Zaterdag IT December 1910.
25ste Jaargang N°. 1616.
Antirevolutionair
Orgaan
voor «Ie Kuidhollandscbe en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
(-■
naaSSSSSSBBI
Oeaa Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag,
ifeosmesientsprijg p©r drie snaanden fr. p. p. met Zondagsblad 15 Cent.
zonder 50
Buitenland bij roornitbetaling met Zondagsblad f 1,50zonder f 4,50 per jaar,
Afzonderlijke MniBiaerB 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
UITGEVER
T. BOEKHOVEN.
SOMMELSDIJK.
felciooïn Intercoms. No. 2.
AdrerteBMÖB 10 cent per regsi en s/s maal. Reclames SO per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel @h 4/s maal.
QienstaanYrageK en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groot© letters ©n vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dio zij beslaan
Adverteiatiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
4ki8e sjgifefcm voor «S«* teesieisssil, ^«iverlesslië» oei ver«S«re /ïtslsninlstrafle franc® toe te »esi«lee aan «fcsi Uifsrovor
Ken oud vraagstuk.
De doodstraf! Het was te wachten,
dat in de Kamer al weer dat vraag
stuk aan de orde komen zou. Er gaan
weinig weken om of in de Pers wordt
er over gesproken. Nu eens naar aan
leiding van voorkomende gruwelstuk
ken in binnen- of buitenland; dan eens
door stelselmatige propaganda, die met
afschaffing van de verplichte vaccinatie
vaak saamgekoppeld wordt.
Moeten we in ons Land de doodstraf
weer invoeren? Sedert 1861 heeft in
ons Land geen executie meer plaats
gehad en in '1881 werd na een kort
debat het voorstel tot wederinvoering
vérworpen.
Zullen we nu weer tot invoering
moeten overgaan Links is er tegen,
en van Rechts is niet de geheele coa
litie er voor.
Het Yoorloopig Verslag over Hoofd
stuk 4 (Justitie) op blaz. 2 spreekt
van de doodstraf en zegt:
Eindelijk werden nogmaals de be
kende meeningen voor en tegen het
herstel der doodstraf uiteengezet.
Dit geschiedde naar aanleiding van
enkele zware misdrijven tegen het
leven uit den laatsten tijd, in hel
bijzonder van den bekenden moord
te Renkum. Sommige leden ver
klaarden den Staat nie alleen gerech
tigd, maar ook verplicht te achten
de doodstraf in de strafwetgeving
op te nemen. Vele anderen oordeel
den het recht van den Staat om
ernstige of gevaarlijke misdadigers
ter docd te brengen, onbetwistbaar,
maar hielden vol, dat de nood zake
lijkheid om daartoe over te gaan
wat toch op zich zeil een terug
gang zoude zijn op den weg der
cultuur niet aanwezig. Enkele
leden ontzegden den Staat het recht
met leveDsbeneming te straffen. Zij
waren van oordeel, dat de grond
waarop de Staat beweert over het
leven van een individu te mogen
beschikken, niet is een rechtsgrond,
maar een grond van utiliteit (nut
tigheid) De leden, die het eerstbe-
schreveu standpunt innamen/zouden
het op prijs stelien een principieële
uiteenzetting van 's Ministers gevoe
len ten aanzien van deze kwestie
te mogen ontvangen. Van andere
zijde werd opgemerkt, dat dit gevoe
len bekend is en wees men op het
geen de Minister, als lid der Kamer,
in de vergadering van 1 December
1909 heeft verklaard.
Ten slotte werd ten aanzien van
dit onderwerp door sommige leden
nog opgemerkt, dat de voorstanders
van het herstel der doodstraf niet
kunnen volstaan met een betoog van
't nut van zulk een stap, maar tege
lijkertijd de vraag hebben te beant
woorden, op welke wijze de executie
zal plaats hebben.
Tot dusverre is niet gebleken, dat
men bij de beschouwing dezer zaak
dit cardinale punt voldoende onder
de oogen heeft gezien
Andere leden meenden echter, dat
deze vraag eerst aan de orde behoeft
te komen, wanneer over de invoering
zelf is beslist.
Met deze uitgesproken woorden in
't Voorloopig Verslag was de doodstraf
kwestie ook in de Kamer weer aan
de orde.
Reeds had de Minister in de Mem.
van Antwoord op blz. 21 verklaard,
dat de wederinvoering der doodstraf
op dit oogenblik hem nog geenszins
noodzakelijk voorkomt.
En in de Kamer was 't mr. Van
Hamel, die den draad uit't Voorloopig
Verslag weer opnam en een lans brak
tegen de doodstraf. Ook hij zag, als
sommigen van Rechts, in de invoering-
der doodstraf een achteruitgang der
cultuur, der beschaving.
En hij meende, dat hot moeilijk uit
te maken zou zijn, of iemand »met
voorbedachten rade« een moord had
gepleegd. En immers alleen voorzulken
wilde Rechts de doodstraf.
Waar dan dat voorbedacht moei
lijk bewijsbaar zou zijn, verviel ook
de doodstraf.
De rede van mr. Van Hamel zal niet
overtuigd hebben, hen, die gelooven,
dat de Schrift de doodstraf van elke
Christelijke Overheid eischt. Zij draagt
het zwaard niet tevergeefs en haar
mag het recht verleend worden om
die straf toe te passen.
Dat zij die straf met allerlei waar
borgen omringen moet, is natuurlijk.
Maar in beginsel kan en mag de Over
heid het bloed wreken des geslagenen
door onthoofding, ophanging of welke
wijze van doodstralvolvoering men vol
gen wd.
Die vraag is niet 't »cardinale« punt
zooals men dat in 't Voorloopig Verslag
noemde.
Het cardinale, 'thoofdpunt is dit:
Wat zegt de Schrift in dezen. En dan
daarna komt de vraag: Moet dat be
ginsel nu reeds toegepast of kan men
nog wat wachten.
En dan allerlaatst komt de vra-ig:
hoe moet de moordenaar geëxecuteerd
worden.
Maar 't »cardinale« punt is: Wat
zegt de Schrift?
In Overheids hoede.
De hoogste belangen van den Staat
zijn aan de hoede der Overheid toe
vertrouwd. En 't is een nationale zelf
moord, als zij de hand boven 't hoofd
houdt dergenen, die de nieuwmalthu-
siaansche middelen aanbevelen, ver
knopen en in een woord, woeste pro
paganda maken voor dat stelsel.
De openbare moraliteit wordt door
de Overheid dan ook gelukkiglijk
behartigd in 't bekende ingediende
wetsontwerp tegen de uitstalling der
instrumenten, teekeningen enz. Maar
onzes onziens kan de Overheid nog
verder gaan dan in dat wetsontwerp.
Niet alleen, wat uitgestald is, kon ge
straft; maar de propaganda zelf ver
boden en de heele verkoop tegenge
werkt, maar ook een censuur op
advertentien, die zoo bedekteiijk het
nieuwmalthusianisme aanbevelen.
Uitstalling strafbaargoed
Maar dat men den koop zelf ver-
hindereEn juist, waar dat stelsel
een moord is op 't Volksbestaan, vindt
de Overheid daarin den rechtsgrond
om daadwerkelijk en krachtig op te
treden.
Ook de Pers kan hier veel ten
goede doen. En de medici niet min
der. Maar onder Overheids hoede is
het welzijn van den staat en dus zij
trede op met kracht.
Tarief,
Wie over een tarief spreekt, moet
twee zaken in 't oog houdenén den
fiscalen endenprotectischen kant. Een.
tarief kan zoo zwaar opgelegd worden,
dat het, adres aan 't Duitsche, volsla-
de protectie in top voert. Maar ons
Nederlandsche tarief, hoe zeer ook
beschermend, mag laag genoemd
worden.
En zulk een laag tarief als 't onze
kan zeer goed verhoogd worden,zon
der dat handel en scheepvaart enz.
daar ook maar eenige schade van
hebben, zonder dat do artikelen be-
teekenend in prijs worden verhoogd.
Een fiscaal tarief is er zulk een,
waarbij alle bescherming is uitgeslo
ten, omdat de belasting ligt op arti
kelen, die in ons eigen Land niet
verbouwd worden als thee, koffie,
suiker, indigo, tabak en allerlei spe
cerijen.
De inkomsten zijn uitsluitende winst
voor den Staat en geen enkeie tak
van inlandsche industrie heeft er voor
deel van.
Maar bij een protectisch tarief is 't
te doen én om winst voor de Rijkskas
en om vermeedering der productie
en nu kan door verhooging van ons
Tarief de fiscale kracht verhoogd
worden d. i. de inkomsten kuunen
versterkt en tevens de industriëele
kracht verrijkt.
En dat alles kan uitstekend samen
gaan, zonder dat men hemel en aarde
behoeft te bewegen tegen een nieuwe
Tariefwei.
Het is onloochenbaar dat verhoo
ging vau 't tariet de industrie versterkt.
En daar moet 't toch om te doen zijn.
En meer invoer der grondstoffen
tegenover minder bewerkte artikelen,
maakt een eventueel verlies goed voor
scheepvaart en bandel.
Terwijl een verminderde invoer
vau belastbare artikelen zijn equiva
lent vindt in vermeerdering van Delas-
tingopbrengst der nieuwe industrieën.
OflftKI llMilJM,
Bijna zeshonderd bladzijden
En dan geen schoolboekjes-formaat en
ook geen breede, witte lijsten om de blad
zijden, zcoals de moderne dichters het
plegen te doen meer wit, dan letters neen
hier schuüeu geen spillebeenen onder een
wijden flapbroek men krijg uwaars voor
z'n geld.
Maar toch óoo bladzijden
'b Heb het oog op een nieuw boekwerk,
nog maar 'n paar weken van de pers de
»Levensbe-chrijving« van wijlen prof. A.
Brummelkamp, ons bezorgd door zijn jong-
sten zoon, voorheen predikant, thans lid der
Tweede Kamer.
Hoe lief me prof. Br. geweest is en
hoe waard me dit boek is zoodra ik het
woog was mijn eerste gedachte't Is een
fout, om het zóó dik te maken. Dat schrikt
velen af. Allereerst om het te koopen
daarna om het te lezeD. Ook moeten peinsde
ik in een levensbeschrijving niet al te
veel bijzonderheden worden opgenomen de
schrijver moet zich wapenen tegen de ver
leiding om toch vooral volledig te zijn lang
niet alles is waard aan de vergetelheid te
worden ontruktde moeilijkste taak van den
biograaf is schiften en keuren
Ik heb het boek gelezen.
En al zijn niet al mijn bezwaren wegge
nomen, toch ben ik schrijver en uitgever
dankbaar voor wat ze boden.
Eigenlijk kwam er nog een bezwaar bij
maar dat tevens de andere goeddeels
ophief. De auteur geeft n.l. heel w&t meer,
dan de titel van zijn boek zou doen ver
moeden. Behalve de levensbeschrijving van
prof. Br. geeft hij ook een zeer te waar-
deeren bijdrage tot het godsdienstig en
kerkelijk leven uit den tijd, toen zijn vader
aan dat leven zulk een werkzaam aandeel
nam.
Daar ben ik hem dankbaar voor
En daarom, evenzeer als om de biografie
van een onzer meest beminlijke voortrekken,
hoop ik dat het boek veel lezers vinde.
Want het is nu eenmaal zoo, dat de ge
beurtenissen der lóe en 17e eeuw veel
beter door ons volk worden gekend, dan
die der negentiende. Voor de keDnis der
19e eeuw zijn nog haast geen bronnen,
Wat ons opkomend geslacht er van weet,
hoorde het in overlevering en elke poging
om in deze leemte te voorzien verdient
hartelijke toejuiching.
Zulk een boek is leerzaam
Natuurlijk gaan we in dit blad niet be
spreken het aandeel, dat prof. Br. heeft
gehad in de gebeurtenissen op kerkelijk
gebied. De kerkelijke bladen zullen met
nalaten daarop de aandacht te vestigen.
Maar buiten dien is er zoo veel te leeren
uit deze levensbeschrijving
Ons opkomend geslacht kan er om
iets te noemen uit leeren, wat groote
dingen God aan ons Christenvolk heeft
gedaan. Zeker het is nóg gehaat. De
ufijnen« mogen zich gelukkig nog niet ver
heugen in de vriendschap van de u-kinderen
der wereld«
Maar er is zulk een ommekeer.
Er wordt met ons gerekend.
We zijn niet meer de »muiderheid«, die
onderdrukt worden moet.
Ons werd genade gegeven èn eere.
Zelfs komen er,, die van terzijde insluipen
en met ons gerekend willen worden
ons des voordeels wille, 't Is nu zoo heel,
heel anders dan 50 en 60 jaar geleden,
toen men sprak van de unachtschooU, die
uafgetrapt« moest worden.
En toch is 't goed, die oude tijden en
toestanden te kennen
Als onze jongelieden hooren, hoe van
overheidswege 't huis van Ba Costa werd
bewaakt, om te zien, wie daar in en uit
gingen, wijl de man bezwaren had tegen
den ugeest der eeuw<s en dien staatsgevaarlijk
was dan glimlachen ze ongeloovig.
Laten ze 't boek van Brummelkamp
lezen
Als de jonge Brummelkamp aan de
Leidsche academie komt, vindt hij daar on
der de honderden studenten er vier, die
met hem de oude waarheid liefhebben,
't Was dus een club van vijf.
»Een klein, klein kringeijec. Aller af-
schrapsel,« zoo wordt het geteekend,
Hoe anders dan fhans De Vrije Uni
versiteit en de Theologische School te za-
men brengen 't al tot een 150 discipelen,
waarbij dan nog vele tientallen komen aan
de andere Hoogescholen, die de Calvi
nistische beginselen van harte zijn toegedaan.
Fan Kaalte zegt er van ulu den kring
van sommige eenvoudige vrome menschen
vonden wij vrienden en geestverwanten, maar
overigens waren wij geheel afgezonderd en
als paria's 't Was de uclub van Scholte«.
Zoolang Brummelkamp en zijn vrienden
nog aan de academie waren, was het slechts
smaad dien zij te verduren hadden, maar
niet zoodra kwamen ze, in de gemeenie, in
conflict met de ubesiuren of de vervolging
brak los.
Natuurlijk werden' ze afgezet.
Brummelkamp in Haüero.
Maar dat was 't ergste niet. Toen zij
gewillig zich aan dit vonn's onderwierpen
en nu buiten de Kerk, waar ze uitgezet
waren, Gods Woord predikten, werd hun
dit op allerlei wijze belet. Telkens kwam de
deurwaarder bij Brummelkamp aan huis
'n nederig woninkje, dat hij zich had ge-
kccht nieuwe vonnissen beteekenen
nieuwe boete, die hij zich op den hals had
gehaald door de verkondiging des Woords.
Tot tweemaal toe kreeg de prediker,
toch al zoo klein behuisd, tien soldaten
voor zijn rekening, om koat en ligging te
bezorgen.
De »Gescheidenen« waren compleet vo
gelvrij. Toen een hunner predikanten zijn
burgemeester om bescherming vroeg was
't antwoordMijnheer, de Koning be
schermt u niet, waarom zou ik het dan doen
Ja onze jongeren moeten dit boek lezen
Het is veel meer dan een ukerkelijk
boek® al wordt Br. er in de eerste plaats
als Vader der Scheiding geteekend.
Maar de wereld maakte weinig onder
scheid tusschen Hervormden en Geschei-
denen
Groen van Prinsterer mocht in de
Kerk gebleven-zijn en Brummelkamp er
uit zijn gegaan de fiolen van toorn, nijd,
boosheid en duiveische lasten werden over
beiden gelijkelijk uitgestort wat dat be
treft geen verschil
Wie dit boek leest en ziet, wat klein
hoopken die ugetrouwen^: waren, zoo in
als builen de Hervormde Keikj hoe zij
van alle kanten werden aangevallen hoe
letterlijk alles zich'tegen hen kamte; hoe
ze vaak onder hen hopeloos verdeeld
lagen wrijft zich de oogen uit, als
hij ziet, hoe heden ten dage de toestand
is en hij murmelt uHet is wonderlijk in
onze oogen
Zestig jaar geleden was de toestand zoo,
dat een groot plan van landvei huizing tot
uitvoering kwam, omdat men er eenvovdig
aan wanhoopte, zich nogeens als ukinderen
des huizes« behandelt te zien-
Een goede halve eeuw slechts.
En zie nu dien ommekeer.
uDit is van den Heere geschied.
Bij heeft ons ruimte gemaakt en onze
vijanden beschaamd.
Ons jongere geslacht moet deze dingen
weten. Boeken als de biografiën van Lede-
boer en Buddrynu weer van Brummel
kamp, zijn dan ook uitermate leerzaam.
Ik kan de lezing er van aan onze mannen
niet genoeg aanbevelen. Zoo leert men
onze historie verstaan ook de jongste.
UITKIJK!
jLaatiU en Tuinbouw.
Een Weide-bemestingsproef.
Onder het opschrift: „Hoe werkt een
verhoogde kali-bemesting op onze weiden
verscheen onlangs een artikel in de Bauern-
freund (Zurich), naar aanleiding van een
door Prof. dr. Driist op Gut Bich Würen-
los in Aargau uitgevoerde practisch weten
schappelijke weide-bemestingsproef met
stijgende kaligiften.
Het proefland, gelegen op middelsoort-
zwaren leemgrond, was in 7 perceelen van
2 Are verdeeld en had bovendien 7 con-
tröle-perceelen. Perceel 1 bleef onbemest
2 ontving alleen slakkenmeel800 K.G.
per HA,, de perceel 87 kregen, behalve
de genoemde hoeveelheid slak, respectie
velijk per Hectare 400, 600, 800, 1000, en
1200 K.G. kainiet.
Aldus werd bemest gedurende twee jaren
1906 en 1907. Wegens de vochtige weer
gesteldheid waren over 't algemeen in '07
de opbrengsten beter dan in '06 en kwa
men natuurlijk ook de kunstmeststoffen
beter tot haar recht. Wij zullen niet alle
oogstcijfers vermelden, maar slechts de
conclusie, waartoe de proefnemer kwam,
n.l. dezedat doorgaans aan een stijgen
der kainietgiften een vermeerdering der
opbrengst gepaard ging; dat die vermeer
dering echter geringer werd tussclien 1000
en 1200 K.G. en bij deze proef dus de
maximumgrens voor de kalibemesting met
1000 K.G. schijnt bereikt te zijn.
Belangrijk was ook de voortzetting dei-
proef in 1908. Toen werd op alle percee
len een gelijke, slechts middelmatige stal-
bemesting gegeven, ten einde de nawerking
der verschillende kaligiften na te gaan. In
dit jaar waren de bruto-opbrengsten, welke
wederom met de liooger'e kaligiften der
vorige jaren vermeerderden, ronduit schit
terend. De uitslag was zeer interessant en
moet blijkbaar naast de bacteriologisch en
physikalische werking van den stalmest,