leven. Maar niet een valsche Die vrede, die alleen zich neer legt bij de behartiging der ordi nantiën Gods. Vrede! heerlijk woord! Maar alleen hij kent de waarde, die den goeden strijd strijdt; het geloof behoudt en nooit versaagt om naar de Kribbe 't oog te ves tigen. Geve dat Kerstfeest aan ieder dien vrede, die alle verstand te boven gaat! V Oorlog. Terwijl we dit schrijven, zijn de berichten niet eensluidend. Heeft de Minister van Oorlog de portefeuille neergelegdzal hij ze neerleggen. Alweer moeilijkheden en oponthoud. Wanneer zal Oorlog nu toch eens een Departement worden, dat jaren lang één flink, kranig Minister heeft. Als er Ministers sneuvelen, 't is in Oorlog. Onder Liberale Kabinetten is er twist met Oorlog; onder Rechtsche Kabinetten moeite met Oorlog. En als er nu één Departement is, waar alleen door jarenlange vaste, eminente leiding iets goeds tot stand kan komen, dan is 't Oorlog. Alle Departementen mogen hun mannetjes verliezen; 'tis maar een persoonsverwisseling, hoewel die na tuurlijk met beginselen in 't aller nauwst verband kan staan. Maar bij Oorlog? 't Is een nationale zaak, geen partijzaak. En alle man van Rechts en Links moeten er den schouder onderzetten om die zaak tot heil van Volk en Vaderland in orde te krijgen. Telken jaar zijn er enorme klach ten dan over de organisatie, dan over 't kader, dan over den geest en de tucht, dan over de soldijen en pensioenen, dan over de uitgaven en de weinig daaraan beantwoordende goede uitkomsten. Oorlog is één klaaghuis. Kan nu toch niet eens een man opstaan die met veel gezond verstand en koel overleg rake dingen kan tot stand brengen We worden een aanfluiting bij 'i Buitenland, als dat zóó doorgaat, 't Volmaakte is in zoo'n groot gezin als 't Leger is. niet te verwachten. Maar als er maar eens een man opstond en jaren aanbleef. Dat was gewonnen t Sociale leven rustig? Een gewapende vrede, dat is tegen woordig 't Sociale leven. En Minister Regout (Waterstaat) heeft in een schitterende parlementaire redevoe ring glashelder aangetoondhij, die als werkgever uit Maastricht het zoo uit ervaring weten kan, hoe 't Socia lisme dit treurige wrocht, dat 't Sociale leven dag in dag uit onrustig maakt. Altijd stoken en opstoken tegen de patroons Aanhitsen maar het werkvolk I Ontevredenheid zaaien in eiken kring. En waarlijkdat behoeft men in onze dagen niet met opzet te doen. Er is toch al een geest van verzet, van verwerping van 't gezag van onder mijning der gestelde machten. Er is toch al een geest van onte vredenheid bij gevulde vleeschpotten en bij weelde en overvloed, dien men eertijds niet kende. 't Socialisme is er stelselmatig door zijn klassenstrijdleer en praktijk op uit, om te verwoesten. Nooit heelen, altijd wonden openscheuren. Nooit toenadering steeds verdieping der klove. Is er dan een klove tusschen werk gever en arbeider. Ze ia er. Wie ze niet ziet is blind. Er is een kapitaalsovermacht, die in bedwang gehouden wordt door een arbeidsmacht van organisatie en bon den en centrale bonden enz. Er wordt op 't sociaal terrein slag geleverd;hard tegen hard! De arbeiders pogen 't kapitaal te ontwapenen door werkstakingen en loonstrijden en boycot enz't Kapitaal tracht te overwinnen door uit sluiting en stopzetten der fabrieken Revolutie van weerszijden Ontbreken nog de kanonnen. Maar de gewapende troe pen ontbreken aireede niet. Er is een klove Maar die te dempen, is plicht. Wie daaraan meewerkt is een held. die zijn Vaderland voor de grootste ram pen b< hoedt. Want t is een ramp. de vreeselijkste die een Natie treffen kan, wanneer arbeid, handel industrie en scheep vaart als vijandige machten, patroon tegen knecht, ti gen elkaar optreden. os* ui'li IJ 14, Het boek over prof. Brummelkamp Iaat me nog niet los. 'k Heb nu ditmaal weer bepaald gelezen, wat daarin wordt medegedeeld over de landverhuizing der ^Afgescheidenen* naar Noord-Amerika, waarheen Brummelkamp bijna ook was gegaan en waarvoor hij in de jaren, dat ze op het drukst was, veel heeft gearbeid. 't Was tusschen de jaren '40 en '50. Twee sterke geestelijke stroomingen be- wogen het volk, die echter elkander in 't geheel niet raakten en nauwelijks op el kanders bestaan let'ten. Het liberalisme dong naar de macht. En de afscheiding breidde zich uit. Daar hebt ge de twee feiten. Het liberalisme was vol hoop. Het voelde zich toch verwant aan machtige partijen, in geheel Europa, die slechts een gunstige gelegenheid afvvacht'ten, om aan het oude régime een einde te maken, zoo 't moest met geweld. 't Liberalisme droomde van triomf. Het zag steeds meer de mannen van naam en geld en wetenschap onder zijn vanen zich vereenigen, 't Liberalisme was toen de »hoop der toekomst* Al wat ontevreden was met het oude stelselal wat frisch, nieuw leven zocht, wendde zich tot het jonge, opkomende, veelbelovende, idealen-rijke liberalisme. Daarnaast werkte de Afscheiding. 't Schuchter ontwakende Calvinisme. Zich nog in vele opzichten zijn hooge en heerlijke afkomst niet bewust, levend in velerlei twist en verdeeldheid, 'n Enkele keer niet vrij van geestdrijverij, 't Soms zoekend in vormen en .woorden, die de wereld wel moesten doen spotten. Maar toch, diep in haar wezen, den adeldom bezittende, die de geestelijke vaderen, vóór eeuwen, in den strijd voor de religie en het patria, toen gansch Europa bewonde rend tot hen opzag, zich verworven hadden. Toen en thans welk een verschil 1 De jaren 1840 en '50 of igooenTo! Eén frappant staaltje uit den rijken over vloed. De »oude schrijvers*, thans en reeds lang gretig gekocht, met goud soms betaald, gingen toen bij 't gewicht, voor spotprijs. Ze waren in den letterlijken zin alleen hun geld aan scheurpapier waard Nog altijd was in '45 en '46 de positie der Afgescheidenen allertreurigst. Was de ofüciêele vervolging al opgehouden, de stemming der opgezweepte massa was niet zoo ineens te veranderen en op menige plaats zagen ze zich als aller afschrapsel behandeld. Pariah's waren ze vaak in 't eigen vaderland. Daar kwam de schoolstrijd bij. Mochten ze nu al des Zondags in hun eigen kerksken opgaan onder de bediening des Woords 't werd hun, die ook op dit terrein voortrekkers waren, veelal niet gegund, uit eigen middelen een bizondere school op te richten. Met het tergend ant woord, dat de behoefte daaraan niet ge bleken was, konden ze genoegen nemen. Sommigen hielden dan ook hun kinderen thuis anderen lieten hen slechts ongeregeld schoolgaan. Ja, het vaderland behandelde hen in elk opzicht als stiefkinders. 't Werd openlijk in rijm en onrijm hun toegevoegd, wat een zegen het zijn zou voor 't vaderland, als deze leerjongens van den grooten domperridder eens konden worden geloosd. Zij toch braken de eenheid. Verstoorden de eensgezindheid. Pasten eigenlijk niet in een modernen, liberalen Staat der 19de eeuw. Was 't wonder, dat zij de oude ge dachte van Willem van Oranje weer op- vat'ten, om over zee een nieuw vaderland te gaan zoeken Eerst werd aan onze Oost gedacht. Doch dat werd afgebroken. En toen men van onze Regeering niet eens de zekerheid kreeg, dat daarginds onder Nederlandsche vlag volkomen vrijheid van godsdienst zou worden genoten, werd er van Indie en Java niet meer gerept, Amerika werd het land der toekomst. De predikanten Brummelkamp en Van Raalte schreven een brochure over »!and- verhuizing* waarin ze de grondslagen voor deze gereformeerde Kolonisatie uiteen zet ten en woorden spraken die thans nog een groote beteekenis zijn en zoo duidelijk doen zieu, dat die oude Afgescheidenen ook mannen waren van de daad en er niet aan dachten, om met een boekje in een hoekje weg te schuilen. Op de keerzijde van de brochure stond het woord des Heeren, dat hun tot pro gram was »Tot den mensch heeft God gezegd Wees vruchtbaar en vermenigvuldig en vervul de aarde.* En: In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten.* Al waren toen de gruwelen van het Nieuw-malthusianisme nog niet zoo bekend als thans, toch begrepen deze mannen waar 't heen moest met Gods gebod, ook door landverhuizing in eere werd gehouden. Merkwaardig is ook wat juiste kijk deze voortrekkers hadden op de sociale kwestie van hun tijd en den onzen. Nederland zeggen ze ronduit geef den arbeider geen loon naar werk. Hoe het kapitalisme door de zondige hartstochten der menschen tot een vloek worden kan, teekenen zij kernachtig in deze woordenWij overdrijven niet wanneer wij zeggen, dat der standen evenwicht met moedwil verbroken wordt dcor de uitmer geling van het burgervolk, dat niets vermag tegen het geweld der opeen-gestapelde kapitalen en de hebzucht veler grooter, waardoor het al te zeer verminderde loon nog niet op zijn tijd betaald wordt, het land verhuurd tegen een prijs waaronder de pachters gebukt gaan, en de ongelijk matige druk der belastingen, die de grooten verschoont en nering en hanteering onder drukt, den burgerstand doet uitkwijnen, Zit men hier niet middenin de kwestie Zoo waren er dan in hoofdzaak drie redenen de vervolging en achteruitzetting om den godsdienst't gemis van christelijk onderwijs en de sociale achteruitgang, die tot emigratie noopten. En ze gingen Tientallen, honderdtallen halve dorpen soms. Ze gingen de gevaren tegemoet, gevaren op de zee, gevaren in de groote stad, gevaren in de woestijn en de bosschen. Maar ze gingen met hun God. Als ze bij ds, Brummelkamp in de ruime pastorie te Arnhem afscheid namen van de broederen, dan werden psalmen als 9 1 121 en 123 gelezen en gezongen En aan 't eind knieiden allen neder tot een iaat.-t roerend gebed. Zoo gÏDgen ze dan over zeeMet hun God Een eenvoudige, vrome vrouw, schrijft b.v. over die zeereis, toen een woedende storm 't schip beukte't Was voor mij een zalige nacht, ik was in den hemel. Ik zong gedurig met mijn hartWe zullen als op Mozes' bc-ê, ofschoon uw pad loopt door de zee, geen golven over stroomen ik was hier evenzoo veilig als ooit op het land O dacht ik dit is ook het goed van mijn verzoenden Vader in Christus, en hef gedierte des velds dus ook die golven In de kracht des geloofs gingen ze. En 't liberalisme dat weldra zijn hoogtij vierde, wist niet welk een element van nationale werkkracht en veerkracht en ge loofskracht het mee door zijn drijven en vervolgen aan ons volk ontnomen had UITKIJK, De beoefenaar der bijenteelt de imker vindt in zijn bedrijf een rijke bron van poëzie, echter alleen hij, die tevens het leven der bijen bestudeert en aan de hand der studie de beredeneerde bijenteelt toe past. Geen wonder dan ook, dat de bijen teelt haar beoefenaars vindt in alle kringen en standen, en dat de beschaafde man en vrouw (want ook imkeressen zijn er reeds vele) zich aan haar geven niet in de eerste plaats om het honiggewin. al is dit een hoogst welkom iets maar 0111 het hooge geestelijk genot, dat zij biedt. Een auteur als Maurice Maeterlinck achtte het niet beneden zich het leven der bijen te bestudeeren en daarna te beschrij ven wie zijn beroemd boek (de Nederl. vert. »Het leven der Bijenis in iedere boekhandel verkrijgbaar) leest, moet van de bijen gaan houden en den lust bij zich voelen opkomen om met deze wondere diertjes nader kennis te maken. Willen wij eens een vluchtig kijkje gaan nemen in een bijenstaat Wij maken ons zoo klein als het bijtje zelf en dringen door tot in het donkere stadje. Wat zien we Muren van was, hooger dan de St.-Pieters-koepel, recht, evenwijdig aan elkaar. Elke muur, al is hij nog versch, geel, welriekend en onbesmet, bestaat uit cellen duizendvoud, waarin voedsel voor 't gansche volk. Hier merkt ge stuifmeel in schitterende kleu- renschakeering, daar honig, kristalhelder en geurig. In 't midden der stad, ver van een lachend zonnestraaltje, slaapt en ontwaakt de toekomst. Daar is 't broed tien duizend woningen, waarin eieren verblijven, vijftien duizend kamers door larven ingenomen, veertig duizend vertrekken, bewoond door witte nymphen (poppen). En in 't heiligste plekjen eenige groote gesloten paleizen, waarin prinsesjes den levensdag verbieden. Bezie eens zoo'n wasraam, en iedere cel afzonderlijk. Hoeveel hoeken telt ge er aan Zes, nietwaar 't is een zeshoek. Wellicht wil de bij iedere cel rondmaken, doch daar de cellen elkaar raken en de bijen geen ledige ruimte dulden, worden de wanden plat gebouwd, en er ontstaan alzoo zeshoekige cellen. Kijk eens naar dat middenraam Wat een menigte bijen

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 1